Ceuclum: Romeins knooppunt aan de Maas

ceuclumHet stroomopwaarts volgen van de Maas doet ons na Kessel, in Noord-Brabant, voor een aardige poos geen bekende Romeinse plaats tegenkomen, ofschoon villa’s, nederzettingen en grafvelden, zoals bij Wijchen, wel degelijk voorkomen. De eerste echt bekende plaats waar we op stuiten, bevindt zich nog net in Noord-Brabant en bevat tegelijkertijd een paar van de meest imposante ruïnes, hetgeen aan de constant verschuivende rivieren erg zeldzaam is. Op de plek waar de Maas vanuit het zuiden komt stromen en een bocht naar het westen maakt, ligt Cuijk. In de Laat-Romeinse tijd was dit als Ceuclum een zeer belangrijk strategisch punt.

Mogelijk was gouverneur Corbulo degene die als eerste een fort bij Cuijk liet bouwen.
Mogelijk was gouverneur Corbulo degene die als eerste een fort bij Cuijk liet bouwen.

Het is vrijwel zeker dat Cuijk de plaats is die op de Peutinger kaart Ceuclum genoemd wordt: het strategische punt aan de Maas en de relatief korte afstand tot Noviomagus tonen dat wel aan. De naam Ceuclum zou van het Keltische keujka, “kromme rivier”, kunnen komen – de taal van de inheemse bevolking was waarschijnlijk verwant aan het Keltisch. Het strategisch belang van de bocht in de Maas was al snel duidelijk: er moet al in de tijd van keizer Claudius een houten fort gestaan hebben, wellicht gebouwd in opdracht van gouverneur Gnaeus Domitius Corbulo, die voor meer delen van de Limes verantwoordelijk lijkt te zijn. De locatie van Cuijk was in de buurt van de bocht het gunstigste, omdat de plek in kwestie een rivierduin betrof, zodat dit een extra overwicht gaf tegenover eventuele aanvallers. Het fort was 150 bij 120 meter in oppervlakte en had twee of zelfs drie grachten. Er moeten ongeveer 500 soldaten in gelegerd zijn geweest.

De Romeinse tuin van Museum Ceuclum bevat onder meer een huisaltaartje, Romeins gesteente en een molensteen.
De Romeinse tuin van Museum Ceuclum bevat onder meer een huisaltaartje, Romeins gesteente en een molensteen.

Hoewel er een brandlaag in het oude fort is aangetroffen, zijn er geen sporen dat het tijdens de Opstand der Bataven verwoest is door de rebellen. Waarschijnlijk is het voor die tijd al geëvacueerd. De opvallende afwezigheid van munten van keizer Domitianus, die regeerde van 81 tot 96 na Chr., doet vermoeden dat het fort na de opstand niet opnieuw in gebruik was. Wel is het duidelijk dat de burgerlijke vicus bewoond bleef. Opgravingen dit jaar toonden de aanwezigheid aan van een badhuis uit de eerste eeuw, met resten van aardewerk en muurschilderingen. Ceuclum lag immers nog altijd aan zowel de Maas als aan een Romeinse weg en voor wie vanuit het zuiden naar Noviomagus wilde, moet het een ideale oversteekplaats geweest zijn.

Het hoofdgebouw van het Gallo-Romeins tempelcomplex in Archeon is gebaseerd op de tempel van Cuijk.
Het hoofdgebouw van het Gallo-Romeins tempelcomplex in Archeon is gebaseerd op de tempel van Cuijk.

Dat de vicus in de tweede eeuw nog bewoond was blijkt uit de constructie van een tempel op de plek van het oude fort, 17,5 bij 16,5 meter groot. De tempel was van het Gallo-Romeinse type: een hoge cella omgeven door een wat lagere porticus, waarschijnlijk met een hofje eromheen. De vicus zelf zal ongeveer 500 tot 750 bewoners hebben gehad en was 6 à 10 hectare groot. Mogelijk was er nog wel een garnizoen in de buurt, een paar kilometer ten noorden van Ceuclum, maar echt bewijs hiervoor ontbreekt op een militaire stempel op een dakpan na.

