Wie waren de Bataven?

BatavenNaast militairen en ambtenaren in dienst van het Romeinse rijk was er ook een inheemse of lokale bevolking aanwezig in Romeins Nederland en omstreken. De Romeinen verdeelden hun provincie Germania Inferior, waar een groot deel van het zuiden van Nederland bij hoorde, in verschillende civitates of administratieve stamgebieden. De bekendste stam in Romeins Nederland is natuurlijk die van de Bataven, die zelfs zo beroemd zijn dat hun naam (of het daarvan afgeleide “Batavieren”) door veel mensen met heel Nederland geassocieerd wordt. Terecht is dat niet, want de Bataven bewoonden lang niet heel Nederland. Waarschijnlijk zaten zij vooral in het rivierengebied. Dat zij “oorspronkelijke” bevolking zouden zijn is ook niet juist.

De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.
De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.

De Bataven zouden zijn afgesplitst van de Chatten, een stam die rondom het gebied van Hesse-Kassel in Duitsland woonde, bij de Wezer. Een onderling conflict leidde er blijkbaar toe dat de verliezende partij zich uit zelfbehoud naar het westen verplaatste en toenadering bij de Romeinen zocht. Wanneer dit gebeurde is niet zeker: in elk geval na het einde van de Gallische oorlog in 50 v. Chr. en vóór het begin de Germaanse veldtochten van Drusus in 12 v. Chr. Bekend is dat Marcus Vipsianus Agrippa als gouverneur van Gallië in 37 v. Chr. de Romeinsgezinde Ubiërs toestemming gaf om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen nadat zij samen met Agrippa ten strijde waren getrokken tegen de Sueben. Misschien speelde de Suebische agressie een rol in de Chattische burgeroorlog, waarbij de verliezers waarschijnlijk de kant van de Romeinen hadden gekozen. Wat de exacte oorzaak van de migratie ook was, de Bataven kregen toestemming om in het Nederlandse rivierengebied te gaan wonen, in het land tussen Rijn, Waal en Maas. Daar moet bij gezegd worden dat Julius Caesar al over een Insula Batavorum (“Bataveneiland”) sprak, wat impliceert dat hier al bevolking woonde die “Batavi”  genoemd werd. Die naam zou dan weer op vruchtbare grond duiden.

De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet...
De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet…

Omdat de naam Bataven veelal aan de Betuwe verbonden wordt, worden de Bataven traditioneel hiermee geassocieerd. Op zich is dat juist, maar hun grondgebied kan zich nog wel daarbuiten uitgestrekt hebben, zeker als men bedenkt dat het bestuurscentrum van hun civitas in het tegenwoordige Nijmegen lag. In traditionele schoolboekjes zouden ze de Rijn zijn afgezakt en “bij Lobith” Nederland binnengetrokken zijn. Ook dit beeld is niet helemaal zeker: afgezien van het feit dat Lobith nog niet bestond (evenmin als de grens tussen Nederland en Duitsland) is het ook onzeker of er werkelijk over de Rijn gevaren werd in deze trektocht. Bovendien is het de vraag of de Bataven wel allemaal bij de Chatten vandaan kwamen of dat er sprake was van een vermenging met al aanwezige bevolking. Een mogelijkheid is dat het hier gaat om voormalige onderdanen of vazallen van de Eburonen, een stam ergens ten zuiden van de Rijn van wie Julius Caesar beweerde ze te hebben uitgemoord. Pollenonderzoek ontkracht de door Caesar beweerde ontvolking, maar er is ook geopperd dat in werkelijkheid de politieke elite van de Eburonen werd uitgemoord, waarna de lokale bevolking van haar leiders beroofd was. De Bataven zouden dus, net als de Tungri en andere stammen, in dit machtsvacuüm gesprongen kunnen zijn. Evengoed is de aanduiding “Germaans” misleidend omdat de Romeinen die voor alle volkeren van achter de Rijn gebruikten, ongeacht taal, cultuur of etniciteit. Van de Chatten zijn er vermoedens van een Keltisch taalverwantschap. En andere theorie is die van het Noordwestblok, volgens welke de bevolking van de Lage Landen en omstreken Keltisch noch Germaans was, ondanks een sterke culturele invloed uit beide richtingen.

Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.
Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.

De Bataven vestigden zich in elk geval met Romeinse toestemming in het rivierengebied en droegen hiermee bij aan de bewaking van de Romeinse Rijngrens. Dubbel en dwars want naast de Ala Batavorum, een cavalerie-eenheid, leverden de Bataven nog eens acht cohorten infanterie als Romeinse hulptroepen. Dat was zo ongewoon veel dat de Bataven van elke andere vorm van belasting waren vrijgesteld. Samen met hun aanduiding als bondgenoten heeft dit tot het fabeltje geleid dat de Bataven gelijkwaardige, onafhankelijke bondgenoten van de Romeinen waren. Dat is niet juist: gelijkwaardige bondgenootschappen bestonden in de tijd van het Romeinse keizerrijk niet of nauwelijks, terwijl onderwerpingen vaak genoeg zonder wapengekletter plaatsvonden. De Bataven waren dus wel degelijk onderworpen, maar aanvankelijk waren zij misschien meer autonome vazallen aan de grens, zoals wel vaker voorkwam bij de Romeinen. Naarmate Gallia Belgica (dat aanvankelijk tot aan de Rijn kwam) werd geïntegreerd als volwaardige provincie en de Romeinse periferie verder naar het noorden werd uitgebreid, werden de Bataven onderdanen van het Romeinse rijk. Sommige Bataafse soldaten wisten het tot de Praetoriaanse Garde in Rome te schoppen!

Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.
Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.

De Bataven speelden een rol in de veldtochten die vanaf de regering van keizer Augustus in Germania werden ondernomen. Al in 19 v. Chr. was er een groot troependepot op de Hunnerberg bij Nijmegen gebouwd en vanaf 12 v. Chr. plande Drusus vanuit dit gebied zijn expedities. Ook Tiberius en Germanicus maakten gebruik van onder andere Bataafse hulptroepen. De Bataven stonden vermaard om hun ruiters en om hun zwemkunsten. Die wilden ze wellicht iets te graag laten zien: tijdens een tocht over de Waddenzee verdronk een deel van de achterhoede toen deze door de vloed overvallen werd. De successen in Germania waren beperkt: ondanks een poging om er Romeins bestuur in te richten leden de legioenen onder Varus een grote nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. en in 16 na Chr. werd besloten om de veldtochten in Germania niet voort te zetten. Het troependepot op de Hunnerberg werd niet meer in gebruik genomen. Wel was het ernaast gelegen fort op het Kops Plateau herbouwd. Voortaan zou de Ala Batavorum hier gehuisvest worden. Er worden in deze oorlogen weinig Bataafse namen genoemd, behalve ene Chariovalda die in 16 na Chr. een ruiterkorps leidde. Toen Germanicus zijn ruiters de Wezer liet oversteken, liet hij dit Chariovalda op de plek doen waar de stroming het sterkst was. Chariovalda en zijn ruiters liepen echter in een val van de Cheruskische leider Arminius, het brein achter de Varusslag, waarbij Chariovalda sneuvelde voor de Bataven hulp kregen.

Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.
Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.

De exacte omvang van het Bataafse gebied is niet helemaal duidelijk, hoewel het ongetwijfeld grote delen van de Betuwe en dus ook het midden-Nederlandse rivierengebied in beslag nam. De Rijn was ongetwijfeld de noordgrens van hun civitas, maar waar de oost-, zuid- en westgrens lagen is minder duidelijk. Vermoedelijk waren de Cananefaten directe buren in het westen en de Cugerni in het zuidoosten. De kern van het Bataafse gebied situeerde zich in elk geval rondom Nijmegen, mede omdat de Romeinen hier het bestuurscentrum hadden ingericht. Omdat veel Bataafse officieren na een carrière in de hulptroepen op Romeinse stijl wilden wonen, ontstond er bij dit machtscentrum een Gallo-Romeinse stad op de heuvel die nu het Valkhof heet. Beide stadsnamen zijn ook Keltisch van aard, namelijk Batavodurum (“Batavenmarkt”) en Oppidum Batavorum (“Burcht der Bataven”).  De stad nam in zijn hoogtij een plattegrond van ongeveer 1000 bij 300 meter in beslag. De rijkste ex-officieren, vaak van Bataafse adel, bezaten vaak echter ook aanzienlijke landerijen op het platteland, al dan niet samen met een stadswoning.

De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.
De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.

