Romeinenweek 2017, dag 7: “Romeinendag” in Cuijk

vechtenSalve, salve! Heden morgen ben ik na een lange nachtrust wakker geworden in het Laat-Romeinse fort bij Kessel, in Noord-Brabant, niet ver van de plek waar Julius Caesar misschien wel de Usipeten en de Tencteren een pak slaag gegeven heeft. Langs de vredige Maas trok ik oostwaarts, langs plaatsen als Grave en Beers, die mij als Romein niet zoveel zeggen. Maar ten slotte kwam ik bij Cuijk en dat ken ik wel! Daar ging het om, want het raadsel luidde: ‘Ga naar de oorsprong van de tempel waar je orakel vroeg. Zoek degene die erbij past.‘ En aangezien ik orakel vroeg in een tempel die gebaseerd is op die uit Cuijk, is mijn reisdoel zonneklaar.

Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)
Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas). De contouren van de tempel zijn er ook te vinden, het castellum ligt verderop.

Ceuclum, zoals wij Cuijk noemen, ligt aan een vrij belangrijke bocht van de Maas, waar wij Romeinen een brug over de rivier gebouwd hebben, om van daaruit gemakkelijk Noviomagus (Nijmegen) te kunnen bereiken. De brug moest, zeker in de woelige Laat-Romeinse tijd, goed bewaakt worden en daarom is er uiteindelijk ook een fort bij gebouwd. Behalve dat stonden er natuurlijk ook nog een aantal andere gebouwen omheen, zoals de tempel. Bij mijn aankomst in Ceuclum was ik een beetje teleurgesteld, want de tempel, brug en het fort zijn inmiddels verdwenen. Maar wel is er een museum dat Museum Ceuclum heet. Als dat mijn dag nog niet goed maakte, dan wel de Romeinendag die ik er aantrof! De omtrekken van de tempel en pijlers van de brug zijn nog wel op de kade te zien.

Romeins bandweven.
Romeins bandweven.

Museum Ceuclum is een vrij klein museum vlak bij de Martinuskerk. Rondom het museum en de kerk was van alles te vinden. In het museum zelf konden kinderen een kaart krijgen met de 9 figuren van de Romeinenweek erop. Door de verschillende activiteiten buiten af te gaan kon je bij elk een stempel krijgen en zo het “Wie was het?”-spel van de Romeinenweek 2017 bemachtigen. Natuurlijk waren er ook archeologische resten te bekijken, boeken ter inzage of te koop en nog veel meer, zowel in het museum als in een kraam ervoor. Rondom het museum waren nog veel meer kramen, met name bemand door Romeinen van onder andere Stichting Corbvlo.

Leren te vechten met zwaard en met schild, zoals de echte Romeinen dat doen!
Leren te vechten met zwaard en met schild, zoals de echte Romeinen dat doen!

Vanuit het museum kon ik twee kanten op om meer te bezichtigen dus sloeg ik eerst rechtsaf en ging naar het Kerkplein. Hier werden militaire Romeinse activiteiten behandeld. Ik zag er meteen een bekend gezicht: de Romeinse wapenmeester van Baroen, die ik afgelopen dinsdag ook in Eindhoven gezien had, was hier opnieuw hard rekruten aan het opleiden. Behalve zijn gebruikelijke oefenpalen, waar de jeugd het Romeins zwaardvechten op oefenen kan, had hij ook enkele toestellen meegenomen die duidelijk bedoeld waren om het vechten als Romeinse ruiter mee te oefenen.

Als Romein op de foto in een Romeinse straat, met een Romeinse centurio!
Als Romein op de foto in een Romeinse straat, met een echte centurio!

Behalve dat kon er op het plein ook gemarcheerd worden in Romeinse stijl, aangezien er ook een paar soldaten aanwezig waren. Eentje had een zware sarcina oftewel bepakking bij zich, dus ik was in elk geval niet de enige Romein met reisbagage. De andere soldaat droeg wel een Romeinse helm en kolder, maar was bij nader inzien duidelijk een soldaat uit de Bataafse hulptroepen. Voor een grote afbeelding van een drukke Romeinse straat kond je ook als Romein op de foto, wat het natuurlijk des te gaver maakte. Een indrukwekkende centurio kwam ook nog een van deze exercities leiden, al schreeuwde hij zo luid en abrupt dat het enige moeite kostte om sommige kinderen nog over te halen, haha!

