Stammen en civitates in Romeins Nederland

De indeling van de belangrijkste "stammen" in Noordwest-Europa rond 150 AD. Wijzigingen in de kustlijn zijn op deze kaart genegeerd. (bron: wikimedia commons)

Salvete, barbari! Omdat ik zoveel door jullie land trek leek het me leek om de bevolking wat nader te beschrijven. Nee, niet jullie, maar de mensen die in de Romeinse tijd (mijn tijd dus) in dit land woonden. Het gebied ten zuiden van de Rijn viel bijna helemaal onder een Romeinse grensprovincie, Germania Inferior. Zoals die naam al aangeeft, werden de meeste mensen in dit land door de Romeinen onder de Germanen gerekend. De Germanen zijn niet één volk, maar meer een verzamelnaam voor allerlei stammen, volkeren en groepen. Maar Germania Inferior lag aan de rand van Gallië, zodat er wellicht ook Kelten woonden.

bataven
De beroemde Bataafse leider Julius Civilis, enkele eeuwen later geportretteerd door Rembrandt. Maarre… die kleren en dat tafelkleed… Niet echt een historicus, die schilder.

De beroemdste stam uit Romeinse Nederland is ongetwijfeld die van de Batavi of Bataven. (Sommige mensen spreken nog over Batavieren, maar dat is erg ouderwets.) Waar de Bataven precies vandaan komen weten we niet, maar volgens Tacitus waren ze na een conflict van de Chatten, middenin in het latere Duitsland, afgesplitst. Als we bedenken hoe stammen georganiseerd waren, zou het dus kunnen dat het om opstandige vazallen gaat. Tegenwoordig weten we echter steeds minder zeker of de Bataven nu Germaans of Keltisch waren. In elk geval trokken de Bataven naar het westen en gingen in het Nederlandse rivierengebied wonen. Mogelijk is dit met Romeinse toestemming gebeurd, ergens tussen de Gallische Oorlog (58-50 v. Chr.) en de oorlog van Drusus (12 v. Chr.). In dat jaar werden de Bataven andermaal onderworpen, maar omdat dit geweldloos ging werden zij als bondgenoten in het rijk opgenomen. Hierdoor is het fabeltje ontstaan dat de Bataven gelijkwaardige bondgenoten waren van de Romeinen, ook omdat zij geen belastingen zouden hoeven betalen. Dat is echter niet juist: de Bataven waren vrijgesteld van gewone belastingen omdat zij buitengewoon veel hulptroepen leverden (260 à 280 per jaar). Een bondgenootschap was in de Romeinse tijd echter nooit gelijkwaardig!

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste. (© Illustratie door Peter Nuyten)
Noviomagus, de hoofdstad van de Bataven. Het stelde weinig voor naast Rome, maar op zijn hoogtepunt was het een welvarend stadje!  (© Illustratie door Peter Nuyten)

Nog zo’n fabeltje: de Bataven zijn het beroemdst van alle stammen in Germania Inferior en worden daarom vaak met heel Nederland geassocieerd. Ook dat klopt niet: de Bataven woonden voornamelijk tussen Rijn en Waal, dus op de Betuwe. De Romeinen noemden het gebied tussen de twee rivieren dan ook het Insula Batavorum: Bataveneiland. Hun leefgebied strekte zich waarschijnlijk wel ten zuiden daarvan uit, want de Romeinen plaatsten het bestuurscentrum van hun civitas (administratieve gemeenschap) op de zuidoever van de Waal. Hier lag het bestuurscentrum in eerste instantie op het Valkhof in Nijmegen, waar de stad Oppidum Batavorum ontstond. In het jaar 69 kwamen de Bataven echter in opstand, onder leiding van Julius Civilis. Ze kregen steeds meer stammen mee in de strijd, maar uiteindelijk zag het er toch slecht uit voor hen. Ze staken hun hoofdstad in brand, vernielden de brug over de Waal en trokken zich terug op de Betuwe en uiteindelijk zelfs achter de Rijn. De Bataven waren namelijk niet alleen goede ruiters, maar ook uitstekende zwemmers. Uiteindelijk werden, na onderhandelingen, de oude verdragen hersteld. De nieuwe hoofdstad van de Bataven ontstond een paar kilometer ten westen van de oude. Dit werd Noviomagus. Helaas werd de stad in de loop van de derde eeuw verlaten.

De twee kampen en vlootbasis bij Velsen, aan de zuidoever van het Oer-IJ. (Tekening: Graham Sumner)
De twee kampen en vlootbasis bij Velsen werden in 28 na Chr. belegerd door de opstandige Frisii. (Tekening: Graham Sumner)

Ten noorden van de Rijn woont een bijna net zo beroemde stam: die van de Frisii of Friezen. Zij leven daar op terpen, waar zij koeien houden. Tacitus onderscheidt de Kleine Friezen in Noord-Holland en de Grote Friezen in Friesland en Groningen. De Romeinen kwamen voor het eerst in contact met hen toen Drusus in 12 v. Chr. naar het noorden voer en hen onderwierp, overigens ook weer zonder wapengekletter. Hun kennis van de wadden kwam goed van pas bij de Romeinse tochten langs de noordkust. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. wisten de Romeinen blijkbaar hun controle over de Friezen (of in elk geval over een deel van hen) te behouden. Toch brak er in 28 na Chr. een opstand uit, volgens Tacitus uit woede over de inhalige belastingen. Na een veldslag in het geheimzinnige woud van Baduhenna bleven de Friezen dus onafhankelijk. In 47 na Chr. werd het gebied echter onder de voet gelopen door generaal Corbulo, naar aanleiding van nogal hevige Friese en Chaukische piraterij in de Rijndelta. Corbulo zette alle hoofdmannen af en wilde een Romeins bestuur inrichten, maar kreeg hier geen toestemming voor van keizer Claudius, die geen onrust in Gallië wilde. Corbulo trok zich terug, maar bouwde voor de zekerheid wel een aantal nieuwe castella langs de Rijn. Mogelijk hebben de Friezen hierna nog wel een tijdje een soort vazalstatus gehad. Ook leverden ze nog hulptroepen voor in Brittannia. In de 3e eeuw trokken veel Frisii weg uit hun gebieden omdat lichte klimaatverandering ernstige ecologische problemen zoals overstromingen gaf. De achterblijvers moeten eind 3e eeuw nog flink lastig zijn geweest voor de Romeinen.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo. Het was de tweede officiële stad in Romeins Nederland en de noordelijkste Romeinse stad op het Europese vasteland!

Ten westen van de Bataven woonden de Cananefates of Cananefaten (vroeger vaak Kaninefaten) genoemd. Ze zijn niet zo beroemd als de Friezen en Bataven, maar misschien ken je ze toch wel van je schoolboek. In tegenstelling tot wat veel mensen denken betekent hun naam niet “konijnenvatters” (er waren hier niet eens konijnen voor de Romeinse tijd). Vermoedelijk staat de naam voor “look-meesters”, omdat er op de zandgrond in het westen van Zuid-Holland uien, prei en look te verbouwen vielen. Ook de Cananefaten leverden hulptroepen, maar niet zoveel als de Bataven. Tacitus zei dat beide stammen veel op elkaar leken, maar dat de Cananefaten met minder waren, wat je doet afvragen of de stam-indeling niet een beetje door de Romeinen uit de mouw geschud was.

F-Canninefaten-Wijnveld
De Cananefaatse hoofdman Brinno werd in de zomer van 69 stoer op het schild geheven door zijn krijgers!

De afkomst van de Cananefaten is onbekend, maar er zijn wel wat ideeën over. De Romeinse historicus Paterculus, die deelnam aan de veldtochten van Tiberius, zegt dat ze in 4 na Chr. werden onderworpen. Dit zou kunnen betekenen dat de Cananefaten toen nog in de Achterhoek woonden en pas later op Romeinse uitnodiging naar het westen migreerden. Het is echter ook mogelijk dat ze dit veel eerder deden en gebruik maakten van het machtsvacuüm dat Julius Caesar hier in 50 v. Chr. achterliet: hun naam lijkt namelijk een mengeling van Keltisch en Germaans. Blijkbaar waren de Cananefaten wel een beetje ondergeschikt aan de Bataven. Het waren de Cananefaten die in 69 na Chr. de opstand begonnen, onder leiding van Brinno, zodat de Bataven konden zien of dit een succes werd alvorens er de leiding over te nemen. Ook de verdragen met de Cananefaten werden na de opstand grotendeels hersteld. Hun hoofdplaats werd uiteindelijk Forum Hadriani (Voorburg), de noordelijkste Romeinse stad op het vasteland. Ook deze stad raakte in de derde eeuw helaas in verval.

