Romeinen en mobiliteit: naar een nieuwe woonplaats

Octavius2De Romeinenweek staat voor de deur. Het thema Op Reis Met de Romeinen heb ik afgelopen maanden uitvoerig besproken. Daarbij hebben we het gehad over het wegennet, de waterwegen en de redenen waarom iemand op reis zou kunnen gaan. Maar daarbij is één vorm van reizen nog niet besproken. Je kunt immers ook op reis gaan met een permanent doel. Verhuizingen kwamen zeker, zowel voor individuen en families, als voor complete dorpen, stammen of volkeren. Het blogje van deze maand gaat over migratie!

Hoe lang Romeinse soldaten in een wachttoren verbleven is niet zeker, maar sporen van gezinnen wijzen erop dat het maanden of zelfs een paar jaar kon duren.
Hoe lang Romeinse soldaten in een wachttoren verbleven is niet zeker, maar sporen van gezinnen wijzen erop dat het maanden of zelfs een paar jaar kon duren.

Je denkt bij dat woord misschien meteen aan de Romeinen die na de verovering van Gallië en later Germania massaal dit land binnentrekken om er te gaan wonen. Dat is wat te eenvoudig. Wel is het zo dat als een eenheid soldaten, of dat nu een legioen, een detachement of een cohort hulptroepen was, naar een fort gestuurd werd, ze hier vrij permanent bleven zitten. Het is niet zo dat elke eenheid zo’n fort honderden jaren bezette, want er werden regelmatig eenheden verplaatst, maar een jaar of 10 is natuurlijk op een mensenleven ook erg lang, zelfs al lijkt in een geschiedenisboek maar kort. Legio X Gemina bleef meer dan 30 jaar op de Nijmeegse Hunnerberg gelegerd voor het overgeplaatst werd en het fort door een klein detachement overgenomen werd, langer dan de minimale diensttijd van een legionair! Aanvankelijk waren deze permanente forten er natuurlijk nog niet, zodat de soldaten vaak in een tijdelijk tentenkamp verbleven. Dat kon er echter ook best een poosje staan, maar werd nooit als een permanente woonplaats gezien. In de herfst werd het vaak zelfs verlaten, waarna de soldaten de winter in een winterkamp doorbrachten.

Dat de Helvetiërs van Zwitserland naar de westkust trokken bracht oorlog met zich mee. Een goede aanleiding voor Caesar om zich erin te mengen en Gallië te bezetten.
Dat de Helvetiërs van Zwitserland naar de westkust trokken bracht oorlog met zich mee. Een goede aanleiding voor Caesar om zich erin te mengen en Gallië te bezetten.

De migratie van Germaanse stammen was een zaak waar de Romeinen al lang voor hun komst naar dit land mee te maken kregen en meer dan ze lief was. Met Germanen bedoelden de Romeinen stammen met een oorsprong achter de Rijn, zodat deze al moesten verhuizen om in Romeins gebied te komen. Rond 100 v. Chr. trokken de Cimbren en Teutonen bijvoorbeeld door half Europa en kwamen hiermee een paar keer heftig in botsing met de Romeinen, zodat 6 oktober (de dag van de slag bij Arausio) voor altijd een ongeluksdag bleef. Het was opnieuw dit soort migratie die Caesar aangreep als casus belli voor de Gallische Oorlog: de Keltische Helvetiërs voelden de hete adem van Germaanse buren in hun nek en besloten naar het westen te trekken, waarop Caesar beweerde dat ze erop uit waren Gallië te veroveren en dus een bedreiging voor Rome vormden.

Caesar rekende in de Gallische Oorlog op meedogenloze wijze af met Germaanse en Keltische stammen die migreerden op een manier die hem niet aanstond.
Caesar rekende in de Gallische Oorlog op meedogenloze wijze af met Germaanse en Keltische stammen die migreerden op een manier die hem niet aanstond.

