Marcus & Marbod: 325 AD

Marcus en Marbod spelen meestal ergens tussen 70 en 150 na Chr., maar dit keer maken ze een uitstapje naar een latere periode. Of zouden dit hun nakomelingen zijn?M&M 9b revamp

Door Gilivs

De Fabische Oorlog (483-476 v. Chr.)

oorlogIn 483 v. Chr. brak er opnieuw oorlog uit met Veii. Deze stad, die slechts op een kilometer of 18 ten noorden van Rome lag, was ontstaan in de 9e of 8e eeuw v. Chr. en gold op den duur als het centrum van de Etruskische cultuur met 100.000 inwoners. Veii was volgens Livius en andere Romeinse historici al vaker in conflict met Rome geweest: koning Romulus versloeg de Veientes al, evenals koning Tullus Hostilius. Veii streed later ook voor de zaak van de verbannen koning Tarquinius Superbus, waarbij Rome het even flink benauwd had gekregen. Geen wonder, want Veii was de rijkste en machtigste stad van de Etruskische Bond.

Het vroege Rome, omringd door stammen als de Latijnen, Sabijnen, Etrusken en Aequi. Veii ligt tamelijk dichtbij en was een geducht rivaal.
Het vroege Rome, omringd door stammen als de Latijnen, Sabijnen, Etrusken en Aequi. Veii ligt tamelijk dichtbij en was een geducht rivaal.

Toen de oorlog in 483 v. Chr. uitbrak, concentreerden de Romeinen zich er in eerste instantie nauwelijks op. Volgens Livius kwam dit omdat Rome inmiddels flink in kracht gegroeid was en dus erg zelfverzekerd was, maar ook omdat er ondertussen interne problemen waren die eigenlijk belangrijker werden gevonden. De Romeinse standenstrijd was namelijk nog verre van bekoeld. In 485 v. Chr. had consul Quintus Fabius Vibulanus namelijk de woede van het plebs opgewekt door zijn oorlogsbuit niet te schenken aan het Aerarium, de schatkist, maar aan het publicum, een soortgelijk instituut dat (om niet geheel duidelijke redenen) erg impopulair was bij het gewone volk. De verkiezing van Quintus’ broer Caeso voor het consulaat in 484 v. Chr. had de gemoederen nog verder opgestookt. Toen Caeso in 481 v. Chr. opnieuw consul werd en de Aequi bevocht, weigerde zijn leger dan ook om de vijand te achtervolgen. Deze spanningen maakten de kans op een overwinning er niet zekerder op.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd. Toch zagen de officieren er fraai uit.

Toen de Veientes het jaar daarop het Romeinse grondgebied binnenvielen en het platteland plunderden, moesten de Romeinen echter wel in actie komen. Mogelijk had men toch wat te lang gewacht: in 481 v. Chr. begon het erop te lijken dat Rome belegerd zou gaan worden! De Romeinen reageerden door een nieuwe consul te benoemen, namelijk Spurius Furius Medullinus. Hij kreeg de taak om de Veiische agressie te bestrijden. Toch vielen er volgens Livius weinig noemenswaardige incidenten in dat jaar. Het jaar daarop, in 480 v. Chr., ging het echter flink mis! De volkstribunen probeerden voor de zoveelste maal hun bevoegdheden uitgebreid te krijgen en werden hierin opnieuw door de Senaat gedwarsboomd. Dit gaf enorme interne spanningen en chaos, waarop de Veientes weer flink werden en met steun van Etruskische bondgenoten te velde trokken om de Romeinse legermacht voor eens en altijd te breken. In de tussentijd waren er twee nieuwe consuls verkozen: Marcus Fabius Vibulanus en Gnaeus Manlius Cincinnatus. Beide heren waren bekwame commandanten, maar wisten ook dat hun legioenen de afgelopen paar jaar slechte discipline hadden getoond. Het gevecht werd dan ook zo lang mogelijk uitgesteld, maar door herhaaldelijke Veiische provocaties was dit natuurlijk niet eeuwig vol te houden. Fabius selecteerde hierop de soldaten die het meest stonden te popelen om Veii te bevechten en liet hen zweren om als overwinnaars terug te keren. Een centurio genaamd Marcus Flavoleius zwoer luidkeels op de woede van Jupiter en Mars Gradivus, waarna de anderen zijn voorbeeld volgden.

Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.
Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.

Zo troffen de Romeinse en Etruskische legers elkaar en begonnen een vurige slag. Quintus Fabius sneuvelde in de slag, wat de strijdlust van de Romeinse troepen alleen maar versterkte. Dit kwam ook omdat Marcus Fabius en zijn andere broer, Caeso, over het lichaam van hun gevallen broer heen sprongen en de troepen bleven aansporen. De andere vleugel van het leger werd ondertussen geleid door Manlius, die gedwongen werd om zichzelf van het veld te verwijderen nadat hij ernstig gewond raakte. Dit gaf het moreel van zijn mannen een gevoelige klap, waarop er chaos en paniek dreigde te ontstaan en het legioen van Manlius dus werd teruggedreven. Maar Fabius haastte zich met spoed naar de soldaten toe. Hij spoorde hen aan en verzekerde hen ervan dat hun consul niet dood was.  Manlius slaagde erin zich alsnog aan zijn troepen te tonen en hen zo te kalmeren.

De eenvoudige soldaat uit de Fabische oorlog droeg geen pluimen of versieringen, maar een simpel licht pantser en een gemakkelijke helm.
De eenvoudige soldaat uit de Fabische oorlog droeg geen pluimen of versieringen, maar een simpel licht pantser en een gemakkelijke helm.

De slag nam een hele andere wending toen het Romeinse leger een adempauze hield. De Etrusken maakten hier handig gebruik van door het kamp van de Romeinen aan te vallen. De achtergebleven reservetroepen waren geen partij, zodat de vijand het kamp wist in te nemen. Vanzelfsprekend duurde het niet lang voor de consuls van de aanval hoorden. Manlius kwam in actie en liet zijn manschappen alle uitgangen van het kamp blokkeren, zodat de Etrusken ingesloten werden. De Etrusken waren echter niet voor één gat te vangen en concentreerden hun uitbraak op de plek waar Manlius zich gepositioneerd had. De consul sneuvelde, tot grote wanhoop van zijn soldaten. Eén van zijn officieren greep echter op slimme wijze in: hij liet het lichaam van de gevallen Manlius verwijderen en de weg vrijmaken voor de Etrusken, zodat deze met zo min mogelijk verder bloedvergieten uit het kamp konden breken. Terwijl het Etruskische leger wegvluchtte stuitte het echter op het legioen van Marcus Fabius, die de vijand in de pan hakte. De Senaat bood Fabius een triomftocht aan. Hij weigerde echter: het verlies van zowel zijn broer als zijn collega woog hem daarvoor te zwaar. Hij hield een toespraak toen Quintus en Manlius ter aarde besteld werden. De gewonde manschappen werden voor verzorging ondergebracht in de patricische huizen, waar immers genoeg ruimte en middelen waren. Een slimme zet, waardoor de Fabii sterk aan populariteit onder de plebejers wonnen.

Veii moet een indrukwekkende stad zijn geweest, maar vandaag de dag is het enkel nog een ruïne.
Veii moet een indrukwekkende stad zijn geweest, maar vandaag de dag is het enkel nog een ruïne.

