Laurium: Woerden

004 - WoerdenWij volgen de Limes oostwaarts en trekken verder het land in. Stonden de afgelopen drie castella, van Alphen, Zwammerdam en Woerden, opvallend dicht op elkaar, het volgende ligt een ietsje verderop. Wemelde het rondom Leiden en Katwijk nog van de nederzettingen, hier zijn er veel minder teruggevonden. Wellicht speelt de destijds zo moerassige bodem daar een rol in? Maar na zo’n 11 kilometer staan we in het centrum van Woerden. Opnieuw de plaats van een castellum, dat Laurium of Laurum heette. En opnieuw zijn er allerlei vondsten in en om het fort gedaan.

Betonnen tegels in het centrum van Woerden geven de omtrek van Laurium aan. Op de tegels staat uitleg over de geschiedenis van het castellum.
Betonnen tegels in het centrum van Woerden geven de omtrek van Laurium aan. Op de tegels staat uitleg over de geschiedenis van het castellum.

De reden dat de naam van het castellum verschillend gespeld wordt is de wijze waarop dit op de Peutinger Kaart vermeld staat. Er lijkt Laurum te staan, maar middenin het woord zit een opvallend gaatje in de kaart, precies op de plek waar nog een letter zou kunnen hebben gestaan. Een naam als Laurium ligt derhalve voor de hand. Deze naam werd in eerste instantie nog niet aan Woerden verbonden, daar een castellum lange tijd enkele vermoed werd in verband met de schepen die hier gevonden zijn. Pas in 1999 en 2000 werd de exacte ligging van het castellum ontdekt toen men de omwalling terugvond. De contouren zijn nu terug te zien rondom de Petruskerk, met tekst en afbeeldingen op het tegelwerk. De gebouwen binnen de muren zijn tot op heden nooit uitgebreid onderzocht. Het opvallendste aspect van het fort is de houten damwand van de gracht, die elders niet voorkomt.

Maquette van hoe Laurium er uitgezien kan hebben, in het Stadsmuseum Woerden. Hoe de gebouwen er werkelijk uitzagen en welk gebouw welke functie had is (nog) niet bekend.
Maquette van hoe Laurium er uitgezien kan hebben, in het Stadsmuseum Woerden. Hoe de gebouwen er werkelijk uitzagen en welk gebouw welke functie had is (nog) niet bekend.

Het castellum werd vermoedelijk op last van keizer Caligula gebouwd rond 40 na Chr. Al snel raakte men er echter in de problemen toen de Rijn buiten zijn oevers trad en ook nog eens van loop veranderde. De eerste versie van Laurium werd dan ook snel verlaten, waarna gouverneur Corbulo rond 47 na Chr. een nieuw fort liet bouwen. Waar Caligula’s vesting een keurige ligging had op noord en zuid, lag dit nieuwe fort iets “schever”. Zoals de meeste Limesforten overleefde Laurium de Bataafse opstand niet, maar werd het daarna herbouwd. De meeste huizen van de nabijgelegen vicus zijn uit deze tijd.

De Nederlandse levende geschiedenisvereniging Pax Romana beeldt o.a. soldaten van het Cohors XV uit.
Cohors XV zat ook enige tijd in Matilo (Leiden) gelegerd. Vereniging Pax Romana beeldt soldaten van dit cohort uit.

Inscripties op dakpannen uit de 2e eeuw tonen aan dat het Cohors XV Voluntariorum Civium Romanorum in Laurium heeft gezeten. Fase 4, de verstening van de muren, werd waarschijnlijk eind 2e eeuw ingezet, waarvoor men met schepen de rivier op en af moest varen om stenen uit de Eifel en ander bouwmateriaal te leveren. Een werkelijke vondst van stenen muren ontbreekt in Woerden, maar wordt aangenomen omdat dit voor de meeste castella gold en het proces rond het jaar 200 overal was afgerond. Bovendien is er natuursteen in de omgeving aangetroffen. In die tijd was het fort bezet door het Cohors III Breucorum, uit de Balkan. Rond 274 werd Laurium waarschijnlijk opgegeven en verlaten. Muntvondsten in de omgeving duiden echter op een vijfde fase, daar het munten uit de regeringen van o.a. Constantijn de Grote en Theodosius de Grote betreft. De laatste stierf in 395, dus zou Laurium vrij laat in de 4e eeuw nog in gebruik kunnen zijn geweest. Een deel van de bouwstenen zijn later gebruikt voor de aanleg van de Petruskerk.

De Woerden 7, zoals opgegraven is in 2003. (Afbeelding: Hazenberg Archeologie Leiden)
De Woerden 7, zoals opgegraven is in 2003. (Afbeelding: Hazenberg Archeologie Leiden)

Scheepsvondsten waren de eerste aanwijzing van een castellum in Woerden. Net als in Zwammerdam zijn hier tal van schepen teruggevonden. De “Woerden 1” was een 25 meter lang een graanschip, wat blijkt uit het feit dat er bij de vondst in 1978, aan de Groenendaal, nog graan aan boord was. Het houtwerk kwam uit 169, waarna het schip begin 3e eeuw waarschijnlijk gezonken is. Het werd gebruikt om graan uit het zuiden van België aan te voeren naar het castellum. Ook de “Woerden 2/6” (voor het eerst ontdekt in 1988, maar herontdekt en opgegraven in 1998) is een platbodem of zogenaamd Zwammerdamschip en was zo’n 20 meter lang.

De Romeinse schepen in de haven van Woerden varen echt! Ze zijn echter gebaseerd op schepen uit De Meern.
De Romeinse schepen in de haven van Woerden varen echt! Ze zijn echter gebaseerd op schepen uit De Meern.