De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.
De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.

De Chamaven woonden ten noorden van de Rijn, waarschijnlijk in de Achterhoek en Twente. Zij laten het meest van zich horen in de 3e en 4e eeuw, toen zij al onder de Franken gerekend werden. Constantius Chlorus dreef hen in 298, toen hij nog onderkeizer was, terug uit de Betuwe. In 358 voerde onderkeizer Julianus oorlog met hen nadat ze de Betuwe opnieuw hadden ingenomen. Uiteindelijk mochten de Chamaven, in ruil voor schatting, gijzelaars en hulptroepen, in het gebied blijven wonen. In het noorden van Twente woonden de Tubanten, wat maakt dat hun naam vaak aan het gebied verbonden wordt, ondanks dat hun grondgebied zich waarschijnlijk ook ver ten oosten ervan uitstrekte. Er is niet zoveel over hen bekend. In 14 na Chr. kwamen ze de Marsi te hulp toen Germanicus een wraaktocht in Germania hield. Toen keizer Septimius Severus (r. 193-211) de hulptroepen reorganiseerde en een Friese cavalerie liet oprichten, namen hier ook Tubanten dienst in. Waarschijnlijk gingen ook de Tubanten uiteindelijk op in het verbond van de Franken.

Op Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.
De hoofdstad van de Frisiavonen was misschien Ganuenta (bij Colijnsplaat), waar een tempel als deze stond. De plaats is verzonken bij overstromingen in de derde eeuw.

Daarnaast waren er nog wat kleinere stammen waar we zo mogelijk nog minder over zeker weten. Op de Kempen in Noord-Brabant woonden de Texuandri of Toxandriërs, wier naam zou verwijzen naar de rechteroever (van de Schelde) of naar de taxus. De Frisiavones zijn door Plinius genoemd en zouden van 103 tot 249 een cohort in Brittannia moeten hebben gehad. Mogelijk woonde deze stam in Zeeland, al dan niet als een afsplitsing van de Frisii. Zoals Plinius de volkeren echter opsomt zouden ze ook in Limburg gewoond kunnen hebben, vlakbij de al net zo geheimzinnige Sunici en Baetasii. Ook van de Sturii en de Marsaci vermoedt men dat ze in het zuidwesten van het land woonden. De Marsaci of Marezaten leefden mogelijk aan de linkerzijde van de Schelde (Zeeland was toen nog vooral land) en zouden daarmee niet onder Germania Inferior maar onder Gallia Belgica vallen.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlieten.

In de Laat-Romeinse tijd begon de samenstelling en politieke cultuur van Romeins Nederland flink te veranderen. Het beroemdste voorbeeld hiervan zijn de Franken, wat zoveel betekent als de “moedigen” of “strijdlustigen”. De eerste melding over de Franken is in 241, toen ze voor het eerst probeerden om het Romeinse rijk binnen te komen.Zij waren niet zozeer een volk, maar eerder een groot verbond van verschillende stammen, volkeren en groepen. De Chamaven werden in 298 als Frankisch volk aangeduid. Misschien gingen de achtergebleven Bataven en Cananefaten ook wel in hen op. Dat de Franken middenin de 3e eeuw voor het eerst opduiken is niet zo gek, want het Romeinse rijk verkeerde toen 50 jaar in chaos, waar invallers mooi gebruik van konden maken. De Gallische keizer Postumus kwam echter met een slimme truc: hij liet een deel van de Franken in het rijk wonen, zodat hij hen tegen de anderen gebruiken kon. Helaas duurde zijn regering maar kort en zijn opvolgers waren minder kundig, zodat de Franken de Betuwe en de Rijndelta nu mooi als uitvalsbasis konden gebruiken.

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

Pas na de crisis, in 286, kreeg keizer Maximianus voor elkaar dat de Salische Franken als foederati (ietwat autonome bondgenoten binnen het rijk) op de Betuwe gingen wonen. Omdat de Franken geen echte eenheid waren maakte dat de situatie niet per se veiliger: zelfs de foederati waren erg onzekere bondgenoten. Een opstand van de Salische Franken waren de reden voor de grote oorlogen van Julianus Apostata, waarbij onder meer Maastricht en Tongeren het zwaar te verduren kregen omdat de Saliërs zonder toestemming naar het zuiden waren getrokken. Terug konden ze niet, want de Chamaven hadden onmiddellijk de Betuwe ingepikt. Julianus onderwierp beide stammen, maar de Franken zouden taai en onrustig blijven en er zouden invallen blijven. Uiteindelijk wisten de Salische Franken een sterk, stabiel koninkrijk op te richten in het noorden van Gallië, van waaruit ze een steeds groter rijk wisten te verkrijgen, tot ver in de Vroege Middeleeuwen.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

Een ander verbond uit dezelfde tijd als de Franken was dat van de Saksen. Misschien zijn de Tubanten daar wel in opgegaan. De Saksen woonden in het oosten van Nederland tot ver in Duitsland en werden van daaruit langzaam de schrik van de Noordzee en het Kanaal. Toch werden ook hier soms soldaten voor de hulptroepen geworven. Daardoor zouden ze vanaf de 5e eeuw steeds meer invloed in Brittannia krijgen. Vandaar dat het gebied van de Angelsaksen in de middeleeuwen bekend kwam te staan als Engeland. De Friezen die rond dezelfde periode van de Scheldemonding tot voorbij de Eems leefden (dus aan de hele Nederlandse kust!) spraken een taal die verwant was aan het Angelsaksisch. Vermoedelijk waren deze volkeren dus verwant, maar deze zogenaamde “Nieuwe” Friezen waren misschien een ander volk dan de Frisii uit de eerste eeuwen van de jaartelling. Ook de Friezen kregen een eigen koning, maar zouden uiteindelijk samen met de Saksen door de Franken veroverd worden.

Reisverslag zondag 8 mei: hoge nood op Hoge Woerd?

Beste volgers, vandaag heb ik mijn reis voltooid. En het was me het dagje wel en niet alleen vanwege de warmte. Hoe het allemaal is afgelopen op mijn eindbestemming? Rustig aan, ik zal alles vertellen. Maar wel netjes op volgorde! Vanmorgen stond ik namelijk op in Fectio (Vechten), ietsje later dan ik eigenlijk gepland had. Bovendien werd ik er nog even opgehouden door een collega-soldaat die zei inderdaad iets gehoord te hebben over Castellum Hoge Woerd. Hij beaamde dat er vandaag inderdaad allemaal mensen van de noordkant van de Rijn naar het castellum zouden komen, maar tot mijn grote verwarring leek hij zich daar helemaal niet bezorgd over te maken. Het was eerder alsof hij zich erop verheugde. Of was dat strijdlust?

Utrecht-limesweg schoolEen beetje onzeker ging ik dus maar op weg en het duurde niet lang of ik kwam in de stad Utrecht tegen. De naam Utrecht komt van Trecht of Tricht, wat weer een ander woord is voor een voorde of oversteekplaats: Traiectum! En inderdaad, zo heette het Romeinse castellum dat hier stond. Ik besloot even naar dit castellum af te buigen om te kijken of ik hier meer informatie kon inwinnen. Traiectum ligt namelijk een paar kilometer ten noorden van de Limesweg, door de nogal kronkelige vorm die de Rijn hier heeft. Die Limesweg was op één plek overigens keurig aangegeven in de vorm van kleurige tegels.

De Domunder.
De Domunder.

Na een tijdje bereikte ik het Domplein, de plaats waar Traiectum gestaan heeft. De omtrek van het castellum is weer eens keurig aangegeven in het straatbeeld. In de Domunder kun je afdalen om te leren over de geschiedenis van de stad, inclusief het Romeinse deel. Daarbij kun je zelfs funderingen van Traiectum zien, tot en met de brandlaag uit de Bataafse opstand toe! (Waar je aardig de bibbers van kunt krijgen als je zelf bang bent voor een aanval.) Maar nergens was een soldaat te bekennen: legionair noch auxiliair.