Dat de Bataafse onderwerping geen gelijkwaardig bondgenootschap was, blijkt uit de opstand die in 69 na Chr. uitbrak. Groeiende ontevredenheid tijdens de crisisperiode die het Vierkeizerjaar heet, leidde uiteindelijk tot een opstand onder leiding van de in ongenade gevallen ex-officier Julius Civilis, een Bataafse edelman wiens naam duidelijk Romeins staatsburgerschap aantoont. Middels een listige strategie was de opstand aanvankelijk succesvol en sloten verschillende stammen aan beide zijden van de Limes zich aan. Civilis was namelijk ervaren in de Romeinse krijgskunst en probeerde zijn mannen in dezelfde opstellingen en discipline te krijgen, hetgeen misschien toch makkelijker gezegd dan gedaan was, zelfs nadat de Bataafse hulptroepen zich aangesloten hadden. Op het hoogtepunt van de opstand was de Germaanse Limes tot in de buurt van de Alpen in handen van de rebellen, terwijl er zelfs een paar muitende legioenen overgelopen waren naar de opstand en in Gallië zelfs geprobeerd werd een onafhankelijk keizerrijk te stichten. Het succes was echter ook te wijten aan een onderbezetting van de legioensforten vanwege de Romeinse burgeroorlog: in het voorjaar van 70 was die echter grotendeels voorbij en kon de nieuwe keizer Vespasianus versterkingen sturen. In de loop van het jaar werden de rebellen teruggedreven naar het noorden, tot ze uiteindelijk niet anders konden dan de Batavenburg ontruimen. De stad werd, zoals indertijd gebruikelijk was, bij evacuatie in brand gestoken. Na een mislukte uitval moesten de rebellen ten slotte zelfs de Rijn over trekken. Civilis zag zich uiteindelijk gedwongen tot onderhandelen. Zijn lot wordt in de Romeinse verslagen niet vermeld.

Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.
Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.

Opvallend genoeg leidde de opstand voor zover bekend niet tot harde strafmaatregelen in het land van de Bataven. Het lijkt erop dat de oude verdragen grotendeels hersteld werden op enkele punten na: de Bataafse hulptroepen werden niet langer in hun eigen land ingezet, maar zouden voortaan forten in andere delen van het rijk bemannen. Verder werd de militaire bewaking van het gebied opgeschroefd. Veel Rijnforten in Gelderland zijn misschien pas na de opstand gebouwd, terwijl er op de Hunnerberg een legioen werd gevestigd om de Bataven onder de duim te houden. Dat duurde niet eeuwig: begin 2e eeuw werd het legioen nuttiger geacht op de Balkan, waar keizer Trajanus zich op de verovering van Dacia richtte. Tot die tijd had de economie rondom het fort goed geboerd, terwijl er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe hoofdstad verrezen was: Noviomagus of “nieuwe markt”, waar later nog de naam Ulpia aan werd toegevoegd, naar keizer Ulpius Trajanus. Hoewel de economie van het Bataafse land nu misschien over haar hoogtepunt heen was, hield Noviomagus het nog lange tijd vol. De stad liep in de tweede helft van de 3e eeuw pas leeg, toen de Crisis van de Derde Eeuw haar hoogtepunt (of dieptepunt) bereikte. Het gebied was te onveilig geworden. Het voornaamste dat tijdens de Crisis verder van hen wordt vernomen is de aanbidding van de Bataafs-Romeinse oppergod Hercules Magusanus door de Gallische keizer Postumus. Zijn vaak aangenomen Bataafse identiteit ligt daarmee echter niet vast.

De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0
De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0

Hoewel de Bataven waarschijnlijk niet massaal uit hun land zijn weggetrokken, verdwenen zij op den duur wel op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Melding van de Bataven komt nog wel voor rond 355, hoewel de Betuwe toen al prijsgegeven was aan de Salische Franken, waar Postumus het een kleine eeuw eerder al mee aan de stok had. Het is mogelijk dat de achterblijvers in die Saliërs zijn opgegaan, zoals de afsplitsing van de Chatten enkele eeuwen daarvoor de al aanwezige bevolking was gaan domineren. Wellicht trokken deze oude Bataven later met de Saliërs mee naar het meer zuidelijke Toxandrië (Noord-Brabant), waarna de Frankische Chamaven de Betuwe binnentrokken. Dominantie door nieuwkomers zal de Bataafse identiteit langzaam hebben doen oplossen in of versmelten met die van de Franken. In de Laat-Romeinse tijd leefde de naam Bataven nog wel voort in een afdeling van de Romeinse infanterie in de 4e en 5e eeuw, die letterlijk de Batavi genoemd werd. Op de Peutinger kaart, een middeleeuws kopie van een Laat-Romeinse kaart, wordt het land bij de Rijngrens ook Patavia genoemd.

De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.
De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.

Hoewel de Bataven dus eigenlijk nogal stilletjes zijn opgegaan in de grotendeels Frankische bevolking die in de Vroege Middeleeuwen het zuiden van Nederland bewoonde, werd de naam er niet minder beroemd op. In de 17e eeuw werd men des te enthousiaster omdat men een parallel trok tussen de Opstand der Bataven en de Nederlandse Opstand (begin van de Tachtigjarige Oorlog), wat beide gezien werd als een onafhankelijkheidsstrijd tegen een buitenlandse bezetter. Zo werd de Bataafse Mythe geboren, want hoewel beide opstanden voortkwamen uit onvrede over een streng beleid (overdadige rekrutering bij de Bataafse opstand, torenhoge belasting, protestantenvervolging en opschorten van privileges en gewoonterecht bij de Nederlandse) zijn beide regeringen niet echt vergelijkbaar. Bovendien is het zeer onjuist om de Bataven met geheel Nederland te associëren. Desondanks schilderde Rembrandt van Rijn De Samenzwering van Claudius Civilis [sic] voor het stadhuis van Amsterdam: de eenogige Civilis en de stamhoofden leggen boven een kelk een eed af tijdens hun heilig banket, zoals Tacitus omschrijft. In de 19e eeuw beweerden de eerste echte Nederlandse historici zelfs dat de Opstand der Bataven het begin van de Nederlandse natie was. De Bataafse Mythe wordt vandaag de dag door de wetenschap gelukkig naar het rijk der fabelen verwezen. Maar de beroemde stam en haar grote opstand blijven tot de verbeelding spreken…

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 5: Maastricht-Nijmegen en Nijmegen-Rijngrens

Reisgids Maas WestNadat we in het vorige hoofdstuk in het zuiden van Limburg geëindigd zijn, gaan we nu weer noordwaarts. We trekken vanuit Maastricht, ditmaal langs de linkeroever van de Maas, waarna we bij Cuijk oversteken en naar Nijmegen reizen, om uiteindelijk weer bij de Rijn te eindigen.

Maastricht-Cuijk

©Kleon33; CC BY-SA 4.0
©Kleon33; CC BY-SA 4.0

1. Traiectum ad Mosam (Maastricht)
 Locatie: Binnenstad Maastricht, ten zuiden van de Servaasbrug
– Alternatieve namen: Pons ad Mosam (waarschijnlijk na de bouw van een brug); Mosae Traiectum (middeleeuwse bronnen)
Romeins Maastricht had het economische voordeel dat het aan een kruising van meerdere wegen lag. Niet alleen lag het aan de oever van de Maas, vanwaar vrachtschepen af en aan voeren, maar ook lag het aan de Via Belgica, een heel belangrijke handelsweg die Keulen verbond met Tongeren en uiteindelijk met de havenstad Boulogne. Alsof dat nog niet genoeg was liep er vanuit Maastricht ook een weg naar Aken en eentje langs de Maas naar het noorden. Toen Nijmegen in de loop van de tweede en derde eeuw economisch begon te verzwakken, werd Maastricht één van de rijkste plaatsen in Romeins Nederland.
– Speciaal in de Romeinenweek: Citygame “Het geheim van Julius Caesar”(elke dag); Ommetje binnenstad Maastricht (29 april, 14:00-16:30)

De kruik uit Feresne. ©Hans Erren; CC BY-SA 3.0
De kruik van Ferenius. ©Hans Erren; CC BY-SA 3.0

2. Feresne (Dilsen?)
Locatie: onzeker, misschien Dilsen “de Kommel”
Feresne staat op de Peutinger kaart vermeld tussen Tongeren en Catualium. De exacte locatie ervan is echter nog lang niet duidelijk. Een andere aanwijzing voor het bestaan van de plaats is een potscherf uit Heerlen, met de naam Lucius Ferenius erop. De vondst van een vicus in het Belgische Dilsen doet vermoeden dat Feresne hier gelegen kan hebben. Het betrof een straatdorp, met huizen aan weerszijden van een Romeinse weg. Toch is Dilsen niet per se de enige kandidaat, zeker niet nadat in het nabijgelegen Mulheim sporen van een tempel ontdekt werden.

3. Catualium (Heel?)
– Locatie: mogelijk rondom de Stefanuskerk van Heel
Ook Catualium staat op de Peutinger kaart. Heel is de kandidaat omdat er sporen van een vicus gevonden zijn rondom de Stefanuskerk, zoals op de Panheelderweg. De locatie ligt bij een kronkelig deel van de Maas. Juist daarom is het niet ondenkbaar dat er bij Catualium ook een castellum kan zijn gebouwd, al dan niet in de Laat-Romeinse tijd. Gevonden is het echter nog niet. Het ligt bovendien niet ver van Roermond, ten oosten waarvan Mederiacum gelegen zou kunnen hebben.

4. Tempel Roermond
Locatie: onzeker
In 1960 werden er brokken zuil en een votiefsteen opgevist uit de Maas. De steen was gewijd aan de godin Rura. Samen met de andere brokstukken duidt dit dus op de aanwezigheid van een tempel, die blijkbaar door de Maas overstroomd is. Rura was waarschijnlijk een riviergodin, namelijk die van de Ruhr. De steen is in het Historiehuis van Roermond te bekijken.