Tijdens deze Gallische Oorlog kwam Caesar ook naar het gebied tussen de Rijn en de Marne, waar de Keltische Belgen woonden. Ook zij hadden Germaanse noorderburen. De Romeinen kregen het opnieuw met trekkende Germanen aan de stok toen de Usipeten en de Tencteren Belgica binnentrokken. Ze waren door de Sueben, een andere stam, van hun land verjaagd en hadden gehoord dat Caesar in Belgica een belangrijke stam had uitgeschakeld, zodat ze hoopten zich in dat gebied te kunnen vestigen. Caesar vond dat onzin en gaf ze opdracht maar in het land van de Ubiërs, ten oosten van de Rijn te gaan wonen. Toen de onderhandelingen misliepen eindigde de kwestie met een veldslag, waarvan Caesar beweerde dat hij de stammen uitgeroeid had. Volgens sommigen was dat bij Kessel, in Noord-Brabant. Na de Gallische oorlog, toen Gallië zelf rustiger werd maar de Germanen een dreiging bleven, werden er wel Germaanse stammen door de Romeinen toegelaten. De eerste hiervan waren hun oude bondgenoten de Ubiërs, die zich tussen de Rijn en de Ruhr vestigden. Hun oude land werd ingenomen door de Chatti.

De Bataven zouden van de Chatti zijn afgesplitst.
De Bataven zouden van de Chatti zijn afgesplitst.

Zo komen we ook aan de stammen in Romeins Nederland. Nadat Caesar de macht van de Eburonen in het zuidoosten van Nederland (en het noordoosten van België) gebroken had, sprongen andere groepen in het machtsvacuüm. De Tungri werden zo de dominante stam in Zuid-Limburg en Belgisch Limburg. De Bataven en Cananefaten zijn wellicht net zo in Nederland terecht gekomen, maar niemand weet precies hoe. De vreedzame onderwerping van de Bataven zou onder Caesar gebeurd kunnen zijn, maar net zo goed veel later. Wel lijkt het erop dat ze in 12 v. Chr. al een tijd bij de Rijn woonden. Volgens Tacitus stamden ze af van de Chatti. Over de Zuid-Hollandse Cananefaten zegt hij vrij weinig, behalve dat ze veel op de Bataven leken. Velleius Paterculus noemt de Cananefaten als een stam die in 4 na Chr. door Tiberius onderworpen werd. Volgens sommigen woonde de stam toen misschien nog wel in het noordoosten van Nederland. Of zou hij zich vergist hebben?

Het bezoek aan Rome van de Friese hoofdmannen Malorix en Verritus was te wijten aan de wet die hun stam verbood om op de noordoever van de Rijn te komen wonen. Hun wens werd afgewezen.
Het bezoek aan Rome van de Friese hoofdmannen Malorix en Verritus was te wijten aan de wet die hun stam verbood om op de noordoever van de Rijn te komen wonen. Hun wens werd afgewezen.

Halverwege de eerste eeuw na Chr. vonden er een paar incidenten plaats die wel aantonen dat de Romeinen nog steeds zelf bepaalden wie in hun rijk mochten komen wonen en wie niet. De noordoever van de Rijn werd hier ook bij gerekend, want dan kon de oever vrijwel onbewoond blijven zodat de rivier moeilijker te bereiken was voor eventuele vijanden. Bovendien had het leger graanvelden nodig. De Chamaven in de Achterhoek kregen dan ook opdracht hun land bij de Rijn te verlaten. Toen een groep Friese boeren in 58 zonder toestemming aan diezelfde noordoever ging wonen, kregen zij opdracht te vertrekken. De Friezen stuurden zelfs twee hoofdmannen naar Rome om de zaak te bepleiten, maar het hielp niet. Ze werden allemaal verjaagd of gedood. Waarom die Friezen naar het zuiden getrokken waren is niet helemaal duidelijk. Wel werden in diezelfde tijd de Ampsivariërs van de Eemsmonding verdreven door de Chauken, dus misschien had deze onrust in het noorden er iets mee te maken. De Ampsivariërs vroegen om een woonplaats in het Romeinse rijk, maar kregen die niet. Een groot aantal troepen werd gestuurd om te voorkomen dat de stam de Rijn alsnog over zou steken. Uiteindelijk trok de stam Germania weer binnen en ging hier op in de overige bevolking.

