Hoe overleeft een Romeinse soldaat de winter?

winterGegroet, Germaanse geweldenaars! Het is er al aardig kouder op aan het worden. Dat merk je als Romeinse soldaat elk jaar. Zeker in vroeger tijden toen deze landen meer tot de periferie van het Romeinse rijk behoorden en nog geen volwaardige provincies waren. De soldaten leefden een tijdelijk opgeslagen kamp in tenten, alsof zij op veldtocht waren, zodat zij zich ’s winters terugtrokken in een meer permanent winterkamp. Dat ’s winters terugtrekken kon natuurlijk het Romeinse gezag wel een beetje doen verzwakken in die maanden, maar er werd nu eenmaal niet zoveel oorlog gevoerd in de winter. (Wat een hinderlaag bij die terugtocht in de herfst natuurlijk niet tegenhield, maar dat moet je maar aan gouverneur Varus vragen, ahum!)

Deze soldaat uit de hulptroepen zit goed ingepakt. Ook de legionairs moeten daar natuurlijk aan geloven.
Deze soldaat uit de hulptroepen zit goed ingepakt. Ook de legionairs moeten daar natuurlijk aan geloven.

Naarmate de troepen permanenter gevestigd worden, in stevige barakken, is het terugtrekken niet altijd meer nodig. Wel is de winter natuurlijk minder de tijd van patrouilles of zelfs verre dagmarsen. Een ideale tijd voor klusjes dus. Dat kan geen kwaad, want de boel moet goed onderhouden worden. Niet alleen het fort zelf, maar ook de spullen die je als soldaat draagt. Pantsers en helmen moeten worden gepoetst en eventueel gerepareerd. Leren riemen moeten soms worden vervangen, kleding moet worden gerepareerd. Enzovoorts.

Je kan ze zo onbeschaafd vinden als je wil, maar deze braccae helpen ons echt de winter door!
Je kan ze zo onbeschaafd vinden als je wil, maar deze braccae helpen ons echt de winter door!

Wat kleding betreft moeten we ons goed inpakken in zo’n koude winter hier in het grensgebied. Hoewel de Romeinen de broek niet erg beschaafd vinden, hebben wij soldaten al snel doorgekregen dat het dragen van een broek in dit koude land wel zo slim is. Zo’n broek noemen we braccae (meervoud dus) of, in het geval van een korte, feminalia. Dat laatste klinkt alsof het vrouwelijk bedoeld is, maar verwijst eigenlijk naar de femen, de dij, die immers door de broek bedekt worden. Dat wij soldaten steeds meer broeken gaan dragen, is een goed bewijs van hoe de Romeinen wel degelijk een hoop van de zogenaamde barbaren geleerd hebben. De hoge heren in Rome vonden het maar niets. Als het in de winter koud werd, verwarmden die zich liever met kousen, extra veel tunica’s en eventueel met beenwindsels. Door die om je benen te wikkelen, kun je je benen goed warm houden! Ze zijn soms enkele meters lang!

Onze sokken of undones kunnen van geweven stof genaaid zijn, maar naaldgebonden zoals deze komen ook voor.
Onze sokken of undones kunnen van geweven stof genaaid zijn, maar naaldgebonden zoals deze komen ook voor.

Ja, sokken of undones zijn ook erg populair bij ons. Zeker voor de soldaten die caligae dragen, van die open soldatensandalen. Maar ook later, als de Romeinse troepen steeds meer dichte laarzen gaan dragen, zijn zachte sokken erg prettig om te dragen. Ze kunnen naaldgebonden zijn of van geweven wol of stof in elkaar genaaid zijn. Op een zelfde manier kun je ook naaldgebonden handschoenen dragen. Als dat goed in elkaar gezet is, kan het onmogelijk afrafelen! Natuurlijk doet een lekkere dikke tunica van wol ook wonderen. Zeker als het een Keltische of Germaanse is, met van die lange mouwen. Dat wordt zo populair dat in een paar eeuwen tijd steeds meer Romeinen op lange mouwen overgaan!

Undones (sokken), braccae (broek) en paenula (mantel/jas). Deze soldaat is klaar voor de herfst!
Undones (sokken), braccae (broek) en paenula (mantel/jas). Deze soldaat is klaar voor de herfst!