022
Kleine soldaten.

Ik wilde alweer moedeloos doorlopen toen een voorbijganger mij vertelde dat er wel Romeinen bij het Universiteitsmuseum waren. Daar ging ik dus toch maar snel kijken. Er bleken inderdaad twee van mijn collegae aanwezig. Zij wisten echter niets van een dreigende aanval. Eigenlijk was het er wel een gezellige boel, al viel me wel op dat ook hier hele jonge rekruten werden opgeleid. Zij volgden gewoon hun orders van hogerhand op, luidde de uitleg. Het zag er ook leuk uit binnen in het museum, waar een workshop over “schatten van hout” werd gedaan. Een wijs besluit, want er is natuurlijk veel van hout gebouwd in onze tijd. Om van de schepen nog maar helemaal te zwijgen.

Grote soldaten.
Grote soldaten.

Uiteindelijk keerde ik maar weer terug naar het Domplein, van waaruit ik verder liep naar Castellum Hoge Woerd. Het zou kunnen dat dit castellum het gene is dat op de Peutinger Kaart als Fletio staat aangeduid, maar dat is niet zeker. Misschien is de naam wel een verschrijving van Fectio. Toen ik het castellum naderde, kwam ik opnieuw een wachttoren tegen, waar ik even in klom in de hoop iets te zien. Geen spoor van vijanden, al was het wel druk in het castellum. Toen ik Castellum Hoge Woerd binnen ging bleek het hier vol soldaten en burgers te zijn, allemaal in het kader van de afsluiting van de nationale Romeinenweek. Pas na een tijdje begon het mij in al die gezelligheid te dagen hoe het misverstand was ontstaan: die burgerlijke bezoekers kwamen van beide kanten van de Rijn, dus ook van het noorden! En een hoop Romeinse soldaten waren speciaal voor deze dag naar het castellum gestuurd, als versterking dus! Maar die jonge rekruten dan? Ook vandaag was dat hier weer het geval. Mijn collega-optio liet echter weten dat dit niet meer dan proef-trainingen zijn, in het kader van de Romeinenweek. Een soort militaire open dag dus!

 

En weer kleine soldaten!
En weer kleine soldaten!

Opgelucht keek ik mijn ogen uit in Castellum Hoge Woerd. Digitale schermen laten je zien hoe het uitzicht vanuit het fort moet zijn geweest op het soldatenbadhuis en op de vicus (nederzetting). Binnenin wordt één van de schepen van De Meern tentoongesteld. Verder was de Romeinse reiskoets aanwezig samen met al het andere moois dat deze hele week overal is opgedoken. De afsluiting van de Romeinenweek was erg feestelijk. Het was een lange reis. Helemaal vanuit Tongeren naar Maastricht, Heerlen en Landgraaf, daarna langs de Maas naar het noorden, bij Cuijk erover en zo naar Nijmegen, Elst en de Rijngrens. Gelukkig mag ik de komende tijd weer wat rustiger aan doen. Van een dreiging van de Chauken lijkt geen sprake en als die er wel is kunnen we die gemakkelijk aan. Ik moet er alleen nog wel even aan denken dat ik mijn oom in Noviomagus een brief stuur waarin ik uitleg dat het allemaal in orde is. Valete!

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Reisverslag donderdag 5 mei: tempels, forten, bruggen en een paleis

Dag 7 5 meiGegroet, trouwe volgers! Het was vandaag schitterend weer en ik heb veel gezien dat net zo schitterend was. Tacitus gaf dan niet zo hoog op over het klimaat hier, maar als je hier lang gelegerd zit ga je er de mooie dagen des te meer om waarderen! Heden morgen ontwaakte ik in Boxmeer en ging ik zo snel ik kon op pad met het doel om Ceuclum (Cuijk) te bereiken. Onderweg kwam ik door Oeffelt, waar de Maas en de daaraan gelegen weg een bocht naar links maken. Ook hier is een muntvondst gedaan. Over de Heerstraat (genoemd naar onze heirbaan?) kwam ik uiteindelijk uit bij Ceuclum. Helaas zijn de Romeinse reiskoets en bijbehorende mensen hier al een paar dagen eerder geweest, zodat ik ze misliep.

De Maasboulevard in Cuijk.
De Maasboulevard in Cuijk.

Ceuclum had een castellum dat ter hoogte van de Maasboulevard in Cuijk gelegen moet hebben. Via de app van timetravel.world kun je ervaren hoe dat eruit gezien heeft. Daarbij hoorde ook nog een aardige vicus met een Gallo-Romeinse tempel. Dit is de tempel die gereconstrueerd is in Museumpark Archeon (hoewel de omheining en Jupiterzuil meer gebaseerd zijn op de tempels uit Maastricht en Tongeren, waar ik op mijn reis ook geweest ben). Ook lag er bij Cuijk een belangrijke brug over de Maas, die helaas verdwenen is. Helaas, want na mijn uitgebreide bezoek aan Cuijk en Museum Ceuclum – mooi uitzicht vanaf de toren, al denk ik dat het geen wachttoren is – moest ik de rivier echt oversteken om Noviomagus te bereiken. Gelukkig bleek er nog wel een veerpont. Na de Maas zo te zijn overgestoken liep ik weer in Limburg: in het uiterste topje ervan. Slechts een paar kilometer verderop lag de villa van Groesbeek-Plasmolen: de grootste van Nederland!

De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.
De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.

Kort na half 1 ging ik Gelderland binnen. Dit gebied wordt natuurlijk het meeste met de Bataven geassocieerd (althans het deel ten zuiden van de Rijn) al reikte hun gebied waarschijnlijk nog wel tot in Noord-Brabant. Ruim een half uur later bereikte ik Heumensoord, waar een wachttoren moet hebben gestaan. Die wachttoren was nergens meer te bekennen, maar voor schaduw had ik genoeg aan de bomen, want het is een bosrijke omgeving. Daarna boog ik een beetje naar het oosten af, want ik kon het niet laten om even een kijkje te gaan nemen in Museumpark Orientalis. Dan met name voor de Romeinse straat, compleet met huizen en een school, en natuurlijk dat prachtige paleis van Pontius Pilatus. En over Romeinen en water gesproken: er ligt in Orientalis een reconstructie van een Romeinse liburna, een patrouilleschip!

Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond
Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond

Tegen 3 uur zei ik Orientalis gedag en ging verder naar Nijmegen. De streek waar ik doorheen liep moet degene zijn waar het aquaduct van de Hunnerberg doorheen liep: één van de geulen moet zelfs direct door Orientalis gelopen hebben. Omdat ik graag wat gedenkwaardige plaatsen aandoe, ging ik Nijmegen aan de oostkant binnen. Kort na half 4 bereikte ik het Kops Plateau. Hier is in 12 v. Chr. een kamp gebouwd, waar mogelijk niemand minder dan de grote veldheer Drusus gewoond heeft! Vanaf 16 na Chr. was dit vooral de thuisbasis van de Ala Batavorum (de Bataafse cavalerie) tot het fort in de opstand van 69-70 na Chr. werd verwoest.

Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.
Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.

Ten westen van het Kops Plateau ligt de Hunnerberg. Hier stond al eerder een groot kamp: in 19 v. Chr. liet Drusus hier een depot voor wel 15.000 soldaten plaatsen! Na zijn tijd werd het kamp op de heuvel verlaten, maar vanaf 70 AD, na de opstand dus, werd hier een vast legioenskamp opgericht, een castra. Ongeveer 35 jaar lang was dit de thuisbasis van Legio X Gemina. Toen dat in 105 werd overgeplaatst, werd het vlakbij gebouwde forum nogal overbodig, al hebben er nog ongeveer 70 jaar kleine detachementen in het fort gezeten. In Nijmegen-Oost herinneren tal van aanwijzingen aan deze tijden. Een audio-tour vertelt je het verhaal van een oudgediende en zijn kleindochter rond het jaar 170, tijdsvensters tonen je plaatsen zoals ze geweest zijn (zoals het forum) en markeringen en borden vertellen je van de poorten en gebouwen. Ten zuidwesten van het fort lag bovendien het enorme amfitheater, waarvan de funderingen nog zijn aangegeven in de straatstenen!

Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.
Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.