Hard op zoek naar scherven in het zand.
Hard op zoek naar scherven in het zand.

Het Kerkplein zelf bevatte ook een deel waar de kinderen zelf opgravingen konden doen. In een grote hoop zand waren allerlei scherven en voorwerpen verstopt, die met schepjes en kwastjes uitgegraven en schoongemaakt moesten worden, waarna je ook nog kijken kon of ze allemaal wel keurig in elkaar pasten. Opgraven gaat immers niet door met een grote schop maar hele kluiten uit de grond te scheppen, zoals mij afgelopen maandag in Leidschendam is uitgelegd. Wat metalen lijnen op het plein gaven mij het vermoeden dat de dubbele gracht van het castellum er keurig aangegeven was.

Er was van alles te doen en te knutselen op de Romeinendag!
Er was van alles te doen en te knutselen op de Romeinendag!

Rond het paadje naast de kerk stonden nog veel meer kramen met Romeinen om allerlei zaken te doen en te knutselen. Je kon bijvoorbeeld zelf een leren buidel maken: dit doe je door het leer in een ronde vorm uit te knippen en er gaatjes in te maken, waarna je er alleen nog maar een veter doorheen hoeft te rijgen. Een andere kraam bood de mogelijkheid tot het maken van afbeeldingen voor de riviergoden, het stampen van Romeinse kruiden, het maken van een fibula van koperdraad of het kleien van een potje. Of gewoon het spelen van een Romeins spel natuurlijk! De aanwezige Romeinen vertelden echter ook een hoop feiten aan wie het maar wilde horen. Net als afgelopen dinsdag in Eindhoven was ook hier een medicus aanwezig. Waar de veldarts in Eindhoven vooral vertelde hoe je allerlei gruwelijke oorlogswonden moest behandelen, vertelde deze dokter op gretige wijze over zaken als het behandelen van oogziektes! Tot slot liep er zelfs een eenzame Late Romein rond, die ik volgens mij afgelopen zondag ook in Zutphen had gezien. Het was een gezellig gebeuren, want het wemelde er van de nieuwsgierige mensen.

Een echte oude maalsteen in de Romeinse tuin!
Een echte oude maalsteen in de Romeinse tuin!

Via het uiteinde van dit paadje kwam ik weer aan de voorzijde van de kerk en sloeg ik opnieuw rechtsaf. Aan de achterzijde van het museum bleek echter een Romeinse tuin, dus die kon ik ook niet links laten liggen. De tuin bevatte allerlei echte stenen voorwerpen uit de Romeinse tijd, zoals delen van verschillende zuilen en andere brokstukken, die later voor de pijlers van de brug gebruikt moeten zijn, maar ook een zeer goed bewaarde inscriptie en een maalsteen die de Romeinen voor hun graan gebruikten. Het is opvallend hoe deze voorwerpen gewoon in een tuin liggen, die vandaag gewoon open was voor het publiek.

Het indrukwekkende profielwerkstuk, geheel werkend volgens de originele principes!
Het indrukwekkende profielwerkstuk, geheel werkend volgens de originele principes!

Maar het meest bijzondere in deze tuin was toch wel de scorpio (een vorm van een balista, Romeinse artillerie), die twee scholieren zelf hadden weten te bouwen voor hun profielwerkstuk. “We deden het gewoon omdat we het interessant en leuk vonden, maar we hadden niet gedacht dat het zoveel aandacht zou krijgen” zeiden ze. “Je moet 80 studielast-uren per persoon aan het werkstuk besteden; daar zitten we toch allang overheen!” Ze legden mij uit dat zelfs deze versie nog aardig accuraat kan schieten en demonstreerden het met volle teugen op een doelwit achterin de tuin, die niet voor niets gedeeltelijk afgezet was. “Eigenlijk schieten we meestal gewoon op een groot veld, dus we weten wel hoe ver de pijlen komen kunnen en hoe precies.” De heren lieten me zelfs een pijl zien die ze zelf hadden geprobeerd te maken. “Die hebben we geprobeerd zelf te smeden, maar dat was nog niet zo’n groot succes.” Maar dat maakt het in mijn ogen niet minder ambitieus en bewonderenswaardig!