De oorlog was hiermee nog niet ten einde. In 479 v. Chr. werd Caeso Fabius opnieuw consul, samen met Titus Verginius Tricostus Rutilus. Terwijl de oorlog met Veii nog aan de gang was, werd het Romeinse platteland vanuit het noordoosten belaagd door de Aequi. De strijdkrachten moesten dus verdeeld worden en terwijl Fabius zich op de Aequi richtte, kreeg Verginius de taak om de Veientes te bevechten. Verginius bleek echter overmoedig: hij rukte veel te haastig op en drong te ver in het vijandelijk gebied door, zodat de Etrusken achterlangs konden om zijn leger in de rug aan te vallen. Caeso moest, nadat hij de Aequi verslagen had, een race tegen de klok houden om zijn collega te komen ontzetten. Dat lukte hem uiteindelijk. De campagne van Verginius was hiermee echter een fiasco geworden en het einde van de oorlog leek nog lang niet nabij.

De confrontatie bij Cremera had ernstige gevolgen voor het Fabische Huis.
De confrontatie bij Cremera had ernstige gevolgen voor het Fabische Huis. (De naam Fabius duidt op de faba, oftewel boon.)

Caeso, Marcus en de andere leden van het Fabische Huis begrepen dat er meer nodig was om Senaat en volk achter hen te krijgen. De Fabii hadden nu eenmaal te vaak de macht van de volkstribunen beknot. Caeso’s voorstel voor een nieuwe agrarische wet, eerder dat jaar, was een goede poging om de verhouding met de plebejers te lijmen, maar was door de Senaat geblokkeerd. Nu besloot de familie een grote gok te nemen en stelde aan de Senaat voor om alle lasten en verantwoordelijkheden voor de oorlog op zich te nemen, wat de naam ervan verklaart: Fabische oorlog. De Senaat ging uiteindelijk akkoord en heel Rome roemde de namen van het Fabische Huis. De Fabii verzamelden al hun volwassen mannen, volgens Livius wel 306! Zo trokken ze naar het vijandelijk grondgebied. Bij Cremera werd, op provocerende wijze, een kamp opgezet. De aanvallen vanuit Veii konden van hieruit beperkt worden. Het was een kwestie van tijd voordat Veii met een grote aanval zou reageren. Dat gebeurde tenslotte in 478 v. Chr. Maar de Fabii stonden niet alleen: een leger, geleid door de consul Lucius Aemilius Mamercus (de vroegere mede-consul van Caeso) kwam te hulp. De Veientes zagen zich gedwongen tot onderhandelingen en vroegen om een wapenstilstand. Die werd echter in het volgende jaar alweer verbroken.

De cunium of wig-formatie (hier uitgevoerd door Legio II Augusta, die Vroeg-keizerlijke soldaten voorstellen) is zo effectief voor het doorbreken van vijandelijke linies, dat zelfs de moderne ME hem nog toepast.
De cunium of wig-formatie (hier uitgevoerd door Legio II Augusta, die Vroeg-keizerlijke soldaten voorstellen) is zo effectief voor het doorbreken van vijandelijke linies, dat zelfs de moderne ME hem nog toepast.

De nieuwe Veiische aanvallen werden elke keer met succes afgeslagen door de Fabii, die uiteindelijk de smaak te pakken kregen en het Veiische grondgebied binnenvielen. Dat bleek een valstrik. Toen de Romeinen hun fort hadden verlaten werden ze plotseling omsingeld door een groot Etruskisch leger. Maar de strijd was nog niet verloren: met behulp van de wig-formatie braken de Fabii door de Etruskische gelederen en konden zo een heuvel bereiken. Van daaruit konden zij de vijand tegenhouden… tot zij in de rug werden aangevallen. Alle mannelijke Fabii kwamen om in de slag bij Cremera. De enige uitzondering was Marcus’ zoon, Quintus, die te jong was geweest om aan de oorlog deel te nemen. Hij zou jaren later nog consul worden. De Veientes rukten op naar Rome, versloegen het consulaire leger en bezetten de Janiculum. Pas het jaar daarna werden zij verslagen en verdreven.

Cassius Viscellinus: anti-held van het plebs (485 v. Chr.)

tarpeian-rock-romeOok na de Secessio Plebis waren de spanningen tussen patriciërs en plebejers nog lang niet van de lucht in de jonge Romeinse Republiek. Een voornaam Romeins staatsman die de positie der plebejers trachtte te bevorderen was Spurius Cassius Vecellinus. Maar zijn geschiedenis bewijst dat je in een dergelijke strijd ook je hand kunt overspelen.