Vervolgens werden er ook enkele boomstamkano’s ontdekt: de Woerden 3 en 5. “Woerden 3” werd in 1988 ontdekt aan de Oranjestraat, waar ook de “Woerden 2/6” lag. Laat u niet misleiden door het woord kano: het schip had een verhoogd plankenboord met een mastgat en de boot was zo’n 12 meter lang. De “Woerden 5” werd in 1998 niet ver daarvandaan ontdekt, maar van dit scheepje is veel minder bewaard. De “Woerden 7” werd in 2003 ontdekt aan de Meulmansweg en was weer een platbodem. Waarschijnlijk ging het schip in 163 voor het eerst te water en diende het om bouwmaterialen aan te voeren. Een los spant in het ruim ervan was van een heel andere bouwtechniek en duidt op een “Woerden 8”. Het meest geheimzinnig is echter de “Woerden 4”, die in 1576 werd aangetroffen bij de aanleg van het Holle Bolwerk, in het noordoosten van de oude binnenstad. De vondst is niet bewaard gebleven.

Het mini-museum in Parkeergarage Castellum.
Het mini-museum in Parkeergarage Castellum.

Natuurlijk zijn de vondsten in Woerden niet beperkt tot het castellum en schepen. In 1999 werd bij het uitbaggeren van de singel een prachtige helm, vermoedelijk van een ruiter van rond 200 na Chr., aangetroffen. Deze bevindt zich nu in het Stadsmuseum Woerden, waar ook tal van andere zaken te zien zijn, zoals aardewerk en andere gebruiksvoorwerpen. Erg interessant is een altaarsteen gewijd aan de Syrisch-Romeinse zonnegod Heliogabalus, wiens verering in ons land zeldzaam was, en de godin Minerva. Hoewel Heliogabalus (een Romeinse vorm van El Gebal) het bekendst is van vermelding uit de 3e eeuw, verwijst de tekst naar keizer Antoninus Pius, die regeerde van 138 t/m 161. De steen vermeld zoals zo vaak de naam van de schenker: Lucius Terentius Bassus, signifer (vaandeldrager) van Cohors III Breucorum, wat ook iets zegt over de troepen die in Laurium gelegerd waren. De oudste vondst in het museum zijn twee molenstenen, die in 1590 aan de Bodegraven-Kruittorenweg werden gevonden.

Vaandeldrager Lucius uit Woerden geeft interessante informatie in de Bibliotheek van Woerden.
Vaandeldrager Lucius uit Woerden vertelt in de bibliotheek van Woerden interessante verhalen aan je.

Naast het stadsmuseum zijn er nog veel andere bezienswaardigheden in Woerden. Aan de Meulmansweg bevindt zich een Limeszuiltje met hierin een stuk terra sigillata, terwijl de hier aangelegde parkeergarage de naam Parkeergarage Castellum gekregen heeft en er binnenin een soort museum, in de vorm van grote afbeeldingen met uitleg, gemaakt is. In Woerden zijn ook twee varende reconstructies van Romeinse schepen te vinden. De Per Ad Mare Laurium is een reconstructie van het vrachtschip “De Meern 1”. Het andere schip, de Fiducia, is een reconstructie van de kleine punter “De Meern 6”. In de bibliotheek is een altaartje met soldaat Lucius uit Woerden te vinden, die op interactieve wijze vertelt over verschillende voorwerpen die in Woerden gevonden zijn. Lucius is gebaseerd op de vaandeldrager van de altaarsteen en heeft zijn eigen twitter- en facebookpagina. Ook is er rondom hem de interactieve app Legend of Lvcivs gemaakt, waarin de speler een misdaad moet oplossen aan de hand van een aantal verdachten in en om Romeins Woerden (gemaakt met behulp van opnames in onder andere Museumpark Orientalis en Eindhoven Museum). De app is niet alleen een leuk spel, maar ook leerzaam omtrent de verschillende figuren in de samenleving van de Limes.

Venster op de Romeinse Limes, aan de Barwoutswaarder richting Woerden.
Venster op de Romeinse Limes, aan de Barwoutswaarder richting Woerden.

Tot slot zijn er enkele kunstwerken in en om Woerden te vinden die aan de Romeinen herinneren. Voor de ingang van het Brediusbos staan letters in de vorm van de naam Laurium zoals op de Peutingerkaart, dus met een gat op de plek van de “I”. Op de brug aan de Breeveld zijn twee Romeinse schoenen geplaatst, gemaakt van klei uit de omgeving zoals de Romeinen voor dakpannen gebruikt zullen hebben. Een speeltuin aan de Barwoutswaarder toont blokken in de vorm van een enorme voetafdruk, verwijzend naar de noppen van Romeins soldatenschoeisel. Wie vanuit het westen langs de Rijn naar Woerden trekt komt bovendien een afbeelding van het landschap uit de Romeinse tijd tegen, evenals een bord met de naam Laurium.

Albanianae: Alphen a/d Rijn en het Romeinse verleden

Alphen-castellumAndermaal trekken we verder langs de Limes. Vanuit onze laatste locatie, Matilo, is de Rijn gemakkelijk te volgen en de Limesweg was ongetwijfeld niet ver. De dorpen Zoeterwoude-Rijndijk, Hazerswoude-Rijndijk en Koudekerk aan de Rijn kennen meerdere nederzettingen uit de Romeinse tijd. De eerstvolgende middelgrote plaats, Alphen aan den Rijn, kent ook enkele nederzettingen, ter hoogte van de Compierekade en De Schans. De laatste bevatte veel dakpannen. Maar de belangrijkste vondst van Alphen vindt men middenin het centrum, zo ongeveer bij het Rijnplein. Hier bevond zich castellum Albanianae.

Replica van een Romeinse munt van Caligula op het Rijnplein in Alphen.
Replica van een Romeinse munt van Caligula op het Rijnplein in Alphen.

