Het water in goede banen: Romeinse infrastructuur en het water

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!

Gegroet, barbaarse vrienden en vriendinnen! Het is me de maand wel weer geweest. Op 12 en 13 maart dat spannende gladiatorenfestival in Atuatuca Tungrorum (Tongeren) waar het wemelde van de Romeinen, Kelten en Germanen, terwijl ik mij ondertussen ook nog bezig moest houden met weer een nieuw onderzoekje over de Romeinen en het water. Want uiteraard weten jullie dat het thema van de Romeinenweek bekend gemaakt is!

Drusus kon het strategisch gelegen Flevomeer goed gebruiken, maar moest er wel naartoe kunnen varen.
Drusus kon het strategisch gelegen Flevomeer goed gebruiken, maar moest er wel naartoe kunnen varen.

Het water is een belangrijk deel van de Romeinse infrastructuur – de eerste die Nederland misschien wel gekend heeft. Zoals je misschien nog weet heb ik eerder verteld over de Romeinse vrachtschepen. En aangezien vervoer over water sneller en goedkoper was dan over land, waren de rivieren dus dankbare handelswegen. Van de andere kant heeft het ook zijn nadelen. Om te beginnen is stroomafwaarts reizen makkelijker dan stroomopwaarts, maar bovendien ben je afhankelijk van hoe de waterwegen lopen. Tenzij je natuurlijk zelf een nieuwe waterweg aanlegt! De eerste keer dat de Romeinen dat trucje hier toepasten was waarschijnlijk rond het jaar 12 v. Chr. In die tijd was het bevel hier in handen van Drusus, de stiefzoon van keizer Augustus. Hij had opdracht om de Romeinse macht achter de Rijn uit te breiden. Hiervoor was een verkenning van de noordkust erg verstandig, maar als het even kon vermeden de Romeinen de Noordzee zo lang mogelijk. Die was nu eenmaal veel grilliger dan ze gewend waren, door het grote verschil in eb en vloed, wat in de Middellandse Zee veel minder was. Bovendien vormde het grote meer in het noorden, het Flevomeer (drie keer raden wat er naar dat meer vernoemd is) een goede uitvalsbasis voor de vloot.

Misschien was er niet één Drususgracht, maar meerdere...
Misschien was er niet één Drususgracht, maar meerdere…

Het plan was dus om de Rijnvloot via het Flevomeer naar de Waddenzee te sturen. Om dit voor elkaar te krijgen liet Drusus een kanaal aanleggen, dat de Fossa Drusiana of Drususgracht wordt genoemd. Het was zwaar werk voor de soldaten: niet alleen moest er een waterloop worden aangelegd, maar er moesten ook kades en dijken langs de rand worden opgeworpen, zodat het land niet zou overstromen. Waar de Drususgracht precies lag weten we helaas niet meer. Misschien was het een kanaal tussen de Rijn en het meer, maar het kan ook tussen het Flevomeer en de zee gelegen hebben. Het zou zelfs kunnen dat Drusus meerdere kanalen liet aanleggen. Lang hebben mensen gedacht dat de IJssel zou zijn ontstaan doordat de rivier een overblijfsel van het kanaal zou zijn, of in elk geval de verbinding ervan met de Rijn. Dat is niet zo: de IJssel is op natuurlijke wijze ontstaan. Misschien werd de Drususgracht in het Vechtgebied aangelegd? Er bestaat een kans dat we er nooit meer achter zullen komen.

Bij Herwen splitst de Waal zich af van de Rijn. Lag daar wellicht de Drususdam?
Bij Herwen splitst de Waal zich af van de Rijn. Lag daar wellicht de Drususdam?

Zekerder zijn we van de locatie van de Drususdam: een waterkering die Drusus bij de splitsing van de Rijn en Waal liet aanleggen. Om de Rijn beter bevaarbaar te maken voor de vloot, was het belangrijk dat de rivier groot en diep genoeg was. Er vloeide echter wel erg veel water af in de Waal, dus door de aanleg van de dam werd dit minder. Het waterpeil van de Waal, die toch in Romeins gebied lag, zakte terwijl dat van de Rijn steeg. Waarschijnlijk lag de dam bij Herwen. De Romeinse legerplaats Carvio lag waarschijnlijk in de buurt van de dam. In 70 na Chr. werd de dam vernield door opstandige Bataven, zodat zij zich veilig achter de Waal konden terugtrekken voor de naderende Romeinse legermacht. Of de dam daarna weer opgebouwd is, weten we niet helemaal zeker.

De reden dat die Bataven zo veilig waren achter de Waal was dat ze ook de brug over de rivier gesloopt hadden. Dat was erg slim, want de Germanen waren goede zwemmers, maar de Romeinen juist helemaal niet! Het zou natuurlijk sowieso erg lastig zijn als je bij elke rivier die je onderweg in het rijk tegenkomt zou moeten gaan zwemmen, zeker omdat ze soms best sterk kunnen stromen. De ideale manier om een rivier over te steken was vaak in een ondiepe, doorwaadbare plaats. Een voorde heet dat ook wel. Een Romeinse hoofdweg liep dus vaak in rechte lijn van de ene voorde naar de andere. Sommige Romeinse plaatsnamen verwijzen hier nog naar. Bij de Maas lag bijvoorbeeld Mosae Traiectum: de doorwaadbare plaats van de Maas. Ook bij de Rijn lag een dergelijk Traiectum. Dat woord werd later Trecht of Tricht. Zo ontstonden dus de plaatsnamen Maastricht en Utrecht!

Romeinse bruggen zoals bij Maastricht zijn wereldberoemd.
Romeinse bruggen zoals bij Maastricht zijn wereldberoemd.

Maar droge voeten hebben is toch wel fijn, dus werden er, ook bij doorwaadbare plaatsen, vroeg of laat bruggen aangelegd. Tenminste, als dat verstandig werd geacht. Bij de Rijngrens zal men iets voorzichtiger zijn geweest, al was het zeker niet verboden om de rivier over te steken als je verder geen kwaad in de zin had. Zoals gezegd lag er dus zo’n Romeinse brug bij Noviomagus (Nijmegen), ongeveer op de plek waar tegenwoordig een spoorbrug staat. Ook zijn er wat bruggen over de Maas gebouwd, zoals bij Ceuclum (Cuijk) en Mosae Traiectum. Nog een ander voorbeeld van een Romeinse brug in jullie land is degene die bij Matilo (Leiden-Roomburg) stond.