Postumus begon in de 3e eeuw met zijn "verdediging in de diepte", waardoor Cuijk ook militair weer relevant werd.
Postumus begon in de 3e eeuw met zijn “verdediging in de diepte”, waardoor Cuijk ook militair weer relevant werd.

Dat Ceuclum in de derde eeuw weer een militair bolwerk wordt, is voor de lezer wellicht geen verrassing. De helft van deze eeuw maakte het Romeinse rijk een periode van grote labiliteit door, waarin de ene keizer na de andere werd uitgeroepen en burgeroorlog aan de orde van de dag was. Bijgevolg werden de volkeren buiten het rijk een meer reële dreiging: zij kregen in de gaten dat het Romeinse rijk niet zo sterk en goed georganiseerd was als het altijd had geleken en kregen hierdoor meer lef, hetgeen resulteerde in meer en beter georganiseerde invallen. Ons land kreeg invallen te verduren van een coalitie die de Franken genoemd werd. Een Frankische inval werd in 260 verslagen door generaal Postumus, die zichzelf kort hierna tot keizer uitriep, maar nooit de moeite nam om Rome in te nemen en zijn eigen “Gallische keizerrijk” regeerde.

Constantijn de Grote en zijn zoon Constans spelen een belangrijke rol in het herstel van Cuijk als militair bolwerk.
Constantijn de Grote en zijn zoon Constans spelen een belangrijke rol in het herstel van Cuijk als militair bolwerk.

Postumus en zijn opvolgers zagen in dat enkel een bewaakte Rijngrens niet genoeg was om goed georganiseerde invallers tegen te houden. Weliswaar kon bij belegering van een grensfort hulp komen van andere forten, maar als de vijand hier rekening mee hield konden er meerdere forten tegelijk de dupe zijn en was een fort waarvan het garnizoen uitrukte om elders te helpen natuurlijk des te kwetsbaarder. De Gallische keizers plaatsten dan ook een flinke hoeveelheid cavalerietroepen in het achterland, die in geval van belegering van een aanval op een grensfort razendsnel te hulp konden komen. Dit maakte het de Franken en andere Germaanse coalities moeilijker om het Romeinse rijk binnen te dringen, zodat de grensprovincies weer wat adem konden halen. Toen het Gallische keizerrijk in 274 echter werd overrompeld door de troepen van keizer Aurelianus, was het met die rust gedaan. De strijd had de grenslegers goed uitgedund en tot overmaat van ramp plaatste Aurelianus veel van de overlevenden over naar andere brandhaarden, zodat de Franken meteen weer tevoorschijn kwamen. Ceuclum moet hier ernstig onder geleden hebben: de plaats kende twee grafvelden, die beide niet in gebruik waren na 275.

De bouw van de brug bij Cuijk, gereconstrueerd en uitgelegd bij Museum Ceuclum
De bouw van de brug bij Cuijk, gereconstrueerd en uitgelegd bij Museum Ceuclum

Een jaar of twintig later werd het Romeinse gezag over het Nederlands rivierengebied hersteld door Constantius Chlorus, die de rivieren nodig had om Brits graan naar grote steden als Keulen te vervoeren. Constantius en zijn zoon Constantijn de Grote herstelden het systeem van Postumus en versterkten de grenssteden flink. Hiervoor werd de infrastructuur tussen de forten en garnizoenssteden ook verbeterd: bij Ceuclum, waar de Maas nog niet eerder verzand was geweest, werd een stevige brug gebouwd, waar cavalerietroepen uit bijvoorbeeld Tongeren veel sneller over konden steken. Op de plaats van het oude castellum van Ceuclum werd een nieuw fort gebouwd, om een nieuwe brug te bewaken. Het was ongeveer zo groot als het oude fort en bevatte onder meer een graanschuur. De brug moet gebouwd zijn tussen 347 en 349, maar al veel eerder was er een houten bouwsel dat wellicht een kade was aangelegd bij Ceuclum, ergens tussen 320 en 342.

Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)
Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)

De brug van Ceuclum was waarschijnlijk gebouwd door houten palen in de rivierbedding te drijven en hier stenen pijlers op te bouwen. In de stenen zijn dookgaten aangetroffen, die dienden om de stenen met ijzeren krammen aan elkaar te koppelen, waarna er lood over de verbinding gegoten werd. Er moet 9 ton metaal en 5000 ton steen gebruikt zijn voor de bouw, met nog eens 1600 m³ hout. Tussen de pijlers stond een afstand van 19 meter en er moeten er minimaal acht zijn geweest, aangezien de Maas 150 meter breed zou zijn geweest. De brug kan echter ook de volledige vallei tussen de rivierduin van Ceuclum en de heuvels aan de overzijde overbrugd hebben, wat een lengte van 450 meter zou betekenen. De brug kende drie bouwfasen: het jongste teruggevonden hout is op het jaar 390 gedateerd, maar het zou kunnen dat de brug nog tot de vroege middeleeuwen in gebruik was, al is dit niet bewezen.

Reconstructietekening van castellum en brug bij Museum Ceuclum.
Reconstructietekening van castellum en brug bij Museum Ceuclum.

Tegen de tijd dat de brug werd gebouwd was Constantijn de Grote al gestorven en in het westen van het rijk opgevolgd door zijn zoon Constans, die in 350 echter aan zijn einde kwam. De brug bij Cuijk raakte in de jaren hierop in verval, omdat Constans’ enige overlevende broer Constantius II zich weinig om het westen van zijn rijk bekommerde zodat de Franken in 355 vaste voet in Brabant en Limburg kregen en de brug niet langer onderhouden werd. Een tweede bouwfase vond plaats in de winter van 368 op 369, in opdracht van keizer Valentinianus I, die in september Nijmegen had bezocht. Het castellum werd versteend met halfcirkelvormige torens en een dubbele gracht. Dat één van de werklui het woord eterna (verbastering van aeterna, “eeuwig”) in een pijler grifte, was waarschijnlijk een spottende opmerking over de slechte staat van de brug, om maar aan te tonen dat het nieuwe werk vast veel langer zou blijven staan.

De Maasboulevard in Cuijk, op de plek van het castellum.
De Maasboulevard in Cuijk, op de plek van het castellum.

Die opmerking ten spijt moest de brug in 393 alsnog gerepareerd worden, wat erop duidt dat de Romeinen toen nog steeds enige controle over ons land hadden, hetgeen echter niet lang meer zou duren. 13 jaar later werden de laatste Rijntroepen naar Italië geroepen en werd de grensbewaking voorlopig aan de Franken overgelaten. “Voorlopig” bleek uiteindelijk “voorgoed”. Toen de brug uiteindelijk in verval raakte en instortte, werd deze niet meer hersteld en ook het castellum verviel en verdween. Het dorp bleef echter bestaan. Wie vandaag de dag naar Cuijk gaat, kan zowel op de Waalstraat (de kade aan de Maas) als in de Kerkstraat markeringen zien die op Romeinse bouwwerken duiden: de tempel, pijlers van de brug en de gracht van het castellum. In Museum Ceuclum is het nodige terug te zien over de vondsten en het Romeinse verleden. Wie een reconstructie van de tempel wil bekijken wende zich tot Museumpark Archeon, waar in de tempel dagelijks een ceremonie wordt nagespeeld met een offer aan Nehalennia.