© Toem Doesborg; CC BY-SA 3.0
© Toem Doesborg; CC BY-SA 3.0

5. Blariacum (Blerick?)
Locatie: vermoedelijk de Garnizoenweg in Venlo-Blerick
Blerick, het stadsdeel van Venlo ten westen van de Maas, zou het op de Peutinger kaart vermelde Blariacum geweest kunnen zijn, dat op de kaart tussen Catualium en Ceuclum vermeld wordt. Een reden waarom dit vaak wordt aangenomen is de sterke gelijkenis tussen beide namen, al mag je daar natuurlijk niet volledig op vertrouwen. De suggestie dat er een brug over de Maas liep bij Blerick is niet bewezen. Er zou dan waarschijnlijk ook een castellum moeten liggen, maar ook dat is niet gevonden. Wel lag er ter hoogte van de Garnizoenweg een Romeinse weg die haaks op de Maas stond, hetgeen een oversteekpunt impliceert. Ook is er een groot gebouw gevonden dat een herberg zou kunnen zijn. Dan zou Blariacum in plaats van een castellum misschien een statio zijn geweest.
Bezienswaardigheden: markering Romeinse weg tegenover de Venrayseweg

©Rijksdienst voor cultureel erfgoed; CC BY-SA 3.0
©Rijksdienst voor cultureel erfgoed; CC BY-SA 3.0

6. Statio van Lottum
Locatie: onzeker
Tussen Blariacum en Ceuclum wordt op de Peutinger kaart geen plaats meer genoemd, al laat deze kaart wel vaker namen en routes weg. Ongeveer 10 kilometer ten noorden van Venlo ligt bijvoorbeeld Lottum (voor zover bekend géén Romeinse naam!) waar sporen zijn gevonden die duiden op een statio, een militair wegstation. Twee altaarstenen met namen van soldaten erop doen dit vermoeden. Een gevonden bouwwerk zou de statio kunnen zijn, maar misschien ook niet: wellicht is dit de tempel waar de soldaten hun votiefstenen lieten plaatsen. Van de andere kant lag er dicht in de buurt al een inheems heiligdom. Lottum zou bovendien een geschikte oversteekplaats kunnen zijn voor wie vanuit Xanten sneller naar Maastricht wilde, dus wie weet…

pijler7. Ceuclum (Cuijk)
Locatie: Maasboulevard en Waalstraat, Cuijk
Zoals eerder besproken was Cuijk ook een religieuze plaats en een knooppunt voor handelaren. De Maas stroomt er langs, terwijl reizigers over land er konden oversteken. Bijvoorbeeld om naar Nijmegen of Xanten te gaan vanuit het zuiden. De afstand tussen Ceuclum en Catualium is vrij groot, dus is het niet onmogelijk dat er nog andere stationes tussen lagen die op de Peutinger kaart en in het Itinerarium Antonini vergeten zijn.
– Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse dag Cuijk (elke dag); Via Valentinana (elke dag)

©Fred Hage; CC BY-SA 3.0
©Fred Hage; CC BY-SA 3.0

8. Wachttoren Heumensoord
– Locatie: Heumensoord, Malden
Bij Heumensoord werd vanaf de derde eeuw een wachttoren of wachtpost opgericht om de route tussen Cuijk en Nijmegen beter te bewaken. Dat was nodig omdat Germania Inferior vanaf die eeuw beduidend onveiliger was geworden door Frankische invallen en een verzwakt grensleger. De toren was ongeveer 8 meter hoog en waarschijnlijk van hout. In de vierde eeuw werd hij in brand gestoken waarna men een iets kleinere nieuwe post bouwde. Het terrein van de toren is nu met gaas afgedekt om het te beschermen.
Bezienswaardigheden: zichtbaar gemaakte grachten van de wachttoren

Nijmegen Valkhof9. Romeins Nijmegen
– Locatie: Valkhof (oude stad, Laat-Romeins fort); Hunnerberg (castra en amfitheater); Kopse Hof (castellum Kops Plateau); Nijmegen-West (Noviomagus)
Alternatieve namen: Batavodurum (stad Valkhof); Oppidum Batavorum (stad Valkhof); Castra Herculis (mogelijke naam castra Hunnerberg of Laat-Romeins castellum Valkhof); Ulpia Noviomagus Batavorum (stad Nijmegen-West)
Romeins Nijmegen is een complexe locatie, die we echter al in hoofdstuk 2 behandeld hebben. De weg vanuit Cuijk (en eigenlijk ook uit Maastricht) eindigde hier, waarschijnlijk bij het Valkhof, waar oorspronkelijk het Bataafse bestuurscentrum door de Romeinen ingericht was. Van daaruit kon je oost- of westwaarts. In het oosten lag het militaire zwaartepunt. Na enkele tijdelijke kampen zat hier lange tijd een ruiterfort op het Kops Plateau. In de Opstand der Bataven (69-70 na Chr.) sneuvelden de stad en het fort, waarna op de Hunnerberg een castra voor Legio X Gemina werd opgericht. Een nieuwe stad verrees in het westen. De Nijmeegse economie floreerde de rest van de eeuw, maar kreeg een gevoelige klap toen rond 103 het legioen vertrok. Rond 180 werd de castra voorgoed ontruimd. Een eeuw later liep de verpauperde stad leeg toen de Crisis van de Derde Eeuw de handel de nek omdraaide. In de vierde eeuw concentreerde de boel zich weer op het Valkhof, waar een kleine handelsstad aan de Waaloever verrees en een nieuw castellum werd gebouwd op de heuvel.
– Speciaal in de Romeinenweek: “Nacht van de Romeinen” in Museum het Valkhof (28 april, 19:30-2:00); Layar-wandeling “Oudste stad van Nederland” (hele week); GPS Romeinen tocht (elke dag behalve 30 april en 1 mei; 11:00-17:00); “Romeinenwerkplaats” in Museum het Valkhof (29 april, 1-6 mei, 11:00-17:00)

Nijmegen Gelderse Vallei10. Brug over de Waal
Locatie: mogelijk ter hoogte van de Snelbinder, Nijmegen
Dat de Romeinen bij Nijmegen een brug over de Waal maakten ligt vast, al is het niet zeker of de gevonden brug ook echt de Romeinse is of toch een middeleeuwse. De Waal was niet onbelangrijk voor de Romeinen, maar de Rijn zelf had meer de voorkeur. Door een dam bij de aftakking van de Waal, bij Tolkamer, te maken werd de Rijn dieper en dus beter te bevaren (en minder makkelijk over te steken). Deze dam sneuvelde in het jaar 70 toen de rebellen van de Bataafse opstand zich achter de Waal terugtrokken. Ook de brug bij Nijmegen moest het ontgelden, maar gezien de belangrijke positie ervan is deze vast en zeker weer opgebouwd na de opstand. Of dat ook met de dam gebeurde is nog maar de vraag.

21111. Tempels en vicus van Elst
Locatie: Grote Kerk, Elst
Mogelijke naam: Helisthe
Al in de IJzertijd lag er waarschijnlijk een heiligdom bij Elst, maar dit zal niet meer dan een open plaats zijn geweest. In de eerste helft van de 1e eeuw zal hier voor het eerst een Gallo-Romeinse tempel, een mengeling van Romeinse en inheemse invloeden, zijn verrezen. De eerste tempel was vrij sober om te zien: niet meer dan een rechthoekig gebouw met een trapeziumvormig dak. In de tweede eeuw werd op dezelfde plek echter een nieuwe tempel neergezet. Deze had veel meer allure en was opvallend genoeg wel 17 meter hoog. In stijl van Gallo-Romeinse tempels werd de nieuwe tempel volledig door een porticus of zuilengalerij omgeven, met het terrein daaronder iets verheven boven de grond. Ook lag er om de tempel een ommuurd terrein. Hoewel we niet weten voor welke godheid te tempel was, doen de grootte en gevonden offers vermoeden dat het een belangrijke was. Hercules Magusanus, een mengeling van de Romeinse Hercules en de Bataafse oppergod, is geopperd. De tempel moet zo aantrekkelijk zijn geweest voor handeltjes dat er vanzelf een vicus omheen verrees, misschien wel met badhuis!
Bezienswaardigheden: Zichtbare fundering rondom en onder de Grote Kerk
Speciaal in de Romeinenweek: Rondleiding Tempel | Kerk Museum Elst (weekenden, 14:30)

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

12. Tempel van Elst-Westeraam
Locatie: Noorderlicht, Elst
Ondanks de grote belangrijke tempel onder de Grote Kerk, was Elst nog een tempel rijk in het oosten. Deze was een stuk kleiner en net als de grote tempel rond het jaar 100 gebouwd. Wel heeft ook hier vermoedelijk eerder een heiligdom gestaan, waarschijnlijk in de vorm van een houten gebouw. Ook het terrein van deze tempel was ommuurd, maar dan waarschijnlijk met hout en greppels. Naast de tempel lag een waterput. Rond het jaar 200 begon de tempel waarschijnlijk in verval te raken.

216 -Driel13. Castellum Driel
Locatie: zeer onzeker
De vondst van een weggedeelte ten zuiden van Driel maakt duidelijk dat er waarschijnlijk vanuit Elst direct een weg naar de Rijn liep. Driel is, zoals besproken in hoofdstuk 1, de kandidaat voor een castellum, maar het bestaan ervan is erg onzeker. Als het om een kruispunt ging schept dit echter wel interessante mogelijkheden.