De Crisis van de Derde Eeuw bracht niet alleen een hoop burgeroorlog. De Germaanse invallers werden lastiger en gevaarlijker dan ooit.
De Crisis van de Derde Eeuw bracht niet alleen een hoop burgeroorlog. De Germaanse invallers werden lastiger en gevaarlijker dan ooit.

Hoewel 58 na Chr. blijkbaar een woelig jaar was, zijn er verder maar weinig van zulke gevallen bekend uit de 1e en 2e eeuw, dus ging eht toch vooral om incidenten. Tijdens de Crisis van de Derde Eeuw kwam hier verandering in. Germaanse stammen achter de Rijn werden in deze tijd agressiever en beter georganiseerd, misschien omdat ze leerden van de Romeinen en tegelijkertijd flinker werden nu het Romeinse rijk zo’n puinhoop was. Een aantal stammen in de buurt van de Rijn verenigde zich in een verbond dat de Romeinen de Franken noemden. Onder andere de Saliërs, Chamaven en Tubanten – allemaal stammen uit het oosten van Nederland – maakten hier deel van uit. De Franken begonnen tijdens de Crisis steeds vaker de Rijn over te trekken op plundertochten, zeker toen de Romeinse forten steeds vaker leeg getrokken werden om andere oorlogen uit te vechten. Toen Postumus in 260 de Franken versloeg bij Empel, liet hij een deel echter als bondgenoten in het rijk wonen: in de moeilijke situatie leek dat een slimme oplossing, “verdeel en heers”. Tegelijkertijd maakte dat wel dat andere groepjes Franken probeerden hetzelfde voor elkaar te krijgen.

De Salische Franken gingen in de 4e eeuw van de Betuwe naar Toxandrië en het Menapisch gebied.
De Salische Franken gingen in de 4e eeuw van de Betuwe naar Toxandrië en het Menapisch gebied.

De rest van de 3e en ook 4e eeuw zou dit vaker gebeuren: een deel van de Franken kreeg toestemming om als foederati (min of meer autonome bondgenoten) in het rijk te komen wonen en de grens te verdedigen. Eerst op de Betuwe en later ook zuidelijker. Nieuwe forten werden vooral door Frankische soldaten in Romeinse dienst bemand. De laatste Cananefaten, Bataven en Tungri kunnen wel eens in die Franken opgegaan zijn. De Franken waren dan ook niet zozeer een volk, maar meer een verzamelnaam voor een bepaald verband van volkjes en stammen, die onderling ook regelmatig mot hadden. Hetzelfde geldt voor de Saksen in het noordoosten en misschien zelfs voor de “nieuwe” Friezen, die de gebieden van Zeeland tot de monding van de Weser gingen bewonen. De macht van de Franken in het midden en zuiden van Nederland was in de 5e eeuw zo groot dat bijna niemand in dit land er veel van merkte toen de laatste West-Romeinse keizer werd afgezet. De Franken, Friezen en Saksen regeerden rustig hun eigen koninkrijkjes.

Helinium: de Romeinen aan de monding van de Maas

034Na Forum Hadriani bezocht te hebben trekken we verder zuidwaarts langs het Kanaal van Corbulo, tot we komen aan het punt waar het kanaal uitmondt in de Maasmonding. Tegenwoordig mondt de Maas uit in zee via zowel het Haringvliet als de verschillende riviertakken en kanalen in de Rotterdamse havenregio. In de Romeinse tijd moet er op ongeveer deze hoogte, tussen Hellevoetsluis en Naaldwijk, een zeer brede riviermonding gelegen hebben, door de Romeinen het Helinium genoemd. Volgens Plinius de Oudere lag het Bataveneiland tussen het Flevomeer en het Helinium.

Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.
Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.

Het zuideinde van het Kanaal van Corbulo lag vermoedelijk ergens in Naaldwijk. De vondst van een bronzen plaat die verwijst naar de Classis Germanica Pia Fidelis, de vloot van Germania, duidt op de aanwezigheid van de marine, zodat vermoed wordt dat er te Naaldwijk een vlootbasis lag. Een basis of ander fort is tot op heden echter niet gevonden, ofschoon de locatie, zowel aan de monding van de Maas als van het kanaal, de plaats natuurlijk veel strategisch belang gaven. De aanwezigheid van burgerlijke nederzetting of vicus is daarentegen wel degelijk aangetoond. Daarnaast bevat Naaldwijk een inheems nederzettinkje, dat op een lichte verhoging in het landschap gebouwd was. Een Romeinse villa die vlak buiten Naaldwijk gevonden is, vermoedelijk niet ver van het kanaal, is vrij bijzonder omdat het huis gedeeltelijk van steen gebouwd was en bovendien een hypocaustum bevatte, een Romeinse vloerverwarming. Iets raadselachtiger is een mijlpaal die rond het jaar 1500 teruggevonden werd; niet vanwege de inscriptie (die is overduidelijk van Marcus Aurelius en Lucius Verus, met een omschrijving die het jaar 162 aantoont) maar omdat men niet meer exact kan zeggen of de mijlpaal nu in Naaldwijk of Monster gevonden was.

Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.
Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.

Ten zuiden van het Rotterdams havengebied, te Oostvoorne, zijn in 1752 brokken van funderingen waargenomen toen het water extreem laag stond. Jan Kluit uit Brielle noemde de aangetroffen ruïne de Zeeburg. Gezien de locatie ervan is het aannemelijk dat het hier een tweede Romeins fort betrof, waarschijnlijk om het andere uiteinde van het grote Helinium te overzien. Het vermoeden is dat het valt onder de kustforten die na 173 zijn opgericht om nieuwe aanvallen van plunderaars over zee te weren, nadat Didius Julianus als gouverneur van Gallia Belgica een grootscheepse Chaukische aanval had weerstaan. Als het fort de woelige ecologische veranderingen uit de 3e eeuw overleefde, moet het dus niet letterlijk aan de kust maar wat meer naar het zuiden gelegen hebben. Het fort was vast en zeker van steen gebouwd (of herbouwd) zodat de ruïnes nog eeuwen bestonden. Wanneer het fort verzwolgen werd door de zee is niet zeker, maar het moet ergens tussen de 4e en 12e eeuw gebeurd zijn.

De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.
De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.

De zuidelijkste plaats in Zuid-Holland die een nederzetting bevat is Goedereede. Goedereede bevatte een vicus en havenplaats, maar wellicht ook een kustfort. Resten ervan werden in 1618 gezien en Oude Wereld genoemd. Opnieuw is er waarschijnlijk sprake van verstening, wat de lange bewaring van de resten verklaart. Van zowel de Zeeburg als Oude Wereld vermoeden we dat de verstening in de vierde eeuw plaatsvond. Vandaag de dag is er van de vermoede forten in Naaldwijk, Oostvoorne en Goedereede nauwelijks nog een spoor te bekennen. In elk geval is de mijlpaal nog altijd te zien in het Rijksmuseum van Oudheden.

Romeinse plaatsen in Nederland: van dorp tot stad


xantenHa, die Barbaartjes!
Als deze Romeinse soldaat door jullie land wandelt, komt hij een hoop monumenten tegen voor de plaatsen waar het rijk waar ik voor werk zoveel betekent heeft. Wat me wel opvalt is dat het meestal gaat om de militaire versterkingen, dus de forten en de wachttorens. Terwijl er natuurlijk ook een hoop burgerlijke nederzettingen waren. Goed, van een paar van die plaatsen is nog wel wat te vinden, maar van de rest al veel minder. Het lijkt me dus goed dat ik hier eens wat over uit de doeken doe.

Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!
Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!

De meeste nederzettingen in Romeins Nederland waren waarschijnlijk inheems, met name natuurlijk ten noorden van de Rijn, wat immers buiten het Romeinse gezag viel. Dit zullen dus dorpen zijn geweest die bestonden uit een aantal flinke boerderijen: niet die armzalige hutjes waar veel mensen aan denken, maar stevige woningen van aardige omvang. Meestal waren dit boerendorpen waar de mensen van landbouw leefden, al kwamen er vast ook wel eens ambachten voor, zoals een smid.

Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.
Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.

Wanneer we naar de meer Romeinse nederzettingen gaan kijken, is het misschien verstandig om toch een beetje voorzichtig te zijn met dat “Romeinse”. Veel van de bewoners waren eigenlijk alsnog inheems en hoewel de Romeinse invloed in zowel bouwstijl als levensstijl duidelijk te zien zullen zijn geweest, zullen er een hoop dingen anders geweest zijn dan in Rome zelf. Vooral de gewone man zal toch nog sterke Keltische en Germaanse elementen hebben gehad, zodat het misschien slimmer is om van een Gallo-Romeinse nederzetting te spreken. Wel waren deze nederzettingen soms minder agrarisch, zodat je qua economie al wat meer van een stadje zou kunnen spreken. Het waren dan ook vaak handelsnederzettingen, die dan ook vaak op een gunstige plaats ontstonden, zoals een kruispunt van twee belangrijke wegen of een oversteekpunt in een rivier (in feite ook een handelsweg, maar dan voor de schepen). Zo’n Romeinse nederzetting noemen we een vicus, waaruit uiteindelijk het Nederlandse woord “wijk” uit ontstaan is (je sprak het oorspronkelijk uit als “wiekoes”).

De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.
De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.

Een officiële stadsstatus hadden deze nederzettingen bijna nooit, maar daar moet bij gezegd worden dat echte stadsrechten pas lang na de Romeinse tijd (in de middeleeuwen) werden begonnen. Er was dus niet zoiets als een document dat zei dat de plaats een officiële stad was en daar bepaalde rechten aan verbond. De erkenning als stad zat vaak meer in de functie en omvang van de plaats. Wel bestond er zoiets als marktrechten. Maar zelfs een plaats zonder marktrecht kon qua grootte en economie al verdraaid veel weghebben van een stad, zelfs als er geen muur om het geheel heen stond. De vicus van Coriovallum (Heerlen) was in feite een simpele handelsnederzetting, maar de hoeveelheid huizen en de omvang van het enorme badhuis maken wel duidelijk dat dit een behoorlijk interessante plaats was. Ook de vicus van Mosae Traiectum (Maastricht) was van groot belang, vooral in de Laat-Romeinse tijd. Beide plaatsen lagen dan ook aan een zeer belangrijke handelsroute, waarbij Mosae Traiectum ook nog eens aan de Maas lag en in de Laat-Romeinse tijd bij twee forten!

Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen het geval was.
Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen op de Hunnerberg een tijdje het geval was.

Ja, ook de militaire plaatsen zijn van het belang in het ontstaan van nederzettingen en stadjes in Germania Inferior. Vrijwel altijd ontstond er een burgerlijke nederzetting bij een Romeins fort. Een vicus bij zo’n fort noemen we ook wel canabae of kampdorp. In eerste instantie, als een kamp slechts tijdelijk werd aangelegd (bijvoorbeeld ter voorbereiding van een veldtocht of als voorpost in de zomermaanden) waren de canabae ook een soort tijdelijk burgerkamp, maar naarmate de troepen meer permanent gevestigd werden en hun tenten door barakken vervingen, werden de kampdorpen ook meer vaste nederzettingen met huizen. Dat er zoveel burgers met de soldaten meetrokken is niet vreemd. Ten eerste hoorde een deel wellicht (direct of indirect) bij het leger, maar dan meer als specialist, kleermaker of een ander soort non-combattant (dus zonder mee te hoeven vechten). Ten tweede kwamen er allerlei kooplui, kroegbaasjes en “vrouwen van plezier” op af omdat er best aan dat leger te verdienen viel. Ten derde kon het zijn dat sommige soldaten allang een liefje hadden of zelfs een gezin, dat uiteraard in de buurt wilde wonen. Hoe groter de aanwezige troepen, hoe groter en meer bruisend de kampdorpen.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.