Mij westwaarts begevend kwam ik langs het Valkhof. Hier hebben wij Romeinen het administratieve centrum van de Bataven ingericht: Oppidum Batavorum. De stad werd in 70 na Chr. door de Bataven in brand gestoken om hem niet aan de oprukkende Romeinen prijs te geven. Pas zo’n 250 jaar later, rond 325, liet keizer Constantijn hier een nieuw castellum bouwen. Uiteraard is het Valkhof ook de vindplaats van Museum het Valkhof, vol Romeinse vondsten. Vlakbij is de Waalkade, waar de laat-Romeinse stad stond. Er zijn nog delen van een hypocaustum te zien.

Het Maasplein ligt middenin Noviomagus.
Het Maasplein ligt middenin Noviomagus en dat is wel te zien!

Het klassieke Noviomagus is te vinden in Nijmegen-West. Deze stad is ontstaan na de Bataafse Opstand en was de eerste stad in Nederland die Romeinse markt- en stadsrechten kreeg! (De eer is verder alleen aan Forum Hadriani te beurt gevallen.) Hier vond ik mijn oom, de magistraat. Het was een prettig weerzien na zo lange tijd, maar zoals ik al vermoedde was hij niet zo blij met de uitslag van de verkiezingen in Atuatuca Tungrorum. Nu ja, daar kon ik ook niet veel aan doen. Zorgwekkender vond ik het nogal vreemde nieuws van mijn oom over mijn eindbestemming, Fletio of Hoge Woerd. Er schijnen veel soldaten voor 8 mei die kant op gestuurd te worden. Het is iets met een grote toestroom van mensen die op die dag wordt verwacht. Waaronder noorderlingen…

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

Hoewel ik bij mijn oom had mogen blijven slapen, besloot ik mijn reis toch nog voort te zetten. Er was nog tijd en ik voelde mij in mijn ongerustheid een beetje schuldig dat ik zo’n omweg had gemaakt via Orientalis en Nijmegen-Oost. Ik had mijn hele reis natuurlijk veel sneller kunnen doen en wat nou als dit echt nodig was? Ik stak de Waal dus maar snel over, via een brug die op ongeveer dezelfde plek ligt als de Romeinse. Toeval? Meer naar het noorden liep ik langs Ressen, langs een wijk die Klein Rome heet. Dat klinkt nog veel toevalliger. Pas tegen 7 uur bereikte ik Helisthe (Elst), de plaats waar meerdere tempels moeten hebben gestaan. Omdat ik via het oosten Elst binnenging, had ik nog mooi de gelegenheid om even naar de tempel van Elst-Westeraam te gaan kijken. Die was niet meer te vinden. Jammer, want het was een mooie tempel, met een waterput erbij. De funderingen van de andere tempels van Elst, gebouwd ter ere van Hercules Magusanus, zijn nog wel te zien, onder de Grote Kerk (het is dus nog steeds een religieuze plaats!). Die funderingen zijn de rest van de Romeinenweek nog te bekijken.

De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.
De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.

Zo ging ik uiteindelijk maar rusten. Het was al laat en ik voelde me uitgeput. Toch maak ik me een beetje bezorgd over 8 mei. Ik zag van de week al meerdere berichten voorbij komen hoe in plaatsen als Matilo (Leiden), Nigrum Pullum (Zwammerdam) en Ceuclum opvallend jonge rekruten werden opgeleid. Alsof er zeer dringend versterkingen nodig zijn. En nu hoor ik ook dat er allerlei versterkingen naar Hoge Woerd worden gestuurd in verband met een groot aantal noorderlingen. Wordt er soms een aanval van de Chaukische piraten verwacht? Als dat zo is mag ik me wel haasten. Een beetje ongerust bracht ik toch maar een klein offertje aan Hercules Magusanus. Onder het wakend oog van de Bataafs-Romeinse krijgsgod ga ik slapen. Dat stelt me in elk geval een beetje gerust…

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Roma Victrix: de opstand op de knieën gedwongen

brugIn het voorjaar van 70 na Christus waren de Germaanse provincies en een groot deel van Gallia Belgica in handen van de Bataafse opstandelingen en hun Gallische en Germaanse bondgenoten. Maar de regering in Rome pikte dit uiteraard niet en zond in totaal acht legioenen naar de opstandige gebieden, onder leiding van Quintus Petillius Cerialis, een veteraan van de strijd tegen de opstandige Iceni in Brittannia, die volgens Tacitus onwrikbare loyaliteit jegens zijn superieuren koesterde. Overmoedig geworden door hun succes bereidden de rebellen zich slecht voor op de naderende versterkingen. Ook werkten zij veel te rommelig samen. Maar het neerslaan van de opstand zou vooralsnog geen eenvoudige klus zijn.

De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.
De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.

In april bereikte Legio XXI Rapax ongehinderd Vindonissa (Windisch), via de Brennerpas, een nogal ongebruikelijke route die ongetwijfeld als verrassing diende. Toen de Treverische leider Julius Tutor hoorde van de komst van de Romeinen begreep hij blijkbaar pas werkelijk wat voor enorm leger er zijn kant op kwam en begon hij in allerijl zoveel mogelijk manschappen te verzamelen aan de Midden-Rijn, waaronder de afvallige legioenen van Mogontiacum. De loyaliteit van de overgelopen Romeinen bleek echter niet waterdicht, precies zoals Batavenleider Julius Civilis gevreesd had. Toen zij doorkregen hoe groot het vijandig leger was, schaarden zij zich prompt weer aan Romeinse zijde. Tal van Germanen volgden dit voorbeeld, zodat de Treveri alleen stonden en Tutor zijn mannen wijselijk terugtrok. Hij vermeed Mogontiacum en ging naar Bingium (Bingen am Rhein) waar hij stelling nam. In mei kwam het er tot een veldslag. Dat Tutor de brug had laten afbreken baatte niet, want de Romeinen ontdekten een doorwaadbare plaats in de rivier en konden de Treveri zo in de tang nemen. In de Treverische hoofdstad Augusta Treverorum (Trier) brak grote paniek uit, waarbij de bevolking de stad massaal ontvluchtte.

De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.
De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.

De in Bonna en Novaesium achtergebleven legionairs volgden nu het voorbeeld van de troepen uit Mogontiacum en zwoeren Vespasianus trouw. De rebellenleiders reageerden onmiddellijk door deze onbetrouwbare “bondgenoten” zuidwaarts te sturen, naar het land van de Mediomatrici. Herennius Gallus en Numisius Rufus, de bevelhebbers van de legioenen, werden gedood, om de schrik er goed in te jagen. Cerialis zelf bereikte in mei Mogontiacum, waar hij de aanwezige legioenen zuiverde door hun nieuwste rekruten heen te zenden. Julius Civilis en Julius Classicus begonnen ondertussen ook in actie te komen, dus Cerialis moest opschieten. De legioenen bij de Mediomatrici gaf hij bevel tegen de Treveri op te trekken, terwijl hij zelf richting Treverorum trok, waar Tutor klaarstond samen met Julius Valentinus, die op de Gallische raad had geprobeerd de andere stamhoofden voor het Gallische rijk te winnen.

Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.
Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.

Valentinus had nu stelling genomen bij Rigodulum (Riol) aan de Moezel, waar hij wallen en grachten had aangelegd die de Romeinse aanval bemoeilijkten. Maar Cerialis was hem te slim af: hij liet de infanterie de verdedigingswerken bestoken, terwijl de cavalerie omreed en de Treveri in de rug aanviel. De volgende dag reed Cerialis Treverorum binnen als overwinnaar. Inderdaad hadden Cerialis’ mannen de stad willen plunderen, maar de opperbevelhebber was zo wijs om te snappen dat dit een slechte indruk zou maken en verhinderde het. De Neder-Germaanse legioenen, die inmiddels gearriveerd waren, liet hij om dezelfde tactvolle redenen ook nog even ongemoeid, al zouden zij uiteindelijk moeten worden opgeheven om hun ontrouw. Voorlopig werden ze in hetzelfde kamp als Legio XXI ondergebracht. Ja, Cerialis was als bevelhebber soms wat onvoorzichtig, maar als politicus was hij vrij tactvol. Hij hield een redevoering waarin hij de Romeinen neerzette als bewakers van de orde in Gallië, die de bevolking beschermden tegen onderlinge twisten en Germaanse invallers.

Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis' loyaliteit aan de keizer smetteloos.
Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis’ loyaliteit aan de keizer smetteloos.