 

Reisverslag donderdag 5 mei: tempels, forten, bruggen en een paleis

Dag 7 5 meiGegroet, trouwe volgers! Het was vandaag schitterend weer en ik heb veel gezien dat net zo schitterend was. Tacitus gaf dan niet zo hoog op over het klimaat hier, maar als je hier lang gelegerd zit ga je er de mooie dagen des te meer om waarderen! Heden morgen ontwaakte ik in Boxmeer en ging ik zo snel ik kon op pad met het doel om Ceuclum (Cuijk) te bereiken. Onderweg kwam ik door Oeffelt, waar de Maas en de daaraan gelegen weg een bocht naar links maken. Ook hier is een muntvondst gedaan. Over de Heerstraat (genoemd naar onze heirbaan?) kwam ik uiteindelijk uit bij Ceuclum. Helaas zijn de Romeinse reiskoets en bijbehorende mensen hier al een paar dagen eerder geweest, zodat ik ze misliep.

De Maasboulevard in Cuijk.
De Maasboulevard in Cuijk.

Ceuclum had een castellum dat ter hoogte van de Maasboulevard in Cuijk gelegen moet hebben. Via de app van timetravel.world kun je ervaren hoe dat eruit gezien heeft. Daarbij hoorde ook nog een aardige vicus met een Gallo-Romeinse tempel. Dit is de tempel die gereconstrueerd is in Museumpark Archeon (hoewel de omheining en Jupiterzuil meer gebaseerd zijn op de tempels uit Maastricht en Tongeren, waar ik op mijn reis ook geweest ben). Ook lag er bij Cuijk een belangrijke brug over de Maas, die helaas verdwenen is. Helaas, want na mijn uitgebreide bezoek aan Cuijk en Museum Ceuclum – mooi uitzicht vanaf de toren, al denk ik dat het geen wachttoren is – moest ik de rivier echt oversteken om Noviomagus te bereiken. Gelukkig bleek er nog wel een veerpont. Na de Maas zo te zijn overgestoken liep ik weer in Limburg: in het uiterste topje ervan. Slechts een paar kilometer verderop lag de villa van Groesbeek-Plasmolen: de grootste van Nederland!

De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.
De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.

Kort na half 1 ging ik Gelderland binnen. Dit gebied wordt natuurlijk het meeste met de Bataven geassocieerd (althans het deel ten zuiden van de Rijn) al reikte hun gebied waarschijnlijk nog wel tot in Noord-Brabant. Ruim een half uur later bereikte ik Heumensoord, waar een wachttoren moet hebben gestaan. Die wachttoren was nergens meer te bekennen, maar voor schaduw had ik genoeg aan de bomen, want het is een bosrijke omgeving. Daarna boog ik een beetje naar het oosten af, want ik kon het niet laten om even een kijkje te gaan nemen in Museumpark Orientalis. Dan met name voor de Romeinse straat, compleet met huizen en een school, en natuurlijk dat prachtige paleis van Pontius Pilatus. En over Romeinen en water gesproken: er ligt in Orientalis een reconstructie van een Romeinse liburna, een patrouilleschip!

Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond
Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond

Tegen 3 uur zei ik Orientalis gedag en ging verder naar Nijmegen. De streek waar ik doorheen liep moet degene zijn waar het aquaduct van de Hunnerberg doorheen liep: één van de geulen moet zelfs direct door Orientalis gelopen hebben. Omdat ik graag wat gedenkwaardige plaatsen aandoe, ging ik Nijmegen aan de oostkant binnen. Kort na half 4 bereikte ik het Kops Plateau. Hier is in 12 v. Chr. een kamp gebouwd, waar mogelijk niemand minder dan de grote veldheer Drusus gewoond heeft! Vanaf 16 na Chr. was dit vooral de thuisbasis van de Ala Batavorum (de Bataafse cavalerie) tot het fort in de opstand van 69-70 na Chr. werd verwoest.

Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.
Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.

Ten westen van het Kops Plateau ligt de Hunnerberg. Hier stond al eerder een groot kamp: in 19 v. Chr. liet Drusus hier een depot voor wel 15.000 soldaten plaatsen! Na zijn tijd werd het kamp op de heuvel verlaten, maar vanaf 70 AD, na de opstand dus, werd hier een vast legioenskamp opgericht, een castra. Ongeveer 35 jaar lang was dit de thuisbasis van Legio X Gemina. Toen dat in 105 werd overgeplaatst, werd het vlakbij gebouwde forum nogal overbodig, al hebben er nog ongeveer 70 jaar kleine detachementen in het fort gezeten. In Nijmegen-Oost herinneren tal van aanwijzingen aan deze tijden. Een audio-tour vertelt je het verhaal van een oudgediende en zijn kleindochter rond het jaar 170, tijdsvensters tonen je plaatsen zoals ze geweest zijn (zoals het forum) en markeringen en borden vertellen je van de poorten en gebouwen. Ten zuidwesten van het fort lag bovendien het enorme amfitheater, waarvan de funderingen nog zijn aangegeven in de straatstenen!

Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.
Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.

Mij westwaarts begevend kwam ik langs het Valkhof. Hier hebben wij Romeinen het administratieve centrum van de Bataven ingericht: Oppidum Batavorum. De stad werd in 70 na Chr. door de Bataven in brand gestoken om hem niet aan de oprukkende Romeinen prijs te geven. Pas zo’n 250 jaar later, rond 325, liet keizer Constantijn hier een nieuw castellum bouwen. Uiteraard is het Valkhof ook de vindplaats van Museum het Valkhof, vol Romeinse vondsten. Vlakbij is de Waalkade, waar de laat-Romeinse stad stond. Er zijn nog delen van een hypocaustum te zien.

Het Maasplein ligt middenin Noviomagus.
Het Maasplein ligt middenin Noviomagus en dat is wel te zien!

Het klassieke Noviomagus is te vinden in Nijmegen-West. Deze stad is ontstaan na de Bataafse Opstand en was de eerste stad in Nederland die Romeinse markt- en stadsrechten kreeg! (De eer is verder alleen aan Forum Hadriani te beurt gevallen.) Hier vond ik mijn oom, de magistraat. Het was een prettig weerzien na zo lange tijd, maar zoals ik al vermoedde was hij niet zo blij met de uitslag van de verkiezingen in Atuatuca Tungrorum. Nu ja, daar kon ik ook niet veel aan doen. Zorgwekkender vond ik het nogal vreemde nieuws van mijn oom over mijn eindbestemming, Fletio of Hoge Woerd. Er schijnen veel soldaten voor 8 mei die kant op gestuurd te worden. Het is iets met een grote toestroom van mensen die op die dag wordt verwacht. Waaronder noorderlingen…

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

Hoewel ik bij mijn oom had mogen blijven slapen, besloot ik mijn reis toch nog voort te zetten. Er was nog tijd en ik voelde mij in mijn ongerustheid een beetje schuldig dat ik zo’n omweg had gemaakt via Orientalis en Nijmegen-Oost. Ik had mijn hele reis natuurlijk veel sneller kunnen doen en wat nou als dit echt nodig was? Ik stak de Waal dus maar snel over, via een brug die op ongeveer dezelfde plek ligt als de Romeinse. Toeval? Meer naar het noorden liep ik langs Ressen, langs een wijk die Klein Rome heet. Dat klinkt nog veel toevalliger. Pas tegen 7 uur bereikte ik Helisthe (Elst), de plaats waar meerdere tempels moeten hebben gestaan. Omdat ik via het oosten Elst binnenging, had ik nog mooi de gelegenheid om even naar de tempel van Elst-Westeraam te gaan kijken. Die was niet meer te vinden. Jammer, want het was een mooie tempel, met een waterput erbij. De funderingen van de andere tempels van Elst, gebouwd ter ere van Hercules Magusanus, zijn nog wel te zien, onder de Grote Kerk (het is dus nog steeds een religieuze plaats!). Die funderingen zijn de rest van de Romeinenweek nog te bekijken.

De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.
De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.

Zo ging ik uiteindelijk maar rusten. Het was al laat en ik voelde me uitgeput. Toch maak ik me een beetje bezorgd over 8 mei. Ik zag van de week al meerdere berichten voorbij komen hoe in plaatsen als Matilo (Leiden), Nigrum Pullum (Zwammerdam) en Ceuclum opvallend jonge rekruten werden opgeleid. Alsof er zeer dringend versterkingen nodig zijn. En nu hoor ik ook dat er allerlei versterkingen naar Hoge Woerd worden gestuurd in verband met een groot aantal noorderlingen. Wordt er soms een aanval van de Chaukische piraten verwacht? Als dat zo is mag ik me wel haasten. Een beetje ongerust bracht ik toch maar een klein offertje aan Hercules Magusanus. Onder het wakend oog van de Bataafs-Romeinse krijgsgod ga ik slapen. Dat stelt me in elk geval een beetje gerust…

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Het begin van de Bataafse opstand en de slag op de Betuwe (69 na Chr.)