Het Kanaal van Corbulo liep vermoedelijk van Leiden naar Naaldwijk.
Het Kanaal van Corbulo liep vermoedelijk van Leiden naar Naaldwijk.

De brug van Matilo liep niet over de Rijn, maar over de Fossa Corbulonis, het Kanaal van Corbulo. Dit kanaal liep door Zuid-Holland en verbond zo de Rijn en de Maas. Corbulo liet het kanaal waarschijnlijk rond 49 na Chr. aanleggen. Bij zijn aanstelling als gouverneur van Germania Inferior had Corbulo het aan de stok gekregen met allerlei plunderingen van Chaukische zeerovers, wat bijna tot een grote oorlog had geleid. Veroveringen ten noorden van de Rijn werden Corbulo door keizer Claudius verboden, maar in elk geval had hij de rivieren weer veilig gemaakt. De aanleg van het kanaal kan hier een rol in hebben gespeeld, maar volgens Tacitus gebeurde het ietsje later, toen de piratenjacht voorbij was en Corbulo zijn soldaten bezig moest houden. Toch zal er een militair plan achter gezeten hebben: Romeinse patrouille- en oorlogsschepen konden zo op en neer varen tussen de Rijn en de Maas zonder steeds die griezelige Noordzee op te hoeven. Maar de aanleg van het kanaal bleek ook heel nuttig voor de commerciële scheepvaart.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.

Makkelijk zal de aanleg van het 31 km lange kanaal niet zijn geweest, al liet Corbulo waarschijnlijk niet een heel kanaal aanleggen, maar bestaande stroompjes verbinden. Dat was alsnog niet zo eenvoudig, omdat de rivieren hun eigen stroomgebied hadden: de aanleg van het kanaal doorbrak de waterscheiding tussen deze stroomgebieden. Daarom liet Corbulo bij de voltooiing van het kanaal een dam aanleggen. Waarschijnlijk lag de dam bij Leidschendam. Het kanaal zelf liep tussen Leiden en Naaldwijk. Langs het kanaal werd het administratieve centrum van de Cananefaten geplaatst. De nederzetting groeide uit tot een echt Gallo-Romeins stadje en kreeg in 121 marktrechten van keizer Hadrianus, waarna de stad Forum Hadriani genoemd werd, de noordelijkste Romeinse stad op het vasteland. Hier ligt nu Voorburg.

De enorme Romeinse aquaducten zijn ook heel beroemd. Maar er stonden er hier maar heel weinig.
De enorme Romeinse aquaducten zijn ook heel beroemd. Maar er stonden er hier maar heel weinig.

Je kon dus het water indien nodig gewoon in goede banen leiden. Maar niet alleen voor de scheepvaart! Ook voor de aanvoer van drinkwater aan steden en grote nederzettingen was dat erg slim. In een groot badhuis, zoals ik laatst vertelde, had je stromend water nodig, maar in echte steden nog veel meer! Het kost veel werk om dit voor elkaar te krijgen, maar het idee is eigenlijk heel gemakkelijk. Rivieren stromen omdat ze vaak op een hoog punt ontspringen. Een rivier stroomt dus eigenlijk van naar beneden. Een trucje is dan ook om een waterbron op een hoog punt te vinden en het van daaruit naar de juiste plaats te leiden. Heel beroemd zijn de enorme Romeinse aquaducten, waarmee ze grote hoeveelheden water uit de bergen naar de steden. Rome zelf telde er wel 11, waarvan de een overigens wat frisser was dan de ander.

Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.
Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.

In Germania Inferior zullen de aquaducten wat minder imposant zijn geweest. De steden waren veel kleiner en er waren geen echte bergen in de buurt, zodat het water uit heuvels moest worden aangevoerd of uit een put werd gehaald: er was namelijk veel grondwater dat van goede kwaliteit was. Ook was een aquaduct bouwen een erg dure grap! Een voor dit land uniek voorbeeld van een Romeins aquaduct in Nederland liep tussen Groesbeek en de grote legerplaats op de Hunnerberg (Nijmegen-oost). Waarschijnlijk was dat omdat de duizenden soldaten in de legerplaats niet genoeg hadden aan de putten, of de grond op de heuvel te droog was. Het water van het aquaduct kwam uit meerdere bronnen: het werd niet over een groot bouwwerk aangevoerd, maar via geulen. Sommige hiervan, zoals het Kerstendal en het Louisedal, bestaan nog steeds. Met wat dammen werd het probleem van hoogteverschil tussen verschillende heuvels opgelost. Er werd zelfs een kunstmatig meertje aangelegd, bij de Watermeerwijk.

Tot zover mijn uitgebreide verslag van de Romeinse waterwerken. Ik heb er zelf dorst van gekregen! Als je meer wil weten over de Romeinenweek en het thema Romeinen en water kun je gewoon even kijken op www.romeinenweek.nl.
En vergeet niet mij te volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein!

Romeinen en water: de badhuizen

badhuisGegroet, bovenste beste Barbaren! Zoals jullie weten ben ik, Lucius Octavius Barbatus, enige tijd geleden de Romeinse schepen eens goed gaan bestuderen. Moe van mijn lange zoektocht besloot ik onlangs mijzelf eens wat ontspanning te gunnen met een uitgebreid bezoek aan het plaatselijke badhuis. En dat bracht mij nou juist op het idee dat de Romeinen natuurlijk niet alleen via de rivieren met water te maken hebben!

De contouren van het badhuis bij Castellum Hoge Woerd. Dit was een typisch, middelgroot soldatenbadhuis.
De contouren van het badhuis bij Castellum Hoge Woerd. Dit was een typisch, middelgroot soldatenbadhuis.

Als soldaat ben ik uiteraard heel goed bekend met de badhuizen, want het komt regelmatig voor dat er naast een Romeins fort een badhuis staat. Een goed voorbeeld hiervan is het badhuis dat in Leidsche Rijn is gevonden, vlak naast het Castellum op de Hoge Woerd. Vandaag de dag kun je de sporen van dat badhuis weer duidelijk zien. Zo’n badhuis vlak naast een castellum of castra was met name op de soldaten gericht, al staat het niet vast dat het alleen voor hen toegankelijk was. Wel is een dergelijk badhuis vaak wat kleiner dan de grote thermencomplexen in steden en nederzettingen, zoals in Noviomagus (Nijmegen) en Mosae Traiectum (Maastricht). Als je dan nog bedenkt dat zelfs de grootste Romeinse steden in ons land eigenlijk “niet-zo-groot” zijn (vergeleken met alle steden in het rijk dan) is een regelmatig bezoek aan het badhuis best goed voor de gezondheid. Dit in tegenstelling tot in metropolen als Rome zelf, waar veel meer mensen in de baden komen dan fris is.