Civilis en Classicus trachtten Cerialis met een list op het verkeerde been te zetten: zij stuurden hem een brief met de bewering dat keizer Vespasianus dood was en Italië opnieuw in burgeroorlog was vervallen. Als hij de Treverische en Bataafse landen ongemoeid liet, zouden zij hem als keizer in Gallië erkennen. De trouwe Cerialis was echter niet op zijn achterhoofd gevallen: hij stuurde de boodschapper naar Rome en negeerde de brief verder. De leugen mag achteraf nogal wanhopig en ongeloofwaardig aandoen, maar in de tijd van trage en schaarse berichtgeving was het wellicht het proberen waard. Erger was het dat Classicus en Civilis het niet eens konden worden over de te volgen koers. Civilis wilde wachten op Germaanse versterking van achter de Rijn, wat Classicus juist als tijdverspilling zag. Hij had een punt, want Legio XIV Gemina was op de westkust geland en er naderden nog meer legioenen uit Italië en Spanje, terwijl Cerialis nu nog een relatief klein leger had, wat op Legio XXI na vooral uit onbetrouwbare troepen bestond. Ook vertrouwde Classicus de Germanen niet geheel.

Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.
Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.

Tutor was het met Classicus eens en half juni vielen de rebellen Augusta Treverorum bij verrassing aan via de Eifel. Cerialis zelf had de fout gemaakt een maand lang weinig te ondernemen, behalve het kamp enigszins te versterken. Volgens Tacitus was hij meer een moedige soldaat dan een behoedzame generaal: hij had derhalve de gewoonte zijn vijanden te onderschatten, wat hem nu zuur opbrak. De aanval was listig opgezet: in plaats vanuit het oosten te komen, zoals je zou verwachten, vielen de rebellen met een omtrekkende beweging uit het westen en zuidwesten aan, langs de Moezel. De Ubiërs en Lingones stonden in het midden opgesteld, met de Bataven op de rechtervleugel en de Bructeren en Tencteren op de linkervleugel. De reden voor deze opstelling was dat het terrein op de linkervleugel het meest heuvelachtig was, waar de Tencteren aan gewend waren. De aanval leek een flink succes: de Bataven wisten het kamp binnen te dringen. Maar tot hun verrassing was Cerialis hier niet aanwezig. Hij had de nacht in de stad doorgebracht, in de armen van ene Claudia Sacrata, zodat hij pas gewekt werd toen de strijd verderop in het kamp in volle gang was. Zonder zijn wapenrusting aan te doen haastte Cerialis zich naar het kamp om het bevel op zich te nemen. De legioenen uit Novaesium en Bonna wisten stand te houden, maar konden door ruimtegebrek geen slagorde aannemen, en het hoofdkwartier met de standaards dreigde ingesloten te raken. Cerialis hield het hoofd koel en wist de verdediging enigszins te organiseren, waarop Legio XXI de aanvallers terugdreef. De beperkte orde onder de Germanen maakte dat zij elkaar verkeerd begrepen, zodat zij uiteindelijk op de vlucht sloegen in de overtuiging dat de Romeinen zich opnieuw gegroepeerd hadden op de heuvels.

De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest...?
De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest…?

Cerialis leerde van zijn fout: hij nam zo snel hij kon het kamp van de vijand in en trok door naar het noorden, richting Colonia Agrippinensis. De stadsbewoners waren erin geslaagd de Germaanse krijgers in de stad te doden. Men wist echter ook dat Civilis en de zijnen dit niet onbestraft zouden laten: niet ver van de stad, bij Tolbiacum (Zülpich) verbleven nog een boel Frisii en Chauken, die niet bij Treverorum hadden meegevochten en dus op volle sterkte waren. Deze krijgers werden met een list uitgeschakeld. Door de mannen een groot banket aan te bieden werden zij dronken gevoerd, waarna men het gebouw waarin zij verbleven afsloot en in brand stak. De Agrippinensen vertelden Cerialis ook dat zij Civilis’ vrouw en zuster in handen hadden, evenals Classicus’ dochter. De dames waren als gijzelaars aan de stad in bewaring gegeven, dus nu boden de Agrippinensen aan hen aan Cerialis uit te leveren. Kort daarna bereikte Cerialis Novaesium. Valentinus, die bij Treverorum gevangengenomen was, werd naar regent Mucianus en prins Domitianus gestuurd. Zij ontvingen de “zending” terwijl ze naar Gallië onderweg waren en brachten hem ter dood. De ambitieuze Domitianus droomde ervan het opperbevel over te nemen, maar Mucianus wist de jonge prins gelukkig tot bedaren te brengen.

Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.
Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.

De rebellen begonnen nu echt in moeilijkheden te komen. Fabius Priscus was met Legio XIV op de kust van Belgica geland en kwam nu steeds dichter in de buurt van Atuatuca Tungrorum (Tongeren). Toen hij de Nerviërs en Tungri eenmaal onderworpen had, vormde Priscus een directe bedreiging voor het Bataveneiland. De Cananefaten vielen hierop de Kanaalvloot aan en vernielden of veroverden de meeste schepen, waarna zij ook een aanval van de Nerviërs afsloegen. Zo wonnen zij nog wat tijd, maar Civilis besefte dat hij zich terug moest trekken om zijn eigen land te verdedigen. Hij trok zich terug naar Vetera waar hij Germaanse versterkingen ontving en een stelling bouwde. Toen Cerialis daar in juli arriveerde, bevatte zijn legermacht al tweemaal zoveel legioenen als bij Treverorum, terwijl er ook een boel hulptroepen uit Gallië waren gearriveerd. Civilis had zijn mannen echter op slimme wijze opgesteld in het met stromen en moerassen gevulde rivierdal, dat hij gedeeltelijk onder water had laten zetten. Daar waren de Germanen, die konden zwemmen en het terrein goed kenden, in het voordeel op de Romeinen, wier verkenners in de moerassen bleven steken. De Germanen waren ook zo wijs om het dal niet te verlaten, terwijl Cerialis zo wijs was het niet binnen te trekken met zijn legermacht.

De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)
De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)

Om de Germanen uit hun tent te lokken stelde Cerialis de volgende dag zijn leger op, met hulptroepen en cavalerie vooraan. Civilis stelde zijn troepen op in colonnes, maar verliet opnieuw het dal niet. In plaats daarvan liet hij de Romeinen bekogelen in de hoop hen het dal in te lokken. Maar Cerialis trapte er niet in en wachtte af. Toen de projectielen op waren vielen de Germanen alsnog aan, maar de Romeinen hielden stand. Toen wees een overloper op een hoger terrein aan de rand van het dal, zodat twee Romeinse cavalerieafdelingen achterom gingen en de vijand in de rug aanvielen. Paniek maakte zich meester van de Germanen, maar de meeste ontkwamen: het slechte weer en de invallende nacht maakte dat de cavalerie niet doorzette, terwijl de Rijnvloot ook niet ingreep. Hoewel Civilis nog lang niet verslagen was, besefte hij dat deze nederlaag heel ernstig was, zodat hij een moeilijke beslissing nam. Al het land ten zuiden van de Waal gaf hij op: de brug over de rivier werd verwoest en de Bataven gaven hun eigen hoofdstad Oppidum Batavorum (op het Valkhof in Nijmegen) aan de vlammen prijs. Bij gebrek aan schepen en een brug zou het in elk geval even duren voordat de Romeinen de Waal over konden steken, want zij zouden dit nooit zwemmend proberen, zo wist Civilis. Om het waterpeil te verhogen liet hij de Drususdam vernielen, zodat er veel meer water van de Rijn naar de Waal afvloeide. Bovendien stonden Tutor en Classicus nog aan zijn zijde en met hen 113 Treverische edellieden.

Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.
Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.

Cerialis liet in reactie allerlei tijdelijke kampen langs de Waal aanleggen. Civilis viel vier van de oostelijke kampen aan: dat van Legio X Gemina bij Arenacum (Rindern), dat van Legio II Adiutrix bij Batavodurum (Nijmegen) en kampen van de hulptroepen bij Grinnes en Vada (mogelijk Rossum en Kessel). Civilis leidde de aanval samen met zijn neefje Verax, Tutor en Classicus. Een ploeg Bataven vielen Arenacum aan waarbij zij de houthakkende soldaten buiten het kamp overvielen, waarbij zij de commandant en vijf andere hoge officieren doodden. Een andere groep Bataven viel Batavodurum aan en vernielde de brug, terwijl Civilis zelf de aanval op Vada leidde en Classicus Grinnes aanviel. Toen Cerialis arriveerde met een keurkorps ruiters begonnen de Germaanse troepen te vluchten, waarop Civilis herkend werd en dus direct doelwit van het vijandelijke leger werd. Hij sprong van zijn paard en zwom de Waal over. Tutor en Classicus vluchtten op hun beurt in bootjes de rivier over.