F-Canninefaten-WijnveldIn 69 na Christus, het Vierkeizerjaar, woedde burgeroorlog door het Romeinse rijk, dat ineens helemaal niet zo’n sterke eenheid meer leek. Legioen streed tegen legioen en de een na de ander werd tot keizer uitgeroepen. Deze chaos bracht ook een gelegenheid mee om het Romeinse gezag af te werpen. Zeker in Germania Inferior, een afgelegen grensprovincie waar maar weinig soldaten aanwezig waren nadat gouverneur Vitellius met zijn leger naar Rome getrokken was. Ondertussen rommelde het in Germania. De als onterecht beschouwde executie van edelman Claudius Paulus had kwaad bloed gezet, maar er speelde nog veel meer.

Het Vierkeizerjaar. De paarse provincies stonden aan de kant van Vespasianus. Enkele daarvan zaten zo dicht bij Italië dat Vitellius onmiddellijk versterking nodig had.
Het Vierkeizerjaar. De paarse provincies stonden aan de kant van Vespasianus. Enkele daarvan zaten zo dicht bij Italië dat Vitellius onmiddellijk versterking nodig had.

Misstanden leiden onvermijdelijk tot onvrede, vooral als zij grote vormen aannemen. En misstanden waren er in het Romeinse beleid in Germania Inferior. Bij het werven van hulptroepen, dat onder de Bataven in grote mate gebeurde, was corruptie zeker niet van de lucht gebleven, maar in de zomer van 69 liep dit pas echt uit de hand. Met het nieuws van Vespasianus‘ opstand tegen Vitellius, begreep men in Rome dat er zo snel mogelijk nieuwe hulptroepen moesten worden geronseld. Hoewel er wettelijk gezien geen dienstplicht voor iedereen was, werd elke onderworpen stam wel geacht een bepaald aantal soldaten te leveren, hetgeen dus onvermijdelijk niet op honderd procent vrijwillige basis ging. Zeker niet bij de Bataven, die doorgaans enkele duizenden hulptroepen leverden. De ambtenaren en militairen die hier over gingen, moeten in 69 echter opvallend overhaast te werk zijn gegaan, waarbij veel mannen werden aangewezen die opvallend oud of jong waren.

Volgens het uitvoerige verslag van de Romeinse historicus Tacitus was er in Germania Inferior sprake van gruwelijke corruptie. Of is dit wat aangedikt?
Volgens het uitvoerige verslag van de Romeinse historicus Tacitus was er in Germania Inferior sprake van gruwelijke corruptie. Of is dit wat aangedikt?

Haastige spoed in verband met de burgeroorlog kan een rol gespeeld hebben, maar volgens Tacitus was het pure corruptie: het betrof hier “vergissingen” die alleen door middel van steekpenningen weer werden rechtgezet. Tacitus beweert zelfs dat veel jonge knapen eerder zouden zijn ingezet in de slaapkamers van de officieren – een nogal extreem verhaal, waarbij dus enige voorzichtigheid geboden lijkt. In elk geval was de onvrede naar aanleiding van deze gebeurtenissen en/of geruchten groot genoeg, zeker omdat de bestuurders bij het ronselen alle adviezen van de stamhoofden totaal negeerden, hetgeen als zeer respectloos werd opgevat. Er werd gewoon zo overijverig gerekruteerd dat men de menselijkheid uit het oog verloren was. Bovendien zouden de nieuwe hulptroepen nu niet worden ingezet voor grensbewaking (dus dienst in eigen land) maar voor een gevaarlijke burgeroorlog in verre oorden…

Antonius Primus, bevelhebber van Pannonia, trok uit naam van Vespasianus op naar Italië om Vitellius te verslaan. Hij legde contact met Civilis en Flaccus.
Antonius Primus, bevelhebber van Pannonia, trok uit naam van Vespasianus op naar Italië om Vitellius te verslaan. Hij legde contact met Civilis en Flaccus.

Vespasianus moet juist hierom een kans geroken hebben. Jaren geleden had hij als aanvoerder van een legioen deelgenomen aan de invasie van Brittannia, waarbij hij waarschijnlijk connecties bij de aanwezige Bataafse hulptroepen had opgebouwd. Antonius Primus, de bevelhebber die voor hem vanuit Pannonia naar Rome marcheerde, stuurde een brief met het bericht dat ervoor gezorgd moest worden dat de Bataven Vitellius niet te hulp zouden komen en middels een opstand de Rijnlegioenen bezig zouden houden. Hordeonius Flaccus, die vanuit Mogontiacum (Mainz) het bevel voerde over de beide Germania’s, stuurde ook berichten naar de Bataven om niet naar Italië te gaan. Hij was op de hand van Vespasianus en vreesde dat een nieuwe burgeroorlog een ramp voor Italië zou zijn. Dus zochten Flaccus en Primus contact met Julius Civilis

De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat het te groot en te lelijk bevonden werd.
De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat het te groot en te lelijk bevonden werd.

Civilis zou volgens Tacitus met de Bataafse edelen zijn plannen hebben besproken in een “heilig woud”. Bossen zijn zeldzaam in het rivierengebied, wat ons dus enig hoofdbreken bezorgt als we proberen te beredeneren waar deze plek was. Het zou gaan om een heilige plek van de Bataven, waar zij vaker bijeenkwamen voor banketten bij maanlicht. Een besloten bijeenkomst, ’s nachts diep in het bos, voor een ritueel waar de Romeinen weinig mee op hadden. Ideaal voor een samenzwering dus. Civilis was in één opzicht sowieso uit hetzelfde hout gesneden als eerdere opstandelingen als Arminius en Vercingetorix: hij kende de Romeinse tactieken en strategieën, wat maakte dat hij ook wist wat hun zwakheden waren. Behalve dat hij de Bataafse edelen overhaalde om een opstand tegen Vitellius te beginnen, maakte hij ook heimelijk contact met de acht Bataafse cohorten, die zich na hun terugtocht uit Italië, waar zij Vitellius op de troon geholpen hadden, nog altijd in Mogontiacum bevonden.

Brinno wordt door zijn manschappen op het schild geheven, ten teken dat zij hem als leider verkiezen.
Brinno wordt door zijn manschappen op het schild geheven, ten teken dat zij hem als leider verkiezen.

De Bataven begonnen de opstand echter niet zelf. Zoals de Treveri 124 jaar geleden de Eburonen eerst de kastanjes uit het vuur hadden laten halen, werd de opstand nu ook begonnen door een kleinere stam, namelijk de Cananefaten, terwijl de Bataven zich afzijdig hielden om te kijken hoe dit zou verlopen. Met steun van de Frisii begonnen zij in augustus 69 een grote opstand en vielen de castella van Lugdunum (Katwijk) en Praetorium Agrippinae (Valkenburg) aan. Ene Brinno werd hierbij als hun aanvoerder in de strijd verkozen:

‘Onder de Cananefaten was een genaamd Brinno, een man van lompe moed, uitstekend in vermaardheid en afkomst. Zijn vader, na zich aan veel vijandelijkheid gewaagd te hebben, had de belachelijke expeditie van Caligula ongestraft bespot. Zijn naam, de naam van een rebelse familie, maakte hem populair. In de hoogte getild op een schild volgens het gebruik van hun volk, balancerend op de schouders van de dragers, werd hij tot leider gekozen.’ (Tacitus, Historiën – Boek IV:15).

Bataafse opstand augustus
Begin van de opstand in augustus 69. Alle verdedigingswerken in het westen werden verwoest en op de Betuwe vonden twee veldslagen plaats. Waarschijnlijk vielen de paar castella in het oosten ook vrij snel.

Brinno’s populariteit als zoon van een dissident impliceert een sterk anti-Romeins sentiment. De aanval kwam in elk geval als verrassing, en de onderbemande forten werden verwoest. Daarna trokken de Cananefaten oostwaarts. De forten die van de kust tot aan Fectio stonden, werd allemaal in de as gelegd, al dan niet door de troepen zelf, die in allerijl hun forten ontruimden en zich terugtrokken naar het oosten, wetend dat zij geen kans maakten tegen deze opstandelingen. De Romeinsgezinde troepen trokken zich nu samen op het oosten van het Bataveneiland, onder leiding van een zekere Aquilus. Mogelijk had Flaccus, wel enige versterking gekregen, maar nog altijd niet genoeg. Bovendien stond hij aan Vespasianus’ kant en wilde eigenlijk de boel in het noorden op zijn beloop laten. Ondertussen dreigden de Cananefaten versterking te krijgen van de Frisii en de Chauken, die zich bij de opstand hadden aangesloten. Maar helemaal verloren zaak voor de Romeinen was het vast nog niet, moet men hebben gedacht. De Ala Batavorum, de Bataafse cavalerie, was nog aanwezig in het land en Civilis was er ook nog met zijn cohort. En inderdaad, Civilis verzekerde hen dat hij de Cananefaten wel weer even tot de orde kon roepen, desnoods door middel van een goed pak slaag. Verder verweet hij de commandanten van de verwoeste forten dat zij hun werk verprutst hadden. Zij konden zich maar beter even terugtrekken in Vetera, terwijl hij de problemen hier wel even op zou lossen.

In 'Welkom bij de Romeinen' lijkt het uiterlijk van Julius Civilis (gespeeld door Frank Lammers) gebaseerd op het werk van Rembrandt. waarschijnlijk zag hij er bij aanvang van de opstand veel Romeinser uit, al liet hij later wel zijn baard en haar groeien. De holbewonerachtige knots gebruikte hij als edelman waarschijnlijk niet.
In ‘Welkom bij de Romeinen’ lijkt het uiterlijk van Julius Civilis (gespeeld door Frank Lammers) gebaseerd op het werk van Rembrandt. waarschijnlijk zag hij er bij aanvang van de opstand veel Romeinser uit, al liet hij later wel zijn baard en haar groeien. De holbewonerachtige knots gebruikte hij als edelman waarschijnlijk helemaal niet.