Tot slot mag een mantel natuurlijk niet ontbreken. Dit kan een sagum zijn, een eenvoudige rechthoekige wollen mantel, die je ook gemakkelijk als deken gebruiken kunt, maar ook een paenula, een grote mantel met kap die zowel tegen de kou als tegen de regen kan dienen. Een paenula heeft vaak de vorm van een cirkel, halve cirkel of ovaal. Hij hangt mooi om je romp heen maar kan achterover geslagen worden. Aan de voorkant kun je nog knopen van leer maken, zodat je hem zelfs dicht kunt binden. En als de kap groot genoeg is past hij zelfs over je helm heen, zodat die niet verroest door de regen! Slim, nietwaar? Ik ga in elk geval maar eens hard met mijn winterkleding aan de slag, want de herfst wordt kouder en kouder. Warme groetjes en tot de volgende keer!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

De Romeinse soldaat door de eeuwen heen

Etruskische helmBeste barbaarse burgers, wat kom ik toch vaak mensen tegen die vragen of ik voor Julius Caesar werk. Of misschien ik moet vechten tegen de Franken of Bataven. Die mensen moesten eens weten dat dit hele verschillende periodes zijn en dat je aan mij kunt zien uit welke periode ik kom. Of aan welke Romeinse soldaat dan ook. De Romeinen hebben immers een hele lange tijd bestaan. Je snapt dat er daarom flink wat veranderde in de loop der eeuwen. Zeker voor de Romeinse soldaten, want zodra je op een tegenstander stuitte die een nieuw trucje had, moest je je oorlogvoering en uitrusting daarop aanpassen om te kunnen winnen!

De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door omringende Italische stammen.
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door omringende Italische stammen.

In de eerste eeuwen van Rome, de legendarische koningstijd, zullen de uitrustingen van de Romeinse krijgers beïnvloed zijn door de omringende oude Italische culturen, zoals de Etrusken en de Villanova-cultuur.  De helmen beschermden vooral de bovenkant van het hoofd en een bronzen plaat beschermde de borst. De meeste pantsers en wapens waren nog van brons. Tegen 500 v. Chr. (volgens de Romeinen begon de Romeinse Republiek 9 jaar daarvoor) waren er via de Etrusken en Griekse koloniën in Zuid-Italië steeds sterkere Griekse invloeden gekomen, zodat er ook echte hoplieten actief waren bij de Romeinen: zwaar bepantserde soldaten met een bijna 2,5 meter lange lans en een rond schild dat hoplon heet. Dat schild was sterk maar ook erg zwaar, want het was van hout met een laag brons erop. De voornaamste formatie waarin gevochten werd was natuurlijk de Griekse falanx.

Het Romeinse leger nam ook een tijdje de Griekse hoplieten-uitrusting en de falanx over.
Het Romeinse leger nam ook een tijdje de Griekse hoplieten-uitrusting en de falanx over.

Geleidelijk aan ontwikkelden de Romeinen steeds meer een eigen stijl. De zware hoplieten-uitrusting hield geen stand en werd langzaam vervangen door een andere uitrusting. De schilden werden meer ovaal, half gebogen om beter te beschermen en steviger te zijn. Via de Galliërs of Kelten in Noord-Italië (en later ook in het Gallisch gebied achter de Alpen) maakten de Romeinen kennis met een praktische bronzen helm, die de moderne archeologen een montefortino-helm noemen, al bleef een variant op de Griekse helm ook in gebruik, maar dan eentje die je gezicht niet afdekte. Het legioen bevatte in die tijd drie klassen infanterie. Of eigenlijk vier: voorop, voor de keurige formaties uit, gingen de velites, jonge soldaten die zeer licht bepantserd waren en als voornaamste taak hadden de vijand te provoceren, oftewel met snelle aanvallen met slingers en speren zoveel mogelijk schade aanrichten voor de legers elkaar troffen.

Romeinen uit de Vroege Republiek in gevecht met buren. Let op de helm in Griekse stijl en de Keltische helm.
Romeinen uit de Vroege Republiek in gevecht met buren. Let op de helm in Griekse stijl en de Keltische helm.