Albanianae of Albaniana werd waarschijnlijk rond 41 of 42 na Chr. gesticht op last van keizer Caligula. Dit gebeurde dus waarschijnlijk tegelijkertijd met de bouw van Praetorium Agrippinae, op dat moment het dichtstbijzijnde fort in westelijke richting. Het aantal forten langs de Rijn bleef destijds nog beperkt: het dichtstbijzijnde fort naar het oosten was Fectio (Vechten). Pas een jaar of zeven later, onder gouverneur Corbulo, werden er meer castella tussen Fectio en Praetorium Agrippinae gebouwd. In 69 na Chr. werd Albanianae verwoest tijdens de opstand der Bataven. Dit zou het werk van de Cananefaten kunnen zijn, maar het is ook mogelijk dat de terugtrekkende Romeinen dit zelf uit voorzorg hebben gedaan.

Impressie van Albanianae. Het fort heeft een opvallende vorm.
Impressie van Albanianae. Het fort heeft een opvallende vorm. Rechts de kade. (Foto: Echo tekst en presentatie)

Zoals bekend werd de opstand uiteindelijk neergeslagen, waarna de verwoeste forten werden herbouwd. In deze periode werd het Cohors VI Breucorum hier gelegerd, een cohort van hulptroepen geronseld onder de Breuci, een Pannonische stam die woonde ten noorden van de Sava in het huidige Kroatië. Vanaf dat moment kende de streek lange tijd rust en was er tijd om de zaken uit te bouwen. Eind 1e eeuw, waarschijnlijk rondom het jaar 94, werd er een kade gebouwd aan de oostzijde van het fort, waar de Oude Rijn stroomde. Rond 160 werd de houten castellummuur vervangen door een stenen. Uit een gevonden inscriptie blijkt dat keizer Septimius Severus rond het jaar 200 bevel gaf om de stenen muur te vernieuwen, met als reden dat deze beschadigd was geraakt. Castellum Albanianae werd vermoedelijk verlaten rond 270 of 275, zoals voor de meeste Rijnforten geldt.

Op en om het Rijnplein wordt het Romeinse verleden van Alphen herkenbaar gemaakt. (Een fossa is de greppel of gracht rondom het fort.)
Op en om het Rijnplein wordt het Romeinse verleden van Alphen herkenbaar gemaakt. (Een fossa is de greppel of gracht rondom het fort.)

Recentere opgravingen uit 2001 en 2002 hebben meer duidelijkheid over het castellum gegeven, met name over de vorm en de gebouwen. De beschoeiing van de kade werd ontdekt en naast meerdere barakken stonden er binnen in het fort ook enkele waterputten, een horreum (graanopslag) en mogelijk ook een fabrica (werkplaats). Hoewel de gebouwen netjes volgens schaakbordpatroon staan opgesteld, was de plattegrond van de muur van het castellum niet rechthoekig, maar meer in de vorm van een parallellogram. De reden hiervoor was vermoedelijk de moerassige omgeving, die het keurig recht bouwen bemoeilijkte. Bij de opgravingen werden ook een houten deur, etensresten, persoonlijke eigendommen zoals een spiegel en wel 700 munten gevonden! Ook werden de houten castellumwallen teruggevonden, zodat men door middel van dendrochronologie kon vaststellen dat de oudste omwalling uit de tijd van Caligula stamde. Resten van een vicus werden niet gevonden, al veronderstelt men dat er eentje aanwezig was ten westen van het fort. Deze zou dan tussen 80 en 275 bewoond kunnen zijn geweest.

De tekst van Tacitus aan de kade van het Rijnplein.
De tekst van Tacitus aan de kade van het Rijnplein.

Hoewel de contouren van het castellum niet zichtbaar zijn in het Alphense stadshart, is men er het Romeinse erfgoed niet vergeten. In en om het Rijnplein zijn er tal van verwijzingen naar verwerkt. In en op de gebouwen bijvoorbeeld. 40 Romeinse portretten sieren de muren van het centrum, zowel mannen, vrouwen als kinderen. Ook straatnamen zoals het Fossapad en de Castellumstraat spreken boekdelen. In de tegels van het Rijnplein zelf zijn vergrote kopieën van enkele Romeinse munten uit de Rijn aangebracht. De kopieën zijn van brons en worden begeleid door teksten die verwijzen naar de keizers op de munten. Caligula ontbreekt hierbij niet. Aan de kade van het plein vindt men een stoep met inscriptie, waarin een tekst van Tacitus geciteerd wordt: ‘Quis porro, praeter periculum horridi et ignoti maris, Asia aut Africa aut Italia relicta Germaniam peteret, informem terris, asperam caelo, tristem cultu adspectuque, nisi si patria sit?’ (Germania, hoofdstuk 2; ‘Bovendien, afgezien van het gevaar van de ruige en onbekende zee, wie zou Azië of Afrika of Italië verlaten om op zoek te gaan naar Germania, woeste grond, ruw klimaat, somber leven en landschap, als dat niet zijn vaderland is?’) En tot slot bevat het plein een ultieme verwijzing in de vorm van het Theater Castellum.

Het bijna dagelijkse (vegetarische) offer aan Nehalennia in de Gallo-Romeinse tempel van Archeon.
Het bijna dagelijkse (vegetarische) offer aan Nehalennia in de Gallo-Romeinse tempel van Archeon.

