Wie waren de Bataven?

BatavenNaast militairen en ambtenaren in dienst van het Romeinse rijk was er ook een inheemse of lokale bevolking aanwezig in Romeins Nederland en omstreken. De Romeinen verdeelden hun provincie Germania Inferior, waar een groot deel van het zuiden van Nederland bij hoorde, in verschillende civitates of administratieve stamgebieden. De bekendste stam in Romeins Nederland is natuurlijk die van de Bataven, die zelfs zo beroemd zijn dat hun naam (of het daarvan afgeleide “Batavieren”) door veel mensen met heel Nederland geassocieerd wordt. Terecht is dat niet, want de Bataven bewoonden lang niet heel Nederland. Waarschijnlijk zaten zij vooral in het rivierengebied. Dat zij “oorspronkelijke” bevolking zouden zijn is ook niet juist.

De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.
De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.

De Bataven zouden zijn afgesplitst van de Chatten, een stam die rondom het gebied van Hesse-Kassel in Duitsland woonde, bij de Wezer. Een onderling conflict leidde er blijkbaar toe dat de verliezende partij zich uit zelfbehoud naar het westen verplaatste en toenadering bij de Romeinen zocht. Wanneer dit gebeurde is niet zeker: in elk geval na het einde van de Gallische oorlog in 50 v. Chr. en vóór het begin de Germaanse veldtochten van Drusus in 12 v. Chr. Bekend is dat Marcus Vipsianus Agrippa als gouverneur van Gallië in 37 v. Chr. de Romeinsgezinde Ubiërs toestemming gaf om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen nadat zij samen met Agrippa ten strijde waren getrokken tegen de Sueben. Misschien speelde de Suebische agressie een rol in de Chattische burgeroorlog, waarbij de verliezers waarschijnlijk de kant van de Romeinen hadden gekozen. Wat de exacte oorzaak van de migratie ook was, de Bataven kregen toestemming om in het Nederlandse rivierengebied te gaan wonen, in het land tussen Rijn, Waal en Maas. Daar moet bij gezegd worden dat Julius Caesar al over een Insula Batavorum (“Bataveneiland”) sprak, wat impliceert dat hier al bevolking woonde die “Batavi”  genoemd werd. Die naam zou dan weer op vruchtbare grond duiden.

De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet...
De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet…

Omdat de naam Bataven veelal aan de Betuwe verbonden wordt, worden de Bataven traditioneel hiermee geassocieerd. Op zich is dat juist, maar hun grondgebied kan zich nog wel daarbuiten uitgestrekt hebben, zeker als men bedenkt dat het bestuurscentrum van hun civitas in het tegenwoordige Nijmegen lag. In traditionele schoolboekjes zouden ze de Rijn zijn afgezakt en “bij Lobith” Nederland binnengetrokken zijn. Ook dit beeld is niet helemaal zeker: afgezien van het feit dat Lobith nog niet bestond (evenmin als de grens tussen Nederland en Duitsland) is het ook onzeker of er werkelijk over de Rijn gevaren werd in deze trektocht. Bovendien is het de vraag of de Bataven wel allemaal bij de Chatten vandaan kwamen of dat er sprake was van een vermenging met al aanwezige bevolking. Een mogelijkheid is dat het hier gaat om voormalige onderdanen of vazallen van de Eburonen, een stam ergens ten zuiden van de Rijn van wie Julius Caesar beweerde ze te hebben uitgemoord. Pollenonderzoek ontkracht de door Caesar beweerde ontvolking, maar er is ook geopperd dat in werkelijkheid de politieke elite van de Eburonen werd uitgemoord, waarna de lokale bevolking van haar leiders beroofd was. De Bataven zouden dus, net als de Tungri en andere stammen, in dit machtsvacuüm gesprongen kunnen zijn. Evengoed is de aanduiding “Germaans” misleidend omdat de Romeinen die voor alle volkeren van achter de Rijn gebruikten, ongeacht taal, cultuur of etniciteit. Van de Chatten zijn er vermoedens van een Keltisch taalverwantschap. En andere theorie is die van het Noordwestblok, volgens welke de bevolking van de Lage Landen en omstreken Keltisch noch Germaans was, ondanks een sterke culturele invloed uit beide richtingen.

Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.
Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.

De Bataven vestigden zich in elk geval met Romeinse toestemming in het rivierengebied en droegen hiermee bij aan de bewaking van de Romeinse Rijngrens. Dubbel en dwars want naast de Ala Batavorum, een cavalerie-eenheid, leverden de Bataven nog eens acht cohorten infanterie als Romeinse hulptroepen. Dat was zo ongewoon veel dat de Bataven van elke andere vorm van belasting waren vrijgesteld. Samen met hun aanduiding als bondgenoten heeft dit tot het fabeltje geleid dat de Bataven gelijkwaardige, onafhankelijke bondgenoten van de Romeinen waren. Dat is niet juist: gelijkwaardige bondgenootschappen bestonden in de tijd van het Romeinse keizerrijk niet of nauwelijks, terwijl onderwerpingen vaak genoeg zonder wapengekletter plaatsvonden. De Bataven waren dus wel degelijk onderworpen, maar aanvankelijk waren zij misschien meer autonome vazallen aan de grens, zoals wel vaker voorkwam bij de Romeinen. Naarmate Gallia Belgica (dat aanvankelijk tot aan de Rijn kwam) werd geïntegreerd als volwaardige provincie en de Romeinse periferie verder naar het noorden werd uitgebreid, werden de Bataven onderdanen van het Romeinse rijk. Sommige Bataafse soldaten wisten het tot de Praetoriaanse Garde in Rome te schoppen!

Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.
Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.

De Bataven speelden een rol in de veldtochten die vanaf de regering van keizer Augustus in Germania werden ondernomen. Al in 19 v. Chr. was er een groot troependepot op de Hunnerberg bij Nijmegen gebouwd en vanaf 12 v. Chr. plande Drusus vanuit dit gebied zijn expedities. Ook Tiberius en Germanicus maakten gebruik van onder andere Bataafse hulptroepen. De Bataven stonden vermaard om hun ruiters en om hun zwemkunsten. Die wilden ze wellicht iets te graag laten zien: tijdens een tocht over de Waddenzee verdronk een deel van de achterhoede toen deze door de vloed overvallen werd. De successen in Germania waren beperkt: ondanks een poging om er Romeins bestuur in te richten leden de legioenen onder Varus een grote nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. en in 16 na Chr. werd besloten om de veldtochten in Germania niet voort te zetten. Het troependepot op de Hunnerberg werd niet meer in gebruik genomen. Wel was het ernaast gelegen fort op het Kops Plateau herbouwd. Voortaan zou de Ala Batavorum hier gehuisvest worden. Er worden in deze oorlogen weinig Bataafse namen genoemd, behalve ene Chariovalda die in 16 na Chr. een ruiterkorps leidde. Toen Germanicus zijn ruiters de Wezer liet oversteken, liet hij dit Chariovalda op de plek doen waar de stroming het sterkst was. Chariovalda en zijn ruiters liepen echter in een val van de Cheruskische leider Arminius, het brein achter de Varusslag, waarbij Chariovalda sneuvelde voor de Bataven hulp kregen.

Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.
Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.

De exacte omvang van het Bataafse gebied is niet helemaal duidelijk, hoewel het ongetwijfeld grote delen van de Betuwe en dus ook het midden-Nederlandse rivierengebied in beslag nam. De Rijn was ongetwijfeld de noordgrens van hun civitas, maar waar de oost-, zuid- en westgrens lagen is minder duidelijk. Vermoedelijk waren de Cananefaten directe buren in het westen en de Cugerni in het zuidoosten. De kern van het Bataafse gebied situeerde zich in elk geval rondom Nijmegen, mede omdat de Romeinen hier het bestuurscentrum hadden ingericht. Omdat veel Bataafse officieren na een carrière in de hulptroepen op Romeinse stijl wilden wonen, ontstond er bij dit machtscentrum een Gallo-Romeinse stad op de heuvel die nu het Valkhof heet. Beide stadsnamen zijn ook Keltisch van aard, namelijk Batavodurum (“Batavenmarkt”) en Oppidum Batavorum (“Burcht der Bataven”).  De stad nam in zijn hoogtij een plattegrond van ongeveer 1000 bij 300 meter in beslag. De rijkste ex-officieren, vaak van Bataafse adel, bezaten vaak echter ook aanzienlijke landerijen op het platteland, al dan niet samen met een stadswoning.

De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.
De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.