Het badhuis in Archeon is gebaseerd op de thermen van Coriovallum, compleet met inscriptie voor de rijke "sponsor".
Het badhuis in Archeon is gebaseerd op de thermen van Coriovallum, compleet met inscriptie voor de rijke “sponsor”.

Het beroemdste badhuis in ons land is het grote thermencomplex van Coriovallum (Heerlen noemen jullie dat). Dit was een badhuis van enorm formaat, met twee ruime binnenplaatsen en een flink hoog dak. Coriovallum kreeg nooit stadsrechten en was dus officieel nog steeds een vicus of nederzetting. Dat er zo’n enorm badhuis stond toont dus wel aan dat ook een plaats zonder stadsrecht aardig op een stadje kon lijken. Maar of zo’n plaats nu een nederzetting met een onofficiële raad was of een erkende stad met een echt bestuur, genoeg geld voor publieke gebouwen was er vaak niet. Laat staan voor zo’n enorm thermencomplex! Vandaar dan ook dat ze voor het geld moesten aankloppen bij een particulier. Op de gevel van het badhuis in Museumpark Archeon (dat een reconstructie is van de thermen van Coriovallum) staat een steen met inscriptie, die vertelt welke rijke Romein de “sponsor” van de aanleg van het badhuis is geweest.

Het keizerlijk thermencomplex in Augusta Treverorum (Trier) is een voorbeeld van een wel heel groot badhuis!
Het keizerlijk thermencomplex in Augusta Treverorum (Trier) is een voorbeeld van een wel heel groot badhuis! (Trier was een tijdje hoofdstad in de Laat-Romeinse tijd)

Hoe zit het nou met dat water in zo’n badhuis? Ik hoor menigeen al afvragen waarom het water in de badhuizen van Rome wel vies werd en dat in ons land niet. Dat komt omdat de Romeinse badhuizen stromend water hadden, zodat het in principe fris bleef. Pas als je met een enorme groep mensen in een enorm groot bad zit, kon het onfris worden. En dat zal hier toch niet zo snel gebeurd zijn. Om uit te leggen hoe het stromende water werkt, kunnen we het beste naar de thermen van Coriovallum kijken. Dat is een extra handig voorbeeld omdat het in een vrij heuvelachtige regio ligt. Dat maakt het dus gemakkelijk om stromend water van een hoog punt aan te voeren, uit een rivier, beek of ander stroompje. Via een aquaduct lieten Romeinen vaak stromend water naar hun steden aanvoeren. Als het badhuis bij een vlak stuk land is, moest er dus iets meer creativiteit gebruikt worden.

De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in jullie land die je nog in originele staat kunt bekijken.
De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in jullie land die je nog in originele staat kunt bekijken.

We kijken nog eens naar de plattegrond van de thermen van Coriovallum. Wie goed kijkt zal zien dat het eruitziet alsof de warmste ruimtes achterin het gebouw zitten en de koelste vooraan. De enige uitzondering is het sudatorium, de sauna, die naast het frigidarium (koude bad) zit, met een eigen stookoven direct onder de vloer, zodat je om de zoveel minuten kunt dompelen in het koude water en je poriën weer dicht gaan. Achter het frigidarium bevindt zich het tepidarium (lauwe bad) en het caldarium (warme bad). Achter het caldarium bevindt zich het praefurnium, de grote stookruimte. Het aangevoerde water stroomt via leidingen het badhuis binnen. Een deel gaat meteen naar het frigidarium, dat immers koud moet blijven. Die ruimte heeft dan ook een hoog plafond. De rest van het water komt terecht in een grote ketel in het praefurnium, waar een vuur onder brandt. Maar loopt die ketel na een tijdje dan niet over? Inderdaad. Het is nu eenmaal een natuurlijke waterstroom, die je niet zomaar even uit kunt schakelen. Maar uiteraard is de ketel ook weer op een leiding aangesloten, die het water doet doorstromen naar weer een andere ketel, die ook weer overloopt in een andere ketel, enzovoorts. Net zo lang tot het water heet genoeg is. Na de laatste ketel stroomt het de alveus in: het niet zo diepe bad van het caldarium, waar zich nog net een deel van het vuur onder bevindt. Heet! Er staan in het caldarium dus niet voor niets labra: stenen bekkens waar je koel water uit scheppen kunt.

De palaestra in Archeon bevat o.a. een natatio, toegang tot het hypocaustum van de sauna en de latrina.
De palaestra in Archeon bevat o.a. een natatio, toegang tot het hypocaustum van de sauna en de latrina.

Uiteraard zou zo’n bad ook kunnen overlopen, maar daarom is er dan ook een afvoer in aangebracht. Het warme water kon eventueel nog doorstromen naar een lauwer bad in het tepidarium, al zijn er ook andere mogelijkheden voor die ruimte. In Archeon wordt het tepidarium voor de Romeinse massage gebruikt, al kon dit ook gebeuren in een apart unctorium. Uiteindelijk kwam het warme water in een dergelijk groot, luxe thermencomplex terecht in de natatio, het buitenbad dat zich op de palaestra (binnenplaats met sportveld) bevindt. Zo kon het dus voorkomen dat je in sommige badhuizen een verwarmd buitenbad had! Als het water vervolgens in de laatste baden geweest was stroomde het via de laatste afvoeren weer weg, naar de riolering of de dichtstbijzijnde rivier. Eventueel kon er ook een latrina (openbaar toilet) op het terrein van het badhuis of vlak daarbuiten zijn, waar het water eerst nog doorheen stroomde. Zo hoefde je niet door te trekken! Handig, hè?

Een holle vloer voor het hypocaustum hoort bij elk badhuis, dus ook bij dit thermencomplex uit de stad Viminacium in Servië.
Een holle vloer voor het hypocaustum hoort bij elk badhuis, dus ook bij dit thermencomplex uit de stad Viminacium in Servië.

Tot slot nog een interessant onderdeel wat betreft de stoom in het badhuis. Zeker in dat gloeiend hete praefurnium ontstond vaak een hoop stoom, rook en hete lucht. Dit werd niet onbenut gelaten. Via tubuli (stenen buizen), werd de warme lucht door de wanden en de vloer van het caldarium en tepidarium verspreid. Deze ruimtes werden zo lekker opgewarmd: 40 graden in het caldarium en 30 graden in het tepidarium. De Romeinen beschikten dus al over centrale verwarming! Als je gaat kijken in het Thermenmuseum in Heerlen, zul je bij de ruïnes van het badhuis zien dat in een aantal ruimtes allemaal kleine pilaartjes van tegels gemetseld lijken. Dit zijn dus de ruimtes waar een dergelijke vloerverwarming of hypocaustum voorkwam, die je verder alleen in hele dure villa’s aantreft.