Zuidelijker in Alphen, in de wijk Kerk & Zanen, bevindt zich het Museumpark Archeon. Het park werd in 1994 na een lange voorbereiding geopend en bevat een prehistorisch, Romeins en middeleeuws gedeelte. Van oorsprong was de opzet echter zo ambitieus dat Archeon in 1996 al failliet ging, maar na een doorstart en inkrimping van het terrein is het blijven bestaan om in 2015 de museumstatus te verwerven. Het Romeinse gedeelte van Archeon bevat vier gebouwen gebaseerd op vondsten uit heel Nederland: de thermen van Heerlen, de herberg uit Nijmegen, de domus (woonhuis) uit Voorburg en de tempel van Cuijk (omringd door een hofje uit Maastricht). In de arena vindt een dagelijks gladiatorengevecht plaats, naast dagelijkse activiteiten als een tempelceremonie voor Nehalennia, Romeinse massage en legionairstraining. Elke zomer, in de eerste helft van augustus, vindt er het Romeinse festival plaats, waarvoor tal van re-enactors uit met name Nederland en het Verenigd Koninkrijk uitrukken. Het park bevat tevens het Archeologiehuis Zuid-Holland, een klein museum met vondsten uit alle perioden (dus ook Romeinse) en een interactieve Romeinse benedenzaal, die zeer de moeite is. Het gebouw is een reconstructie van de villa van Rijswijk. Vlakbij kijkt er een metalen Romein uit over de N11.

Romeins Valkenburg (ZH): Praetorium Agrippinae en omstreken

peutVanuit Katwijk, waar vermoedelijk het castellum Lugdunum gestaan heeft, trekken we oostwaarts langs de Rijn. Of eigenlijk zuidoostwaarts, want dat is de vermoedelijke route van de Limesweg. Maar of je nu de hedendaagse loop van de Oude Rijn volgt of die uit de Romeinse tijd, vroeg of laat kom je vanuit Katwijk vanzelf terecht in Valkenburg. De naam Castellumplein zegt genoeg, maar ook kom je in het dorp genoeg aanwijzingen tegen dat er iets bijzonders gestaan heeft. En dat klopt. Nergens in Nederland zijn er zulke uitgebreide opgravingen naar het Romeinse verleden gedaan als in Valkenburg, de vindplaats van het castellum Praetorium Agrippinae.

Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.

Praetorium Agrippinae is waarschijnlijk in de winter van 39 op 40 na Chr. voor het eerst gebouwd. Vrij zeker is dan ook dat dit in opdracht van keizer Caligula gebeurd is, mogelijk tijdens zijn “veldtocht” (of wat daar voor door moest gaan) aan de westkust. De naam van het fort zou aan Caligula’s moeder Agrippina refereren. De term Praetorium betekent simpelweg zoveel als een hoofdkwartier. Vrijwel tegelijk met Praetorium Agrippinae werden er nog geen kilometer verderop, zo’n beetje ter hoogte van de Torenvlietslaan, in Valkenburg-Marktveld, enkele horrea oftewel graanpakhuizen gebouwd.

Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae
Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae

Het fort kent 7 bouwfasen en is dus meerdere keren herbouwd. Mogelijk moest dit al relatief snel voor het eerst gebeuren: het lijkt erop dat het in 46 of 47 na Chr. verwoest werd door de Chaukische en Friese piraten die destijds onder leiding van de Cananefaatse deserteur Gannascus de rivieren aan het plunderen waren. De aanvallen moeten dan ook opvallend driest zijn geweest. De nieuwe bevelhebber van Germania Inferior, Gnaeus Domitius Corbulo, liet het er in elk geval niet bij zitten. De rivieren werden uitgekamd en er werd een veldtocht gehouden. Uitgebreid oorlogvoeren en Romeins bestuur instellen mocht Corbulo niet van keizer Claudius, maar in elk geval was de rust hersteld. De verdediging van de Oude Rijn en Kromme Rijn werd in elk geval flink uitgebreid. Er werden veel castella aan toegevoegd en wachttorens tussen de forten in gebouwd. Praetorium Agrippinae was dus ook weer in gebruik.

Een mijlpaal waar de Limesweg de N206 oversteekt. De versterking van Valkenburg-Marktveld lag verderop.
Een mijlpaal waar de Limesweg de N206 oversteekt. De versterking van Valkenburg-Marktveld lag verderop.

Praetorium Agrippinae moet gezien de zeer westelijke positie in het gebied van de Cananefaten hebben gelegen. Het staat vast dat Praetorium Agrippinae in augustus 69 aangevallen werd door de Cananefaten onder leiding van Brinno. Het resultaat was dat het fort werd platgebrand. De opstand van de Cananefaten was nog maar het begin: bij een treffen op de Betuwe liepen de Bataven over naar de zijde van de rebellen, wat geleidelijk aan uitmondde in een enorme opstand die het Romeinse gezag van de Noordzee tot de Alpen aan het wankelen bracht. Maar de Romeinen stuurden in het voorjaar van 70 grote versterkingen en de rebellen werden verslagen. De verdragen met de bevolking werden hersteld, evenals de Rijnforten. De Cohors III Gallorum equitata moet er het een groot deel van de tijd gelegerd zijn geweest.

De Limesweg bij Valkenburg, zichtbaar gemaakt aan de N204.
De Limesweg bij Valkenburg, zichtbaar gemaakt aan de N204.

De horrea die ten zuidoosten van Praetorium Agrippinae waren gebouwd, waren ook gesneuveld in de opstand. Op de plek in kwestie werd nu interessant genoeg een soort mini-castellum gebouwd, waarschijnlijk als extra bewaking van de opslag. In de praktijk bleef Valkenburg-Marktveld vooral een voorraadplaats, zodat de militaire functie van de plek op den duur verminderde.

Nog een monumentje dat naar het Romeinse verleden verwijst. Dit poortje staat aan de Voorschoterweg, niet ver van de vicus van Valkenburg-De Woerd.
Nog een monumentje dat naar het Romeinse verleden verwijst. Dit poortje staat aan de Voorschoterweg, niet ver van de vicus van Valkenburg-De Woerd.