Dat de Bataafse onderwerping geen gelijkwaardig bondgenootschap was, blijkt uit de opstand die in 69 na Chr. uitbrak. Groeiende ontevredenheid tijdens de crisisperiode die het Vierkeizerjaar heet, leidde uiteindelijk tot een opstand onder leiding van de in ongenade gevallen ex-officier Julius Civilis, een Bataafse edelman wiens naam duidelijk Romeins staatsburgerschap aantoont. Middels een listige strategie was de opstand aanvankelijk succesvol en sloten verschillende stammen aan beide zijden van de Limes zich aan. Civilis was namelijk ervaren in de Romeinse krijgskunst en probeerde zijn mannen in dezelfde opstellingen en discipline te krijgen, hetgeen misschien toch makkelijker gezegd dan gedaan was, zelfs nadat de Bataafse hulptroepen zich aangesloten hadden. Op het hoogtepunt van de opstand was de Germaanse Limes tot in de buurt van de Alpen in handen van de rebellen, terwijl er zelfs een paar muitende legioenen overgelopen waren naar de opstand en in Gallië zelfs geprobeerd werd een onafhankelijk keizerrijk te stichten. Het succes was echter ook te wijten aan een onderbezetting van de legioensforten vanwege de Romeinse burgeroorlog: in het voorjaar van 70 was die echter grotendeels voorbij en kon de nieuwe keizer Vespasianus versterkingen sturen. In de loop van het jaar werden de rebellen teruggedreven naar het noorden, tot ze uiteindelijk niet anders konden dan de Batavenburg ontruimen. De stad werd, zoals indertijd gebruikelijk was, bij evacuatie in brand gestoken. Na een mislukte uitval moesten de rebellen ten slotte zelfs de Rijn over trekken. Civilis zag zich uiteindelijk gedwongen tot onderhandelen. Zijn lot wordt in de Romeinse verslagen niet vermeld.

Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.
Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.

Opvallend genoeg leidde de opstand voor zover bekend niet tot harde strafmaatregelen in het land van de Bataven. Het lijkt erop dat de oude verdragen grotendeels hersteld werden op enkele punten na: de Bataafse hulptroepen werden niet langer in hun eigen land ingezet, maar zouden voortaan forten in andere delen van het rijk bemannen. Verder werd de militaire bewaking van het gebied opgeschroefd. Veel Rijnforten in Gelderland zijn misschien pas na de opstand gebouwd, terwijl er op de Hunnerberg een legioen werd gevestigd om de Bataven onder de duim te houden. Dat duurde niet eeuwig: begin 2e eeuw werd het legioen nuttiger geacht op de Balkan, waar keizer Trajanus zich op de verovering van Dacia richtte. Tot die tijd had de economie rondom het fort goed geboerd, terwijl er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe hoofdstad verrezen was: Noviomagus of “nieuwe markt”, waar later nog de naam Ulpia aan werd toegevoegd, naar keizer Ulpius Trajanus. Hoewel de economie van het Bataafse land nu misschien over haar hoogtepunt heen was, hield Noviomagus het nog lange tijd vol. De stad liep in de tweede helft van de 3e eeuw pas leeg, toen de Crisis van de Derde Eeuw haar hoogtepunt (of dieptepunt) bereikte. Het gebied was te onveilig geworden. Het voornaamste dat tijdens de Crisis verder van hen wordt vernomen is de aanbidding van de Bataafs-Romeinse oppergod Hercules Magusanus door de Gallische keizer Postumus. Zijn vaak aangenomen Bataafse identiteit ligt daarmee echter niet vast.

De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0
De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0

Hoewel de Bataven waarschijnlijk niet massaal uit hun land zijn weggetrokken, verdwenen zij op den duur wel op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Melding van de Bataven komt nog wel voor rond 355, hoewel de Betuwe toen al prijsgegeven was aan de Salische Franken, waar Postumus het een kleine eeuw eerder al mee aan de stok had. Het is mogelijk dat de achterblijvers in die Saliërs zijn opgegaan, zoals de afsplitsing van de Chatten enkele eeuwen daarvoor de al aanwezige bevolking was gaan domineren. Wellicht trokken deze oude Bataven later met de Saliërs mee naar het meer zuidelijke Toxandrië (Noord-Brabant), waarna de Frankische Chamaven de Betuwe binnentrokken. Dominantie door nieuwkomers zal de Bataafse identiteit langzaam hebben doen oplossen in of versmelten met die van de Franken. In de Laat-Romeinse tijd leefde de naam Bataven nog wel voort in een afdeling van de Romeinse infanterie in de 4e en 5e eeuw, die letterlijk de Batavi genoemd werd. Op de Peutinger kaart, een middeleeuws kopie van een Laat-Romeinse kaart, wordt het land bij de Rijngrens ook Patavia genoemd.

De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.
De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.

Hoewel de Bataven dus eigenlijk nogal stilletjes zijn opgegaan in de grotendeels Frankische bevolking die in de Vroege Middeleeuwen het zuiden van Nederland bewoonde, werd de naam er niet minder beroemd op. In de 17e eeuw werd men des te enthousiaster omdat men een parallel trok tussen de Opstand der Bataven en de Nederlandse Opstand (begin van de Tachtigjarige Oorlog), wat beide gezien werd als een onafhankelijkheidsstrijd tegen een buitenlandse bezetter. Zo werd de Bataafse Mythe geboren, want hoewel beide opstanden voortkwamen uit onvrede over een streng beleid (overdadige rekrutering bij de Bataafse opstand, torenhoge belasting, protestantenvervolging en opschorten van privileges en gewoonterecht bij de Nederlandse) zijn beide regeringen niet echt vergelijkbaar. Bovendien is het zeer onjuist om de Bataven met geheel Nederland te associëren. Desondanks schilderde Rembrandt van Rijn De Samenzwering van Claudius Civilis [sic] voor het stadhuis van Amsterdam: de eenogige Civilis en de stamhoofden leggen boven een kelk een eed af tijdens hun heilig banket, zoals Tacitus omschrijft. In de 19e eeuw beweerden de eerste echte Nederlandse historici zelfs dat de Opstand der Bataven het begin van de Nederlandse natie was. De Bataafse Mythe wordt vandaag de dag door de wetenschap gelukkig naar het rijk der fabelen verwezen. Maar de beroemde stam en haar grote opstand blijven tot de verbeelding spreken…

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 2: langs de Waal tot aan de Maasmonding

Reisgids Waal oostDe Waal is al in de Romeinse tijd een erg belangrijke rivier. Zo belangrijk zelfs dat de Romeinen hem een beetje minder belangrijk maakten: Drusus liet in 12 v. Chr. een dam aanleggen zodat er minder water in de Waal kwam en de Rijn dus beter te begaan zou zijn voor zijn schepen (en moeilijker over te steken door tegenstanders). Als zijrivier van de Rijn stroomt de Waal vanaf Carvium, waar we de vorige keer eindigden, naar het westen van Nederland. Er is minder duidelijk over de Romeinse plaatsen aan de Waal dan die aan de Rijn, maar er blijft een hoop interessants over. Ten noorden van de Waal ligt de Betuwe, het Insula Batavorum of Bataveneiland.

1051. Castellum Carvium (Tolkamer)
Locatie: Bijlandse Waard
Carvium was niet alleen een castellum aan de Rijn maar lag bovendien ook bij de dam van Drusus. Dat de dam hier lag blijkt uit een grafsteen uit de omgeving. Deze noemt als plaats van begrafenis namelijk ‘Carvium ad Molem‘: Carvium bij de dam. De dam was waarschijnlijk aangelegd door Drusus met als doel minder water te doen afvloeien naar de Waal zodat de Rijn beter bevaarbaar was voor de vloot. De dam werd in de Bataafse opstand vernield zodat de rebellen zich veiliger konden terugtrekken achter de Waal. Of hij daarna herbouwd werd is niet bekend.

© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; CC BY-SA 3.0
© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; CC BY-SA 3.0

2. Altaarsteen Rufia Materna
Locatie: Millingen aan de Rijn
Bij Millingen, waar de Waal zich van de Rijn afsplitst, is in de 19e eeuw een altaarsteen ontdekt die in de Antonius van Paduakerk zat ingemetseld. Of de steen uit de buurt komt is onbekend. De steen bevat een Latijnse tekst van ene Mucronia Marcia, die de steen opdraagt aan “godin vrouwe Rufia Materna”. Rufia zou Mucronia’s dochter zijn aan wie Mucronia een offer wijdde, onder meer met de parentalia, het Romeinse feest van de overledenen. Het klinkt alsof Rufia een priesteres was die jong is overleden en daarna met een inheemse godin vereenzelvigd werd.