Als de vijand te dicht naderde weken de 1200 velites opzij en trad het echte legioen naar voren, opgesteld in manipels (blokken van 2 centuries van elk 60 of later 80 man). De voorste tien manipels heetten de hastati, wat lijkt te verwijzen naar de hasta of stootlans. De hastati (ook 1200 man) gebruikten echter wel degelijk de pilum of werpspeer, want waarschijnlijk betekende hasta oorspronkelijk gewoon speer, zonder dat het uitmaakte welke soort. De tweede rij van tien manipels bestond uit de 1200 principes: ondanks dat hun naam “eersten” betekent, stonden ze dus op de tweede plaats, maar ze waren dan ook meer ervaren en beter bepantserd dan de hastati. Als de vijand dus tussen de hastati doordrong was het aan de principes om de aanval op te vangen. Als het meezat hoefden de 600 triarii, de achterste klasse die bestond uit echte veteranen, dus niet veel werk te doen. Omdat zij achteraan stonden werden ze met hastae in plaats van pila uitgerust. Niet voor niets bestond in het oude Rome de uitdrukking dat iets “tot de triarii doorgedrongen” was als het sterk uit de hand liep.

De hastatus draagt nog een vrij lichte uitrusting en is een jaar of 20. De principus en triarius zijn veel meer ervaren.
De hastatus draagt nog een vrij lichte uitrusting en is een jaar of 20. De principus en triarius zijn veel meer ervaren.

De uitrusting van de soldaten kon verschillen, zowel op grond van persoonlijke rijkdom als in welk manipel je opgesteld was. Een dure lorica hamata of maliënkolder (ook een Keltische uitvinding) was voor een triarius gemakkelijker te betalen dan voor een hastatus, die vaak genoegen moest nemen met een eenvoudiger borstpantser, in de vorm van een kleine rechthoekige plaat. Van de andere kant kreeg hij vaak wel een scheenplaat op zijn linkerbeen om daar in slagorde (waarin dat been voorstond) wat minder kwetsbaar te zijn. De velites kwamen qua bepantsering niet verder dan een helm en schild, soms met een wolvenvel op de helm. Als zwaard kwam de Hispania afkomstige gladius in gebruik: een steekzwaard dat oorspronkelijk ongeveer een halve meter lang was, maar later korter werd.

De velites zijn echt uit de tijd van de republikeinse milities. Na de hervormingen van Marius verdwenen zij.
De velites zijn echt uit de tijd van de republikeinse milities. Na de hervormingen van Marius verdwenen zij.

Zoals je kan begrijpen was het dus moeilijk voor de gewone man om zijn uitrusting te kunnen betalen. Dat gaf in eerste instantie niet, want het Romeinse leger kende aanvankelijk dienstplicht met een vermogensgrens, zodat je alleen werd opgetrommeld om in milities te vechten als je jezelf in een uitrusting steken kon. Op den duur werkte dit echter niet meer. Er waren te veel oorlogen, zodat de Romeinse boeren en andere dienstplichtigen te vaak van huis waren en daardoor hun echte beroep niet meer konden beoefenen. Resultaat was dat het aantal armen dus steeg: veel boeren werden gedwongen hun grond te verkopen en moesten als proletarii of dagloners bij de dag leven, vaak in een armoeiig appartementje in de stad. Het leger kampte dus met een ernstig rekrutentekort, terwijl de overgebleven dienstplichten dus nog meer werk kregen, zodat hen hetzelfde probleem wachtte en het aantal dienstplichten nog verder afnam.

Ze zeggen dat de barse generaal Marius het Romeinse leger drastisch hervormde. Of zou het meer geleidelijk zijn gegaan?
Ze zeggen dat de barse generaal Marius het Romeinse leger drastisch hervormde. Of zou het meer geleidelijk zijn gegaan?

Eind 2e eeuw v. Chr. kwam hier een einde aan dankzij wat handige hervormingen, toegeschreven aan consul Marius. Het legioen werd een beroepsleger, waarin de soldaten dienst namen voor minimaal 20 (later 25) jaar. Je kreeg voortaan betaald en na je pensioen wachtte je een woonplaats in de provincies, misschien een fraai appartement of een woonhuis in een colonia (een voor Romeinse staatsburgers gestichte stad) of zelfs een stuk grond met genoeg ruimte voor je eigen boerderij! De uitrustingen werden meer gelijk geschakeld: er was nog steeds geen uniform, maar een goed pantser en goede bewapening moest er voor elke soldaat zijn! Wie dat niet betalen kon hoefde niet in paniek te raken: het bedrag dat je het leger nog schuldig was werd in etappes ingehouden op je soldij. Het onderscheid tussen de manipels verdween hiermee: de namen werden vooral nog gebruikt om de verschillende centuries uit elkaar te houden binnen de nieuwe cohorten: eenheden van zes centuries. Tien cohorten vormden een legioen.