Koepels en tongewelven kwamen veel voor in Romeinse badhuizen, in verband met de condens op het plafond.
Koepels en tongewelven kwamen veel voor in Romeinse badhuizen, in verband met de condens op het plafond.

Misschien was dat een extra goede reden om niet op je blote voeten maar op een soort slippers met een dikke houten zool rond te lopen. Zeker in de sauna, waar de stookruimte direct onder de vloer zat! Door water te gieten op een metalen schaal kon je de sauna dus gemakkelijk vol stoom krijgen, zoals jullie dat tegenwoordig met water op kolen doen. Ook in het caldarium was de lucht heel erg vochtig: zo’n 85 procent! Geen wonder dan ook dat de sauna en ook de andere warme ruimtes nooit een vlak plafond hadden: alle stoom die aan het plafond weer waterdruppels werd (condenseren heet dat) zou namelijk als regen weer omlaag druppelen. Door de ruimtes een koepelplafond of een tongewelf te geven gleden al die waterdruppels langs plafond en muur omlaag, tot ze in een afvoergootje kwamen. Doordat de vloer met tegels belegd was liep het gemorste water vaak vanzelf weg tussen de spleetjes.

Zo werken het warme bad en het hypocaustum.
Zo werken het warme bad en het hypocaustum.

Zo, dat was mijn verslag over het water in de Romeinse badhuizen! Ik ben er zo moe van geworden, dat ik denk dat ik morgen maar weer naar het badhuis ga. Als je nog eens wat echte Romeinse badhuizen wil zien, zijn er in jullie land nog wel wat aanraders. Uiteraard is er de ruïne van de thermen van Coriovallum, met daarbij het Thermenmuseum. Daarvoor kun je ook kijken op www.thermenmuseum.nl! De reconstructie van de thermen kun je vinden in Archeon, met de mogelijkheid tot een massagedemonstratie! Op www.archeon.nl kun je daarvan alvast een voorproefje zien. Natuurlijk kun je ook bij Castellum Hoge Woerd gaan kijken, om een beeld te krijgen van een soldatenbadhuis.

En vergeet niet mij te volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein! Valete!

Op zoek naar de Romeinse vrachtschepen

alphen-bootAfgelopen jaar zat ik met mijn detachement in Albanianae (Alphen a/d Rijn) gelegerd. In het hier gelegen Museumpark Archeon, waar een Romeins gedeelte gelukkig niet ontbreekt, ligt een geheimzinnig schip op het droge, onder een overkapping. Ik weet nog goed dat, toen ik hier vorig jaar aankwam, er van alles gaande was rondom dit schip. Het gaat om een Romeinse platbodem, zoals door ons gebruikt wordt om de Rijn en andere rivieren op en af te varen. Met de platbodem kun je gemakkelijk door het ondiepe water langs de modderige oevers varen, zonder vast te lopen. Zo kun je grote ladingen goederen gemakkelijk vervoeren. Het betreft hier dus eigenlijk Romeinse vrachtschepen.

Visioen van 20 jaar geleden, toen er met de boot in Archeon gevaren werd. (https://www.youtube.com/watch?v=Oi18p1G7lzY)
Visioen van 20 jaar geleden, toen er met de boot in Archeon gevaren werd. (https://www.youtube.com/watch?v=Oi18p1G7lzY)

Het schip in Archeon blijkt bij nadere inspectie de vreemde naam Zwammerdam 6 te dragen. Geprikkeld door deze naam, alsmede de vreemde locatie van het schip (op het land), kon ik het niet nalaten om de andere aanwezige Romeinen hier wat meer vragen over te stellen. Het blijkt niet te gaan om een werkelijk eeuwenoud schip (daar ziet het er inderdaad ook niet naar uit) maar om een replica ervan, een tikkeltje kleiner dan het origineel. Deze replica is ruim 20 jaar geleden gebouwd en voer toen ook daadwerkelijk door het park. Middels een vreemd soort tabula werd mij een visioen getoond van hoe dat eruit zag, wat een goed beeld geeft van hoe deze schepen werkten. Het schip werd op de beelden niet geroeid of met een zeil voortgestuwd (al impliceert de mast dat dat laatste wel kan). In plaats daarvan werd het schip aangedreven door het met lange stokken tegen de bodem af te zetten, wat veel lijkt op een techniek die bomen genoemd wordt. Zoals op de beelden te zien was, kan een bemanning van twee personen volstaan. Fascinerend om dit zo terug te zien. Helaas ligt het schip nu op het land, omdat de tand des tijds het varen ermee onmogelijk gemaakt heeft. Jammer, maar naar verluidt werkt Archeon met de plaatselijke gemeente aan plannen voor een echt Romeins scheepvaartmuseum. Ook wordt er gewerkt aan de restauratie van het schip.

De Zwammerdam 3, opgegraven op het landgoed de Hooge Burch. (Afbeelding: Livius.org)
De Zwammerdam 3, opgegraven op het landgoed de Hooge Burch. (Afbeelding: Livius.org)

Dan toch maar eens uitzoeken waar de echte Zwammerdam 6 vandaan komt. De naam Zwammerdam zei mij in elk geval genoeg om mij oostwaarts te begeven naar dit dorp, dat ik beter ken onder de naam Nigrum Pullum, het castellum dat hier gelegen heeft. De contouren van het castellum zijn nog heel duidelijk te zien in een zintuigenpark, aan de zuidkant van landgoed de Hooge Burch. Het landgoed is zijn Romeinse verleden duidelijk niet vergeten: er worden vondsten tentoongesteld en men is druk bezig met de oprichting van een nieuw dorpshuis, waarin het Romeinse verleden een prominente plek zal krijgen. De Rijn moet in de eerste eeuwen van jullie jaartelling wat zuidelijker gelegen hebben, want het castellum ligt er nu enkele honderden meters vandaan. De zes schepen zijn op het landgoed gevonden, tussen 1971 en 1974. Drie ervan waren platbodems, de militaire transportschepen, de overige waren vissersboten van uitgeholde boomstammen. De reden dat er zoveel vlakbij elkaar gevonden zijn, is dat de schepen als zij eenmaal waren afgedankt waarschijnlijk werden afgezonken, om ze vervolgens te gebruiken als kadeversteviging of steigerwerk. Want, zoals ik al zei, de oevers van de Rijn zijn in de Romeinse tijd soms erg modderig. De schepen staan nu in opslag in Lelystad, wat blijkbaar in Flevoland ligt… (Vreemde naam; ik ken alleen het Flevomeer…)