Berg en Dal steenoven3. Pottenbakkerij Berg en Dal
Locatie: Holdeurn, Berg en Dal
Bij Berg en Dal stond een pottenbakkerij die later bovendien ook bakstenen en dakpannen ging produceren en van groot belang was voor het legioen in Nijmegen. Na het jaar 150 was de pottenbakkerij van Berg en Dal de centrale dakpanproducent van het hele Neder-Germaanse leger, terwijl het aardewerk naar de tweede plaats ging. Leem werd ter plekke in de omgeving afgegraven. Ten noorden van de vijf ovale ovens lag de droogschuur.

© René Voorburg - CC BY-SA 3.0
© René Voorburg – CC BY-SA 3.0

4. Aquaduct Groesbeek-Nijmegen
Locatie: Van Groesbeek via Beek en Heilig Landstichting naar Nijmegen
Aquaducten zijn in Romeins Nederland erg zeldzaam omdat er veel drinkbaar water in de bodem zat en de grond op veel plaatsen natuurlijk ook veel te vlak was om een aquaduct aan te kunnen leggen. Bij Nijmegen liggen echter grote stuwwallen. De bodem was er blijkbaar te taai of te droog om genoeg water voor het legioen te winnen, dus werd er een 5 kilometer lang aquaduct aangelegd vanuit verschillende waterbonnen op de stuwwal bij Groesbeek. Een stenen aquaduct was vooralsnog niet nodig, zodat het water vooral door gegraven geulen stroomde, met behulp van dammen die de hoogteverschillen hielpen overbruggen en een kunstmatig meer bij de Watermeerdijk.
Bezienswaardigheden: greppel in Mariënbosch
Speciaal in de Romeinenweek: Wandeling langs het Romeinse Waterleiding tracé (29 april, 3 en 5 mei, 13:00)

Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.
Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.

5. Castellum Kops Plateau
Locatie: Kopse hof, Nijmegen-Oost
Bewoners: o.a. Ala I Batavorum (16-69 na Chr.)
Het castellum op het Kops Plateau werd waarschijnlijk rond 12 v. Chr. gebouwd toen Drusus in opdracht van zijn stiefvader keizer Augustus veldtochten in Germania begon. De officierswoning van het kamp is zo opvallend groot dat sommigen vermoeden dat Drusus er zelf een tijdje woonde. Ondanks de grote woning was het fort zelf relatief klein, zodat sommige gebouwen zoals de stallen erbuiten gebouwd moesten worden. Misschien zat hier al vroeg de Ala Batavorum, de Bataafse elite-cavalerie, gelegerd. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud werd het opnieuw als commandocentrum gebruikt. Nadat de veldtochten in Germania waren beëindigd bleef het Kops Plateau de thuisbasis van de Ala Batavorum en een belangrijk strategisch punt. Tijdens de Opstand der Bataven liep de Ala Batavorum echter over en na de opstand werd het fort niet opnieuw in gebruik genomen.
Bezienswaardigheden: Kopse Hof

Maquette van castra en omgeving in Museum het Valkhof
Maquette van castra en omgeving in Museum het Valkhof

6. Castra Hunnerberg
Locatie: Hunnerberg, Nijmegen-Oost
Mogelijke naam: Castra Herculis (discutabel)
Bewoners: Legio I Germanica e.a. (19 v. Chr.-12 v. Chr.); Legio II Adiutrix (70 na Chr.); Legio X Gemina (71-105 na Chr.); Vexillatio Brittannica (105-120); detachement van Legio XXX Ulpia Victrix (120-175)
Het eerste kamp op de Hunnerberg, een stevige stuwwal die uitkijkt over de Waal, werd al in 19 v. Chr. gebouwd door Drusus of Marcus Vipsianus Agrippa. Dit kamp was groot genoeg voor 15000 soldaten, wat ongewoon groot is! Dit was echter maar een tijdelijk troependepot en werd na een paar jaar weer ontruimd. Waarschijnlijk was het tussen 12 en 17 na Chr. weer een paar jaar in gebruik om daarna lange tijd leeg te staan. Na de Opstand der Bataven werd er een kleinere maar meer permanente vesting gebouwd, waarin een legioen gehuisvest werd. Dit werd de bloeitijd van de omgeving: rondom de castra ontstond een grote handelsnederzetting met onder andere een markthal, een herberg en zelfs een amfitheater, het enige bekende in Nederland. Toen het legioen rond 105 werd overgeplaatst kreeg de lokale economie een gevoelige klap: voortaan bezette een veel kleinere ploeg soldaten het fort. Rond het jaar 175 werd de castra voorgoed ontruimd. Het is de enige plaats in Nederland waar zo’n lange tijd echte legionairs gezeten hebben.
Bezienswaardigheden: tijdpad over de Hunnerberg; markering oostpoort Ubbergseveldweg; markering Romeinse markthal; marktzuil Eikstraat; markering fundamenten amfitheater Rembrandtstraat; standbeeld keizer Trajanus op het Trajanusplein
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse Bierveldtocht Oersoep (29 april, 09:30-17:00)

Nijmegen Valkhof7. Oppidum Batavorum
Locatie: Valkhof, Nijmegen
Alternatieve namen: Batavodurum; Noviomagus (Laat-Romeins); Castra Herculis (mogelijke naam Laat-Romeinse versterking)
Bewoners: Bataafs-Romeinse burgers; Frankische hulptroepen (4e eeuw)
Wanneer op het Valkhof een nederzetting ontstond is niet duidelijk, maar dit kan al vroeg na de Bataafse verhuizing naar het rivierengebied gebeurd zijn. Toen de Romeinen hier het administratieve centrum van de Bataafse gemeenschap inrichtten, groeide de plaats vanzelf uit tot een Gallo-Romeinse stad. De twee namen klinken dan ook Keltisch: Batavodurum betekent “Batavenmarkt” en Oppidum Batavorum “Burcht der Bataven”. Het Romeinse aanzien van de stad is vooral te wijten aan de grote hoeveelheid Bataven met Romeins staatsburgerschap die er gingen wonen, vaak als veteranen uit de hulptroepen. Winkelbazen kwamen als vliegen op die stroop af en vestigden zich er ook, tot de Batavenburg een stuk of duizend inwoners telde. Op het einde van de Opstand der Bataven ging het mis: de terugtrekkende Bataven gaven hun stad aan de vlammen prijs toen zij hem ontruimden. Na de opstand werd de stad niet herbouwd: alleen een kleine handelsnederzetting, beneden aan de Waalkade bleef in gebruik. In de vierde eeuw kreeg dit nederzettinkje muren, maar qua grootte viel het in het niet bij de oude stad. In diezelfde eeuw werd er ook een castellum op het Valkhof gebouwd. Enkele tientallen jaren later bouwden de Franken een nederzetting ten zuiden van het fort. Toen de Romeinse keizer geen macht over ons land meer had hielden de Franken het fort zelf in gebruik.
Bezienswaardigheden: Museum het Valkhof; Romeins bouwmateriaal in de resten van de palts van het Valkhof; hypocaustum aan de Waalkade
Speciaal in de Romeinenweek: “Nacht van de Romeinen” in Museum het Valkhof (28 april, 19:30-2:00); Layar-wandeling “Oudste stad van Nederland” (hele week); GPS Romeinen tocht (elke dag behalve 30 april en 1 mei; 11:00-17:00); “Romeinenwerkplaats” in Museum het Valkhof (29 april, 1-6 mei, 11:00-17:00)

1988. Ulpia Noviomagus
Locatie: Nijmegen-West
Alternatieve namen: Noviomagus, Ulpia Noviomagus Batavorum (voluit)
Bewoners: Bataafs-Romeinse burgers
Na de Opstand der Bataven verrees er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe stad, die als nieuwe hoofdstad van de Bataafse gemeenschap diende en Noviomagus, “nieuwe markt”, genoemd werd. Begin 2e eeuw werd hier de naam van keizer Marcus Ulpius Traianus aan toegevoegd als eerbetoon. Noviomagus bevatte onder andere een badhuis en twee tempels voor de goden Fortuna en Mercurius. Hoewel Noviomagus vergeleken met provincie-hoofdsteden als Keulen (en zeker een stad als Rome) maar klein was, was het lange tijd de grootste stad van Romeins Nederland. Midden 2e eeuw begon de economie te echter stagneren toen er steeds minder soldaten op de Hunnerberg woonden die als afnemers dienden. Toch kreeg de stad muren en een greppel rond 170 en overleefde een heftige brand van 10 jaar later. De crisis van de Derde Eeuw richtte echter veel schade aan bij de Romeinse economie, zodat de stad rond 275 grotendeels verlaten werd. De naam Noviomagus werd in de 4e eeuw vooral voor het stadje bij het Valkhof gebruikt.
Bezienswaardigheden: markeringen villa’s en tempels op en rondom het Maasplein

9. Ad Duodecim (Wamel?)
Locatie: zeer onzeker
Ad Duodecim staat op de Peutinger kaart als een plaats tussen Noviomagus en Grinnes. Aangezien er verder geen sporen of omschrijvingen van zijn teruggevonden is het niet bekend waar de plaats lag en wat de aard ervan was, al vermoeden we dat het gaat om een statio, een militair wegstation. Vanwege de afstanden op de kaart is er tegenwoordig een vermoeden dat het zou kunnen gaan om Wamel, dat op ongeveer de juiste afstanden ligt aan de Waal (hoewel die rivier ook niet op de kaart staat). In de omgeving van Wamel is in elk geval een hoop gevonden, zoals bij Tiel, waar een hoop inheemse nederzettingen lagen en ook godenbeeldjes gevonden zijn.