008
De lederen Romeinse legertenten stonden al vast met scheerlijnen en haringen. Het kostte dan ook veel leer om een heel legioen van voldoende tenten te voorzien, terwijl er ook nog leer nodig was voor schoeisel, riemen, schildhoezen enzovoort. (De legertenten werden enkel gebruikt voor tijdelijk verblijf. In een permanent fort sliepen de soldaten in barakken.)

Het begon herfst te worden. September brak aan en Cerialis voer terug naar Novaesium en Bonna, waar herstelwerkzaamheden bezig waren. Opnieuw was hij onvoorzichtig, zodat hij de bewaking liet verslappen. Op een nacht kwamen de Germanen stilletjes langs de rivier aanvaren en bereikten het kamp, waar de wacht in slaap gevallen was. In het kamp sneden de Germanen de scheerlijnen van de tenten door, zodat de slapende soldaten onder het leren zeil bedolven werden en gemakkelijk konden worden gedood. Door touwen aan de schepen vast te binden konden ze deze wegslepen en stelen. Vervolgens begon met te schreeuwen om paniek te zaaien. Cerialis werd echter opnieuw gered door zijn vleselijke behoeften: hij bevond zich op dat moment in de armen van een Ubische vrouw en niet op zijn vlaggenschip, zoals de Germanen hadden gehoopt. Het schip werd alsnog de Lippe op gesleept en als geschenk opgestuurd naar Veleda, de Bructerische zieneres die met haar voorspellingen de opstand steunde. De ingeslapen nachtwacht van het kamp verdedigde zich met de smoes dat het roepen van de aflossing Cerialis zou hebben kunnen wekken!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze villa op de Betuwe.

De overval mag dan vrij onschuldig lijken, maar de diefstal van de schepen was een ernstig probleem. Hoe kon Cerialis nu nog het verkeer op de Rijn en Waal beheersen? De enige oplossing was de Kanaalvloot inschakelen. Civilis had echter ook een vloot klaarliggen bij Helinius, de monding van de Maas en Waal (wellicht in de buurt van Hellevoetsluis), waarmee hij de rivieren blokkeren kon. Civilis’ vloot was groter, maar die van Cerialis had grotere schepen, evenals betere roeiers en stuurlieden. De Romeinen hadden de stroom mee, maar de Germanen hadden de wind in hun voordeel. Het bleef bij een kleine schermutseling, want een zeeslag leek nog te riskant. Civilis kreeg het echter steeds benauwder. Ten slotte gaf hij ook het Bataveneiland op en trok de Rijn over. Cerialis stak de Waal over en verwoestte bij wijze van straf de Betuwe. Althans, gedeeltelijk. Nog altijd probeerde Cerialis gematigd op te treden om herhaling te voorkomen en de Romeinen de rol van vreedzame en rechtvaardige overheersers te geven. De landerijen van Civilis werden zelfs gespaard.

Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.
Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.

Nu was het echt herfst geworden en de zaak van de rebellen stond er slechter voor dan ooit. Er braken bovendien stormen en regenvlagen los, zodat de rivieren buiten hun oevers traden. Een groot probleem voor de Romeinen, want hun kampen dreigden overstroomd te worden. De vloot was niet in de buurt om te helpen en de voedselvoorziening was ook slecht. Civilis’ bondgenoten drongen dan ook aan op een laatste beslissende aanval: dit keer zou het hen vast wel lukken om de Romeinen te vernietigen. Maar Civilis voerde die aanval niet uit. Misschien omdat hij de strijd moe was en deze hopeloos achtte. Misschien ook omdat Cerialis’ gematigde optreden ruimte voor onderhandelingen creëerde. Ongetwijfeld hadden de geleden nederlagen en het verlies van het thuisland de populariteit van Civilis bij zijn eigen volk geen goed gedaan. Als voortzetting van de strijd tot meer ellende zou leiden, zou hij waarschijnlijk al helemaal de zondebok geworden zijn. Cerialis had ondertussen inderdaad bodes de Rijn overgestuurd. Ook naar Veleda, die hij zover had gekregen dat ze niet langer de ondergang van Rome voorspelde. Verder beloofde hij de Bataven gunstige vredesvoorwaarden, wat menigeen goed in de oren geklonken moet hebben.

Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een vernielde brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)
Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een “vernielde” brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)

Midden oktober ontmoetten Civilis en Cerialis elkaar aan weerszijden van een vernielde brug, aan een tot op heden onbekende rivier die de Navalia zou heten. Civilis beweerde dat hij een vriend was van Vespasianus en de opstand was begonnen om diens zaak te helpen. Hij zou de opstand niet meer in de hand hebben gehad en de verraderlijke val van Vetera was buiten zijn zin gebeurd. Ook beweerde hij de aanval op de overstroomde Romeinse kampen verhinderd te hebben. Uiteindelijk hielden de Romeinen woord en werden de oude verdragen grotendeels hersteld. Wel werden de Bataafse en Cananefaatse hulptroepen voorlopig niet meer ondergebracht in hun eigen land. In plaats daarvan werden in Germania Inferior vaker Iberische hulptroepen ingeschakeld. Ook werd er een legioen gevestigd in de buurt van het verwoeste Oppidum Batavorum. De forten langs de Rijn werden hersteld en er werden er ten oosten van Fectio (Vechten) nog meerdere bij gebouwd.

Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.
Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.

Met de carrière van Cerialis zat het na de opstand wel goed. In 71 werd hij benoemd tot gouverneur van Brittannia en hij werd consul in zowel 74 als 83, aan de zijde van de toen keizer geworden Domitianus. Julius Sabinus, de Lingonische hoofdman die zich keizer van Gallië had genoemd, werd ongeveer acht jaar later alsnog ontdekt in zijn schuilplaats. Hij en zijn vrouw Epponina werden gearresteerd en naar Rome gebracht. Toen Epponina’s smeekbedes voor het leven van haar man niets uithaalden sprak zij keizer Vespasianus zo brutaal toe dat hij ook haar liet executeren. Veleda belandde in het jaar 77 in Romeinse handen, al is het niet duidelijk of zij dit als gevangene of als vluchteling onderging. Rond 83 of 84 moet zij nog als bemiddelaarster hebben opgetreden, waarbij zij voor elkaar kreeg dat de Bructeren een Romeinsgezinde koning kregen. Wanneer ze overleed is onbekend. Datzelfde geldt voor Tutor, Classicus en Civilis. Tacitus’ verslag van de opstand eindigt bij de onderhandelingen en zwijgt verder over het lot van haar leider. Het was niet ongebruikelijk om de leiders van dergelijke opstanden ter dood te brengen, zeker als men bedenkt op welke schaal deze opstand effect had. Maar zeker weten doen we het nog steeds niet.

Een Gallisch keizerrijk en Civilis als triomfator?…

Celts_Warriors01_fullJanuari 70 na Christus… Na pakweg anderhalf jaar van burgeroorlog lijkt de strijd om de macht in Rome ten einde te komen. De nieuw erkende keizer Vespasianus en zijn zoon Titus worden op 1 januari tot consuls benoemd door de Senaat, overigens nog zonder dat zij de hoofdstad zelf bereikt hebben. De hoofdstad wordt bestuurd door Mucianus, de voormalige gouverneur van Syrië, die Rome enige tijd bereikt heeft nadat Antonius Primus de stad in naam van Vespasianus had ingenomen. De inname door Antonius Primus is gewelddadig verlopen, maar Mucianus heeft de chaos beëindigd en Antonius Primus heengezonden. Mucianus voert het bevel, in gezelschap van de jonge Domitianus, de tweede zoon van Vespasianus, die tijdens de burgeroorlog in Rome is gebleven en nu zijn vader vertegenwoordigt. Eén van hun eerste bevelen is dat er zo snel mogelijk troepen naar Germanië gestuurd moeten worden.