Dag 7 RufiaIk hoefde intussen niet lang na te denken over wie de persoon was die bij de tempel paste. Dat moest uiteraard een priester of priesteres zijn en daar was er maar eentje van op mijn lijst: Rufia Materna. Rufia is bekend van een altaarsteen bij Millingen a/d Rijn die door haar moeder Mucronia Marcia aan Rufia wijdde. Ook werd er een heilig woud aan Rufia gewijd en werd ze ‘godin en meesteres’ genoemd. Uit deze teksten blijkt dat Rufia een lokale priesteres was en dat er op haar verjaardag, 17 juli, offers in het heilige woud gebracht werden. Dat gebeurde ook op 20 februari: die dag viel samen met de Parentalia, de dag waarop de Romeinen hun overledenen eren. Leefde Rufia nog wel toen haar moeder de steen oprichtte?

Mijn amuletten! Keurig bij het huisaltaartje geplaatst door priesteres Rufia.
Mijn amuletten! Keurig bij het huisaltaartje geplaatst door priesteres Rufia.

Ik kon op mijn beurt Rufia wel bijna aanbidden toen ik mijn amuletten terugvond in het lararium, het huisaltaar, van de Romeinse tuin. Ik was mijn geluksbrengers al een tijdlang kwijt en ik voelde mij nu meteen een stuk zelfverzekerder… ahum! Opnieuw trof ik er een raadsel bij aan: ‘Ten zuiden van Traiectum en Fectio ligt een plaats met een nieuw castellum. Zoek daar een slaaf die uitleent.’ Een vreemde tekst, want als het goed is zijn er alleen oude castella in dit land. Toch? In elk geval trof ik opnieuw een schipper aan die me wel een stukje wilde brengen. Ik twijfel er allang niet meer aan dat dit allemaal gepland is. Die Romeinen van gisteravond waren ook wel erg gastvrij… Ik word steeds benieuwder wat hier aan de gang is. We zijn nu in elk geval aangemeerd in Rijswijk, waar een castellum van onduidelijke naam (misschien Fletio) moet liggen. Ik hou jullie op de hoogte!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Het beleg van Castra Vetera

katapultHet is het jaar 69 na Christus… Er woedt een opstand in Germania Inferior, die in eerste instantie begonnen werd door de Cananefaten, maar nu hebben de Bataven het voortouw genomen. Na een paar vernietigende slagen op de Betuwe, rukken de rebellen op naar het oosten. De overlevenden van de verslagen Romeinse troepen hebben zich in het onderbemande Castra Vetera (Birten) verschanst. Julius Civilis, de leider van de opstand, heeft zijn troepen laten zweren aan troonpretendent Vespasianus en verzoekt de troepen in Vetera om zich bij hem aan te sluiten. Het antwoordt luidt dat Romeinse legioenen geen raad aannemen van verraders en vijanden. Een nieuwe confrontatie hangt in de lucht.

Middels hun eigen veldtekens trachtten de Germanen een anti-Romeins sentiment uit te drukken. (Foto: Gemina.nl)
Middels hun eigen veldtekens trachtten de Germanen een anti-Romeins sentiment uit te drukken. (Foto: Gemina.nl)

Inderdaad viel Civilis de castra zo snel mogelijk aan, met zoveel mogelijk Bataafse, Cananefaatse en Friese manschappen, waarbij hij inmiddels ook steun ontving van de Bructeren en de Tencteren, stammen van buiten het Romeinse rijk. Munius Lupercus, die nu het bevel in Vetera voerde, had de wal en muur in de tussentijd echter laten versterken. De burgerlijke nederzetting bij de castra was vernietigd, zodat de opstandelingen hier niets bruikbaars of waardevols konden vinden. Dat maakte het vooruitzicht niet rooskleuriger, want Vetera was berekend op twee voltallige legioenen, terwijl er nu hooguit 5000 soldaten aanwezig waren. Ook was de proviandering niet erg goed. Van de andere kant had menig burger zich in het fort verschanst, waarvan enkelen bereid waren de wapens ter hand te nemen, maar oefening hadden zij uiteraard nauwelijks gehad. Ook de ligging van het fort was niet gunstig, want in het westen grensde het aan open terrein. Eén voordeel was dat de Germanen niet ervaren waren in belegeringen.