Bronzen helmen met grote pluimen en veel maliënkolders. Dat zijn de soldaten uit de tijd van Julius Caesar!
Bronzen helmen met grote pluimen en veel maliënkolders. Dat zijn de soldaten uit de tijd van Julius Caesar!

Zo komt het dat in de tijd van Julius Caesar (rond 50 v. Chr.) de meeste legionairs een stevige bronzen helm en een maliënkolder of schubbenkolder (lorica squamata of lorica squamea) dragen als bepantsering. Rond die tijd maakten de Romeinen echter ook kennis met ijzeren helmen die sommige Galliërs droegen, vaak voorzien van wat handige verstevigingen. De Kelten stonden namelijk ook niet stil en nog lang nadat de Romeinen Gallië veroverd hadden kwamen hun beste helmen nog steeds uit Gallië. Rond de tijd van keizer Augustus waren er al ijzeren helmen in omloop (maar ook bronzen) en hadden veel Romeinse helmen een stevige nek-klep gekregen. Om hun middel droegen de soldaten in deze periode twee met metaal beslagen soldatenriemen (eentje voor het zwaard en eentje voor dolk) waar op den duur bovendien de cingulum, het schort van leren riempjes, aan verscheen. Waar dat laatste onderdeel nu voor diende is nog steeds niet duidelijk.

De stevig bepantserde legionair van rond het jaar 200.
De stevig bepantserde legionair van rond het jaar 200.

Zo komen we uiteindelijk op het bekende plaatje van een Romeinse soldaat. Vanaf het midden van de 1e eeuw worden er naast maliënkolders en schubbenpantsers ook plaatharnassen gedragen (lorica laminata of lorica segmentata), terwijl om het middel op den duur nog maar één riem gedragen werd. Zo’n soldaat van eind eerste of begin tweede eeuw ben ik. Maar ook dat plaatje houdt niet eeuwig stand. Al rond die tijd beginnen de soldaten bijvoorbeeld vaker dichte schoenen te dragen in plaats van hun beroemde caligae, wat in het noorden van het rijk ook wel te begrijpen is, net als de opkomst van de braccae, de soldatenbroek. Dat het Romeinse leger nog steeds innoveerde bleek begin 2e eeuw wel, toen tijdens de Dacische oorlog de ijzeren helmen razendsnel verstevigd moesten worden omdat de Dacische falx hier veel te gemakkelijk een gat in sloeg. In de tweede eeuw wordt de manica, een bepantsering voor de rechterarm, ook populairder, al wil dat niet zeggen dat elke soldaat hem droeg. Ondertussen werden de helmen steeds groter en steviger. En werd de uitrusting steeds meer gericht op flexibele formaties: de gladius verdween en werd vervangen door de spatha, het lange slagzwaard. Ook raakte de pilum uit de mode en gingen de legionairs in plaats daarvan over op de hasta of een korte werpspeer. De plaatpantsers verdwenen ook weer.

Laat-Romeinse soldaten, met een lange hasta, spatha en Berkasovo-helm.
Laat-Romeinse soldaten, met een lange hasta, spatha en Berkasovo-helm.

Een legionair van rond het jaar 200 zag er dus duidelijk anders uit dan eentje van 100 jaar eerder zoals ik, maar toch zullen jullie hem nog wel als Romein herkennen. Eind 3e eeuw wordt dat wellicht moeilijker. Meer ronde helmen uit de Balkan en uit Perzië komen dan in opkomst, zoals de Intercisa-helm of de Berkasovo-helm, terwijl de rechthoekige, gebogen schilden worden vervangen door ronde. In plaats van door een beugel op het voorhoofd werd de neus nu soms (zoals bij de Berkasovo) beschermd door een directe neusbeschermer, terwijl veel soldaten ook beenkappen droegen. Bovendien werd in de 4e eeuw de hasta flink langer gemaakt, zodat het bereik groter was. Een ander nieuw wapen in de Laat-Romeinse tijd zijn de plumbata, de werppijlen. De strakke formaties uit mijn tijd gaan dan allang niet meer: het Romeinse leger heeft een veel minder hecht gelid en is nu vooral op mobiliteit gericht. De troepen werden verdeeld over een grensleger (limitanei) en een mobiel veldleger in het achterland (comitatenses). De indeling van de legioenen uit deze tijd is wat onduidelijker, maar in elk geval waren de legioenen veel kleiner. In plaats van vijf- of zesduizend man telde een legioen nu een soldaat of duizend.