Onderling knokkende Romeinen, zoals in het Vierkeizerjaar, waren vaak een goede aanleiding voor opstand of invallen. Zo ontstond ook de Bataafse opstand. Maar toen de Romeinen weer één werden, konden ze meteen een vuist maken.
Onderling knokkende Romeinen, zoals in het Vierkeizerjaar, waren vaak een goede aanleiding voor opstand of invallen. Zo ontstond ook de Bataafse opstand. Maar toen de Romeinen weer één werden, konden ze meteen een vuist maken.

Dat besluit was niet zonder reden. De opstand die vooral als afleidingsmanoeuvre had moeten dienen, was de laatste maanden steeds verder uit de hand gelopen. Maar nu  het bevel kwam om de opstand neer te leggen, weigerde Civilis (die ondanks eerdere geruchten nog springlevend was) dit. Hij verklaarde openlijk in strijd te zijn met het Romeinse rijk, ongeacht wie er op de troon zat. Volgens sommigen deed hij dit onder druk van zijn mannen, die weigerden te stoppen, volgens anderen was dit zijn eigen doel, hoewel misschien niet vanaf het allereerste begin. Het succes van de opstand smaakte waarschijnlijk naar meer. Onderwijl gingen er valse geruchten dat het Romeinse gezag in Brittannië en aan de Donau ook wankelde, terwijl het verhaal van de chaos in Rome, waar Vitellius de tempel van Jupiter in brand had laten steken, ook een aardige duit in het zakje deed. De opstand begon dan ook over te slaan naar Gallische stammen.

Reconstructie van een Treverische nederzetting in Altburg, in Duitsland.
Reconstructie van een Treverische nederzetting in Altburg, in Duitsland.

De Treveri, een vermoedelijk Gallische stam in het zuidoosten van Belgica, sloten zich bij de opstand aan. Civilis was al eerder in contact geweest met Alpinius Montanus, de commandant van een Treverisch cohort, die zich heimelijk bij hem had aangesloten. Nu begonnen meer kopstukken van de stam zin te krijgen in opstand. De belangrijkste van hen waren Julius Classicus, de commandant van de Ala Treverorum (de Treverische ruiterafdeling), evenals Julius Tutor, die door Vitellius belast was met de bewaking van de Rijn. Tegelijkertijd werden er ook plannen gemaakt door Julius Sabinus, de hoofdman van de Gallische Lingones, die beweerde de achterkleinzoon te zijn van niemand minder dan Julius Caesar. De belangrijkste leiders van beide stammen, inclusief de drie bovengenoemde heren, bespraken hun plannen in Colonia Agrippinensis (Keulen), in een particuliere woning, samen met enige vertegenwoordigers van de Ubiërs en de Tungri. De plannen waren behoorlijk driest: de Treveri en Lingones droomden van een eigen Gallisch keizerrijk, met Sabinus op de troon. Maar dat moest op listige wijze bereikt worden, zonder meteen openlijk in opstand te komen.

Julius Sabinus beweerde dat zijn overgrootmoeder de minnares van Julius Caesar was geweest tijdens de Gallische Oorlog. Maar of dat waar is...?
Julius Sabinus beweerde dat zijn overgrootmoeder de minnares van Julius Caesar was geweest tijdens de Gallische Oorlog. Maar of dat waar is…?

Gaius Dillius Vocula, die vanuit Mogontiacum (Mainz) het bevel voerde over de min of meer trouw gebleven legioenen, kreeg lucht van de Gallische samenzwering, maar durfde niet volledig meer te vertrouwen op de legionairs, die immers kort geleden zijn meerdere, Hordeonius Flaccus, hadden gedood. In plaats van met zijn troepen uit te rukken en preventief op te treden, ging hijzelf naar Colonia Agrippinensis. In de stad wachtte hem echter een aangename verrassing in de persoon van Claudius Labeo. Labeo, de voormalige commandant van de Ala Batavorum en neef Julius Civilis, was destijds door Civilis als gijzelaar naar de Frisii gestuurd, een gebruikelijke manier om bondgenootschappen te garanderen, maar wellicht ook een poging om de invloedrijke Labeo buitenspel te zetten. Labeo was inmiddels via omkoping ontsnapt en bood aan Vocula te helpen. Als hij wat troepen kreeg zou hij de Bataven wellicht kunnen helpen temmen. Labeo kreeg wat ruiters en voetvolk tot zijn beschikking, waarmee hij westwaarts trok en steun van de Nerviërs en Baetasii verwierf. Vervolgens trok hij plunderend langs de westkust, hetgeen echter niet veel bijdroeg aan het bestrijden van de opstand.

De castra van Novaesium.
De castra van Novaesium.

Vocula zelf trok noordwaarts, terug naar Castra Vetera, met zijn legionairs en de Treverische hulptroepen, zich blijkbaar niet bewust van het gevaar. Vlakbij Vetera gingen Classicus en Tutor vooruit, onder het mom van verkenningswerk, zodat zij Civilis in het geheim konden ontmoeten. Voor Vocula goed en wel besefte wat er aan de hand was, hadden de Galliërs al een apart kamp opgeslagen en verklaarden zij de Romeinen niet langer te gehoorzamen. Praten hielp niet en uiteindelijk besloot Vocula rechtsomkeert te maken en terug te gaan naar Novaesium (Neuss). De Galliërs volgden hem op de voet en sloegen hun kamp op een halfuur lopen van het fort op. Vervolgens speelden de rebellen in op de ontevredenheid van de legionairs, met name van de twee legioenen die in december na de moord op Flaccus in Novaesium waren achtergebleven. Er werd hen geld en allerlei moois beloofd als zij hun officieren zouden doden en zich bij de rebellen zouden aansluiten. In plaats van te vluchten probeerde Vocula middels een publieke toespraak de zaak te redden. Hij noemde het absurd dat de Gallische Classicus en Tutor Romeinse legionairs zouden leiden en wees erop dat Novaesium sterk genoeg was om beleg te doorstaan. Dat hielp niet en Vocula raakte in paniek, zodat hij zelfs overwoog om de hand aan zichzelf te slaan. Maar uiteindelijk stuurde Classicus een deserteur genaamd Aemilius Longinus, die Vocula vermoordde. De andere commandanten, Herennius Gallus en Numisius Rufus, werden door hun soldaten gevangengezet.

De Romeinen die dachten vrij aftocht uit Vetera te krijgen liepen lelijk in de val. Was het boze opzet van Civilis of had hij zijn mannen niet in de hand? (Foto: schooltv.nl)
De Romeinen die dachten vrij aftocht uit Vetera te krijgen liepen lelijk in de val. Was het boze opzet van Civilis of had hij zijn mannen niet in de hand? (Foto: schooltv.nl)

Nu kon Classicus met zijn mannen naar het belegerde Vetera om Civilis bij te staan. De honger knaagde in het fort: alle paarden en lastdieren waren al opgegeten. Uiteindelijk stuurde men onderhandelaars naar Civilis. Civilis zegde toe dat de Romeinen het fort konden verlaten, maar alleen als zij het Gallische rijk trouw zwoeren en bij vertrek alle wapens, kostbaarheden en goederen afstonden. Zo gezegd, zo gedaan: de Romeinen vertrokken, begeleid door enkele vertrouwde mannen van Civilis en gingen zuidwaarts. Bij de vijfde mijlpaal werden zij echter alsnog overvallen. De meeste soldaten slaagden erin Vetera weer te bereiken, maar ditmaal hielp dat niet: de muur werd in brand gestoken en het fort ging in vlammen op, met de meeste ingezetenen erbij. Een wrede daad, die bovendien totaal in strijd was met de gedane beloften.

Een 19e-eeuws. schilderij dat Veleda voorstelt, door Charles Voillemot. Het is een typisch romantische voorstelling van een schaars geklede vrouw, zonder dat we veel daadwerkelijke gegevens over haar uiterlijk hebben.
Een 19e-eeuws. schilderij dat Veleda voorstelt, door Charles Voillemot. Het is een typisch romantische voorstelling van een schaars geklede vrouw, zonder dat we veel daadwerkelijke gegevens over haar uiterlijk hebben.