Deze kleinere versterking werd rond het jaar 110 ontruimd en afgebroken. In plaats ervan kwamen er wat burgerwoningen te staan, als onderdeel van de vicus van Valkenburg-De Woerd. De kern van deze vicus lag een kilometer ten zuiden van Praetorium Agrippinae, vlak langs de Limesweg. De huizen waren grotendeels van hout en leem. Interessant is dat zij netjes naast elkaar staan, als rijtjeshuizen, met hun lengterichting loodrecht op de Rijn gericht. Hoewel de Rijn nu een opvallende bocht maakt bij Valkenburg, liep hij destijds waarschijnlijk een stuk dichter bij de Limesweg. De teruggevonden weg was ongeveer 4,5 meter breed en bedekt met schelpen en gruis, voor het eerst aangelegd rond het jaar 100 in opdracht van keizer Trajanus. In de vicus zelf zijn veel importgoederen gevonden. Niet ver ervandaan ligt ook een grafveld.

Op en om het Valkenburgse Castellumplein zijn de contouren van het castellum te zien in de tegels. Verderop in het Torenmuseum zijn lokale vondsten te bekijken.
Op en om het Valkenburgse Castellumplein zijn de contouren van het castellum te zien in de tegels. Verderop in het Torenmuseum zijn lokale vondsten te bekijken.

Vanaf ca. 180 na Chr. werd er in het grote Praetorium Agrippinae voor het eerst steenbouw toegepast. Dit werden de laatste drie bouwfasen van het fort. Het castellum werd ergens na 270 na Chr. verlaten, wat samenhangt met de herovering van het Gallische Keizerrijk door keizer Aurelianus, die vervolgens de grensverdediging flink verwaarloosde. Veel castella en bijbehorende nederzettingen liepen derhalve leeg en de Franken trokken het gebied binnen. Begin 4e eeuw kwam er herstel toen Constantius Chlorus de Rijndelta heroverde. Praetorium Agrippinae werd opnieuw versterkt en in gebruik genomen. Dat zou nog bijna een eeuw zo blijven.

Op het Castellumplein is in een drinkbak de loop van de Rijn verbeeldt, met symbolen van de Peutingerkaart erop.
Op het Castellumplein is in een drinkbak de loop van de Rijn verbeeldt, met symbolen van de Peutingerkaart erop.

Het fort werd ook vermeld op de 4e-eeuwse Romeinse kaart die in de middeleeuwen als de Peutingerkaart zou worden gekopieerd. Opvallend is dat het bouwwerkje waarmee de plaats is aangegeven elders op de kaart alleen bij burgerlijke nederzettingen wordt gebruikt. Een dergelijke nederzetting is nooit gevonden, terwijl de opgravingen in Valkenburg zo uitgebreid zijn dat deze nooit over het hoofd kan zijn gezien. Wellicht is er dus sprake van een fout op de kaart. Tegen de tijd dat het middeleeuwse kopie werd gemaakt was Praetorium Agrippinae allang verlaten en vervallen: dit moet rond het jaar 400 zijn gebeurd. De opgravingen vertellen ons echter nog genoeg. Het castellum werd tussen 1941 en 1953 blootgelegd, op een zodanige wijze dat het veel informatie over Romeinse castella in het algemeen heeft opgeleverd.

Katwijk: is Lugdunum de geheimzinnige Brittenburg?

Vandaag het eerste artikel in een nieuwe reeks: plaatsen in de Romeinse tijd in Nederland. En hoewel er talloze plaatsen zijn met allerlei verschillende vondsten, moet er een keuze gemaakt worden waarmee te beginnen. De keuze is gevallen op de Rijnforten, zonder twijfel het beroemdste gedeelte van de Nederlandse Romeinse tijd, zeker nu er zo hard gelobbyd wordt om de Nederlandse Limes op de Werelderfgoedlijst te krijgen. Het eerste fort op deze lijst (van west naar oost) is er echter meteen eentje waarvan het bestaan niet geheel zeker is. De zogenaamde Brittenburg te Katwijk!

Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini's beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen.
Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini’s beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen. Het fort is opvallend vierkant afgebeeld, met ronde torens en een enkel gebouw middenin.

Bij Katwijk mondt de Oude Rijn uit in de Noordzee, wat het een logische plaats maakt voor een versterking. De Romeinse castella stonden vaak bij strategische punten van de Rijn, waar de monding dus een erg logische plek voor lijkt. Ook zal het een ideale marinebasis zijn geweest. Toch is er maar weinig met zekerheid te zeggen over het fort dat hier wellicht gelegen heeft. De Peutinger Kaart vermeldt een fort genaamd Lugdunum als het meest westelijke Rijnfort. Deze naam werd in vroeger tijden vaak in verband gebracht met Leiden, maar waarschijnlijk is dit nogal “wishful thinking”, ook omdat Lugdunum op de kaart duidelijk ten westen van Praetorium Agrippinae, oftewel Valkenburg, ligt. In dat geval is Katwijk dus een veel meer logische locatie. De bijvoeging “Batavorum” is ook niet historisch (Zuid-Holland was het leefgebied van de Cananefaten), al voorkomt dit wel verwarring met de Romeinse hoofdstad van Gallië genaamd Lugdunum (Lyon). Juist het gebruik van de Gallische naam Lugdunum (verwijzend naar de god Lugh) voor een fort in deze regio is opvallend, al is het mogelijk dat de aanwezigheid van Keltische hulptroepen hier een rol in speelt. De gewoonte om het Katwijkse castellum Brittenburg te noemen is historisch ook onjuist: dit was de naam van een tolburcht die rond 1050 werd afgebroken.

De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.
De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.