Wanneer Vecellinus (of Viscellinus) geboren is, is onbekend, maar volgens sommige versies van het verhaal zou dit rond 540 of 535 v. Chr. geweest kunnen zijn. Zijn vader en grootvader hadden dezelfde voornaam en Vecellinus zou ook drie zoons hebben nagelaten. De Cassii Vecellini zouden patriciërs zijn geweest, al waren latere leden van het huis allen plebejers, wat de vraag opwerpt of Vecellinus’ zoons wellicht uit het patriciaat verstoten werden of het vrijwillig afzwoeren. Uit onderstaande geschiedenis worden beide mogelijkheden erg begrijpelijk.

Rome lag aan de noordkant van het Latijnse stamgebied. Ten zuidoosten daarvan woonden de Volsci.
Het vroege Rome werd omringd door Sabijnen, Latijnen, Hernici en Volsci, met welke Vecellinus het allemaal aan de stok kreeg.

Vecellinus kwam uit een voorname familie en slaagde erin om carrière te maken in de Republiek. In 502 v. Chr. werd hij voor het eerst consul en kreeg de taak om de oorlog tegen de Sabijnen te leiden. Hij bracht hen bij Cures een grote nederlaag toe, waarop het vredesverdrag Rome veel land opleverde en Vecellinus een triomftocht kreeg. Toen in 501 v. Chr. er voor het eerst een dictator benoemd werd in de persoon van Titus Lartius Flavus, maakte deze Vecellinus tot zijn onderbevelhebber. Vecellinus werd opnieuw consul in 493 v. Chr., tijdens de Secessio Plebis. Om Rome veilig te stellen in dit tumult bekrachtigde Vecellinus dan ook een verdrag met de Latijnen. Dat was opvallend, want in de eerdere oorlogen met de Latijnen was hij een fel voorstander van meedogenloze afstraffing van de verslagen vijand. Het verdrag heette dan ook de Foedus Cassianum, naar de familienaam van Vecellinus. In 486 v. Chr. werd Vecellinus voor de derde keer consul en opnieuw marcheerde hij de oorlog in, ditmaal tegen de Volsci en de Hernici. Toen de stammen om vrede vroegen, wist hij op slinkse wijze een bondgenootschap tussen Rome en de Hernici tot stand te krijgen. De Hernici stonden volgens Livius twee derde van hun land af, al is dit zo gul dat het misschien waarschijnlijker is dat de Volsci, Hernici en Romeinen hun veroverde land eerlijk in drieën verdeelden. Het verdrag zou een eeuw stand houden en leverde Vecellinus een tweede triomf op.

Cassius Vecellinus wilde met zijn wet de ontplooiing van de patriciërs enigszins beperken ten gunste van de plebejers. Dat kwam hem duur te staan.
Cassius Vecellinus wilde met zijn wet de ontplooiing van de patriciërs enigszins beperken ten gunste van de plebejers. Dat kwam hem duur te staan.

Na zijn triomf stelde Vecellinus de eerste agrarische wet op. Het verworven gebied moest volgens deze lex Cassia agraria worden verdeeld onder de plebejers en Latijnse bondgenoten. Hierbij zou duidelijk worden afgebakend hoeveel van de ager publicus, de staatsgrond, maximaal door patriciërs in bezit genomen mocht worden. Voor veel patriciërs voelde deze wet natuurlijk als een ernstige beperking van hun mogelijkheden, zodat de wet op fel verzet stuitte. Ook Vecellinus’ mede-consul Verginius zag de wet niet zitten. Naarmate de tijd verstreek keerde echter ook het plebs zich steeds meer tegen de wet.