Civilis beweerde dan ook dat deze aanval niet zijn wens was geweest. Wel liet hij zijn haar, dat hij bij de opstand rood had geverfd en gezworen te laten groeien tot de Romeinen verslagen waren, op triomfantelijke wijze afknippen. Zijn zoontje mocht met pijl en boog oefenen op de krijgsgevangenen. Niet lang daarna trok Classicus naar Colonia Agrippinensis en dwong de stad trouw te zweren aan het Gallische rijk, waarna hij doortrok naar Mogontiacum en liet de legioenen daar dezelfde eed afleggen. De stafofficieren werden gedood en alle forten in Germania Superior werden verwoest, met uitzondering van Vindonissa (Windisch) en Mogontiacum zelf. De Germaanse provincies waren nu vrij van Romeinse controle. Munius Lupercus, de bevelhebber van Vetera, werd door Civilis bij wijze van geschenk opgestuurd naar de zieneres (die hij nooit bereikte, want hij werd onderweg gedood). Andere officieren, waarvan meerdere met Gallische wortels, hield Civilis in bewaring ter waarborg van de Gallische trouw. De legioenen die het Gallisch rijk trouw hadden gezworen vertrouwde hij niet, al was het maar omdat de eed onder druk gedaan was, dus gaf hij Legio XVI Gallica opdracht om Novaesium te ontruimen en te verkassen naar Augusta Treverorum (Trier). Het lot van Vetera indachtig maakte het legioen dat het wegkwam. Het portret van de keizer was van de veldtekens verwijderd en er werden zelfs Gallische vaandels gedragen. Bij Bonna sloot Legio I Germanica zich aan.

Colonia Claudia Ara Agripinnensis, oftewel Keulen. Eén van de weinige Romeinse steden die gesticht werd in de nabijheid van een legerplaats. (Foto: vici.org)
Colonia Claudia Ara Agripinnensis, oftewel Keulen. Eén van de weinige Romeinse steden die gesticht werd in de nabijheid van een legerplaats. (Foto: vici.org)

Nu richtten Civilis en Classicus in alle rust hun pijlen op Colonia Agrippinensis richten. De Germaanse bondgenoten van achter de Rijn drongen aan op de plundering van de stad, die in hun ogen veel te Romeins was. De Ubische bevolking zou haar Germaanse achtergrond verraden hebben door zich Agrippinensen te noemen en in een Romeinse stad te wonen. Civilis en Classicus waren hier minder happig op. Een verwoeste stad zou de naam van het nieuwe rijk geen goed doen en Civilis’ zoon, die in de stad gegijzeld werd, had hier altijd een keurige en eervolle behandeling gekregen. De Tencteren wezen er echter op dat de stad te Romeins was en met zijn muren anderen buitensloot: Germanen mochten enkel ongewapend en in ruil voor tolgeld de stad in. De Germanen eisten dan ook afbraak van de muren, vrije doorgang en de dood van alle Romeinen in de stad.

Het verhaal van Julius Sabinus en zijn vrouw Epponina (hier geschilderd door Nicola-André Monsiau in 1802) sprak zodanig tot de verbeelding dat de naam Éponine in modern Frankrijk voor vrouwelijke deugd en patriottisme staat. Er zijn zelfs toneelstukken en opera's over geschreven.
Het verhaal van Julius Sabinus en zijn vrouw Epponina (hier geschilderd door Nicola-André Monsiau in 1802) sprak zodanig tot de verbeelding dat de naam Éponine in modern Frankrijk voor vrouwelijke deugd en patriottisme staat. Er zijn zelfs toneelstukken en opera’s over geschreven.

De Agrippinensen trachtten het spel tactisch te spelen en wezen erop dat de stadsmuren beter konden blijven staan voor het geval de Romeinen zouden proberen de boel terug te veroveren. Verder zeiden ze bereid te zijn de tol op te heffen en beweerden ze dat elke vreemdeling allang gevlucht was. Civilis en Veleda traden bij deze onderhandelingen juist op als bemiddelaars (via tussenpersonen, daar Veleda afgezonderd leefde in haar burcht), wat er toch wel op duidt dat Civilis wist dat teveel geweld averechts werken kon. Door toetreding van de Agrippinensen en Ubiërs kon Civilis zijn invloed over de omringende stammen immers versterken. Maar toen hij zijn macht westwaarts uit trachtte te breiden, bleek ironisch genoeg zijn gelijk: de Tungri weigerden zich bij hem aan te sluiten omdat de Bataven hun hoofdstad eerder al geplunderd hadden, en nu stonden ze naast de Baetasii, Nerviërs en andere stammen, onder leiding van Claudius Labeo. Het resultaat was een lang, uitputtend gevecht aan de Maas. Civilis’ mannen zwommen uiteindelijk de rivier over, zodat Labeo en de zijnen in de tang genomen werden. Civilis wierp zich opnieuw op als bemiddelaar. De Bataven en de Treveri waren er volgens hem niet op uit om de plaats van de Romeinen als overheersers in te nemen. Na enig onderhandelen gingen de Tungri hier alsnog mee akkoord, waarna de Baetasii en Nerviërs ook overstag gingen. Labeo vluchtte en verdween op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Op de kust na was nu ook heel Belgica in handen van de rebellen.

De bijeenkomst van de Galliërs te Reims, olieverfschilderij door Otto van Veen uit 1613 (Rijksmuseum)
De bijeenkomst van de Galliërs te Reims, olieverfschilderij door Otto van Veen uit 1613 (Rijksmuseum)

Maar de zaak lag niet half zo rooskleurig als de rebellen in het noorden dachten. Het gezag van “keizer” Julius Sabinus werd in veel gebieden maar matig gewaardeerd. De Sequani, de zuiderburen van de Lingones, hadden zich vrijwel meteen Romeinsgezind verklaard en zijn poging om hen met geweld te onderwerpen was op een fiasco uitgelopen. De mannen van Sabinus bleken veel te slecht georganiseerd, zodat hij de strijd verloor en ernstig in gevaar kwam. Uit angst liet hij één van zijn hoeves in brand steken en het gerucht verspreiden dat hij zelf in de brand was omgekomen. In werkelijkheid verborg hij zich in een ondergrondse schuilplaats, alleen bekend bij zijn vrouw Epponina en enkele betrouwbare dienaren. Nog jarenlang zou zij de rol van weduwe spelen, waarbij ze zelfs nog twee zoons van hem kreeg, wat ze op listige wijze verborgen hield. Eén keer zouden zij zelfs Rome in het geheim bezoeken, waarbij Sabinus zich als slaaf vermomde. Maar dat gebeurde allemaal pas in de jaren daarna.

In het voorjaar van 70 AD bewegen 8 legioenen zich richting de Gallië. En dat is niet best voor de rebellen.
In het voorjaar van 70 AD bewegen 8 legioenen zich richting Gallië. En dat is niet best voor de rebellen.

Op korte termijn was de nederlaag van Sabinus een grote klap voor de opstand, die hiermee veel bondgenoten verloor. Het moreel van de Galliërs aan Romeinse zijde steeg erdoor, zodat er meteen een Gallische raad bijeengeroepen werd. De Treveri riepen tijdens die raad op om de Romeinen te bevechten, maar de andere stamhoofden waren hier niet voor te porren. Zij herinnerden zich de door hen gesteunde opstand van Vindex, een kleine twee jaar geleden, waarbij de Treveri de kant van diens tegenstanders hadden gekozen. Ook wisten zij dat er Romeinse versterking naderde, zodat vijandige acties onverstandig waren. Ondertussen had Mucianus in Rome namelijk twee nieuwe bevelhebbers benoemd: Appius Annius Gallus voor Germania Superior en Quintus Petillius Cerialis voor Germania Inferior. Ook stonden er nieuwe legioenen klaar om de Rijnprovincies terug te veroveren. Legio VIII Adiutrix, Legio XI Claudia en Legio XIII Gemina hadden enkele maanden daarvoor Rome ingenomen voor Vespasianus. Zij werden nu versterkt met Legio II Adiutrix en Legio XXI Rapax. Vanuit Italië trokken deze legioenen naar het noorden. Uit Hispania werden Legio VI Victrix en Legio X Gemina opgetrommeld. Vanuit Brittannia zou Legio XIV Gemina met de Kanaalvloot de westkust aanvallen. Het mag op grond van deze gegevens duidelijk zijn dat er een enorme strijdmacht naderde, maar de rebellen leken dit te onderschatten, misschien door onduidelijke gegevens. Maatregelen namen zij nauwelijks en de leiders werkten amper samen: terwijl Tutor en Classicus de kat uit de boom keken in plaats van de Alpenpassen te bezetten, zwierf Civilis door Belgica in de hoop Claudius Labeo te pakken te krijgen. Blijkbaar beseften de heren totaal niet wat hen te wachten stond…

Wordt vervolgd…