© René Voorburg; CC BY-SA 3.0
© René Voorburg; CC BY-SA 3.0

10. Grinnes (Rossum?)
Alternatieve naam: Grinnibus (Peutinger kaart)
Locatie: zeer onzeker
Ook Grinnes of Grinnibus staat op de Peutinger kaart vermeld, wat doet vermoeden dat het ook hier om een militair wegstation ging. Waar deze statio gelegen kan hebben is opnieuw niet bekend, maar Rossum in Noord-Brabant is de populairste kandidaat. De plaats ligt aan de Waal, maar de Maas stroomt er vlakbij, zodat het hier sowieso om een strategisch punt gaat. Grinnes was één van de plaatsen waar de Romeinse generaal Cerialis in 70 na Chr. een kamp liet opslaan toen hij de rebellen van de Opstand der Bataven terugdrong. Om dit te doorbreken vielen de rebellen een paar kampen tegelijk aan, waaronder Grinnes. Cerialis ging er zelf heen met een ploeg cavalerie en won de slag, waarna hij een castellum zou hebben laten bouwen. Als dat zo is, is het in alle eeuwen daarna waarschijnlijk weggespoeld en verloren gegaan.

Als in de buurt van Grinnes begint de Waal te verstrengelen met andere rivieren. Lek en Maas zijn niet ver weg en zijriviertjes springen over en weer. Uiteindelijk belanden al deze rivieren in de Maasmonding, die in de Romeinse tijd een flinke baai moet zijn geweest. Van daaruit gaan we morgen de Maas op.

A. Museumpark Orientalis Heilig Land Stichting
Locatie: Profetenlaan, Heilig Landstichting
Opgericht in 1911 als Heilig Landstichting (zoals het nabijgelegen dorp nu nog heet), is dit park een aantal keer van naam veranderd zodat het ook bekend staat als Bijbels Openluchtmuseum en Museumpark Orientalis. Het geeft de geschiedenis weer van het Midden-Oosten als bakermat van de drie Abrahamitische religies. Aangezien de Romeinse overheersing van het gebied een grote rol speelt in zowel de geschiedenis van het jodendom als het ontstaan van het christendom, bevat het museumpark ook een Romeinse straat. Deze straat bevat onder andere een school en een kerkje, maar ook een Romeins mithraeum, een tempel gewijd aan de mysterie-cultus van de god Mithras. Ook erg indrukwekkend is het gebouw dat het paleis van Pontius Pilatus voorstelt.
Speciaal in de Romeinenweek: Als Romein op ontdekkingstocht door het oude Midden-Oosten (elke dag m.u.v. 30 april en 1 mei, 11:00-17:00)

B. Flipje en Streekmuseum Tiel
Locatie: Plein 48, Tiel
Het Flipje- en Streekmuseum Tiel is misschien wel het culturele centrum van de Betuwe, zoals het Tiel het centrum van de industrie daar is. Op de archeologische afdeling vinden we vondsten van de prehistorie tot lang na de Romeinse tijd, maar de Romeinen en Bataven ontbreken uiteraard ook niet. Het museum bevat onder andere tentoonstelling van de opgraving in Tiel-Medel, waar een Romeins-inheemse nederzetting gelegen moet hebben.
Speciaal in de Romeinenweek: Tentoonstelling “Wonen op een schat”(1 t/m 4 mei, 13:30-17:00; weekenden 13:30-16:30)

Helinium: de Romeinen aan de monding van de Maas

034Na Forum Hadriani bezocht te hebben trekken we verder zuidwaarts langs het Kanaal van Corbulo, tot we komen aan het punt waar het kanaal uitmondt in de Maasmonding. Tegenwoordig mondt de Maas uit in zee via zowel het Haringvliet als de verschillende riviertakken en kanalen in de Rotterdamse havenregio. In de Romeinse tijd moet er op ongeveer deze hoogte, tussen Hellevoetsluis en Naaldwijk, een zeer brede riviermonding gelegen hebben, door de Romeinen het Helinium genoemd. Volgens Plinius de Oudere lag het Bataveneiland tussen het Flevomeer en het Helinium.

Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.
Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.

Het zuideinde van het Kanaal van Corbulo lag vermoedelijk ergens in Naaldwijk. De vondst van een bronzen plaat die verwijst naar de Classis Germanica Pia Fidelis, de vloot van Germania, duidt op de aanwezigheid van de marine, zodat vermoed wordt dat er te Naaldwijk een vlootbasis lag. Een basis of ander fort is tot op heden echter niet gevonden, ofschoon de locatie, zowel aan de monding van de Maas als van het kanaal, de plaats natuurlijk veel strategisch belang gaven. De aanwezigheid van burgerlijke nederzetting of vicus is daarentegen wel degelijk aangetoond. Daarnaast bevat Naaldwijk een inheems nederzettinkje, dat op een lichte verhoging in het landschap gebouwd was. Een Romeinse villa die vlak buiten Naaldwijk gevonden is, vermoedelijk niet ver van het kanaal, is vrij bijzonder omdat het huis gedeeltelijk van steen gebouwd was en bovendien een hypocaustum bevatte, een Romeinse vloerverwarming. Iets raadselachtiger is een mijlpaal die rond het jaar 1500 teruggevonden werd; niet vanwege de inscriptie (die is overduidelijk van Marcus Aurelius en Lucius Verus, met een omschrijving die het jaar 162 aantoont) maar omdat men niet meer exact kan zeggen of de mijlpaal nu in Naaldwijk of Monster gevonden was.

Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.
Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.

Ten zuiden van het Rotterdams havengebied, te Oostvoorne, zijn in 1752 brokken van funderingen waargenomen toen het water extreem laag stond. Jan Kluit uit Brielle noemde de aangetroffen ruïne de Zeeburg. Gezien de locatie ervan is het aannemelijk dat het hier een tweede Romeins fort betrof, waarschijnlijk om het andere uiteinde van het grote Helinium te overzien. Het vermoeden is dat het valt onder de kustforten die na 173 zijn opgericht om nieuwe aanvallen van plunderaars over zee te weren, nadat Didius Julianus als gouverneur van Gallia Belgica een grootscheepse Chaukische aanval had weerstaan. Als het fort de woelige ecologische veranderingen uit de 3e eeuw overleefde, moet het dus niet letterlijk aan de kust maar wat meer naar het zuiden gelegen hebben. Het fort was vast en zeker van steen gebouwd (of herbouwd) zodat de ruïnes nog eeuwen bestonden. Wanneer het fort verzwolgen werd door de zee is niet zeker, maar het moet ergens tussen de 4e en 12e eeuw gebeurd zijn.

De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.
De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.

De zuidelijkste plaats in Zuid-Holland die een nederzetting bevat is Goedereede. Goedereede bevatte een vicus en havenplaats, maar wellicht ook een kustfort. Resten ervan werden in 1618 gezien en Oude Wereld genoemd. Opnieuw is er waarschijnlijk sprake van verstening, wat de lange bewaring van de resten verklaart. Van zowel de Zeeburg als Oude Wereld vermoeden we dat de verstening in de vierde eeuw plaatsvond. Vandaag de dag is er van de vermoede forten in Naaldwijk, Oostvoorne en Goedereede nauwelijks nog een spoor te bekennen. In elk geval is de mijlpaal nog altijd te zien in het Rijksmuseum van Oudheden.