De executie van Spurrius Cassius Vecellinus, uitgebeeld door Domenico Beccafumi, op een fresco in Palazzo Pubblico in Siena. De schilder had duidelijk geen idee van de executiemethode.
De executie van Spurrius Cassius Vecellinus, uitgebeeld door Domenico Beccafumi, op een fresco in Palazzo Pubblico in Siena. De schilder had duidelijk geen idee van de executiemethode.

Toen Vecellinus’ ambtstermijn in 485 afliep werd hij onmiddellijk voor het gerecht gedaagd en veroordeeld. Hij werd ervan beschuldigd dat hij van plan was om uiteindelijk koninklijke macht te verwerven. De precieze manier van berechting was volgens Livius niet duidelijk, maar het is mogelijk dat het om een publiek proces ging, op last van de quaestoren. Het volk zou Vecellinus in deze versie zelf veroordeeld hebben wegens hoogverraad, waarna zijn huis ook gesloopt zou zijn. Livius wijst echter ook op een andere versie, waarbij Vecellinus achter gesloten deuren werd berecht door zijn eigen vader, wat een afhankelijkheid van de patriarch impliceert die onwaarschijnlijk lijkt voor zo’n succesvolle staatsman. In elk geval werd Vecellinus schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Zijn poging om een maatregel ten bate van het gewone volk in te voeren had uiteindelijk het hele volk tegen hem in het harnas gejaagd. Het Romeinse volk was niet klaar voor een staat die zulke strakke beperkingen aan het grondbezit oplegde: de herinnering aan Tarquinius Superbus was blijkbaar nog te vers.

tarpeïsche rots
De Tarpeïsche Rots in Rome diende tijdens de Romeinse Republiek om verraders, moordenaars en meineedplegers vanaf te werpen.

Vecellinus werd ter dood veroordeeld en van de Tarpeïsche Rots geworpen. Zijn huis werd afgebroken en zijn vader droeg zijn bezit op aan de godin Ceres door er een godenbeeld van te maken met de naam van de familie Cassius erop als onderschrift. Er zouden ook stemmen zijn opgegaan om de zoons van Vecellinus te executeren, maar zij bleven gespaard, al lijkt het er dus wel op dat hun nakomelingen op een of andere manier niet meer onder de patriciërs vielen. Een maatregel om de macht van het patriciaat te beperken was als tiranniek bestempeld en daarmee veroordeeld door het hele volk. Toch moeten sommigen later de fout van de executie zijn gaan inzien. Dionysius van Halicarnassus vermeldt dat op de plaats van Vecellinus’ huis later een bronzen standbeeld van hem werd geplaatst. In 159 v. Chr. werd het standbeeld echter omgesmolten op last van de censoren. Romeins historicus Cassius Dio wist het in elk geval zeker: volgens hem was Vecellinus allesbehalve een verrader.

De secessio plebis: het Romeinse volk protesteert! (494 v. Chr.)

Secessio_plebisDat de Romeinen in 510 v. Chr. hun tirannieke laatste koning de deur wezen, wilde niet zeggen dat de hierna ontstane republiek één en al gelijkheid en democratie was. Om te beginnen was stemrecht alleen voorbehouden aan staatsburgers. Immigranten konden moeilijk staatsburger worden en vrouwen helemaal niet. Maar ook tussen de Romeinse staatsburgers was allerminst sprake van gelijke rechten. De belangrijkste tweedeling in deze tijd was die van de plebejers en patriciërs, wat een ernstige standenstrijd opleverde.

Romeinse senatoren waren te herkennen aan de puperen zoom op hun toga. In eerste instantie was dit ambt alleen aan patriciërs voorbehouden.
Romeinse senatoren waren te herkennen aan de puperen zoom op hun toga. In eerste instantie was dit ambt alleen aan patriciërs voorbehouden.