In 'Welkom bij de Romeinen' beweert Julius Civilis (gespeeld door Frank Lammers) dat de Bataafse opstand "natuurlijk" in de pan gehakt werd: "Wij deden maar wat." Het beleg van Vetera bewijst wel dat Civilis wel degelijk goed nadacht. Het kostte bovendien heel veel moeite om de opstand neer te slaan.
In ‘Welkom bij de Romeinen’ beweert Julius Civilis (gespeeld door Frank Lammers) dat de Bataafse opstand “natuurlijk” in de pan gehakt werd: “Wij deden maar wat.” Het beleg van Vetera bewijst wel dat Civilis wel degelijk goed nadacht. Het kostte bovendien heel veel moeite om de opstand neer te slaan.

Civilis liet zijn troepen aan weerszijden van de Rijn optrekken, terwijl de buitgemaakte schepen van de Rijnvloot via de rivier naar Vetera voeren. Niet alleen uit tactische overwegingen maar ook om de Romeinen angst aan te jagen. De rebellen aarzelden niet meer om openlijk anti-Romeinse sentimenten te tonen: naast de veldtekens van de Bataafse cohorten en verslagen Romeinen werden de beeltenissen van hun eigen goden getoond. Het kreeg steeds minder weg van een opstand ten gunste van Vespasianus tegen Vitellius, en steeds meer van een grote opstand tegen de Romeinen als zodanig. Civilis stelde de verschillende stammen in afzonderlijke groepen op. Er werd met werptuigen en artillerie geschoten, maar de lange pijlen hiervan hadden nauwelijks effect op de stevige muur. Ondertussen schoot men vanuit het fort terug, wat verliezen bij de rebellen bracht. De muur met ladders bestormen mislukte ook. De meest gebruikelijke Germaanse tactiek was nu opbreken, maar Civilis besloot te blijven. Zijn kennis van Romeinse oorlogvoering had hem op een idee gebracht: de bouw van een belegeringstoren. Met behulp van overlopers en enkele krijgsgevangenen slaagden de opstandelingen erin er eentje te bouwen. Maar de Romeinen, die deze truc natuurlijk allang kenden, schoten zware projectielen en brandende pijlen af met hun katapulten, zodat de toren alsnog vernield werd. Civilis gaf nog steeds niet op: als Vetera niet kon worden ingenomen, zou hij het uithongeren.

Alle forten op het grondgebied van het tegenwoordige Nederland waren in de zomer van 69 verwoest. Daarna waren meer oostelijke legerplaatsen als Vetera aan de beurt.
Alle forten op het grondgebied van het tegenwoordige Nederland waren in de zomer van 69 verwoest. Daarna waren meer oostelijke legerplaatsen als Vetera aan de beurt.

Het nieuws van het beleg van Vetera kwam na enige tijd aan bij Hordeonius Flaccus, de gouverneur van Germania die zich op dat moment in Mogontiacum (Mainz) bevond. De oude legaat stuurde meteen bodes naar Gallië met het verzoek om versterking en gaf bovendien Dillius Vocula, de bevelhebber van Legio XXII Primigenia, de opdracht om Castra Vetera te ontzetten. Flaccus zelf, die kampte met ernstig jicht en een hoge leeftijd, volgde Vocula per schip naar het noorden, er niet bij stilstaand dat dit zijn imago bij de soldaten, die achter Vitellius stonden, niet erg goed deed: Flaccus werd ervan verdacht te heulen met Vespasianus. Om de gemoederen te peilen had hij een brief van Vespasianus aan zijn soldaten laten voorlezen, wat achteraf hun wantrouwen alleen maar vergroot had. Die reactie had Flaccus natuurlijk wel waargenomen, waarop hij snel de bode had laten arresteren, maar dat hielp niet veel. Bij aankomst in Bonna (Bonn) kreeg Flaccus daar de schuld van de nederlaag op de Betuwe. De brieven die hij naar Gallië had gezonden boden voorlopig redding: door die voor te lezen maakte Flaccus duidelijk dat hij wel degelijk tegen de rebellen vocht. Ook zegde hij toe dat elke brief die binnen zou komen zou worden overhandigd aan de aquilifer, de vertrouwenspersoon van de soldaten, zodat die de brief kon voorlezen vóórdat de officieren hem hadden gelezen. Vooralsnog maakte hij de fout één enkele onruststoker toch op te sluiten, om zijn gezag te laten gelden. De man beweerde dat hij een briefwisseling tussen Flaccus en Civilis had onderhouden en nu dus werd opgeruimd als lastige getuige, een bewering die de gemoederen opnieuw deed oplopen. Vocula greep in en liet de opstandige soldaat ter dood brengen. Flaccus zag in dat hij het bevel voorlopig beter aan de gezondere Vocula kon overlaten.