Stammen en civitates in Romeins Nederland

De indeling van de belangrijkste "stammen" in Noordwest-Europa rond 150 AD. Wijzigingen in de kustlijn zijn op deze kaart genegeerd. (bron: wikimedia commons)

Salvete, barbari! Omdat ik zoveel door jullie land trek leek het me leek om de bevolking wat nader te beschrijven. Nee, niet jullie, maar de mensen die in de Romeinse tijd (mijn tijd dus) in dit land woonden. Het gebied ten zuiden van de Rijn viel bijna helemaal onder een Romeinse grensprovincie, Germania Inferior. Zoals die naam al aangeeft, werden de meeste mensen in dit land door de Romeinen onder de Germanen gerekend. De Germanen zijn niet één volk, maar meer een verzamelnaam voor allerlei stammen, volkeren en groepen. Maar Germania Inferior lag aan de rand van Gallië, zodat er wellicht ook Kelten woonden.

bataven
De beroemde Bataafse leider Julius Civilis, enkele eeuwen later geportretteerd door Rembrandt. Maarre… die kleren en dat tafelkleed… Niet echt een historicus, die schilder.

De beroemdste stam uit Romeinse Nederland is ongetwijfeld die van de Batavi of Bataven. (Sommige mensen spreken nog over Batavieren, maar dat is erg ouderwets.) Waar de Bataven precies vandaan komen weten we niet, maar volgens Tacitus waren ze na een conflict van de Chatten, middenin in het latere Duitsland, afgesplitst. Als we bedenken hoe stammen georganiseerd waren, zou het dus kunnen dat het om opstandige vazallen gaat. Tegenwoordig weten we echter steeds minder zeker of de Bataven nu Germaans of Keltisch waren. In elk geval trokken de Bataven naar het westen en gingen in het Nederlandse rivierengebied wonen. Mogelijk is dit met Romeinse toestemming gebeurd, ergens tussen de Gallische Oorlog (58-50 v. Chr.) en de oorlog van Drusus (12 v. Chr.). In dat jaar werden de Bataven andermaal onderworpen, maar omdat dit geweldloos ging werden zij als bondgenoten in het rijk opgenomen. Hierdoor is het fabeltje ontstaan dat de Bataven gelijkwaardige bondgenoten waren van de Romeinen, ook omdat zij geen belastingen zouden hoeven betalen. Dat is echter niet juist: de Bataven waren vrijgesteld van gewone belastingen omdat zij buitengewoon veel hulptroepen leverden (260 à 280 per jaar). Een bondgenootschap was in de Romeinse tijd echter nooit gelijkwaardig!

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste. (© Illustratie door Peter Nuyten)
Noviomagus, de hoofdstad van de Bataven. Het stelde weinig voor naast Rome, maar op zijn hoogtepunt was het een welvarend stadje!  (© Illustratie door Peter Nuyten)

Nog zo’n fabeltje: de Bataven zijn het beroemdst van alle stammen in Germania Inferior en worden daarom vaak met heel Nederland geassocieerd. Ook dat klopt niet: de Bataven woonden voornamelijk tussen Rijn en Waal, dus op de Betuwe. De Romeinen noemden het gebied tussen de twee rivieren dan ook het Insula Batavorum: Bataveneiland. Hun leefgebied strekte zich waarschijnlijk wel ten zuiden daarvan uit, want de Romeinen plaatsten het bestuurscentrum van hun civitas (administratieve gemeenschap) op de zuidoever van de Waal. Hier lag het bestuurscentrum in eerste instantie op het Valkhof in Nijmegen, waar de stad Oppidum Batavorum ontstond. In het jaar 69 kwamen de Bataven echter in opstand, onder leiding van Julius Civilis. Ze kregen steeds meer stammen mee in de strijd, maar uiteindelijk zag het er toch slecht uit voor hen. Ze staken hun hoofdstad in brand, vernielden de brug over de Waal en trokken zich terug op de Betuwe en uiteindelijk zelfs achter de Rijn. De Bataven waren namelijk niet alleen goede ruiters, maar ook uitstekende zwemmers. Uiteindelijk werden, na onderhandelingen, de oude verdragen hersteld. De nieuwe hoofdstad van de Bataven ontstond een paar kilometer ten westen van de oude. Dit werd Noviomagus. Helaas werd de stad in de loop van de derde eeuw verlaten.

De twee kampen en vlootbasis bij Velsen, aan de zuidoever van het Oer-IJ. (Tekening: Graham Sumner)
De twee kampen en vlootbasis bij Velsen werden in 28 na Chr. belegerd door de opstandige Frisii. (Tekening: Graham Sumner)

Ten noorden van de Rijn woont een bijna net zo beroemde stam: die van de Frisii of Friezen. Zij leven daar op terpen, waar zij koeien houden. Tacitus onderscheidt de Kleine Friezen in Noord-Holland en de Grote Friezen in Friesland en Groningen. De Romeinen kwamen voor het eerst in contact met hen toen Drusus in 12 v. Chr. naar het noorden voer en hen onderwierp, overigens ook weer zonder wapengekletter. Hun kennis van de wadden kwam goed van pas bij de Romeinse tochten langs de noordkust. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. wisten de Romeinen blijkbaar hun controle over de Friezen (of in elk geval over een deel van hen) te behouden. Toch brak er in 28 na Chr. een opstand uit, volgens Tacitus uit woede over de inhalige belastingen. Na een veldslag in het geheimzinnige woud van Baduhenna bleven de Friezen dus onafhankelijk. In 47 na Chr. werd het gebied echter onder de voet gelopen door generaal Corbulo, naar aanleiding van nogal hevige Friese en Chaukische piraterij in de Rijndelta. Corbulo zette alle hoofdmannen af en wilde een Romeins bestuur inrichten, maar kreeg hier geen toestemming voor van keizer Claudius, die geen onrust in Gallië wilde. Corbulo trok zich terug, maar bouwde voor de zekerheid wel een aantal nieuwe castella langs de Rijn. Mogelijk hebben de Friezen hierna nog wel een tijdje een soort vazalstatus gehad. Ook leverden ze nog hulptroepen voor in Brittannia. In de 3e eeuw trokken veel Frisii weg uit hun gebieden omdat lichte klimaatverandering ernstige ecologische problemen zoals overstromingen gaf. De achterblijvers moeten eind 3e eeuw nog flink lastig zijn geweest voor de Romeinen.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo. Het was de tweede officiële stad in Romeins Nederland en de noordelijkste Romeinse stad op het Europese vasteland!

Ten westen van de Bataven woonden de Cananefates of Cananefaten (vroeger vaak Kaninefaten) genoemd. Ze zijn niet zo beroemd als de Friezen en Bataven, maar misschien ken je ze toch wel van je schoolboek. In tegenstelling tot wat veel mensen denken betekent hun naam niet “konijnenvatters” (er waren hier niet eens konijnen voor de Romeinse tijd). Vermoedelijk staat de naam voor “look-meesters”, omdat er op de zandgrond in het westen van Zuid-Holland uien, prei en look te verbouwen vielen. Ook de Cananefaten leverden hulptroepen, maar niet zoveel als de Bataven. Tacitus zei dat beide stammen veel op elkaar leken, maar dat de Cananefaten met minder waren, wat je doet afvragen of de stam-indeling niet een beetje door de Romeinen uit de mouw geschud was.

F-Canninefaten-Wijnveld
De Cananefaatse hoofdman Brinno werd in de zomer van 69 stoer op het schild geheven door zijn krijgers!

De afkomst van de Cananefaten is onbekend, maar er zijn wel wat ideeën over. De Romeinse historicus Paterculus, die deelnam aan de veldtochten van Tiberius, zegt dat ze in 4 na Chr. werden onderworpen. Dit zou kunnen betekenen dat de Cananefaten toen nog in de Achterhoek woonden en pas later op Romeinse uitnodiging naar het westen migreerden. Het is echter ook mogelijk dat ze dit veel eerder deden en gebruik maakten van het machtsvacuüm dat Julius Caesar hier in 50 v. Chr. achterliet: hun naam lijkt namelijk een mengeling van Keltisch en Germaans. Blijkbaar waren de Cananefaten wel een beetje ondergeschikt aan de Bataven. Het waren de Cananefaten die in 69 na Chr. de opstand begonnen, onder leiding van Brinno, zodat de Bataven konden zien of dit een succes werd alvorens er de leiding over te nemen. Ook de verdragen met de Cananefaten werden na de opstand grotendeels hersteld. Hun hoofdplaats werd uiteindelijk Forum Hadriani (Voorburg), de noordelijkste Romeinse stad op het vasteland. Ook deze stad raakte in de derde eeuw helaas in verval.

De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.
De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.