Wie heeft gehoord van die zogenaamde “Brittenburg”, weet wellicht ook dat het fort in de zee is verdwenen. Dat is niet altijd zo geweest. Dat er vermoedelijk een Romeins fort heeft gelegen bleek in de zestiende eeuw, toen meerdere stormen ruïnes op het strand tussen Katwijk en Noordwijk zichtbaar maakten. Al in 1520 werden er tal van Romeinse vondsten bij deze ruïnes gedaan. Het grootste gedeelte hiervan betrof vooral stenen en munten. De nieuwste hiervan kunnen op 270 na Chr. worden gedateerd, dus eigenlijk rond de periode waarin de Limes flink in verval was en er forten werden opgeheven, terwijl er rond die tijd ook sprake was van ecologische problemen in het land. De exacte locatie van het fort is, door verdere verschuiving van de kustlijn, onbekend. Volgens de meest waarschijnlijke hypothese lag het wellicht vlakbij de huidige Rijnmonding, ten westen van de Uitwateringssluis. Andere hypothesen zijn er echter ook, zoals een meter of 100 naar het oosten, op het parkeerterrein ten noorden van de sluis. Opgravingen in 1982 toonden wel aan dat de vicus (burgerlijke nederzetting) van het fort ter hoogte van de Uitwateringssluis gelegen moet hebben.

"Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus' toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten".
Vlakbij de Uitwateringssluis staat het kunstwerk “Brittenburg”, gemaakt door Nicolas Dings in 2010. De tekst verwijst naar het verhaal over Caligula: “Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus’ toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten”.

Ook wat de vorm en datering van het fort betreft, tasten we in het duister. Een aanwijzing over de mogelijke periode van de aanleg vinden we in het verhaal van keizer Caligula’s expeditie aan de Gallische kust, in 40 na Chr. Caligula zou grote hoeveelheden troepen hebben verplaatst naar de westkust onder het mom van een invasie van Brittannia, om vervolgens alleen de zee “aan te vallen”. Het verhaal is wellicht sterk overdreven: het kan heel goed zijn dat het zeer bewust om een oefenexpeditie ging waarbij een grote hoeveelheid troepen verplaatst werd en een godsdienstige ceremonie bij wijze van “oorlogsverklaring” gedaan werd. Evengoed is het lastig te zeggen waar Caligula zijn troepen voor het hele gebeuren verzamelde. Hoewel Katwijk goed in de oren van veel Nederlanders klinkt, is dit nooit volledig bewezen en is Boulogne-sur-Mer ook geopperd. Wel zijn er aanwijzingen dat meerdere forten in ons land rond deze tijd zijn gebouwd of opnieuw in gebruik genomen. De vondst van een vat met wijn uit Caligula’s persoonlijke wijngaard maakt de aanwezigheid van de keizer in de Rijndelta echter al veel zekerder. Is Lugdunum dan toch op last van Caligula gebouwd?

De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo'n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.
De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo’n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.

Suetonius maakt er melding van dat Caligula op het Gallische strand een vuurtoren zou hebben laten bouwen, vergelijkbaar met de Pharos van Alexandrië, 60 meter hoog en met een basis van 72 x 72 meter. Een dergelijke vuurtoren is ook nergens teruggevonden. Wel is op de door Abraham Ortelius in 1562 gemaakte houtsnede te zien dat het castellum van Katwijk een opvallend vierkante vorm heeft. Natuurlijk zegt zo’n vorm niet erg veel, waarbij je ook nog moet bedenken dat de afbeelding ook niet per se 100% accuraat is. Wel is door de theorie over de aanwezigheid van het fort de benaming “Kalla’s toren” ontstaan, verwijzend naar de mogelijke bouw door Caligula. De benaming werd in de 16e eeuw vooral gebruikt door vissers wier netten in de ruïnes bleven steken. Dat “Kalla’s toren” ook werkelijk een vuurtoren was lijkt echter sterk als men bedenkt dat de bewoning van de Rijnmonding in de loop der eeuwen vrij ononderbroken is, zodat het onwaarschijnlijk is dat de toren in vergetelheid zou zijn geraakt. Een meer realistische hypothese is dan ook dat het vierkante gebouw middenin een horreum oftewel graanopslag zou kunnen zijn geweest.

Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.
Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.

Als het juist is dat Lugdunum gebouwd werd door Caligula en de laatste datering van de muntvondsten rond 270 na Chr. ligt, zou men kunnen concluderen dat het fort dus rond die tijd weer verlaten is, maar opnieuw kunnen we dit niet bevestigen. De afbeelding van Ortelius toont opvallend dikke muren met ronde torens, wat niet erg gebruikelijk is voor bovengenoemde periode, en eerder een fort uit de 4e eeuw suggereert. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat er sprake is van renovatie of zelfs herbouw van het fort. Van de andere kant is het opnieuw de vraag hoe accuraat de gravure is. Daar zullen we wellicht nooit achter komen. In de herfst van 1954 werden de Brittenburg-ruïnes voor het laatst waargenomen. Later baggerwerk bij de Rijnmonding heeft niet veel licht in de duisternis gebracht. Vermoedelijk heeft de zee de laatste resten weggespoeld en het geheim verzwolgen.

Pontius Pilatus: zwak en bang of wreed en respectloos?

pilatuswaarheidVandaag is het Goede Vrijdag, de dag waarop in het Paasverhaal het proces en de kruisiging van Jezus Christus plaatsvinden. De Romeinse gouverneur die hem veroordeeld is zonder twijfel de beroemdste (of meest beruchte) Romein uit de Bijbel: in de vierde regel van de apostolische geloofsbelijdenis wordt deze Pontius Pilatus genoemd als degene onder wie Jezus “geleden” heeft. Maar wie was Pilatus nu precies?

De Romeinse historicus Tacitus en zijn Romeins-Joodse collega Josephus maken beide melding van Pilatus, maar fysiek historisch bewijs van zijn bestaan is lange tijd schaars gebleven, tot in 1961 een kalksteen met zijn naam erop werd gevonden in Israël. Deze “Steen van Pilatus” werd gevonden in de ruïne van het Romeinse theater van Caesarea Maritima, een door Herodes de Grote gestichte havenstad tussen het moderne Tel Aviv en Haifa. Vanaf 6 na Chr. gold de stad als administratieve hoofdstad van Judaea. De steen is gedateerd op 26-37 na Chr. Daarmee zijn de meeste mysteriën over Pilatus echter nog niet opgelost. De meeste informatie over hem is na zijn eigen tijd opgetekend en daardoor niet altijd even betrouwbaar. Zoals Pilatus zelf in de Bijbel zegt: ‘Wat is de waarheid?’