peelEn natuurlijk bleef er tot ver in de 15e eeuw een rijk bestaan in het oosten dat zichzelf nog steeds als het Romeinse rijk beschouwde. Maar laat ik niet nog al die Byzantijnse uitrustingen behandelen, want dan wordt het verhaal wel erg lang. Als je maar bedenkt dat het Romeinse leger altijd in ontwikkeling was. In de loop van een paar decennia konden er een paar details veranderen, in de loop van een eeuw al veel meer. Er ging immers veel tijd voorbij en de tijd doet dingen veranderen. Tempus fugit…

L. Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Kleren maken de legionair

055Salvete, populi! De afgelopen keren heb ik jullie uitgebreid verteld over de bepantsering en bewapening van een Romeinse soldaat. Maar natuurlijk begint zijn hele uitrusting bij een onontbeerlijke basis: zijn kleren! Daar wil ik het vandaag dan ook over hebben. Je moet er tenslotte niet aan denken dat je als Romeinse soldaat al dat metaal op je blote huid moet dragen!

Zonder riem is de tunica net een zak of kussensloop. Maar zonder riem is niet zo best...)
Zonder riem is de tunica net een zak of kussensloop. (Maar zonder riem is niet zo best voor een soldaat…)

Het belangrijkste basiskledingstuk van een Romeinse soldaat is natuurlijk dat wat elke Romein draagt: de tunica! Of het nu wol is of linnen, dik of dun, een Romeinse soldaat draagt gegarandeerd een tunica! Boven de knie, zodat de soldaat genoeg beweegruimte heeft voor zijn benen. Men zegt dan ook wel dat de tunica boven de knie een herkenningsteken van de soldaat was. De tunica had in eerste instantie een brede, vierkante vorm, als een soort enorme kussensloop. Hij was zo breed dat, met je armen wijd, hij bijna tot je ellebogen kwam. Door er je militaire riem omheen te binden leek het net of er korte mouwen aan zaten. Mouwen kwamen echter pas later aan de tunica, toen de Romeinen bijvoorbeeld ook meer in koudere streken gingen opereren. Zo kwamen de lange mouwen op, eerst als winterkleding, maar uiteindelijk als standaard. In die tijd werden er ook kleurige versieringen op aangebracht waar ingewikkelde patronen in verwerkt zaten.

Witte tunicas, rode tunicas... We weten nog steeds niet wat het meest klopt.
Witte tunicas, rode tunicas… We weten nog steeds niet wat het meest klopt.

Over kleur gesproken: er is al jarenlang veel discussie over wat voor kleur zo’n soldatentunica nu precies had. Reënactors kiezen vaak voor rood of wit, afhankelijk van wat zij mooi of realistisch vinden. Ook is er een theorie dat de legionairs wit droegen in vredestijd en rood in tijden van oorlog. Echt definitief bewijs voor een vaste kleur is er echte niet en bovendien hadden de Romeinen geen uniform, zodat het mogelijk is dat ze allerlei verschillende kleuren droegen. Wie zal het zeggen…? Zuiver wit (candidus) was niet goedkoop, maar aangezien de namen van kleuren in vrij rekbare zin werden gebruikt kan wit (albus) ook voor gebroken wit hebben gestaan. Misschien stond het zelfs wel voor ongeverfde stof, ietwat gebleekt met ammoniak (uit urine, ahum). Dat zou al een veel goedkopere optie geweest zijn. Zo kan rood ook worden opgevat als bruinrood, zalmroze of zelfs aubergine. Ook rode stof kostte niet weinig. Van de andere kant gold dat voor de hele uitrusting, waarvoor sowieso geld op je soldij werd ingehouden. Een ervaren soldaat kon zich dus gemakkelijker wat duurdere kleding veroorloven. Zo is het mogelijk dat groen vooral een officierskleur was, omdat dit een uitgebreider kleurproces was. Geel was waarschijnlijk niet zo populair voor militaire kleding omdat het de kleur van een bruidssluier was.