Een tentenkamp zoals Vocula opsloeg bij Gelduba is extreem kwetsbaar. Het moest dus goed beveiligd worden met een greppel, wal, palissades en grondige bewaking.
Een tentenkamp zoals Vocula opsloeg bij Gelduba is extreem kwetsbaar. Het moest dus goed beveiligd worden met een greppel, wal, palissades en grondige bewaking.

De vooruitzichten voor de ontzetting waren niet zo rooskleurig. Er sloten zich in Colonia Agrippinensis (Keulen) wat hulptroepen uit Gallië aan, maar het was moeilijk deze te werven, omdat het succes van Civilis het moreel ernstig deed dalen. Veel schatting uit Gallië was er ook niet geleverd, zodat er weinig geld was om de soldij van te betalen. Ook waren er weinig voorraden, mede door een graantekort. De Rijn stond ongebruikelijk laag, wat een vijandige oversteek natuurlijk vergemakkelijkte. Pas in Novaesium (Neuss) bereikte Vocula iets nuttigs: Legio XVI Gallica sloot zich hier bij hem aan. In plaats van meteen door te trekken naar Vetera sloeg men wijselijk een kamp op bij Gelduba (Gellep), op ongeveer 36 kilometer (een dagmars dus) van Vetera. Middels exercities, gevechtstraining en zwaar werk moesten de troepen weer in het gareel gekregen worden. De in de omgeving wonende Cugerni, die zich bij Civilis hadden aangesloten, werden geplunderd onder leiding van Vocula, terwijl Herennius Gallus, de bevelhebber van Legio I Germanica, in het kamp achterbleef. Dat bleek een fout: een schip dat een lading graan kwam brengen, liep vast op een ondiepte in de rivier, waarop het uit alle macht verdedigd moest worden tegen de Germanen die hun kans roken om het schip en zijn kostbare lading te kapen. Het schip ging verloren, evenals de levens van vele soldaten. De gefrustreerde legionairs keerden zich tegen Gallus en sleurden hem uit zijn tent, waarna zij hem de kleren van het lijf scheurden en hem afranselden. De arme Gallus werd ervan beticht een verrader te zijn die heulde met Flaccus en kon alleen door een bekentenis zijn leven redden. Toen Vocula terugkeerde trad hij met harde hand op: Gallus werd vrijgelaten en de leiders van de muiterij werden gedood.

Wie tegenwoordig in de stad woont kan zich amper voorstellen hoe donker het 's nachts zonder lantaarns is.
Wie tegenwoordig in de stad woont kan zich amper voorstellen hoe donker het ’s nachts zonder lantaarns is.