De Steen van Pilatus, gevonden in Caesarea, is het enige fysieke bewijs dat hij echt bestaan heeft. Tacitus, Josephus en Philo bevestigen zijn bestaan echter ook.
De Steen van Pilatus, gevonden in Caesarea, is het enige fysieke bewijs dat hij echt bestaan heeft. Tacitus, Josephus en Philo bevestigen zijn bestaan echter ook.

Zoals bij meer Romeinen van relatief beperkt belang zijn zowel zijn geboortedatum als afkomst onduidelijk. Diverse tradities plaatsen zijn geboorte in het Italiaanse Bisenti (waar een ruïne zelfs bekend is komen te staan als zijn huis, ondanks dat hier geen bewijs voor is) of juist in provinciale steden in Hispania of Germania. Een Schotse traditie noemt Fortingall als zijn geboortestad, maar dat is zeer onwaarschijnlijk aangezien de Romeinse macht pas onder Claudius door zou dringen in Brittannië. Tacitus noemt Pilatus als procurator van Judaea, maar dit is vermoedelijk onjuist. In 6 na Chr., 2 jaar na de dood van Herodes de Grote, waren Judaea, Samaria en Idumea namelijk samengevoegd tot de Romeinse provincie Judaea, waarbij de gouverneurs de titel van praefectus of prefect kregen, daar zij “lagere” gouverneurs uit de Romeinse ridderklasse (de equestris) waren. Uit de Steen van Pilatus zou inderdaad zijn af te leiden dat hij prefect was. Pas vanaf 44 na Chr. zouden de gouverneurs procurator genoemd worden, na een driejarige regering door Herodes Agrippa I als vazalkoning. Een kanttekening hierbij is dat de titels van procurator en prefect in deze context niet per se verschillend van rang zijn. De titel van procurator werd verder vooral gebruikt door financiële ambtenaren, die in een militaire provincie naast de legaat opereerden en direct aan de keizer beantwoordden.

De ruïnes van Caesarea Maritima, van waaruit Pilatus Judaea bestuurde.
De ruïnes van Caesarea Maritima, van waaruit Pilatus Judaea bestuurde. Toch bleef Jeruzalem een heel belangrijke stad.

Hoewel de gouverneurs van Judaea vooral een militaire functie voerden, duidt de latere titel dus ook op hun functie als belastinginner. Daarnaast had de gouverneur een rechterlijke functie, zij het in beperkte mate. Veel burgerlijke zaken werden indertijd in Judaea gewoon geregeld door lokale overheden. In het district van Jeruzalem was dat de priesterraad of Sanhedrin, onder leiding van de Hogepriester. In de tijd van Pilatus moet dat Jozef Kaiafas geweest zijn. Pilatus’ superieur, de legaat van Syrië, had echter het laatste woord over de benoeming van de hogepriester: Kaiafas was in 18 na Chr. benoemd door Pilatus’ voorganger Valerius Gratus, maar werd in 36 alsnog afgezet door legaat Lucius Vitellius. De legaat van Syrië zou in tijden van oorlog ook het bevel overnemen, daar Pilatus slechts de bevoegdheid had om een relatief kleine groep van 3000 soldaten (nog geen heel legioen) te bevelen.

Ecce homo! 'Zie de mens!' Pilatus toont de gegeselde Jezus van Nazareth aan het volk.
Ecce homo! ‘Zie de mens!’ Pilatus toont de gegeselde Jezus van Nazareth aan het volk.

Aangezien Caesarea Maritima dus de Romeinse hoofdstad van Judaea was, en niet het oude Jeruzalem zoals men zou verwachten, moet Pilatus het grootste gedeelte van zijn tijd daar hebben doorgebracht. Dat hij zich in het Paasverhaal in Jeruzalem bevindt is echter niet eens zo vreemd. Het verhaal valt immers samen met Pesach, een belangrijke feestdag in Judaea op zowel nationaal als religieus terrein, terwijl Jeruzalem nog steeds het religieuze centrum van de Joodse godsdienst was. Pilatus kan in deze dagen dus in de stad zijn geweest om de orde te bewaren en/of om de feestelijkheden waar te nemen. Zichtbaar aanwezig zal hij bij de festiviteiten niet zijn geweest: hij was immers “heiden” en de Romeinse overheersing was bij de bevolking verre van populair.

Op veel afbeeldingen van Jezus' kruisiging hangt boven hem een papier met de letters INRI. Dit staat voor "Iesus Nazarenvs Rex Ivdaeorvm" ("Jezus van Nazareth, koning der Joden"). Volgens het evangelie van Johannes stond de tekst er voluit in het Aramees (destijds de Joodse voertaal), Grieks en Latijn. Grieks was de internationale taal in het oosten van het Romeinse rijk.
Op veel afbeeldingen van Jezus’ kruisiging hangt boven hem een papier met de letters INRI. Dit staat voor “Iesus Nazarenvs Rex Ivdaeorvm” (“Jezus van Nazareth, koning der Joden”). Volgens het evangelie van Johannes stond de tekst er voluit in het Aramees (destijds de Joodse voertaal), Grieks en Latijn. Grieks was de internationale taal in het oosten van het Romeinse rijk.