De Woerden 7, zoals opgegraven is in 2003. (Afbeelding: Hazenberg Archeologie Leiden)
De Woerden 7, zoals opgegraven is in 2003. (Afbeelding: Hazenberg Archeologie Leiden)

Er was mij echter ook ter ore gekomen dat er een plaats is waar nog meer schepen gevonden zijn en dan ook nog eens veel langer geleden. Laurium. Dit castellum (de plaats die jullie waarschijnlijk Woerden noemen) is de vindplaats geweest van meerdere schepen! Ook hier horen platbodems bij, dus begaf ik mij enige dagen later op een draf naar Laurium. De Woerden 1 is gevonden in 1976 en er bevindt zich blijkbaar een schaalmodel in Mogontiacum (Mainz, voor mij iets te ver om te voet heen te gaan op dit moment). Het schip diende waarschijnlijk voor de aanvoer van graan. De Woerden 4 blijkt zelfs 400 jaar daarvoor al gevonden! Jammer dat hij niet bewaard is gebleven. Ook over de Woerden 2-6 is niet zoveel bekend, daar het gevonden werd in verontreinigde bodem, zodat het bestuderen ervan gevaarlijk was. Beter bewaard is het laatste vrachtschip, de Woerden 7, dat in 2003 is opgegraven. Aan de hand van dit schip kun je goed merken hoeveel men tegenwoordig te weten kan komen door het materiaal te bestuderen. Het hout komt gedeeltelijk uit Bataafs of Cananefaats gebied en is waarschijnlijk gekapt in de winter van 162 op 163 AD. Een daarnaast gevonden spant impliceert nog een Woerden 8.

Het Rijngebied was in de Romeinse tijd aanzienlijk moerassiger dan nu, zoals te zien is op deze artistieke weergave van Nigrum Pullum. (Afbeelding door Ulco Glimmerveen)
Het Rijngebied was in de Romeinse tijd aanzienlijk moerassiger dan nu, zoals te zien is op deze artistieke weergave van Nigrum Pullum. (Afbeelding door Ulco Glimmerveen)

Je zult je afvragen waarom zoveel schepen in de buurt van de castella gevonden zijn en niet op een willekeurige plek langs de Rijn. Het antwoord is heel eenvoudig. De castella waren de plaatsen die het hardst zaten te springen om de aanvoer van goederen. Om te beginnen moesten al die honderden soldaten eten, waar graan voor nodig was, maar ook moesten er soms bouwmaterialen worden aangeleverd die niet voorhanden waren. Bovendien werden deze door de overheid betaald, in tegenstelling tot de materialen die nodig waren voor de bouw van particuliere huizen of particuliere handeltjes. Het aanvoeren van natuursteen is van groot belang voor zaken als de bouw van een stenen muur of het neerzetten van stevigere bouwwerken, maar voor een willekeurige bewoner van het platteland is dit nauwelijks te betalen, op een enkeling na. Voor die enkeling is het handig als de materialen alsnog via een centrale plaats worden aangevoerd en de Romeinse forten en kampen waren vaak knooppunten van de handel. Vaak liepen er immers meerdere wegen langs en sloten zij ook aan op de Rijn, die behalve grens ook handelsroute was. Als je dan nog bedenkt dat de soldaten in het fort een grote afzet vormen, wat ook de aanwezigheid van burgers rondom het fort verklaart, is het helemaal niet gek dat bij de forten de meeste vrachtschepen aanmeerden. Wat dus ook verklaart waarom er een stevige kade nodig was. Zeker ten westen van Traiectum (Utrecht), waar de grond veel moerassiger was dan in het oosten.

In Castellum de Hoge Woerd kun je De Meern 1 tegenwoordig weer bekijken!
In Castellum de Hoge Woerd kun je De Meern 1 tegenwoordig weer bekijken!

Dat geldt dus ook voor de schepen van De Meern, die gevonden zijn op enkele kilometers van het castellum op de Hoge Woerd (ik geloof dat dit castellum Fletio heet, maar ik weet het niet helemaal zeker). Ook hier betreft het enkele kano’s en platbodems, maar er zijn ook wat andere varianten. De Meern 6 (gevonden in 2008) lijkt bijvoorbeeld meer op een punter. Heel interessant vind ik De Meern 4, dat in 2003 werd gevonden met grote blokken basalt erin. Die blokken basalt waren van dezelfde partij als de bedekking van de oever, wat zou kunnen betekenen dat het schip inderdaad met opzet is afgezonken, om als beschoeiing van de oever te dienen. Ook combineert het blijkbaar verschillende elementen van mediterrane bouwtechnieken en degene meer hier uit de buurt. De Meern 1, een 25 meter lange platbodem die in 1997 gevonden werd, heb ik ook nog echt kunnen bezichtigen. Dit schip is namelijk geconserveerd en wordt nu tentoongesteld in Castellum Hoge Woerd. Het is een hele beleving om een echt eeuwenoud schip te zien, gemaakt van hout dat gekapt is in het jaar 148!

Woerden boot
De Meern 1 vaart (met een Latijnse naam) ook rond in Woerden!

Maar dat is niet de enige manier waarop je dit schip kunt “beleven”. Je kunt het zien, maar ook meemaken! In Woerden liggen namelijk twee Romeinse schepen voor anker. Eén ervan, de Per Mare ad Laurium, is een reconstructie van De Meern 1! De ander, de Fiducia, is een fraaie reconstructie van een Romeinse punter zoals De Meern 6 moet zijn geweest. Daarmee kun je van april tot september ook daadwerkelijk varen. Weliswaar met een moderne motor, maar dat geeft wel wat meer ontspanning aan de opvarenden, denk ik dan maar.

Voor meer informatie over de rondvaarten kun je kijken op: www.romeinsschipwoerden.nl

Voor meer over Castellum de Hoge Woerd en het schip dat daar ligt: http://www.castellumhogewoerd.nl/

En vergeet niet mij te volgen op twitter.com/OctaviusRomein

Romeinse kunst – bestaat dat eigenlijk wel?