Verschillende soldatenmantels op verschillende manieren gedragen foto van legioxi.be)
Verschillende soldatenmantels op verschillende manieren gedragen (foto van legioxi.be)

Geelbruine mantels kwamen wel voor, maar dat kwam omdat het hier ongeverfde wol betrof. Mantels waren er zeker niet alleen voor de sier, hoor! Een goede soldatenmantel kan dezelfde functie hebben als jouw jas, tegen de kou en tegen de regen. Ongeverfde schapenwol bevatte dan ook lanoline, een soort vet dat de wol waterafstotend maakt. De twee belangrijkste soorten soldatenmantels waren de sagum en de paenula. De sagum had een vierkante vorm en kon ook als deken worden gebruikt. De sagum was niet al te dik, zodat hij als zomermantel kon dienen. Hij zat om de schouders, vastgespeld aan de rechterkant zodat het zwaard vrij bleef. De paenula daarentegen had meer weg van een soort lange regenjas en diende ook als reismantel. De paenula hing helemaal om je heen, maar was open aan de voorkant (mogelijk kon je hem met veters of houten knoopjes afsluiten). Oorspronkelijk was het bij uitstek een kledingstuk van militairen of mensen in laag aanzien, maar toen het Romeinse rijk in de 3e eeuw sterk militariseerde werd het een algemene reismantel. Natuurlijk konden officieren zich ook duurdere siermantels veroorloven. De kleur zei soms iets over je rang. Tribuuns en veldheren konden rode mantels dragen, vaak in combinatie met een rode sjerp om hun middel. Bij legioensgeneraals was wit ook een erg populaire kleur. Buiten het slagveld werd een speciale siermantel of paludamentum gebruikt, gedrapeerd over de linkerarm gelijk een toga.

Caligae worden met stevige noppen beslagen, zodat ze minder snel kapot gaan.
Caligae worden met stevige noppen beslagen, zodat ze minder snel kapot gaan.

Dat brengt mij op het belangrijkste reismiddel van de legionair: zijn voeten. Het Romeinse soldatenschoeisel was uiteraard berekend op lange, zware dagmarsen. De beroemdste variant is natuurlijk de caliga: de hoge, sandaalachtige laarzen, met dikke zolen van drie lagen rundleer. Om slijtage van de zolen tegen te gaan, werden er ijzeren noppen in de zool geslagen: een stuk of 80! Deze noppen gaven bovendien extra grip op ruw terrein. Dat wil overigens niet zeggen dat de caligae daardoor eeuwig bruikbaar bleven: mogelijk moest een gemiddelde soldaat zelfs een paar keer per jaar nieuwe caligae aanschaffen! Uiteindelijk zouden de caligae vanaf 80 na Chr. uit de mode raken ten gunste van dichte schoenen, de calcei. Misschien speelde oorspronkelijk opnieuw de temperatuur een rol?

Sokken en windels kunnen je onderlijf lekker warm houden in de winter.
Sokken en windels kunnen je onderlijf lekker warm houden in de winter.

In elk geval waren de Romeinen natuurlijk niet zo dom om in een koud winterlandschap met blote benen en alleen sandaaltjes aan de voeten rond te gaan lopen. Dikke wollen sokken (udones) maakten al een hoop verschil, net als lekker warme beenwindsels (tibialia), die ook wel erg handig bleken als extra beenbescherming tegen struikgewas of je ruwe scheenplaten, net zoals een sjaaltje, de focale, diende om je nek tegen je pantser te beschermen. De broek was in eerste instantie een zeer impopulair kledingstuk bij ons: in de Romeinse cultuur was het niet beschaafd of mannelijk om er eentje te dragen. Naarmate de soldaten echter langer aan de Rijn verbleven, begonnen ze te merken dat een broek hier toch een hoop warmte bied. De korte broek van de soldaten heet feminalia, naar de femur (dij). Langere broeken waren toch meer iets van barbaren en verschenen lange tijd dus vooral bij de hulptroepen. Maar in de loop van de 3e en 4e eeuw werd de soldaat met broek steeds meer standaard en breidde dit zich ook meer en meer uit naar de burgerij (tot afkeer van de Romeinse elite, hihi).