Voor Pilatus’ rol in de evangeliën kan men het Nieuwe Testament erop naslaan. Toch zijn er enkele interessante aantekeningen bij het verhaal. In het evangelie van Lukas beschuldigt de Sanhedrin Jezus ervan een tegenstander te zijn van de Romeinse belastingen, wat Pilatus gezien zijn functie zou moeten raken. Dat Jezus’ uitspraken door de Sanhedrin als godslasterlijk werden ervaren zou voor een polytheïstische Romein veel minder hebben uitgemaakt. De dreiging van politieke onrust zou inderdaad een veel grotere rol voor iemand als Pilatus hebben gespeeld. Vandaar wellicht zijn vraag aan Jezus of die de “koning der Joden” beweerde te zijn.

Volgens Josephus stond Pilatus zelf bekend om zijn opvallend respectloze en intolerante beleid jegens de Joodse godsdienst. De Romeinse standaards, die allerlei afbeeldingen en symbolen van de Romeinse goden bevatten, waren op verzoek van de Joden door zijn voorganger verwijderd bij het betreden van Jeruzalem. Pilatus ging de stad echter ’s nachts binnen zonder de afbeeldingen weg te nemen, wat voor de Joden een ernstige overtreding van de wetten van Mozes was. De bewoners van Jeruzalem protesteerden hier dan ook tegen, maar na vijf dagen overweging zou Pilatus hen door soldaten hebben laten omringen en met doodvonnissen hebben gedreigd. Volgens Josephus lieten tal van gelovige Joden zich echter liever doden dan deze heiligschennis te dulden, zodat Pilatus uiteindelijk toch overstag moest gaan. Later zou Pilatus geld van de tempel hebben gebruikt om een aquaduct te laten bouwen. Protest hiertegen werd de kop ingedrukt door soldaten die zich heimelijk onder de menigte verspreidden, waarna zij op signaal willekeurige mensen aanvielen.

Bronzen munt geslagen door Pilatus. In het Grieks de naam van Tiberius Caesar.
Bronzen munt geslagen door Pilatus. In het Grieks de naam van Tiberius Caesar.

Volgens Philo, een andere Joodse historicus, zou Pilatus later met goud bekleedde schilden in het paleis van wijlen Herodes de Grote hebben laten zetten, onder het mom van het eren van keizer Tiberius. Volgens Philo was dit puur als provocatie bedoeld. Hoewel de schilden geen afbeeldingen bevatten, vroegen de Joden toch om verwijdering ervan. Toen dat niet gebeurde wendden zij zich tot de keizer, die Pilatus uiteindelijk berispte. Philo omschrijft Pilatus over het algemeen als wraakzuchtig, driftig, onbuigzaam en onverbiddelijk. Hij zou zich schuldig hebben gemaakt aan corruptie en andere schandalen, wat de Joodse afvaardiging aan keizer Tiberius dus een reële dreiging voor hem maakte.

Lucius Vitellius, de legaat van Syrië en Pilatus' meerdere, die hem uiteindelijk uit zijn functie onthief en naar Rome stuurde.
Lucius Vitellius, de legaat van Syrië en Pilatus’ meerdere, die hem uiteindelijk uit zijn functie onthief en naar Rome stuurde.

Josephus verhaalt ten slotte over een incident dat het einde van Pilatus’ bewind betekende. Een groep Samaritanen was in het jaar 36 op weg geweest naar de berg Gerizim om naar artefacten van Mozes te zoeken, maar de groep was onderweg aangevallen door ruiters en soldaten van Pilatus, die meerdere mannen doodden of gevangen namen. Van de gevangenen werden de belangrijkste ook gedood. De Samaritanen reageerden door een klacht in te dienen bij legaat Vitellius, die Pilatus opdroeg naar Rome te gaan en zich nader te verklaren bij Tiberius. Toen Pilatus Rome bereikte in 37 was Tiberius echter al gestorven. Volgens de laat-Romeinse historicus Eusebius zou Pilatus vervolgens uit de gratie zijn gevallen bij de grillige Caligula, waarop hij naar Gallië werd verbannen. In de stad Vienna (Vienne) zou hij zelfmoord gepleegd hebben. Daar moet bij gezegd worden dat Eusebius deze gegevens niet uit zeer betrouwbare bronnen had, maar uit apocriefe teksten. Agapius van Hierapolis, een 10e-eeuwse christelijke historicus uit het Midden-Oosten, dateert de zelfmoord op het jaar 37 of 38, nog in het eerste regeringsjaar van Caligula.

Olieverfschilderij van Pilatus (afgebeeld in allesbehalve Romeinse klederdracht) die zijn handen in onschuld wast, door Hendrik ter Brugghen in 1617.
Olieverfschilderij van Pilatus (afgebeeld in allesbehalve Romeinse klederdracht) die zijn handen in onschuld wast, door Hendrik ter Brugghen in 1617.

In de kunsten en literatuur gaat het doorgaans vooral over Pilatus’ rol in de veroordeling en terechtstelling van Jezus. Waar de ene versie hem neerzet als een berouwvolle man of zwakke bureaucraat, die Jezus slechts veroordeeld onder druk van het met opstand dreigende volk, is hij in andere versies een wrede heerser, zoals Josephus en Philo hem beschrijven. Weer anderen zetten hem neer als een passieve, apathische man die zijn handen veel te gemakkelijk van de zaak aftrok, het “handen wassen in onschuld“. Dante Alighieri plaatst hem in zijn Goddelijke Komedie niet zozeer in de hel, maar in de buitenhof daarvan, waar degenen terechtkomen die geweigerd hebben te kiezen tussen goed en kwaad. De aan hem toegeschreven tekst “Quod scripsi, scripsi” (‘Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven’) wordt nog gebruikt voor het “Pontius Pilatus-syndroom”: de weerwil van menig schrijver om zijn tekst aan te passen. Pilatus weigerde immers de tekst boven het kruis, waarop Jezus “koning der Joden” genoemd werd, te veranderen. Een duidelijk teken van zijn apathie ten opzichte van religieuze gevoeligheid.