Om Romeinse kunst te begrijpen, is het belangrijk om één vraag te beantwoorden: bestaat er wel zoiets als Romeinse kunst? Het is alom bekend dat de Romeinen zich zwaar lieten beïnvloeden en inspireren door de oude Grieken. Daarom wordt er weleens beweerd dat de door de Romeinen gemaakte kunstwerken niet meer zijn dan slechte kopieën van Griekse meesterwerken, of zelfs de laatste fase van de Griekse kunst. Maar dit is toch wel wat kort door de bocht. Romeinse kunst bestaat zeker, en heeft in al haar vormen verschillende karakteristieke kenmerken, die samen de essentie van de Romeinse cultuur weergeven.

Het is moeilijk om aan te geven welke kunstvormen thuishoren onder de noemer Romeinse kunst. In de Romeinse tijd was in feite architectuur de hoogste vorm van kunst, met als eerste fijne kunst sculptuur, en vlak daaronder de schilderkunst. Verder zijn er veel objecten die wij zeker als kunstvoorwerpen beschouwen, zoals mozaïekvloeren, metaalwerk, glaswerk, en cameo’s, maar die de Romeinen eerder als ambachtelijk vervaardigde voorwerpen zagen. Deze onderverdeling is inherent aan de Romeinse cultuur, die erg hiërarchisch was. Omdat mozaïekvloeren, waar er veel van zijn gevonden, ons veel informatie geven over schilderijen, waar er weinig van zijn teruggevonden, is het belangrijk om in dit geval ook die te bespreken.

Architectuur

Baden van CaracallaEén van de opvallendste dingen aan Romeinse kunst, is dat het vaak in één adem wordt genoemd met Romeinse architectuur. De Romeinen bouwden veel en graag. In elke Romeinse stad werden tempels voor verschillende goden gebouwd, maar ook een veel publieke gebouwen, zoals basilica’s en badhuizen. En natuurlijk allerlei soorten woonhuizen en villa’s. Omdat de Romeinen zo veel verschillende soorten gebouwen hadden, en een zo hard groeiende samenleving, was het van belang om ook snel te kunnen bouwen. Beton was daar een prachtige uitkomst voor. Veel Romeinse bouwwerken zien er tegenwoordig misschien wat saai en inspiratieloos uit, maar in de Romeinse tijd waren de gebouwen uitbundig gedecoreerd met marmer, metselwerk, sculptuur, mozaïeken en muurschilderingen. Dat is dan ook de reden dat Romeinse kunst zo onlosmakelijk verbonden is met Romeinse architectuur.

De Augustus van Prima Porta, ca. 20-17 v. Chr.
De Augustus van Prima Porta, ca. 20-17 v. Chr.

Beeldhouwkunst

Er zijn ontelbare Romeinse kopieën van Griekse beelden, maar er zijn ook twee typisch Romeinse tendensen in de beeldhouwkunst te ontdekken: portretkunst en verhalende reliëfs.

Aangezien de Romeinse cultuur vaak draaide om individuen, zoals de keizer, is het niet vreemd dat portretkunst een belangrijke plaats innam. Gebeeldehouwde portretten hebben hun oorsprong in de begrafenistraditie, waarbij een wassen masker naar de gelijkenis van de overledene werd gemaakt. Uiteindelijk beïnvloedde deze traditie ook de sculptuur. Typisch Romeins is de echte gelijkenis van de gebeeldhouwde portretten, die vaak een vorm van levensechtheid, strengheid en autoriteit uitstralen. Het toppunt hiervan is te vinden in de keizertijd, toen de cult van de Romeinse keizers ertoe leidde dat er honderden geïdealiseerde gelijkenissen van keizers werden gebeeldhouwd.

Ook waren de Romeinen de meesters van verhalende reliëfs. Waar de Grieken hielden van symboliek en analogieen, hielden de Romeinen van feiten en de juiste weergave van historische gebeurtenissen. Publieke bouwwerken, zoals monumentale altaren, triomfbogen en herinneringszuilen, zijn hier het toonbeeld van. De Romeinse beeldhouwers gaven historische gebeurtenissen vaak weer in een doorlopende, verhalende stijl. Een goed voorbeeld hiervan is de Zuil van Trajanus, waarop de gebeurtenissen tijdens de Dacische campagnes van Keizer Trajanus als een soort stripverhaal te lezen zijn.

Close-up van de Zuil van Trajanus in Rome, ca. 113 n. Chr.
Close-up van de Zuil van Trajanus in Rome, ca. 113 n. Chr.

Schilderkunst

Terwijl we weten dat er bij de Romeinen zeker ook geschilderd werd, zijn hier helaas weinig voorbeelden van gevonden. We hebben vooral muurschilderingen uit Pompeï en Herculaneum, die een periode van ongeveer 200 v.Chr. tot 79 n.Chr. overspannen. Niet veel, als je bedenkt hoe groot het Romeinse Rijk was, en hoe lang het bestaan heeft. Doordat er ook van de Grieken niet veel voorbeelden van muurschilderingen bewaard zijn gebleven om een vergelijking mee te trekken, is het extra moeilijk om typische Romeinse stijlen of onderwerpen te ontdekken. Wel zijn Romeinse muurschilderingen grof onderverdeeld in vier, elkaar opvolgende, stijlen. De Eerste Stijl bestond vooral uit imitaties van marmeren muurpanelen, waarna in de Tweede Stijl ook illusionistische vergezichten ontstonden. De Derde Stijl bestond uit grote, fel gekleurde vlakken, soms met kleine decoraties en schilderingen. De Vierde Stijl was een extravagente combinatie van de eerste drie, met stillevens en landschappen

Muurschilderingen uit de Villa dei Misteri, ca. 50 v. Chr.
Muurschilderingen uit de Villa dei Misteri, ca. 50 v. Chr.

Wat vooral opvalt in de voorbeelden van Romeinse schilderkunst is de willekeurigheid waarmee zowel perspectief als lichtval worden weergegeven. Hoewel de Romeinse schilders het over het algemeen onder de knie lijken te hebben gehad, zijn er in het grotere geheel van een schildering vaak toch verschillende perspectieven en lichtbronnen verwerkt. In verhalende muurschilderingen is dit ook het geval – een schilderij kan figuren bevatten die in verschillende stijlen en met verschillende technieken zijn geschilderd. Dit eclectische zorgt voor minder samenhang en uniformiteit. Toch zou juist dit als een typische eigenschap van de Romeinse schilderkunst beschouwd kunnen worden.