De Chamaven woonden ten noorden van de Rijn, waarschijnlijk in de Achterhoek en Twente. Zij laten het meest van zich horen in de 3e en 4e eeuw, toen zij al onder de Franken gerekend werden. Constantius Chlorus dreef hen in 298, toen hij nog onderkeizer was, terug uit de Betuwe. In 358 voerde onderkeizer Julianus oorlog met hen nadat ze de Betuwe opnieuw hadden ingenomen. Uiteindelijk mochten de Chamaven, in ruil voor schatting, gijzelaars en hulptroepen, in het gebied blijven wonen. In het noorden van Twente woonden de Tubanten, wat maakt dat hun naam vaak aan het gebied verbonden wordt, ondanks dat hun grondgebied zich waarschijnlijk ook ver ten oosten ervan uitstrekte. Er is niet zoveel over hen bekend. In 14 na Chr. kwamen ze de Marsi te hulp toen Germanicus een wraaktocht in Germania hield. Toen keizer Septimius Severus (r. 193-211) de hulptroepen reorganiseerde en een Friese cavalerie liet oprichten, namen hier ook Tubanten dienst in. Waarschijnlijk gingen ook de Tubanten uiteindelijk op in het verbond van de Franken.

Op Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.
De hoofdstad van de Frisiavonen was misschien Ganuenta (bij Colijnsplaat), waar een tempel als deze stond. De plaats is verzonken bij overstromingen in de derde eeuw.

Daarnaast waren er nog wat kleinere stammen waar we zo mogelijk nog minder over zeker weten. Op de Kempen in Noord-Brabant woonden de Texuandri of Toxandriërs, wier naam zou verwijzen naar de rechteroever (van de Schelde) of naar de taxus. De Frisiavones zijn door Plinius genoemd en zouden van 103 tot 249 een cohort in Brittannia moeten hebben gehad. Mogelijk woonde deze stam in Zeeland, al dan niet als een afsplitsing van de Frisii. Zoals Plinius de volkeren echter opsomt zouden ze ook in Limburg gewoond kunnen hebben, vlakbij de al net zo geheimzinnige Sunici en Baetasii. Ook van de Sturii en de Marsaci vermoedt men dat ze in het zuidwesten van het land woonden. De Marsaci of Marezaten leefden mogelijk aan de linkerzijde van de Schelde (Zeeland was toen nog vooral land) en zouden daarmee niet onder Germania Inferior maar onder Gallia Belgica vallen.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlieten.

In de Laat-Romeinse tijd begon de samenstelling en politieke cultuur van Romeins Nederland flink te veranderen. Het beroemdste voorbeeld hiervan zijn de Franken, wat zoveel betekent als de “moedigen” of “strijdlustigen”. De eerste melding over de Franken is in 241, toen ze voor het eerst probeerden om het Romeinse rijk binnen te komen.Zij waren niet zozeer een volk, maar eerder een groot verbond van verschillende stammen, volkeren en groepen. De Chamaven werden in 298 als Frankisch volk aangeduid. Misschien gingen de achtergebleven Bataven en Cananefaten ook wel in hen op. Dat de Franken middenin de 3e eeuw voor het eerst opduiken is niet zo gek, want het Romeinse rijk verkeerde toen 50 jaar in chaos, waar invallers mooi gebruik van konden maken. De Gallische keizer Postumus kwam echter met een slimme truc: hij liet een deel van de Franken in het rijk wonen, zodat hij hen tegen de anderen gebruiken kon. Helaas duurde zijn regering maar kort en zijn opvolgers waren minder kundig, zodat de Franken de Betuwe en de Rijndelta nu mooi als uitvalsbasis konden gebruiken.

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

Pas na de crisis, in 286, kreeg keizer Maximianus voor elkaar dat de Salische Franken als foederati (ietwat autonome bondgenoten binnen het rijk) op de Betuwe gingen wonen. Omdat de Franken geen echte eenheid waren maakte dat de situatie niet per se veiliger: zelfs de foederati waren erg onzekere bondgenoten. Een opstand van de Salische Franken waren de reden voor de grote oorlogen van Julianus Apostata, waarbij onder meer Maastricht en Tongeren het zwaar te verduren kregen omdat de Saliërs zonder toestemming naar het zuiden waren getrokken. Terug konden ze niet, want de Chamaven hadden onmiddellijk de Betuwe ingepikt. Julianus onderwierp beide stammen, maar de Franken zouden taai en onrustig blijven en er zouden invallen blijven. Uiteindelijk wisten de Salische Franken een sterk, stabiel koninkrijk op te richten in het noorden van Gallië, van waaruit ze een steeds groter rijk wisten te verkrijgen, tot ver in de Vroege Middeleeuwen.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

Een ander verbond uit dezelfde tijd als de Franken was dat van de Saksen. Misschien zijn de Tubanten daar wel in opgegaan. De Saksen woonden in het oosten van Nederland tot ver in Duitsland en werden van daaruit langzaam de schrik van de Noordzee en het Kanaal. Toch werden ook hier soms soldaten voor de hulptroepen geworven. Daardoor zouden ze vanaf de 5e eeuw steeds meer invloed in Brittannia krijgen. Vandaar dat het gebied van de Angelsaksen in de middeleeuwen bekend kwam te staan als Engeland. De Friezen die rond dezelfde periode van de Scheldemonding tot voorbij de Eems leefden (dus aan de hele Nederlandse kust!) spraken een taal die verwant was aan het Angelsaksisch. Vermoedelijk waren deze volkeren dus verwant, maar deze zogenaamde “Nieuwe” Friezen waren misschien een ander volk dan de Frisii uit de eerste eeuwen van de jaartelling. Ook de Friezen kregen een eigen koning, maar zouden uiteindelijk samen met de Saksen door de Franken veroverd worden.

Roma Victrix: de opstand op de knieën gedwongen

brugIn het voorjaar van 70 na Christus waren de Germaanse provincies en een groot deel van Gallia Belgica in handen van de Bataafse opstandelingen en hun Gallische en Germaanse bondgenoten. Maar de regering in Rome pikte dit uiteraard niet en zond in totaal acht legioenen naar de opstandige gebieden, onder leiding van Quintus Petillius Cerialis, een veteraan van de strijd tegen de opstandige Iceni in Brittannia, die volgens Tacitus onwrikbare loyaliteit jegens zijn superieuren koesterde. Overmoedig geworden door hun succes bereidden de rebellen zich slecht voor op de naderende versterkingen. Ook werkten zij veel te rommelig samen. Maar het neerslaan van de opstand zou vooralsnog geen eenvoudige klus zijn.

De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.
De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.

In april bereikte Legio XXI Rapax ongehinderd Vindonissa (Windisch), via de Brennerpas, een nogal ongebruikelijke route die ongetwijfeld als verrassing diende. Toen de Treverische leider Julius Tutor hoorde van de komst van de Romeinen begreep hij blijkbaar pas werkelijk wat voor enorm leger er zijn kant op kwam en begon hij in allerijl zoveel mogelijk manschappen te verzamelen aan de Midden-Rijn, waaronder de afvallige legioenen van Mogontiacum. De loyaliteit van de overgelopen Romeinen bleek echter niet waterdicht, precies zoals Batavenleider Julius Civilis gevreesd had. Toen zij doorkregen hoe groot het vijandig leger was, schaarden zij zich prompt weer aan Romeinse zijde. Tal van Germanen volgden dit voorbeeld, zodat de Treveri alleen stonden en Tutor zijn mannen wijselijk terugtrok. Hij vermeed Mogontiacum en ging naar Bingium (Bingen am Rhein) waar hij stelling nam. In mei kwam het er tot een veldslag. Dat Tutor de brug had laten afbreken baatte niet, want de Romeinen ontdekten een doorwaadbare plaats in de rivier en konden de Treveri zo in de tang nemen. In de Treverische hoofdstad Augusta Treverorum (Trier) brak grote paniek uit, waarbij de bevolking de stad massaal ontvluchtte.

De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.
De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.

De in Bonna en Novaesium achtergebleven legionairs volgden nu het voorbeeld van de troepen uit Mogontiacum en zwoeren Vespasianus trouw. De rebellenleiders reageerden onmiddellijk door deze onbetrouwbare “bondgenoten” zuidwaarts te sturen, naar het land van de Mediomatrici. Herennius Gallus en Numisius Rufus, de bevelhebbers van de legioenen, werden gedood, om de schrik er goed in te jagen. Cerialis zelf bereikte in mei Mogontiacum, waar hij de aanwezige legioenen zuiverde door hun nieuwste rekruten heen te zenden. Julius Civilis en Julius Classicus begonnen ondertussen ook in actie te komen, dus Cerialis moest opschieten. De legioenen bij de Mediomatrici gaf hij bevel tegen de Treveri op te trekken, terwijl hij zelf richting Treverorum trok, waar Tutor klaarstond samen met Julius Valentinus, die op de Gallische raad had geprobeerd de andere stamhoofden voor het Gallische rijk te winnen.

Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.
Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.

Valentinus had nu stelling genomen bij Rigodulum (Riol) aan de Moezel, waar hij wallen en grachten had aangelegd die de Romeinse aanval bemoeilijkten. Maar Cerialis was hem te slim af: hij liet de infanterie de verdedigingswerken bestoken, terwijl de cavalerie omreed en de Treveri in de rug aanviel. De volgende dag reed Cerialis Treverorum binnen als overwinnaar. Inderdaad hadden Cerialis’ mannen de stad willen plunderen, maar de opperbevelhebber was zo wijs om te snappen dat dit een slechte indruk zou maken en verhinderde het. De Neder-Germaanse legioenen, die inmiddels gearriveerd waren, liet hij om dezelfde tactvolle redenen ook nog even ongemoeid, al zouden zij uiteindelijk moeten worden opgeheven om hun ontrouw. Voorlopig werden ze in hetzelfde kamp als Legio XXI ondergebracht. Ja, Cerialis was als bevelhebber soms wat onvoorzichtig, maar als politicus was hij vrij tactvol. Hij hield een redevoering waarin hij de Romeinen neerzette als bewakers van de orde in Gallië, die de bevolking beschermden tegen onderlinge twisten en Germaanse invallers.

Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis' loyaliteit aan de keizer smetteloos.
Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis’ loyaliteit aan de keizer smetteloos.

Civilis en Classicus trachtten Cerialis met een list op het verkeerde been te zetten: zij stuurden hem een brief met de bewering dat keizer Vespasianus dood was en Italië opnieuw in burgeroorlog was vervallen. Als hij de Treverische en Bataafse landen ongemoeid liet, zouden zij hem als keizer in Gallië erkennen. De trouwe Cerialis was echter niet op zijn achterhoofd gevallen: hij stuurde de boodschapper naar Rome en negeerde de brief verder. De leugen mag achteraf nogal wanhopig en ongeloofwaardig aandoen, maar in de tijd van trage en schaarse berichtgeving was het wellicht het proberen waard. Erger was het dat Classicus en Civilis het niet eens konden worden over de te volgen koers. Civilis wilde wachten op Germaanse versterking van achter de Rijn, wat Classicus juist als tijdverspilling zag. Hij had een punt, want Legio XIV Gemina was op de westkust geland en er naderden nog meer legioenen uit Italië en Spanje, terwijl Cerialis nu nog een relatief klein leger had, wat op Legio XXI na vooral uit onbetrouwbare troepen bestond. Ook vertrouwde Classicus de Germanen niet geheel.

Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.
Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.

Tutor was het met Classicus eens en half juni vielen de rebellen Augusta Treverorum bij verrassing aan via de Eifel. Cerialis zelf had de fout gemaakt een maand lang weinig te ondernemen, behalve het kamp enigszins te versterken. Volgens Tacitus was hij meer een moedige soldaat dan een behoedzame generaal: hij had derhalve de gewoonte zijn vijanden te onderschatten, wat hem nu zuur opbrak. De aanval was listig opgezet: in plaats vanuit het oosten te komen, zoals je zou verwachten, vielen de rebellen met een omtrekkende beweging uit het westen en zuidwesten aan, langs de Moezel. De Ubiërs en Lingones stonden in het midden opgesteld, met de Bataven op de rechtervleugel en de Bructeren en Tencteren op de linkervleugel. De reden voor deze opstelling was dat het terrein op de linkervleugel het meest heuvelachtig was, waar de Tencteren aan gewend waren. De aanval leek een flink succes: de Bataven wisten het kamp binnen te dringen. Maar tot hun verrassing was Cerialis hier niet aanwezig. Hij had de nacht in de stad doorgebracht, in de armen van ene Claudia Sacrata, zodat hij pas gewekt werd toen de strijd verderop in het kamp in volle gang was. Zonder zijn wapenrusting aan te doen haastte Cerialis zich naar het kamp om het bevel op zich te nemen. De legioenen uit Novaesium en Bonna wisten stand te houden, maar konden door ruimtegebrek geen slagorde aannemen, en het hoofdkwartier met de standaards dreigde ingesloten te raken. Cerialis hield het hoofd koel en wist de verdediging enigszins te organiseren, waarop Legio XXI de aanvallers terugdreef. De beperkte orde onder de Germanen maakte dat zij elkaar verkeerd begrepen, zodat zij uiteindelijk op de vlucht sloegen in de overtuiging dat de Romeinen zich opnieuw gegroepeerd hadden op de heuvels.

De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest...?
De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest…?

Cerialis leerde van zijn fout: hij nam zo snel hij kon het kamp van de vijand in en trok door naar het noorden, richting Colonia Agrippinensis. De stadsbewoners waren erin geslaagd de Germaanse krijgers in de stad te doden. Men wist echter ook dat Civilis en de zijnen dit niet onbestraft zouden laten: niet ver van de stad, bij Tolbiacum (Zülpich) verbleven nog een boel Frisii en Chauken, die niet bij Treverorum hadden meegevochten en dus op volle sterkte waren. Deze krijgers werden met een list uitgeschakeld. Door de mannen een groot banket aan te bieden werden zij dronken gevoerd, waarna men het gebouw waarin zij verbleven afsloot en in brand stak. De Agrippinensen vertelden Cerialis ook dat zij Civilis’ vrouw en zuster in handen hadden, evenals Classicus’ dochter. De dames waren als gijzelaars aan de stad in bewaring gegeven, dus nu boden de Agrippinensen aan hen aan Cerialis uit te leveren. Kort daarna bereikte Cerialis Novaesium. Valentinus, die bij Treverorum gevangengenomen was, werd naar regent Mucianus en prins Domitianus gestuurd. Zij ontvingen de “zending” terwijl ze naar Gallië onderweg waren en brachten hem ter dood. De ambitieuze Domitianus droomde ervan het opperbevel over te nemen, maar Mucianus wist de jonge prins gelukkig tot bedaren te brengen.

Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.
Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.

De rebellen begonnen nu echt in moeilijkheden te komen. Fabius Priscus was met Legio XIV op de kust van Belgica geland en kwam nu steeds dichter in de buurt van Atuatuca Tungrorum (Tongeren). Toen hij de Nerviërs en Tungri eenmaal onderworpen had, vormde Priscus een directe bedreiging voor het Bataveneiland. De Cananefaten vielen hierop de Kanaalvloot aan en vernielden of veroverden de meeste schepen, waarna zij ook een aanval van de Nerviërs afsloegen. Zo wonnen zij nog wat tijd, maar Civilis besefte dat hij zich terug moest trekken om zijn eigen land te verdedigen. Hij trok zich terug naar Vetera waar hij Germaanse versterkingen ontving en een stelling bouwde. Toen Cerialis daar in juli arriveerde, bevatte zijn legermacht al tweemaal zoveel legioenen als bij Treverorum, terwijl er ook een boel hulptroepen uit Gallië waren gearriveerd. Civilis had zijn mannen echter op slimme wijze opgesteld in het met stromen en moerassen gevulde rivierdal, dat hij gedeeltelijk onder water had laten zetten. Daar waren de Germanen, die konden zwemmen en het terrein goed kenden, in het voordeel op de Romeinen, wier verkenners in de moerassen bleven steken. De Germanen waren ook zo wijs om het dal niet te verlaten, terwijl Cerialis zo wijs was het niet binnen te trekken met zijn legermacht.

De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)
De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)

Om de Germanen uit hun tent te lokken stelde Cerialis de volgende dag zijn leger op, met hulptroepen en cavalerie vooraan. Civilis stelde zijn troepen op in colonnes, maar verliet opnieuw het dal niet. In plaats daarvan liet hij de Romeinen bekogelen in de hoop hen het dal in te lokken. Maar Cerialis trapte er niet in en wachtte af. Toen de projectielen op waren vielen de Germanen alsnog aan, maar de Romeinen hielden stand. Toen wees een overloper op een hoger terrein aan de rand van het dal, zodat twee Romeinse cavalerieafdelingen achterom gingen en de vijand in de rug aanvielen. Paniek maakte zich meester van de Germanen, maar de meeste ontkwamen: het slechte weer en de invallende nacht maakte dat de cavalerie niet doorzette, terwijl de Rijnvloot ook niet ingreep. Hoewel Civilis nog lang niet verslagen was, besefte hij dat deze nederlaag heel ernstig was, zodat hij een moeilijke beslissing nam. Al het land ten zuiden van de Waal gaf hij op: de brug over de rivier werd verwoest en de Bataven gaven hun eigen hoofdstad Oppidum Batavorum (op het Valkhof in Nijmegen) aan de vlammen prijs. Bij gebrek aan schepen en een brug zou het in elk geval even duren voordat de Romeinen de Waal over konden steken, want zij zouden dit nooit zwemmend proberen, zo wist Civilis. Om het waterpeil te verhogen liet hij de Drususdam vernielen, zodat er veel meer water van de Rijn naar de Waal afvloeide. Bovendien stonden Tutor en Classicus nog aan zijn zijde en met hen 113 Treverische edellieden.

Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.
Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.

Cerialis liet in reactie allerlei tijdelijke kampen langs de Waal aanleggen. Civilis viel vier van de oostelijke kampen aan: dat van Legio X Gemina bij Arenacum (Rindern), dat van Legio II Adiutrix bij Batavodurum (Nijmegen) en kampen van de hulptroepen bij Grinnes en Vada (mogelijk Rossum en Kessel). Civilis leidde de aanval samen met zijn neefje Verax, Tutor en Classicus. Een ploeg Bataven vielen Arenacum aan waarbij zij de houthakkende soldaten buiten het kamp overvielen, waarbij zij de commandant en vijf andere hoge officieren doodden. Een andere groep Bataven viel Batavodurum aan en vernielde de brug, terwijl Civilis zelf de aanval op Vada leidde en Classicus Grinnes aanviel. Toen Cerialis arriveerde met een keurkorps ruiters begonnen de Germaanse troepen te vluchten, waarop Civilis herkend werd en dus direct doelwit van het vijandelijke leger werd. Hij sprong van zijn paard en zwom de Waal over. Tutor en Classicus vluchtten op hun beurt in bootjes de rivier over.

008
De lederen Romeinse legertenten stonden al vast met scheerlijnen en haringen. Het kostte dan ook veel leer om een heel legioen van voldoende tenten te voorzien, terwijl er ook nog leer nodig was voor schoeisel, riemen, schildhoezen enzovoort. (De legertenten werden enkel gebruikt voor tijdelijk verblijf. In een permanent fort sliepen de soldaten in barakken.)

Het begon herfst te worden. September brak aan en Cerialis voer terug naar Novaesium en Bonna, waar herstelwerkzaamheden bezig waren. Opnieuw was hij onvoorzichtig, zodat hij de bewaking liet verslappen. Op een nacht kwamen de Germanen stilletjes langs de rivier aanvaren en bereikten het kamp, waar de wacht in slaap gevallen was. In het kamp sneden de Germanen de scheerlijnen van de tenten door, zodat de slapende soldaten onder het leren zeil bedolven werden en gemakkelijk konden worden gedood. Door touwen aan de schepen vast te binden konden ze deze wegslepen en stelen. Vervolgens begon met te schreeuwen om paniek te zaaien. Cerialis werd echter opnieuw gered door zijn vleselijke behoeften: hij bevond zich op dat moment in de armen van een Ubische vrouw en niet op zijn vlaggenschip, zoals de Germanen hadden gehoopt. Het schip werd alsnog de Lippe op gesleept en als geschenk opgestuurd naar Veleda, de Bructerische zieneres die met haar voorspellingen de opstand steunde. De ingeslapen nachtwacht van het kamp verdedigde zich met de smoes dat het roepen van de aflossing Cerialis zou hebben kunnen wekken!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze villa op de Betuwe.

De overval mag dan vrij onschuldig lijken, maar de diefstal van de schepen was een ernstig probleem. Hoe kon Cerialis nu nog het verkeer op de Rijn en Waal beheersen? De enige oplossing was de Kanaalvloot inschakelen. Civilis had echter ook een vloot klaarliggen bij Helinius, de monding van de Maas en Waal (wellicht in de buurt van Hellevoetsluis), waarmee hij de rivieren blokkeren kon. Civilis’ vloot was groter, maar die van Cerialis had grotere schepen, evenals betere roeiers en stuurlieden. De Romeinen hadden de stroom mee, maar de Germanen hadden de wind in hun voordeel. Het bleef bij een kleine schermutseling, want een zeeslag leek nog te riskant. Civilis kreeg het echter steeds benauwder. Ten slotte gaf hij ook het Bataveneiland op en trok de Rijn over. Cerialis stak de Waal over en verwoestte bij wijze van straf de Betuwe. Althans, gedeeltelijk. Nog altijd probeerde Cerialis gematigd op te treden om herhaling te voorkomen en de Romeinen de rol van vreedzame en rechtvaardige overheersers te geven. De landerijen van Civilis werden zelfs gespaard.

Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.
Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.

Nu was het echt herfst geworden en de zaak van de rebellen stond er slechter voor dan ooit. Er braken bovendien stormen en regenvlagen los, zodat de rivieren buiten hun oevers traden. Een groot probleem voor de Romeinen, want hun kampen dreigden overstroomd te worden. De vloot was niet in de buurt om te helpen en de voedselvoorziening was ook slecht. Civilis’ bondgenoten drongen dan ook aan op een laatste beslissende aanval: dit keer zou het hen vast wel lukken om de Romeinen te vernietigen. Maar Civilis voerde die aanval niet uit. Misschien omdat hij de strijd moe was en deze hopeloos achtte. Misschien ook omdat Cerialis’ gematigde optreden ruimte voor onderhandelingen creëerde. Ongetwijfeld hadden de geleden nederlagen en het verlies van het thuisland de populariteit van Civilis bij zijn eigen volk geen goed gedaan. Als voortzetting van de strijd tot meer ellende zou leiden, zou hij waarschijnlijk al helemaal de zondebok geworden zijn. Cerialis had ondertussen inderdaad bodes de Rijn overgestuurd. Ook naar Veleda, die hij zover had gekregen dat ze niet langer de ondergang van Rome voorspelde. Verder beloofde hij de Bataven gunstige vredesvoorwaarden, wat menigeen goed in de oren geklonken moet hebben.

Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een vernielde brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)
Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een “vernielde” brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)

Midden oktober ontmoetten Civilis en Cerialis elkaar aan weerszijden van een vernielde brug, aan een tot op heden onbekende rivier die de Navalia zou heten. Civilis beweerde dat hij een vriend was van Vespasianus en de opstand was begonnen om diens zaak te helpen. Hij zou de opstand niet meer in de hand hebben gehad en de verraderlijke val van Vetera was buiten zijn zin gebeurd. Ook beweerde hij de aanval op de overstroomde Romeinse kampen verhinderd te hebben. Uiteindelijk hielden de Romeinen woord en werden de oude verdragen grotendeels hersteld. Wel werden de Bataafse en Cananefaatse hulptroepen voorlopig niet meer ondergebracht in hun eigen land. In plaats daarvan werden in Germania Inferior vaker Iberische hulptroepen ingeschakeld. Ook werd er een legioen gevestigd in de buurt van het verwoeste Oppidum Batavorum. De forten langs de Rijn werden hersteld en er werden er ten oosten van Fectio (Vechten) nog meerdere bij gebouwd.

Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.
Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.

Met de carrière van Cerialis zat het na de opstand wel goed. In 71 werd hij benoemd tot gouverneur van Brittannia en hij werd consul in zowel 74 als 83, aan de zijde van de toen keizer geworden Domitianus. Julius Sabinus, de Lingonische hoofdman die zich keizer van Gallië had genoemd, werd ongeveer acht jaar later alsnog ontdekt in zijn schuilplaats. Hij en zijn vrouw Epponina werden gearresteerd en naar Rome gebracht. Toen Epponina’s smeekbedes voor het leven van haar man niets uithaalden sprak zij keizer Vespasianus zo brutaal toe dat hij ook haar liet executeren. Veleda belandde in het jaar 77 in Romeinse handen, al is het niet duidelijk of zij dit als gevangene of als vluchteling onderging. Rond 83 of 84 moet zij nog als bemiddelaarster hebben opgetreden, waarbij zij voor elkaar kreeg dat de Bructeren een Romeinsgezinde koning kregen. Wanneer ze overleed is onbekend. Datzelfde geldt voor Tutor, Classicus en Civilis. Tacitus’ verslag van de opstand eindigt bij de onderhandelingen en zwijgt verder over het lot van haar leider. Het was niet ongebruikelijk om de leiders van dergelijke opstanden ter dood te brengen, zeker als men bedenkt op welke schaal deze opstand effect had. Maar zeker weten doen we het nog steeds niet.