Inmiddels was het oktober. Civilis had intussen niet stilgezeten en middels verdragen en gijzelaars nog meer bondgenoten geworven, zoals de Chatti, de Usipi en de Mattiaci, die nu de Rijn begonnen over te steken om de Ubiërs en de Treveren aan te vallen. Het land van de Menapiërs en Morini, in Vlaanderen, werd ook geplunderd omdat zij Rome trouw waren gebleven. Na een paar overwinningen en de vernietiging van de Ubische cohorten werd het beleg van Vetera geïntensiveerd. Men patrouilleerde om het fort om het zo van elke vorm van informatievoorziening af te snijden. Verder ondernam men nieuwe stormaanvallen met belegeringstuig, tot in het donker aan toe. Dat laatste was niet erg verstandig, want zonder daglicht was de vesting moeilijk te raken met de artillerie, terwijl de rebellen zelf met vuren hun positie verraadden. Toen Civilis dat bemerkte gaf hij bevel de vuren te doven, maar als verdedigers waren de Romeinen in het pikdonker nog steeds in het voordeel: een aanval bracht onvermijdelijk geluid teweeg. De nacht ging voorbij en Civilis liet een belegeringstoren van twee verdiepingen tegen de westpoort zetten. Door met zware balken tegen de toren te rammen wisten de Romeinen het toestel echter te vernielen: het stortte in en nam een hoop krijgers met zich mee. Moedig door dit succes en de verwarring die de instorting buiten zaaide, deden de Romeinen een uitval. De Germanen weken terug.

In december 69 werd Vitellius afgezet en gedood, waarna Vespasianus door de Senaat als keizer erkend werd.
In december 69 werd Vitellius afgezet en gedood, waarna Vespasianus door de Senaat als keizer erkend werd.

Dezelfde maand werden Vitellius’ legers in Italië verslagen door Antonius Primus, die Rome nu vrijwel ongehinderd kon bereiken. Begin november bereikte het nieuws van de veldslag Germania in een brief van Caecina, Vitellius’ onderbevelhebber, die inmiddels op vrij opportunistische wijze was overgelopen. In de brief raadde hij iedereen aan Vespasianus te erkennen. Flaccus ging ermee naar Novaesium om de soldaten over te halen. Voor de legionairs lag dit zo gemakkelijk niet. Tot overmaat van ramp kwam er een brief van Antonius Primus aan Civilis naar boven, waarin de Bataven als bondgenoten en de legioenen van Germania als vijanden werden neergezet. De boodschapper Alpinius Montanus, hoofdman van een Treverisch cohort en getuige van de nederlaag van Vitellius, werd naar Civilis gestuurd met de brief in kwestie, die ook een bevel bevatte om de strijd te staken. Hij keerde terug naar Flaccus met de mededeling dat Civilis geen gehoor aan de oproep gaf. Nog dezelfde maand stuurde Civilis de Bataafse cohorten en zijn moedigste krijgers zuidwaarts om de legioenen bij Gelduba aan te vallen, terwijl hijzelf bij Vetera bleef. De expeditie werd geleid door Claudius Victor, een neefje van Civilis, en door ene Julius Maximus.

DSCN0373
Het Romeinse leger staat bekend om zijn uitgedachte slagordes en dat is niet voor niets. De organisatie bracht vaak de overhand.

Voor Vocula kwam de aanval als totale verrassing en hij moest in allerijl een opstelling maken. De Romeinen wonnen de slag nog net, omdat er bij toeval wat hulptroepen kwamen opdagen, waarop de Germanen meenden dat de hele legermacht uit Mogontiacum eraan kwam en op de vlucht sloegen. Het was een Pyrrhusoverwinning voor beide partijen: de Romeinen hadden de grootste verliezen en waren hun veldtekens kwijt, maar de Bataven waren hun beste mannen kwijt. Als Vocula de achtervolging had ingezet had hij Vetera wellicht kunnen ontzetten, maar hij besloot dat het beter was als zijn leger z’n wonden likte. Civilis trachtte met de buitgemaakte veldtekens de Romeinen in Vetera wijs te maken dat hij het Romeinse leger verpletterend verslagen had, maar een krijgsgevangene verkondigde luidkeels het ware verhaal, hetgeen de man het leven kostte. Rook in de verte maakte al snel duidelijk dat er inderdaad nog steeds Romeinen in aantocht waren. Vocula arriveerde rond 20 november en sloeg kamp op in het zicht van Vetera. Hoewel hij eerst de situatie uitgebreid had willen bekijken, vielen zijn overmoedige mannen uit zichzelf aan, zonder slagorde of strategie. Het resultaat was een lange, moeizame veldslag vlakbij het fort. Toen gebeurde er iets wat de slag besliste. De belegerden deden een uitval. De verrassing was totaal en in het heetst van de strijd viel Civilis plotseling van zijn paard. Wat was er gebeurd? Niemand wist het, maar de Germanen zagen zich van hun leider beroofd en sloegen op de vlucht.