Mozaïeken

Er zijn legio voorbeelden van mozaïeken gevonden uit het hele Romeinse Rijk, en uit alle verschillende periodes. Omdat ze vaak goed, en in hun archeologische context, bewaard gebleven zijn, zijn ze bij uitstek geschikt om ons informatie te geven over de ontwikkeling van de Romeinse kunst in verschillende tijden en regio’s. Maar ook om ons hun functie te helpen begrijpen binnen de architectuur en binnen de sociaal-culturele context.

Close-up van het Alexandermozaïek, Pompeï, ca. 100 v. Chr.
Close-up van het Alexandermozaïek, Pompeï, ca. 100 v. Chr.

Mozaïeken zijn er in veel verschillende stijlen. Er zijn vloeren die bestaan uit slechts een of twee kleuren, bijvoorbeeld zwart en wit, vloeren met een decoratieve rand of een centrale, abstracte decoratie in het midden, geometrische vloeren, en vloeren met afbeeldingen of een verhaal. Sommige mozaïekvloeren hadden centrale panelen met een afbeelding, bijvoorbeeld van een god of een held, die als het ware los in het midden van een vloer gelegd konden worden. In verschillende gevallen zijn deze panelen waarschijnlijk uit andere, misschien ook oudere, vloeren gehaald en in nieuwe vloeren gelegd. Ze bezaten dus zeker een hoge waarde als kunstobject. Het scala van mozaïeken is dus heel breed en afwisselend, en geeft daarmee aan dat de Romeinse samenleving zeker onderhevig was aan mode als het aankomt op kunst en decoratie.

Bij de mozaïeken werd er, net als bij schilderingen, vrij gebruik gemaakt van perspectief en lichtval. Het is dus waarschijnlijk dat de Romeinense mozaïekkunst inderdaad een goede indicator is voor de schilderkunst, waar zo veel minder van bewaard is gebleven. Binnen een mozaïek konden er verschillende gezichtspunten zijn. Dit had soms ook te maken met waar een bezoeker zou staan of zitten. De Romeinen bezaten de technieken en kennis dus wel, maar kozen er waarschijnlijk bewust voor om deze niet uniform toe te passen. Net als bij de muurschilderingen.

Romeinse kunst – het bestaat

Zoals hierboven gelezen kan worden, is in feite de term ‘Romeinse kunst’ in de basis al misleidend, omdat de Romeinse samenleving een smeltkroes was van mensen en volkeren met uiteenlopende culturen en gebruiken. Daarnaast strekte het Romeinse Rijk zich uiteindelijk uit van Noord-West Europa, tot het Midden Oosten en het Noorden van Afrika. En dat over een tijdsspanne van meer dan 1000 jaar. Waar Griekse kunst dus binnen een periode van enkele honderden jaren duidelijk valt in te delen in stijlperiodes, is dat bij de Romeinse kunst simpelweg onmogelijk. Romeinen werden daarnaast niet alleen door de oude Grieken beinvloed, maar ook door de Etrusken, de Latijnen, de Sabijnen en zelfs de Egyptenaren. In wezen is het dus niet de uniformiteit van stijl, of de duidelijke ontwikkeling daarvan, die de Romeinse kunst tot Romeinse kunst maakt, maar juist de complexiteit van de Romeinse samenleving door de eeuwen heen, en het effect daarvan op de verschillende kunstvormen.

 

Wie is Octavius?

We hebben al eerder kennis met hem gemaakt op Romeinen.info, waar hij een graag geziene gast is. Al twitterend doet hij al twee jaar op rij verslag van zijn reizen langs de Limes, tijdens de jaarlijkse Romeinenweek. Maar ook daarbuiten laat hij regelmatig van zich horen. En vanaf 1 januari zal hij met grotere regelmaat op zowel twitter als Romeinen.info verschijnen! Het is onze eigen correspondent L. Octavius Barbatus! 

Hoe is het voor hem om in het leger te dienen? Wat zijn de plannen voor na zijn diensttijd? En de plannen op korte termijn? Wij vroegen Lucius Octavius Barbatus, alias de Twitterende Romein, de maliënkolder van het lijf in een diepgaand interview. Een hele kunst, want Octavius is nogal verlegen en wil al helemaal niet voor de camera verschijnen. Voorlopig zullen we het daarom nog even met anonieme foto’s moeten doen, of met een geslaagd portret door onze eigen tekenaar. Benieuwd naar de mens achter de soldaat en zijn plannen voor komend jaar?

Octavius reist graag langs de Rijn op en neer. Maar ook andere plaatsen in Nederland bezoekt hij.
Octavius reist graag langs de Rijn op en neer. Maar ook andere plaatsen in Nederland bezoekt hij. © Gilivs

Uiteindelijk slagen we er in om een afspraak met hem te regelen, ergens in Nederland, langs de Limes uiteraard! Octavius is wat later dan wij. Blijkbaar is hij weer eens te voet gekomen. ‘Dat doe ik het liefst,’ zegt hij. ‘Er gaat niets boven een stevige dagmars. Bovendien zit ik niet voor niets bij de infanterie! En ik ben nog jong en fit genoeg.’
Wanneer ben je dan eigenlijk geboren?
Een speelse, humoristische grijns: ‘In het jaar 102 van jullie jaartelling natuurlijk! Hahaha! In onze jaartelling: 855 ab urbe condita. Maar zonder gekheid, twee jaar geleden [in 2013, red.] liep ik al langs de Rijn, zoals jullie weten. Ik was toen 27, dus reken maar uit.’
En waar ben je geboren? Om in het legioen te komen moet je toch Romeins staatsburger zijn?
‘Dat klopt, maar mijn vader was niet buitengewoon rijk. Hij had een oude boerderij met niet zoveel land, in de Provence. Ik had twee oudere broers, dus het leger was de beste optie. Mijn vader was zelf veteraan, dus kon hij mooi een aanbevelingsbrief voor me schrijven. En dat ik zelf ook schrijven kon was een tweede plus.’
Ja, je schrijf online wat af. Vooral op twitter.
‘Zeker. De laatste twee jaar heb ik dat vooral gedaan met mijn reis langs de Limes, door jullie land. Maar ook daarbuiten kon ik het niet laten. Bovendien is er ook nog van alles over ons te vinden buiten het oude Limesgebied, van Maastricht tot Groningen!’
Je hebt inderdaad fraaie verslagen van de Romeinenweek gemaakt de laatste jaren.
‘Ik was precies in de goede week op reis, ja! Er was een hoop nieuws over de Limes te vermelden. En al die monumenten die ik zag. Niet genoeg mensen kunnen van al die zaken weten.’
En nu wil je dat vaker gaan doen?
‘Ja, het schrijversbloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik wil vaker Romeinse plaatsen in jullie land bezoeken. Of tentoonstellingen en andere activiteiten. De mensen die mij volgen zijn dan ook meteen op de hoogte van wat er allemaal te zien en te doen is.’
En je gaat vaker schrijven op Romeinen.info, ons eigen stekkie.
‘Jazeker. Tijdens mijn limesreizen mocht ik al elke dag een reisverslag op jullie website plaatsen. Dat is weer heel anders dan twitteren. Je kunt over bepaalde dingen veel meer uitweiden. Van de andere kant is twitter veel sneller en luchtiger, zowel om te schrijven als te lezen. Maar nu wil ik vaker een blog maken, om mijn ontdekkingen te rapporteren of gewoon om leuke weetjes nader uit te leggen.’