De plebejers waren het gewone volk (plebs) en bestonden voor het overgrote deel uit boeren en ambachtslieden. Deze burgers waren van lagere status dan de patriciërs, de oude Romeinse adel, ofschoon zij niet per se arm waren. Toch waren zij in eerste instantie niet vertegenwoordigd in de Senaat. Dit recht was oorspronkelijk alleen voorbehouden aan de hoofden van patricische families. Hoe ongelijk de vermogens van beide groepen waren blijkt wel uit de verdeling van de landbouwgrond. Ongeveer de helft ervan was in handen van kleine boeren, die 60% van de bevolking vormden, terwijl de andere helft in handen was van de grootgrondbezitters, die slechts 5% van de bevolking vormden. De landloze bevolking bestond uit ambachtslieden en ongeschoolde arbeiders. Slaven (die sowieso nooit staatsburgerschap hadden) waren destijds nog een erg kleine groep. Een patriciër had vaak een paar slaven en wat landarbeiders ter beschikking om zijn grond te bewerken. Dit gold vooral voor het stuk dat hij nodig had om zichzelf en zijn familie en huishouden van voedsel te kunnen voorzien. De rest werd verpacht aan de kleine boeren, die immers zelf maar weinig grond bezaten.

Clientes bezochten hun patronus 's morgens vaak uit beleefdheid. Dit heette een salutatio en was een ideale gelegenheid om verzoeken in te dienen.
Clientes bezochten hun patronus ’s morgens vaak uit beleefdheid. Dit heette een salutatio en was een ideale gelegenheid om verzoeken in te dienen.

De oplettende lezer heeft wellicht al gezien dat in het woord patriciër het woord pater (vader) verwerkt zit. Dit heeft te maken met de sterke familiestructuur van de Romeinse maatschappij en het feit dat een patriciër als “vader” kon dienen van minderbedeelde beschermelingen. Een Romeinse familia werd geleid door een pater familias, die door zijn patria potestas (vaderlijke macht) gezag uitoefende over zijn echtgenote, kinderen en kleinzoons via zijn zoons. Slaven van de familie vielen ook onder zijn gezag. Familiae met gemeenschappelijke voorouders vormden dan weer een gens, een geslacht. Romeinen van lager vermogen waren door hun gebrek aan middelen vaak afhankelijk van de betere klasse. De rijkere Romein trad dan op als patronus van zijn clientes. Die cliënt kreeg derhalve juridische of financiële steun van de familia in kwestie, terwijl de patronus op zijn beurt politieke steun van zijn cliënten had. Tijdens de volksvergaderingen stemden de cliënten vaak op hun patronus of de door hem verkozen kandidaat. En in de eerste jaren van de Romeinse republiek waren de patroni vrijwel altijd patriciërs.

Romeinse soldaten uit de 5e eeuw v. Chr. Omdat veel plebejers zich geen wapenrusting konden veroorloven gold er alleen dienstplicht voor al wie dit wel kon.
Romeinse soldaten uit de 5e eeuw v. Chr. Omdat veel plebejers zich geen wapenrusting konden veroorloven gold er alleen dienstplicht voor al wie dit wel kon.

Het moge dus duidelijk zijn dat de patriciërs in eerste instantie eigenlijk alle macht in handen hadden. Ze konden doen wat zij wilden en de plebejers hadden geen enkele vorm van passief kiesrecht. Dit maakte de plebejers op den duur steeds ontevredener. Maar de patriciërs zaten er natuurlijk niet op te wachten om hun bevoorrechte positie op te geven. Het strenge beleid van Appius Claudius Sabinus Inregillensis speelde een rol in de eerste escalatie van dit conflict. Appius Claudius was Sabijn van oorsprong en de legendarische stichter van de gens Claudia. Hij zou naar Rome zijn getrokken omdat hij tot een minderheid behoorde die vrede met de Romeinen wenste, waarna hij in de stad was opgenomen in het patriciaat. Negen jaar later, in 495 v. Chr., was hij consul geworden. Datzelfde jaar kwam het nieuws dat Tarquinius Superbus, de afgezette koning, in ballingschap was overleden. Rome haalde opgelucht adem en men kon zich definitief op andere zaken gaan richten.