Arnhem-Meinerswijk: eerder Levefanum dan Castra Herculis

091Op onze tocht langs de Limes in Nederland komen we nu aan bij Arnhem, waar in de zuidelijke Meinerswijk het meest duidelijke castellum van heel Gelderland ligt. De naam is een punt van discussie: Castra Herculis is lange tijd aan castellum Meinerswijk toegeschreven, maar tegenwoordig gaan we meer uit van Levefanum. Los van alle debatten over de naam weten we in elk geval zeker dat er een castellum stond, omdat dit in 1979 teruggevonden is.

De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar.
De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar gemaakt.

Al voor de vondst van het castellum was er een heel sterk vermoeden van historische bewoning van de plek, omdat de grote aanwezigheid van fosfaat in de grond hier vaak een teken van is. Desondanks was castellum Meinerswijk het eerste fort tussen Fectio en Burginatum (Kalkar) dat werd teruggevonden. De eerste vondsten van het fort waren vooral wat aardewerk en tufsteen, al vielen hier de nodige conclusies uit te trekken. Een uitgebreide opgraving in 1991 toonde concrete gebouwen aan, zoals de principia (het hoofdkwartier) en de zuidmuur met de achterpoort. De hierbij gevonden dakpannen kwamen van een grote aardewerkfabriek die ter hoogte van Berg en Dal, vlakbij Nijmegen, moet hebben gestaan. Het gebouw moet aardig luxe zijn geweest, want er zijn ook sporen van muurschilderingen gevonden.

De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.
De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.

Het castellum in kwestie is waarschijnlijk al vroeg aangelegd, tussen 10 en 20 na Chr., toen Tiberius en later Germanicus de laatste grote veldtochten in Germania achter de Rijn hielden. Geen wonder, want het castellum in kwestie is een logisch punt, ten noorden van Nijmegen waar zich op dat moment een militair hoofdkwartier bevond. Bovendien ligt het nabij een bocht in de Nederrijn. Volgens sommigen zou het als bolwerk hebben gediend bij de Fossa Drusiana, het kanaal dat Drusus naar het Flevomeer liet graven, maar dit idee is gestoeld op de aanname dat de Drususgracht de Rijn en de Oude IJssel verbonden zou hebben, hetgeen onjuist is gebleken.

Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. Bron: dafarchitecten.nl)
Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. (Bron: dafarchitecten.nl)

Het is mogelijk dat het castellum na het beëindigen van de veldtochten weer opgeheven is en het later weer herbouwd is. Waarschijnlijk is het herbouwd rond 47 na Chr., toen Corbulo de Rijngrens besloot te versterken. Het is vrij zeker dat Legio V Alaudae of een deel daarvan aanwezig is geweest in het fort, maar het grootste gedeelte van de tijd zullen hulptroepen het fort bezet hebben. Zoals vrijwel elk fort dat voor de Bataafse Opstand gebouwd werd, heeft het de opstand in kwestie niet overleefd, wat een dikke brandlaag in de fundering wel duidelijk maakt, maar is het daarna weer herbouwd. Misschien zijn er toen al enkele gebouwen in steen opgetrokken. Waarschijnlijk is er ook renovatie afgekondigd na het bezoek van keizer Hadrianus aan deze provincie in 122, zodat dit de vierde fase was.

Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden.
Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden, met een fraaie reconstructie van de principia.

In het laatste kwart van de 2e eeuw of begin 3e eeuw werd het hele fort in steen herbouwd om beter bestand te zijn tegen vijandigheden. Een teruggevonden dakpan bevat een stempel van Legio I Minervia Antoniniana: de dakpan is van na 211 dus naam Antoniniana moet door keizer Caracalla of Elagabalus gegeven zijn aan het legioen. Deze naam werd meteen verworpen na de dood van Elagabalus, die niet populair was bij het leger, zodat het erop lijkt dat de naam door hem aan het legioen gegeven was. Hiermee kan het begin van bouwfase 5 dus op 218-222 geplaatst worden.