Romeinse baltei met cingulum, zoals in de 1e eeuw, "op z'n cowboys"
Romeinse baltei met cingulum, zoals in de 1e eeuw, “op z’n cowboys”

Tot slot heb ik één kenmerk nog steeds nauwelijks behandeld, terwijl het toch wel het allerbelangrijkste is om de soldaat aan te herkennen: de soldatenriem! Deze balteus werd om het middel gedragen en was te herkennen aan zijn metalen beslag. Het afnemen van deze riem kon een grote vernedering zijn, wat bij wijze van straf nog wel eens gedaan werd. Links aan de balteus zitten twee haken om je dolk aan te bevestigen. Begin 1e eeuw droegen de Romeinse soldaten vaak twee van deze riemen, zodat de dolk aan de ene riem en het zwaard aan de andere hing, een soort cowboy-stijl. Op den duur werd er nog een element aan toegevoegd: de cingulum militaris, leren stroken beslagen met metalen cirkeltjes. De functie hiervan is niet helemaal duidelijk: als leken denken jullie vaak aan bescherming, maar het is wel duidelijk dat die bungelende strookjes niets tegenhouden. Misschien gaat het om psychologische bescherming? Wel konden de hangertjes aan de uiteinden rammelen en zo met een flink leger flink imponerend werken. Bovendien konden de balteus en cingulum als een soort spaarrekening werken: wie geld over heeft kan dit in extra duur riembeslag investeren, zodat je niet al dat geld hoeft mee te zeulen.

Soldaat in stijl van begin 1e eeuw, zonder cingulum met twee baltei en pteruges. De soldaat achter hem draagt wel een cingulum, zoals een halve eeuw later.
Soldaat in stijl van begin 1e eeuw, zonder cingulum met twee baltei en pteruges. De soldaat achter hem draagt wel een cingulum, zoals een halve eeuw later.

Naarmate de tijd verstreek verhuisde het zwaard naar een riem over de schouder, zodat de soldaat nog maar één balteus droeg. In de loop van de 2e of 3e eeuw verdween de cingulum weer, maar de soldatenriem bleef bestaan en breidde zich (door de militarisering) zelfs uit naar de ambtenarij. Wie “psychologische bescherming” wilde dragen kon altijd nog terugvallen op de pteruges: leren flapjes bevestigd aan het onderharnas van de soldaat. Deze bestonden al lang voor de cingulum en zouden lang daarna ook nog in gebruik blijven. Omdat het extra duur was en sierlijk staat, lijken ze vooral populair te zijn geweest bij officieren, maar het was allerminst verboden dat soldaten ze droegen. Het resultaat liegt er niet om.

Laat-Romeinse soldatenkleding: tunica met lange mouwen en versieringen, een broek, beenwindsels, dichte schoenen en een Dacische muts. Natuurlijk gaat er nog een pantser overheen indien nodig.)
Laat-Romeinse soldatenkleding: tunica met lange mouwen en versieringen, een broek, beenwindsels, dichte schoenen en een Dacische muts. (Natuurlijk gaat er nog een pantser overheen indien nodig.)

Als kleding dan zo’n hoofdzaak is moet ik toch nog even het hoofd behandelen. Eerder noemde ik al de focale, de sjaal die waarschijnlijk diende om je nek te beschermen tegen je pantser of de leren veters waaraan je bagage kon dragen, tot en met je helm aan toe. Als je je helm als soldaat om je nek droeg, had dat waarschijnlijk te maken met het feit dat je onderweg was. Dan kon het erg fijn zijn om een strooien zonnehoed op te hebben: die beschermt niet alleen je hoofd tegen de zon, maar ook je ogen! Voor onder je helm was een dikke muts verstandiger, waarschijnlijk van vilt of ruwe wol. In de Laat-Romeinse tijd werden Dacische mutsjes steeds populairder.

Gaius het soldatenschoentje: keizer Caligula

caligulaOp 18 maart 37 na Chr. werd Gaius Iulius Caesar tot keizer uitgeroepen door de Senaat. Julius Caesar? Die was toen toch al 81 jaar dood? Dat klopt. Het betreft hier een naamgenoot, de kleinzoon van de beroemde veldheer Drusus en de zoon van Germanicus. Zowel zijn vader als grootvader staan bekend om hun veldtochten in Germania, wat de erenaam Germanicus ook wel aantoont. De toekomstige keizer was al als peuter in het militaire kamp te zien was, in een speciaal op kindermaat gemaakte uitrusting, compleet met twee kleine caligae, stevige, met noppen beslagen legersandalen. Verder lezen Gaius het soldatenschoentje: keizer Caligula