De aanstaande Romeinenweek zal veel te maken hebben met water.
De aanstaande Romeinenweek zal veel te maken hebben met water.

De Romeinenweek staat komend jaar in het teken van de Romeinen en het water. Heb jij daar ook iets mee?
‘Met het water… Nou ja, allereerst moet ik er vrij regelmatig wat van innemen, haha! Zeker op lange tochten. Maar op mijn laatste grote Limesreis ben ik natuurlijk langs heel wat plekken gekomen die iets met Romeinse schepen te maken hebben. Op een paar plaatsen waren allerlei schepen gevonden en natuurlijk kwam ik ook wat echte schepen tegen, hele oude of juist hele nieuwe. Voor mij is dat natuurlijk wel interessant, want als infanterist weet ik er wat minder van dan mijn collega’s bij de marine.’
Kunnen we komend jaar dan meer van dit soort dingen van je verwachten?
‘Tja, jullie prikkelen mijn nieuwsgierigheid wel behoorlijk. Misschien ga ik eens wat vaker een uitstapje maken in jullie land. Er zijn natuurlijk heel veel opties. De Rijn en alle schepen, maar ook alle andere rivieren, de zee en het Flevomeer. En de rol van water in de Romeinse cultuur. En denk ook maar eens aan de Romeinse kanalen!’

Octavius verschijnt liever niet met zijn gezicht in beeld. Misschien mag hij van de centurio niet twitteren onder diensttijd?
Octavius verschijnt liever niet met zijn gezicht in beeld. Misschien mag hij van de centurio niet twitteren onder diensttijd?

We worden op deze manier in elk geval ook nieuwsgierig. Maar de lezers zijn ook nieuwsgierig naar jou. Tijdens de Romeinenweek hoorden we toch regelmatig hoe mensen je net misliepen.
‘Dat komt vast ook omdat ik liever achter de camera dan ervoor sta. Ik vervolg liever mijn reis in alle rust.’
Maar dat maakt het verhaal over je Romeinse achtergrond interessanter. Hoe oud was je bijvoorbeeld toen je bij het leger ging?
‘Ik was toen zeventien. Dat was nog best even spannend, want ik ben best lang voor een legionair. Maar door de aanbeveling van mijn vader kwam ik er toch door, ook omdat ik goede conditie had en kon schrijven. Maar de proeftijd was best zwaar!’
Dus nu zit je al meer dan tien jaar bij het legioen.
‘Bij Legio VI Victrix. Een interessant legioen, trouwens. Het heeft ook nog een tijdje in deze provincie gezeten, bij Vetera [vlakbij Xanten, red.]. Daarna verplaatste keizer Hadrianus het naar Brittannia, waar het nog heeft geholpen aan het bouwen van de beroemde Muur.’
Je weet in elk geval veel van je legioen.
‘Ik vind het belangrijk om goed op de hoogte te zijn van de geschiedenis van mijn eigen omgeving. Dat geldt ook voor de landen waar ik kom. En jullie land ga ik steeds interessanter vinden.’

Als echte infanterist gaat Octavius het liefst te voet. © Gilivs
Als echte infanterist gaat Octavius het liefst te voet. © Gilivs

Dankjewel. Al die kennis zal wel goede vooruitzichten bieden. Wat ben je van plan na je diensttijd? Waar ga je wonen?
‘Tja, dat is natuurlijk enigszins afhankelijk van waar ik grond toegewezen krijg. Al denk ik wel dat ik liever op het platteland woon dan in de stad. Romeinse steden zijn leuk, maar toch wel erg druk en benauwd. Vooral de grotere. Dan ga ik liever in een klein plaatsje wonen. Of op een fraaie boerderij, net als vroeger…’
De Romeinse steden hier zijn natuurlijk niet zo groot.
‘Haha, dat is waar, ja! Ik heb de laatste paar jaar zoveel moois gezien langs die Rijn en Waal dat het mij erg is gaan bevallen hier. Ik denk dat ik er een grotere zwak voor heb gekregen dan voor elk ander land waar ik geweest ben. Dat kabbelende water, dat vlakke land… En ook de bevolking. Bijna onmogelijk om me voor te stellen dat hier ooit een opstand heeft plaatsgevonden.’
Dus het “Bataveneiland” tussen Rijn en Maas staat genomineerd?
‘Nou, wie weet… Nooit zo over nagedacht, maar het is erg leuk hier. “Gezellig”, zoals jullie dat noemen. Maar als ik tussen al die plaatsen hier moet kiezen… Jeetje!’
Over kiezen gesproken, je gaat vast niet alleen wonen na je dienstjaren, toch?
‘Hè? Eh, nee, uiteraard niet. Je wil natuurlijk toch je familielijn voortzetten. En gewoon een beetje warmte in je leven…’
Heb je al iemand op het oog dan?
Met een lichte blos op de wangen: ‘Ahum! Daar kan ik als soldaat natuurlijk geen “ja” op zeggen. Trouwen in het leger is officieel verboden!’
Oké, ander onderwerp. We nemen aan dat je wel zin hebt in komend jaar?
‘Ik sta te popelen! Er staat weer van alles op de agenda. Uiteraard de Romeinenweek. En dit keer ook Romeinse spelen! En ook daarbuiten is er nog zat te doen en te zien. Ik kan haast niet wachten!’
Goed om te weten. We wensen je veel succes en hopen snel van je te horen.
‘Reken daar maar op! Vanaf de kalendae van Ianuarius [1 januari, red.] zal ik vrij regelmatig een blog voor jullie maken. En vergeet niet mij te volgen op twitter, hè?
Octavius is te volgen op twitter, op het account L. Octavius Barbatus (@OctaviusRomein). En uiteraard ook op Romeinen.info