Luchtfoto van de visualisatie van het fort. Bron: dafarchitecten.nl)
Luchtfoto van de visualisatie van het fort. (Bron: dafarchitecten.nl)

Wanneer castellum Meinerswijk verlaten werd is niet helemaal duidelijk. Hoewel dit bij veel castella in de Crisis van de 3e eeuw al is gebeurd, zijn er in de zuidelijke gracht van het fort een fundering aangetroffen uit de 4e eeuw. Deze bestond uit houten palen en tufsteen, het laatste waarschijnlijk hergebruikt uit een eerdere bouwfase. De exacte functie van deze fundering is echter onbekend. Tegelijkertijd zijn er ook niet veel sporen uit dezelfde periode teruggevonden in het fort, wat doet betwijfelen of het destijds echt in gebruik was. Wel is het fort in de 5e eeuw waarschijnlijk door Franken gebruikt onder de naam Meginhardiswich: de burcht van Meginhard, waar de naam Meinerswijk enige gelijkenis mee toont.

Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.
Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.

De toeschrijving van de naam Castra Herculis is daarmee des te zwakker: volgens Ammanius Marcellinus werd dit fort in 359 herbouwd, wat in het geval van Meinerswijk dus niet zo lijkt te zijn. Bovendien was het fort in Meinerswijk vast en zeker geen castra (grote legioensvesting), maar een castellum. Weliswaar heeft men geopperd dat de term castra in de 4e eeuw misschien voor alle forten en vestingen gebruikt werd, maar afgezien van de vraag of dat klopt zou het ook moeten betekenen dat het castellum in kwestie van naam veranderd is. De naam Levefanum lijkt juister. Dit heeft te maken met de vermelde afstanden op de Peutingerkaart, die waarschijnlijk jarenlang onjuist geïnterpreteerd zijn. Een vondst van een votiefsteen voor Haeva en Hercules Magusanus, twee Romeins-inheemse goden, in Malburgen lijkt dit te bevestigen, als de theorie dat Levefanum een verschrijving is van Haevae Fanum, het “heiligdom van Haeva”. De vondst is echter in de 17e eeuw gedaan en derhalve verloren gegaan. Het castellum zelf is echter teruggevonden en nog altijd te vinden in Meinerswijk, waar het sinds 2016 weer gedeeltelijk zichtbaar gemaakt is.

Fectio: het Romeins bolwerk bij Vechten

042Het gebied ten zuiden en oosten van de stad Utrecht is rijkelijk gevuld met nederzettingen uit de Oudheid en de Limesweg loopt ook weer door deze streek. De weg leidde uiteindelijk naar het castellum Fectio, dat net ten zuiden van de A12 lag, vlakbij Fort Vechten. Het is één van de oudste en meest belangrijke forten langs de Rijn, al ligt het tegenwoordig opvallend ver bij diezelfde rivier vandaan. Fectio lag echter uiterst strategisch en ook beduidend groter dan de meeste castella langs de Rijn. Met haar grote belang is het opvallend dat het fort niet op de Peutingerkaart vermeld staat, al is er geopperd dat de naam Fletio een verschrijving ervan zou kunnen zijn, of dat dit zelfs de juiste naam van Fectio is.

Vechten-Fectio
Fectio was een opvallend groot castellum, dat plaats aan bijna twee keer zoveel manschappen bood als gebruikelijk was.