Wellicht begon men nu toch lont te ruiken. Het was duidelijk dat Civilis de Romeinen en de grenstroepen probeerde aan te sporen om weg te lopen van de strijd. Verder leek het wel of hij hen verweet dat zij niet in kleine groepjes actief waren, terwijl hen dat juist kwetsbaarder had gemaakt. Aquilus gaf dan ook geen gehoor aan de adviezen van Civilis, die zijn imago als betrouwbare bondgenoot begon kwijt te raken. Misschien niet eens zo vreemd: was Civilis niet een vriendje van Galba, tegen wie Vitellius in opstand gekomen was? En had hij sowieso niet al genoeg reden om de Romeinen te haten? Het was duidelijk dat Civilis zijn dubbelspel niet lang meer zou kunnen volhouden. Dus bekende hij kleur en schaarde zich aan het hoofd van de opstand. Met elke strijdbare Cananefaat, Fries, Bataaf of andere Germaan die hij krijgen kon trok hij op tegen de Romeinen en hun bondgenoten. Op de Betuwe kwam het tot een veldslag.

De Romeinse oorlogsschepen werden door een groot aantal roeiers voortgedreven. Bij de slag op de Betuwe bleken de roeiers dubbelspel te spelen.
De Romeinse oorlogsschepen werden door een groot aantal roeiers voortgedreven. Bij de slag op de Betuwe bleken de roeiers echter dubbelspel te spelen.

Civilis, die gewend was om met goedgetrainde Bataafse hulptroepen te werken, moest nu met heel andere krijgers aan de slag. Hun uitrustingen waren veel slechter en een legeropleiding in Romeinse stijl hadden veel van hen niet of nauwelijks gehad, tot ergernis van de aanvoerder. Civilis probeerde de problemen zoveel mogelijk op te lossen, onder andere door de mannen van de verschillende stammen in afzonderlijke colonnes op te stellen. De Romeinen daarentegen stelden hun soldaten op in een lange linie. De rechtervleugel sloot aan op de Rijn en kreeg daar steun van de vloot, terwijl de linkervleugel gedekt werd door een cohort van Tungri. Ze hadden er echter niet aan gedacht dat de Rijnvloot grotendeels werd bemand door mannen van Bataafse komaf, die tijdens de slag de boel begonnen te saboteren. De roeiers wendden voor de orders niet te begrijpen en roeiden de schepen bij de oever vandaan, zodat de schepen de soldaten niet helpen konden. Vervolgens grepen zij hun wapens en doodden hun roeiers, officieren en ieder bemanningslid dat zich niet bij hen aansloot. Ook de Tungrische hulptroepen liepen over naar de opstandelingen, zodat de Romeinen in paniek raakten en aan twee kanten ongedekt waren. De rebellen behaalden de overwinning en de Betuwe was niet langer in Romeinse handen.

Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.
Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.

De Slag op de Betuwe maakte Flaccus echter wel wakker. Het bericht van de vernielde forten en de slag op de Betuwe kon hij onmogelijk negeren, zeker als hij zichzelf niet verdacht wilde maken. Munius Lupercus kreeg opdracht om met zijn eigen Legio XV Primigenia en de resten van Legio V Alaudae op te trekken naar het noorden. Samen met Ubische hulptroepen, Treverische ruiterij en de Ala Batavorum stak Lupercus de Waal over. De Bataven stonden hier opgesteld achter de buitgemaakte standaards van de Romeinen, met achter hen hun vrouwen en kinderen die de mannen aanspoorden. Andermaal werden de Romeinen verraden, ditmaal door de Ala Batavorum die zich tegen hen keerde. De Ubiërs en Treveri sloegen op de vlucht en Lupercus moest zich terugtrekken. Hij slaagde erin met relatief weinig verliezen Castra Vetera te bereiken. Julius Civilis kon nu ook het keurkorps van de Bataafse ruiterij in zijn rangen verwelkomen, onder leiding van zijn neef Claudius Labeo. Opvallend is dat hij zijn neef kort daarna als gevangene naar de Frisii stuurde. Het was indertijd gebruikelijk om een bondgenootschap te verzekeren middels hooggeplaatste gijzelaars. Toch vermoedt men dat er meer achter deze zet stak, zoals een persoonlijke rivaliteit tussen Civilis en Labeo. Het is mogelijk dat Civilis zich als oudere elite (getuige zijn afkomst en de naam Julius) zijn autoriteit bedreigd zag door een nieuwkomer (getuige de ‘nieuwere’ naam Claudius).

De Duitse re-enactmentgroep Legio I Germanica Augusta beeldt het gelijknamige legioen uit, dat tijdens de opstand in Bonn verbleef.
De Duitse re-enactmentgroep Legio I Germanica Augusta beeldt het gelijknamige legioen uit, dat tijdens de opstand in Bonn verbleef.

Toen de Bataafse cohorten in Mogontiacum van de opstand hoorden, besloten zij een aanleiding te zoeken om zich aan te sluiten. Vitellius had hen eerder bevolen naar Italië terug te keren en had hen in ruil daarvoor dubbele soldij, reisvergoeding en vermeerdering van het aantal ruiters per cohort beloofd. De soldaten benadrukten dezelfde punten nu als harde eisen die nog steeds niet ingewilligd waren, zodat ze een aanleiding hadden om te gaan muiten. Toen Flaccus hieraan toegaf, eisten zij gewoon meer en meer, net zolang tot de eisen onvervulbaar waren. Nu hadden ze in hun eigen ogen een excuus om Mogontiacum te verlaten en naar hun volk te gaan. De matig bekwame Flaccus en zijn stafofficieren zaten nu met de handen in het haar. Er waren maar weinig soldaten, waarvan een veel te groot deel onervaren rekruten. Niets doen was ook geen optie, dus contacteerde men Legio I Germanica, te Bonna (Bonn). Herennius Gallus, die na het vertrek van Valens hier de leiding had over de 300 achtergebleven soldaten, zou de muiters de weg versperren. Twijfelaar Flaccus maakte echter de domme fout om dit plan weer af te blazen, wat hem in de ogen van zijn eigen soldaten verdacht maakte.

De Bataafse rebellen waren met name te herkennen aan het wezelbont op hun helm, zoals deze re-enactor van Stichting Corbvlo uitbeeldt.
De Bataafse rebellen waren met name te herkennen aan het wezelbont op hun helm, zoals deze re-enactor van Stichting Corbvlo uitbeeldt.

Gallus zat onderwijl tussen twee vuren in, omdat zijn soldaten de Bataven alsnog geen doorgang wilden verlenen. Toen de Bataven door een smalle weg tussen de vesting en het moeras heen trokken, liet hij hen omsingelen door zijn legionairs en hulptroepen. De Bataven reageerden met diepe colonnes en vochten terug als leeuwen, tot de Romeinen het fort weer in vluchtten en de hulptroepen ervandoor gingen. De Bataafse cohorten gingen in alle rust verder op weg, met een ruime bocht om Colonia Agrippinensis heen. De uitleg voor het gevecht was dat zij zich slechts verweerd hadden. Zo trokken zij noordwaarts, langs Vetera, waar Lupercus hen ongemoeid liet. Zo bereikten zij het opstandelingenleger van Civilis, die zich nu besloot te richten op Castra Vetera. Het Bataafse en Cananefaatse gebied was van Romeinsgezinde troepen bevrijd, maar dat gaf blijkbaar geen reden om te stoppen.

Wordt vervolgd…

Vitellius grijpt de macht: het Vierkeizerjaar en de vooravond van de Opstand der Bataven

germaniaVan 68 tot en met 70 na Chr. zou de vrede in het hele Romeinse rijk ernstig verstoord worden. Al enkele jaren eerder was er een opstand in Judea uitgebroken, maar dat was nog niets vergeleken met de burgeroorlog die het hele rijk op zijn kop zette en waar ook Germania Inferior een grote rol in zou spelen. Waarschijnlijk werden de zaden voor de opstand die hier zou uitbreken al in de laatste jaren van keizer Nero gezaaid, maar de burgeroorlog zelf zou de ontevredenheid pas echt goed doen ontkiemen.

Nero verviel op het eind van zijn leven in een paranoïde schrikbewind. Dat had hij beter niet kunnen doen.
Nero verviel op het eind van zijn leven in een paranoïde schrikbewind. Dat had hij beter niet kunnen doen.

Keizer Nero was geen stabiele persoon. Op 17-jarige leeftijd, jong en slecht voorbereid, was hij op de troon gekomen en hij bleek meer een losbandige romanticus dan een goed bestuurder, die vermoedelijk ook met een ernstige stoornis kampte. Naarmate de jaren voorbij gingen was Nero steeds labieler en vooral achterdochtiger geworden. Enkele ontmaskerde samenzweringen hadden zijn wantrouwen jegens de senatoriale klasse ernstig doen toenemen. Corbulo, de oud-gouverneur van Germania Inferior, viel ook ten prooi aan Nero’s “zuiveringen”, evenals Scribonius Rufus, die tot en met het jaar 67 gouverneur van dezelfde provincie was. Maar niet alleen de Romeinse elite viel ten prooi aan zijn angsten. Ook een belangrijke Bataafse bevelhebber werd ter dood gebracht. Zijn naam was Claudius Paulus. 