Het castellum Gelduba lag op een dagmars van Vetera. Het bleef niet gespaard.
Het castellum Gelduba lag op een dagmars van Vetera. Het bleef niet gespaard.

Vocula, die nu 30.000 man ter beschikking had, maakte opnieuw de fout de overwinning uit te buiten en de rebellen te laten ontkomen. In plaats van hen te achtervolgen besloot hij de muren en torens van Vetera te versterken. Alle ballast en non-combattanten werden naar Novaesium teruggestuurd, met de mededeling van daaruit graan te laten overbrengen. De voorraden in Vetera waren immers erg slecht. Maar de Rijn was in Germaanse handen en dus moest het graan over land worden aangevoerd. Het eerste transport kwam ongedeerd aan, maar het tweede werd bij Gelduba overvallen, wat een gevecht opleverde tot in de nacht, tot men erin slaagde de goederen in het kamp in veiligheid te brengen. Het was duidelijk dat Vocula in een lastig parket zat: de aanvoer over land was nu ook geblokkeerd, terwijl het in de omgeving van Vetera wemelde van de vijanden, zelfs nu het beleg verbroken was. Door Germaanse invallen in het zuiden dreigde Vocula ingesloten te raken. Om uit te wijken vertrok hij met duizend man, de rest achterlatend in het fort. Een grote gok, want de soldaten morden nog steeds, zodat de achterblijvers niet zeer betrouwbaar waren; zij voelden zich in de steek gelaten. Terecht, want zodra Vocula vertrokken was kwamen de Germanen tevoorschijn en werd Vetera weer belegerd. Vocula zelf werd achtervolgd, maar niet aangevallen. Wel werd Gelduba ingenomen. Novaesium wist een aanval af te slaan, zodat Colonia Agrippinensis nog even veilig bleef.

Soldaten van rond de Bataafse Opstand lijken al wat meer op het beroemde stereotype. De caligae (open sandalen) zouden een paar decennia later uit de mode raken.
Soldaten van rond de Bataafse Opstand lijken al wat meer op het beroemde stereotype. De caligae (open sandalen) zouden een paar decennia later uit de mode raken.

Toen deed iets de vlam in de pan slaan onder de legionairs. Vitellius had bij zijn aantreden als keizer zoals gebruikelijk een donativum (geldbonus) aan de soldaten beloofd, die nu eindelijk arriveerde. De soldaten eisten hun deel ervan, waar Flaccus aan voldeed, maar hij beging een enorme flater door dit uit naam Vespasianus te doen. Niet alleen was die minder populair, maar bovendien verwachtten de soldaten nog een apart donativum van Vespasianus. Om de gemoederen te sussen werd de gift met wijn gevierd, maar alcohol en boosheid gaan slecht samen. De legionairs sloegen aan het muiten. Flaccus werd naar buiten gesleurd en doodgeslagen. Vocula vermomde zich als slaaf en wist zo in het donker te ontkomen. Pas daarna beseften de soldaten wat zij gedaan hadden: ze hadden zichzelf van hun aanvoerders beroofd terwijl de vijand nabij was. Chaos en paniek waren het gevolg. Er werden bodes naar Gallië gestuurd met het verzoek om hulptroepen en geld, maar ineens voelde men de hete adem van de Bataven. Er zou vast een aanval komen! Eerst maakte men zich op om terug te vechten, toen om te vluchten. Ruzie spleet hun partij vervolgens in tweeën: Legio IV en XXII noemden Vitellius weer hun keizer, maar Legio I erkende Vocula opnieuw als bevelhebber en zwoer Vespasianus trouw. Eind december bereikte Vocula Mogontiacum met de trouw gebleven legioenen. De twee afvallige bleven achter in Novaesium. Zelfs het bericht van de dood van Vitellius op 20 december, de dag dat Antonius Primus Rome innam, bracht geen verandering. Het zag er slecht uit voor de Romeinse aanwezigheid in de Germaanse provincies…

Wordt vervolgd…