Fectio is vermoedelijk al in het eerste decennium van de 1e eeuw gebouwd, in 4 of 5 na Chr., toen Tiberius als opperbevelhebber de Germaanse grensdistricten leidde. Omdat de plek waar het castellum werd gesticht niet ver van de Vecht lag, had het een uiterst strategische positie, wat waarschijnlijk een rol speelde in de stichting ervan. Tijdens de regering van keizer Augustus waren de oorlogen in Germania immers in volle gang. Vanuit Fectio kon dus al varend naar het noorden getrokken worden, naar het land van de Frisii, al dan niet via het Flevomeer. Mogelijk was het dus een uitvalbasis voor de vloot tijdens de strafexpedities in Germania. Het is dus één van de weinige castella in ons land die gesticht zijn vóór het bezoek van keizer Caligula, rond het jaar 40, waarbij Fectio waarschijnlijk ook werd aangedaan. Toen keizer Claudius in 47 na Chr. de Rijn als definitieve noordgrens besloot aan te houden en gouverneur Corbulo opdracht kreeg om zich meer op defensie te concentreren, zodat de rol van Fectio enigszins wijzigde. De strategische positie van het fort was echter niet minder bruikbaar op deze manier, dus bleef het bestaan. 22 jaar later viel het aan de Bataafse opstand ten prooi, maar werd spoedig daarna herbouwd.

De principia van Fectio. In de contouren zijn de kantoortjes en het heiligdom voor de vaandels te herkennen.
De principia van Fectio. In de contouren zijn de kantoortjes en het heiligdom voor de vaandels te herkennen.

De precieze bezetting van Fectio verschilt door de tijd heen. Eind eerste eeuw zaten hier infanterie en cavalerie van Cohors I Flavia Hispaniorum  en II Brittanorum gelegerd. Eind tweede en begin derde eeuw zat de Ala I Thracum, een ruiterafdeling uit Thracië, in Fectio. Het is sowieso het enige castellum in West-Nederland waarvan bekend is dat het een volledige afdeling cavalerie heeft bevat. Gezien de grootte en strategische ligging van het fort wordt er ook vermoed dat Fectio een station van de Classis Germanica, de Romeinse marine van Germania, bevatte. Concreet bewijs hiervoor ontbreekt echter.

Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.
Concreet bewijs dat Fectio de thuisbasis van de Rijnvloot of Classis Germanica was, is er niet. Maar het idee is erg interessant.

Wel is het zo dat Fectio plaats aan ongeveer duizend manschappen bood, wat pakweg tweemaal zo groot is als de meeste andere Limesforten in ons land. Of elke versie van het fort zo groot is geweest, is ook niet geheel zeker, maar het gaat in elk geval op voor de achtste fase, waarin de hoofdgebouwen en castellummuren in tufsteen werden gebouwd. Deze fase moet tussen 211 en 235 gebouwd zijn, voor aanvang van de Crisis van de Derde Eeuw. Vermoedelijk was er al eerder in steen gebouwd, tijdens de regering van Antoninus Pius, dus middenin de tweede eeuw.

Contouren van dorpswoningen uit de canabae (het kampdorp) rondom Fectio.
Contouren van dorpswoningen uit de canabae (het kampdorp) rondom Fectio.

Fectio moet in deze tijden het belangrijkste militaire punt in de Rijndelta zijn geweest: de vesting bij Nijmegen had na het vertrek van het Tiende Legioen sterk aan betekenis verloren en was rond 175 volledig verlaten. Toch was de rivieroever nabij Fectio al rond de tijd van de Bataafse opstand aan het dichtslibben: dit effect is in de loop der eeuwen zodanig geweest dat de Kromme Rijn zelfs enigszins van koers veranderd is en nu op een kilometer van het fort verwijderd. Tegen 200 was dit al zodanig gebeurd dat Fectio al niet meer direct over water te bereiken was. Als het fort dus als marinebasis diende, was dat tegen die tijd niet erg praktisch meer. De Crisis van de Derde Eeuw deed Fectio uiteindelijk de das om. Zoals de meeste Limesforten werd het tussen 270 en 275 verlaten. Er moet toen brand gewoed hebben. De restanten werden als bouwmateriaal voor de eerste kerken in het land gebruikt.

Replica van de grafsteen van Valens in de Thesaurus Fectio.
Replica van de grafsteen van Valens in de Thesaurus Fectio.