We weten eigenlijk bijna niets over Civilis uiterlijk. Een kroon zoals op dit schilderij van Rembradnt zal hij echter zeker niet hebben gedragen. Voor de opstand zag hij er waarschijnlijk erg geromaniseerd uit, dus zonder baard en met kort haar.
We weten eigenlijk bijna niets over Civilis uiterlijk. Een kroon zoals op dit schilderij van Rembrandt zal hij echter zeker niet hebben gedragen. Voor de opstand zag hij er waarschijnlijk erg geromaniseerd uit, dus zonder baard en met kort haar.

Claudius en zijn broer Julius Civilis (ook Claudius Civilis genoemd, maar waarschijnlijk is dat onjuist) zouden afstammen van een oud Bataafs koningsgeslacht of in elk geval uit de Bataafse adel afkomstig zijn. Zoals hun namen aantonen waren zij beide bekleed met het Romeins burgerrecht, wat zij verkregen hadden als aanvoerder van Bataafse cohorten, waarbij zij waarschijnlijk in Brittannia hun sporen hadden verdiend. Met al het verdiende geld en aanzien hadden zij grote landerijen op de Betuwe kunnen kopen, zodat zij met recht als onderdeel van zowel de oude als nieuwe elite gezien konden worden. Onder welke omstandigheden Paulus en Civilis in ongenade zijn gevallen blijft een raadsel. Tacitus vermeldt alleen dat het ten onrechte zou zijn geweest en dat gouverneur Gaius Fonteius Capito hen gevangen liet nemen wegens verraad. Of het nu gebeurde op last van Nero of op eigen initiatief van Capito (die bekendstond als corrupt), Paulus kon blijkbaar vrij snel geëxecuteerd worden. Wat Civilis betreft moet de zaak ingewikkelder hebben gelegen, zodat deze gevankelijk naar Rome werd gestuurd voor berechting.

Galba leidde uiteindelijk de opstand tegen Nero. Bij het consolideren van zijn macht maakte hij echter enkele fatale fouten.
Galba leidde uiteindelijk de opstand tegen Nero. Bij het consolideren van zijn macht maakte hij echter enkele fatale fouten.

Maar tegen de tijd dat Civilis in Rome arriveerde was Nero al dood. Al enkele maanden eerder was er in het zuidwesten van het Romeinse rijk een opstand uitgebroken. In maart had gouverneur Gaius Iulius Vindex besloten dat hij de corrupte regering van Nero, die middels hoge belastingen de bevolking uitzoog, niet langer pikte. De bevolking van zijn provincie, Gallia Lugdunensis, stond pal achter hem, maar zijn legermacht was beperkt en bovendien was Vindex van oorsprong een Aquitaniër (de aan de Basken verwante volkeren in zuidwest-Gallië). Als keizer zou hij nooit geaccepteerd worden en wilde Vindex een tegenregering uitroepen, dan moest hij een medestander vinden die zijn partij wel leiden kon. Die vond hij in de vorm van Servius Sulpicius Galba, de gouverneur van Hispania Tarraconensis. Galba sloot zich aan toen hij vernam dat hij op Nero’s dodenlijst stond. Vindex schoof hem derhalve naar voren en na enige aarzeling accepteerde Galba zijn leidersrol. Dat kon Vindex goed gebruiken, want zijn eigen hoofdstad Lugdunum (Lyon) steunde de opstand niet, terwijl de Gallische bevolking niet eendrachtig genoeg was. Toch kwam bij menig Romein het schrikbeeld naar boven van een opstand zoals die van Vercingetorix, inmiddels zo’n 120 jaar geleden. Lucius Verginius Rufus, de bevelhebber van Germania Superior, trok Gallië binnen en belegerde Vesontio (Besançon). De Bataafse ruiterij maakte ook deel uit van zijn troepen.

De zelfmoord van Nero (1888), door Vasiliy Smirnov
De zelfmoord van Nero (1888), door Vasiliy Smirnov

Nadat Vindex de stad echter ontzet had ontmoette hij Rufus, die ook niet in zijn schik bleek met het bewind van Nero. Rufus en Vindex zouden zijn overeengekomen dat Rufus zich aan zou sluiten bij de opstand, maar zijn legioenen, die hier niet van op de hoogte waren, vochten door en vernietigden het leger van Vindex, die zelfmoord pleegde. Toch bleken de legioenen van Rufus ook niet loyaal aan Nero: zij riepen Rufus uit tot keizer, hetgeen hij echter nadrukkelijk afwees. Dit alles gebeurde in mei 68. Al eerder, op 9 april, had Galba het keizerschap aanvaardt. Uiteindelijk raakte Nero in paniek en leek het thuisfront zich ook tegen hem te keren, waarop hij op 9 juni zichzelf het leven benam. Dat betekende niet dat Galba niets meer in de weg stond. De legioenen in Germania waren hem nog allerminst trouw en in Italië was Legio XIV Gemina, dat hem niet erkende, nog aanwezig in gezelschap van Bataafse hulptroepen. Toen Galba Rome bereikte en door de Senaat erkend werd, werd besloten deze onbetrouwbare troepen weg te sturen. Galba stuurde de Bataven naar Brittannia.

Castra Vetera I, was groot genoeg voor twee legioenen!
Castra Vetera I, was groot genoeg voor twee legioenen!

In deze tijd waren er vier legioenen gevestigd in Germania Inferior en Superior, maar niet in ons land. In het uitzonderlijk grote Castra Vetera (Birten, bij Xanten) zaten Legio V Alaudae, onder Fabius Fabullus, en XV Primigenia, onder Munius Lupercus, gevestigd. In Novaesium (Neuss) zat Legio XVI Gallica, mogelijk onder leiding van Cornelius Aquinus, en Legio I Germanica zat in Bonna (Bonn). De Rijnvloot, de Classis Germanica, stond onder leiding van Julius Burdo. Germania Superior bevatte nog drie legioenen, waarvan Legio XXII Primigenia, dat onder Gaius Dillius Vocula in Mogontiacum (Mainz) gevestigd zat, nog een belangrijke rol zou spelen. De enige die meer in Galba zag was Fabius Valens, de bevelhebber van Legio I. Blijkbaar beschikte hij over genoeg overtuigingskracht om de anderen over te halen Galba te erkennen, wat zij met enige tegenzin deden. Valens, Aquinus en Burdo vertrouwden hun superieur, Fonteius Capito, echter nog altijd voor geen cent en verdachten hem ervan een staatsgreep te plannen. In de herfst van 68 werd Capito in hun opdracht vermoord door centurio Crispinus, tot woede van de legionairs, bij wie Capito ondanks alles toch vrij populair was. De bevelhebbers zagen zich uiteindelijk genoodzaakt om Crispinus alsnog ter dood te brengen.

Vitellius wordt niet voor niets altijd afgebeeld met grote onderkin. De man stond bekend als een enorme veelvraat en gokker, en maakte zoveel schulden dat hij zijn huis moest verpanden om naar Germania te kunnen gaan.
Vitellius wordt niet voor niets altijd afgebeeld met grote onderkin. De man stond bekend als een enorme veelvraat en gokker, en maakte zoveel schulden dat hij zijn huis in Rome moest verpanden om naar Germania te kunnen gaan.

Galba stemde achteraf in met de moord. Hoewel hij veel stabieler was dan Nero, kon de nieuwe keizer toch wreed omspringen met tegenstanders. Zowel dit feit als zijn slechte inschattingsvermogen maakte dat hij zijn populariteit al snel verspeelde. Dat gold ook voor zijn benoemingen van de nieuwe gouverneurs in Germania. Verginius Rufus was te populair bij zijn ontevreden soldaten en werd derhalve vervangen door de tamelijk ongevaarlijke Marcus Hordeonius Flaccus, een jichtige oude man, die zijn sporen onder meer als consul verdiend had. En hoewel Flaccus nooit een bedreiging zou vormen voor Galba, was zijn benoeming een misrekening. De milde en ziekelijke gouverneur zou er nooit in slagen om de morrende troepen in bedwang te houden. Galba’s keuze voor het gouverneurschap van Germania Inferior was nog veel curieuzer: hij koos hiervoor ene Aulus Vitellius, die bekendstond als een veelvraat en een gokker. Ook hier betrof het een poging tot een tactische zet: iemand die alleen maar aan eten dacht kon in Galba’s ogen geen gevaar vormen en zou in de provincie bovendien lekker zijn gang kunnen gaan. Deze benoeming zou een nog veel ernstigere fout blijken. Bovendien was Galba zo onverstandig om de legaten van de legioenen niet te vervangen. Valens, die verwacht had beloond te worden voor zijn trouw, voelde zich door de benoeming van Vitellius ernstig gepasseerd. Galba stelde zijn oude medestander Aulus Caecina Alienus aan als commandant van Legio III Macedonica, maar kondigde hem kort daarna aan wegens de verduistering van staatseigendommen, zodat hij nog een legaat tegen zich in het harnas joeg.