Romeinse expansie in Italië. Zoals te zien op de kaart reikte het Romeinse machtsgebied begin 5e eeuw v. Chr. nog niet veel verder dan de omgeving van Rome.
Romeinse expansie in Italië. Zoals te zien op de kaart reikte het Romeinse machtsgebied begin 5e eeuw v. Chr. nog niet veel verder dan de omgeving van Rome.

Helaas geeft het wegvallen van een gemeenschappelijke vijand vaak onderlinge geschillen de kans om te groeien. Claudius’ hardvochtige omgang met schuldenaars, die vaak gedwongen werden om in de facto slavernij voor hun schuldeiser te gaan werken. In 494 v. Chr. (een legendarisch jaartal) zouden de plebejers hierom in verzet zijn gegaan tegen het oneerlijke systeem, door massaal te protesteren op het forum. Een oorlog met de Latijnen bracht even verlossing, maar zodra deze ten einde was liet Appius Claudius alle impopulaire maatregelen herinvoeren. Hierop begonnen de plebejers een soort van staking, waarbij zij weigerden te stemmen en zo het politieke systeem dwarsboomden. In reactie werd er een dictator aangesteld, ofschoon men gelukkig de meer gematigde Manius Valerius Maximus (de broer van oud-consul Valerius Publicola) over Appius Claudius verkoos. Opnieuw bracht een extern conflict afleiding, maar bij terugkeer gaf dictator Valerius de Senaat opdracht om de kwestie op te lossen. Toen de Senaat weigerde sprak hij hen streng toe en trad af, tot groot applaus van het volk.

Patriciërs en plebejers
Dat de plebejers Rome massaal verlieten betekende uiteraard een grote bedreiging voor het voortbestaan van de stad.

De gemoederen waren zo hoog opgelopen dat, toen er een nieuwe oproep voor oorlog dreigde, de plebejers zelfs overwogen de consuls te vermoorden om hun eed aan hen niet te hoeven nakomen. Men besefte echter dat dat juist ten nadele van de zaak zou werken. Toen kwam Lucius Sicinius Vellutus op een idee: het volk zou Rome gewoon moeten verlaten en naar de Mons sacer (Heilige Berg), zo’n drie mijl buiten de stad, moeten trekken. Zo gezegd, zo gedaan. De plebejers verlieten Rome massaal en sloegen op de heuvel hun kamp op, versterkt met greppels en wallen. De eerste Secessio Plebis was een feit! De achtergebleven patriciërs en plebejers verkeerden in doodsangst over wat er nu zou gaan gebeuren? Zou de Senaat de overgebleven plebejers knechten? Zouden de achtergebleven plebejers in opstand komen? En wat zouden de vluchtelingen doen? Ex-consul Menenius ging als afgevaardigde naar het kamp op de Heilige Berg. Men kwam overeen dat de plebejers meer rechten zouden krijgen en dat er een ambt gecreëerd zou worden dat deze rechten zou waarborgen: de volkstribuun. Deze zou vetorecht uitoefenen zodat hij elke wet die de rechten van de plebejers bedreigde kon verhinderen.

Gaius Gracchus spreekt het volk toe. Hij en zijn broer Tiberius zijn zonder twijfel de beroemdste Romeinse volkstribunen.
Dankzij de Secessio Plebis deed de Volkstribuun zijn intrede in Rome.

De Secessio Plebis was niet zonder consequenties. Veel landbouwwerk was blijven liggen, zodat in 492 v. Chr. er een ernstig voedseltekort in Rome ontstond. Import uit Etrurië redde Rome van een ernstige hongersnood. Het jaar daarop moest er nog veel meer graan uit Sicilië worden gehaald. Toch was het de eerste stap in de emancipatie van de plebejers. Die zou zich voortzetten tot de scheiding tussen plebs en patriciaat alleen nog in naam bestond.