De eerste onderzoeken bij Fectio vonden al plaats in 1828, toen hier een palissade, brug en een deel van de weg werden ontdekt. In 1893 werd er een Romeinse patrouilleboot opgegraven. Het was 12 meter lang en in mediterrane stijl gebouwd, dus met veren en deuvels. Ook werden er grafstenen in de omgeving gevonden, zoals die van Iulius Bio, een kapitein van een Romeins oorlogsschip. De grafvelden lagen ter hoogte van de wal van het Fort Vechten en nog wat verderop aan de Marsdijk. In de laatste is de grafsteen van soldaat Valens gevonden, waaruit de aanwezigheid van de Ala I Thracum blijkt.

Replica van de altaarsteen van Viradecdis, zichtbaar aan de Koningsweg.
Replica van de altaarsteen van Viradecdis, zichtbaar aan de Koningsweg.

Een andere grafsteen uit de omgeving behoort aan de vrijgelatene (dus ex-slavin) Salvia Fledimella, waarschijnlijk uit de vicus ten noorden van het grafveld. Enkele godsdienstige vondsten uit de omgeving zijn een amulet van Mercurius en een grote altaarsteen voor de godin Viradecdis. De altaarsteen werd in 1869 gevonden bij de aanleg van Fort Vechten en is opmerkelijk omdat deze godin waarschijnlijk van de Tungri, uit het land rondom Tongeren, afkomstig was. Een vergelijkbare steen werd namelijk ontdekt aan de muur van Hadrianus, waar een Tungrisch cohort gelegerd was.

De wachttoren bij Fectio. Het is onwaarschijnlijk dat wachttorens zo dichtbij de forten stonden, maar het blijft een fraaie replica.
De wachttoren bij Fectio. Het is onwaarschijnlijk dat wachttorens zo dichtbij de forten stonden, maar het blijft een fraaie replica.

De altaarsteen van Viradecdis is nagemaakt en te vinden aan de Koningsweg, net buiten Utrecht. Wie Fort Vechten bezoekt, mag echter het vlakbij gelegen Fectio niet overslaan, want dit is tegenwoordig zichtbaarder en toegankelijker dan ooit. De contouren van de gebouwen van het fort zijn verbeeld in de Thesaurus Fectio (‘Schatkamer Fectio’): een betonnen plint dekt de ruïnes onder de grond veilig af, terwijl daar bovenop de contouren zichtbaar zijn. Teksten en kopieën van grafstenen, wapens en andere voorwerpen vertellen de geschiedenis van Fectio en de Romeinen in Nederland. Ook zijn alle gebouwen aangegeven, waarvan de principia (hoofdkwartier) het duidelijkst van allemaal. Buiten het castellum zijn ook enkele burgerwoningen uit de vicus of canabae aangegeven.

Romeinse soldaten in de 4e eeuw worden gekenmerkt door hun ronde schilden en opvallend dekkende pantsers. Het beroemde platenharnas heeft dan allang afgedaan.
Fectio is tevens de naam van de enige Nederlandse re-enactmentgroep die de Laat-Romeinse tijd uitbeeldt. Zij duiken dan ook regelmatig bij het gelijknamige fort op.

Delen van de weg naar de Rijn en de Limesweg naar het oosten zijn ook aangegeven. Wie vanuit het fort zuidwaarts loopt naar de Marsdijk en van daaruit naar Fort Vechten gaat, komt vrijwel meteen een replica van een houten Romeinse wachttoren tegen, hoewel die niet op deze plek gestaan zal hebben omdat dit overdreven dichtbij was. Aan deze weg staat ook een mijlpaal, neergezet in 1997. Dergelijke mijlpalen zijn op veel plekken langs de Limesweg in Nederland te vinden en wijzen je de weg als je de route probeert te volgen. Die route volgen wij verder naar het oosten, waar de Limes heel wat minder duidelijk gedefinieerd zal zijn.