Keizer Otho kwam aan de macht door een laffe moord op zijn voorganger, maar gaf zich later op moedige wijze gewonnen.
Keizer Otho kwam aan de macht door een laffe moord op zijn voorganger, maar gaf zich later op moedige wijze gewonnen.

Het werd winter en het nieuwe jaar brak aan. Op 1 januari zouden de troepen hun eed aan de keizer hernieuwen. Maar de legioenen in Germania weigerden dit: Galba, naar voren geschoven door hun oude vijand Vindex, was nog steeds mateloos impopulair bij hen, terwijl Caecina en Valens de boel verder opstookten. Een tegenkeizer werd niet door hen uitgeroepen, wat vermoedelijk de reden was dat men in Rome niet meteen in actie kwam. De bejaarde Galba adopteerde 10 dagen later echter wel zijn opvolger, in de vorm van Lucius Calpurnius Piso Licinianus. Opnieuw een onverwachte zet, want Marcus Salvius Otho, had de meest voor de hand liggende opvolger geleken. Otho, die door Nero van zijn vrouw Poppaea beroofd was en als gouverneur naar Lusitania was gestuurd, had zich uit persoonlijke wrok vrijwel meteen bij Galba aangesloten. Maar juist vanwege dat temperament vond Galba hem teveel op Nero lijken en daardoor ongeschikt voor opvolging. Opnieuw had Galba een inschattingsfout gemaakt door Otho te passeren maar hem verder ongemoeid te laten. De driftkikker kocht de Praetoriaanse Garde om zodat Galba en Piso op 15 januari op het forum vermoord werden, waarna de garde de Senaat onder druk zette zodat Otho benoemd werd.

De aquilifer, zoals hier uitgebeeld door de re-enactors van Legio II Avgvsta, gold als de hoogste standaarddrager van het legioen en als vertrouweling van de soldaten, die zelf kozen wie deze rang kreeg.
De aquilifer, zoals hier uitgebeeld door de re-enactors van Legio II Avgvsta, gold als de hoogste standaarddrager van het legioen en als vertrouweling van de soldaten, die zelf kozen wie deze rang kreeg.

De afwachtende houding na de muiterij in Germania was een grove fout. Nadat de legioenen in Mogontiacum de eed hadden geweigerd, was een aquilifer (de drager van de legioensadelaar, die gold als vertrouwenspersoon van de soldaten) naar het noorden om de andere bevelhebbers op de hoogte te brengen. Na Valens in Bonna te hebben ingelicht reed de man door tot hij Colonia Agrippinensis (Keulen) in de nacht bereikte om Vitellius op de hoogte te stellen. Koeriers werden uitgezonden om alle andere legaten en commandanten in Germania Inferior van het nieuws te vertellen, maar de volgende dag reed Valens naar de hoofdstad met een groep ruiters en riep Vitellius tot ieders verrassing uit tot keizer. Op 3 januari zwoeren de legioenen in Mogontiacum Vitelius trouw, waarna de rest al snel dit voorbeeld volgde. Vitellius had niet lang nodig om akkoord te gaan. Nu moesten alle lastpakken nog uit de weg. Buro, de commandant van de Rijnvloot, werd met een smoes gevangengezet, terwijl de procurator van Belgica, die het nieuws van de muiterij naar Galba had overgebracht, werd geëxecuteerd. Verder trachtten Vitellius en zijn generaals de Germaanse bevolking te paaien, inclusief de Bataafse hulptroepen die zich momenteel nog in Gallië, op het gebied van de Lingones, bevonden. Julius Civilis, die door Galba weer in vrijheid werd gesteld, werd derhalve bij aankomst in Germania opnieuw gearresteerd en vervolgens meteen weer vrijgelaten. Verder huwelijkte Vitellius zijn dochter uit aan de gouverneur van Belgica.

Waarschijnlijk leken de Bataafse cohorten AD 69 veel op Romeinse soldaten, maar met iets lichtere bewapening.
Waarschijnlijk leken de Bataafse cohorten AD 69 veel op Romeinse soldaten, maar met iets lichtere bewapening.

Als er één schaap over de dam is, volgen er meer: ook de gouverneur van Gallia Lugdunensis liep over naar Vitellius, gevolgd door die van Brittannia, Hispania en Raetia (de Alpen). Vitellius had nu dus een enorme aanhang en kon zodoende een leger van 70.000 man formeren. 40.000 hiervan stelde hij onder bevel van Valens, terwijl Caecina de rest onder zijn commando kreeg. Beide groepen gingen nog dezelfde maand op weg. Valens stuitte onderweg op de acht Bataafse cohorten, onder leiding van Alfenus Varus, die zich bij hem aansloten. In het zuiden van Gallië kregen zij voor het eerst met gewapende tegenstand te maken, waar zich de Tungrische hulptroepen onder bevonden. Caecina nam ondertussen een andere weg via de Alpen, waarbij ook hij een cavalerie-eenheid, de Ara Singularium, bij zijn troepen kon voegen. De Ara Singularium stond onder leiding van de Bataaf Julius Briganticus. In Rome zat Otho ondertussen behoorlijk met de handen in het haar. Suetonius Paulinus, zo vermaard omdat hij de Britse opstand van Boudica neersloeg, raadde hem uitstel aan: er waren legioenen van de Balkan onderweg en de Germaanse hulptroepen zouden vast slecht tegen het Italiaanse klimaat kunnen. Maar Otho durfde dit risico niet te nemen en begon in allerijl nieuwe troepen te ronselen – veel te haastig, zodat zijn legermacht een in elkaar geflanst zootje werd. Bij de Po stuitten Valens’ leger, waaronder de Bataven van Alfenus Varus, zelfs op het curiosum van een leger gladiatoren! Maar mede dankzij de Bataven, die goede zwemmers waren, werd deze slag gewonnen.

Bij Bedriacum vocht Romein tegen Romein.
Bij Bedriacum vocht Romein tegen Romein.

Op 15 april 69 werd Otho verpletterend verslagen bij Bedriacum. Er waren nog steeds versterkingen onderweg vanaf de Balkan, maar Otho was zo ontdaan door al het bloedvergieten dat hij opgaf en zich van kant maakte. Vitellius was op dat moment zelf nog niet erg lang onderweg naar het zuiden. In juni bereikte hij Rome waar hij het keizerschap aanvaardde en een triomftocht hield. De Bataven waren hier niet bij aanwezig: samen met Legio XIV, dat aan Otho’s kant had gestaan maar amper aan de strijd had deelgenomen, werden zij naar Brittannia gestuurd. Een legioen dat zichzelf niet als verslagen beschouwde kon beter niet in Italië blijven, terwijl hun verbintenis met de Bataven onvermijdelijk tot spanning en rivaliteit zou leiden. Zo hoopte Vitellius dat het gevaar geneutraliseerd zou worden. Die spanning was een feit, maar hij liep al snel zo hoog op dat het niet eens tot een reis naar Brittannia kwam: al bij Castra Taurinorum (Turijn) raakten de twee groepen slaags, waarop besloten werd de Bataven maar weer terug te sturen naar Germania, waar de legioenen ook weer naar teruggezonden waren.

Het Romeinse rijk in verschillende kampen verdeeld. Hispania en centraal Gallië steunden eerst Galba, maar later Vitellius.
Het Romeinse rijk in verschillende kampen verdeeld. Hispania en centraal Gallië steunden eerst Galba, maar later Vitellius. In Judaea woedde de Joodse Opstand, bevochten door Vespasianus.

Julius Civilis moet het in deze woelige tijden niet gemakkelijk hebben gehad. Eerst had hij al bekendgestaan als een verrader, maar nu werd hij ook nog beschouwd als een vriend van Galba, die door de bevolking en legioensoldaten als een usurpator werd gezien. Boze tongen beschuldigden hem bovendien ervan betrokken te zijn bij de moord op Fonteius Capito, met wie hij immers een conflict had gehad, zodat de soldaten naast het bloed van Crispinus ook dat van Civilis eisten. Maar op 1 juli riepen de legioenen in het Midden-Oosten Titus Flavius Vespasianus tot keizer uit, zodat 69 een Vierkeizerjaar werd. Dat de legioenen van Pannonia, die aan de zijde van Otho waren geweest, zich bij Vespasianus aansloten, vormde een direct gevaar voor Vitellius. Aan de Rijndelta waren door Vitellius’ veldtroepen maar een kwart van de 80.000 soldaten achtergebleven, zodat de grensbewaking dus verzwakt was. Vitellius had zijn leger weer terug naar Germania gestuurd, maar zag zich nu genoodzaakt om het weer naar Italië te roepen, inclusief de Bataafse cohorten. Deze troepen waren na de oorlog echter nog niet op volle kracht terug en bovendien was Valens ziek geworden. Afgezien van een oproep aan Brittannia en Hispania om versterking te sturen werd er niet veel nuttigs ondernomen. Flaccus stuurde nauwelijks versterkingen naar het zuiden. Hij vertrouwde de bevolking van de Germaanse provinciën niet, zeker niet nu er al zo weinig soldaten waren achtergebleven. Hoewel hij een zwak bestuurder was, was hij niet op zijn achterhoofd gevallen. Flaccus wist dat de onvrede flink was toegenomen en dat er best eens een opstand zou kunnen uitbreken. Vooral op het Bataveneiland…

Wordt vervolgd…