Van twee plaatsen in Nederland weten we vrij veel over hun status als Romeinse stad: Nijmegen en Voorburg. Nijmegen heeft bijna elke variant van een Romeinse plaats gezien. Het begon met de inrichting van een tijdelijk kamp op de Hunnerberg, waar 15.000 soldaten werden gehuisvest, met nog wat tijdelijke kampen eromheen en dus ook een aanzienlijk kampdorp. Wat verderop, op het Kops Plateau volgde een tweede kamp dat uiteindelijk meer permanent werd. Een stukje naar het westen ligt een derde heuvel, het Valkhof, waar een soort burgerlijke stad ontstond. De Romeinen hadden de plek namelijk uitgekozen als bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap (civitas) en dat maakte het voor de Bataafse elite, met name veteranen uit de hulptroepen, interessant om rondom dat centrum te gaan wonen. Zo ontstond daar dus een Gallo-Romeinse stad, die meestal Batavodurum (Keltisch voor “Batavenmarkt”) of Oppidum Batavorum (Latijn voor “Batavenstad” of “Batavenburg”) werd genoemd. Ondanks de naam was het dus geen inheemse burcht met een plattegrond in organische vorm. Oppidum Batavorum was gebouwd in een keurig zelfde schaakbord-patroon als veel Romeinse steden en forten: de straten waren keurig recht en vormden zo een mooie rechthoek.

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.
Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.

Zowel het fort op het Kops Plateau als Oppidum Batavorum werden bij de Bataafse Opstand verwoest door de rebellen. In het laatste geval was dat pas toen ze zich moesten terugtrekken, om hun stad niet prijs te geven aan de Romeinen. Na de opstand werd er een legioen gevestigd op de Hunnerberg en het kampdorp daaromheen zal dus een levendige plaats zijn geweest: er stond zelfs een amfitheater! Een paar kilometer ten westen van de oude Batavenstad ontstond bovendien een nieuwe nederzetting, aan de Waal. Deze handelsnederzetting groeide uit tot de stad die we kennen als Noviomagus, “Nieuwe Markt”. Die naam is toepasselijk, want de regio had al recht om markten te organiseren sinds de 1e eeuw v. Chr. Toch denkt men vaak dat keizer Ulpius Trajanus deze rechten aan de stad gaf en dat daarom de stad zijn naam ging gebruiken als Ulpia Noviomagus Batavorum. De naam is echter meer een eerbetoon aan de keizer of een uiting van trots van de stadsbewoners.

Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.
Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.

Rond diezelfde tijd werd het legioen overgeplaatst en vervangen door een klein detachement, zodat de markt in het kampdorp flink inzakte. Noviomagus bleef wat langer bruisen, maar verloor in de loop van de 2e eeuw aan betekenis, om in de 3e eeuw grotendeels verlaten te worden. Begin 4e eeuw ontstond er echter een nieuw gelijknamig handelsstadje aan de Waalkade bij het Valkhof, waar in die tijd een nieuw castellum werd gebouwd. Aan de Waalkade in Nijmegen kun je nog resten van de stadsmuur en van een hypocaustum (een Romeinse vloerverwarming) vinden. Hoewel het late Noviomagus dus veel kleiner was, woonden er wel degelijk mensen die rijk genoeg waren voor zo’n verwarming.

Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.
Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.

Voorburg of Forum Hadriani was op zijn hoogtepunt veel kleiner dan Noviomagus in zijn glorietijd. Toch moet het een tijdje de grootste Romeinse plaats in Zuid-Holland geweest zijn. Zoals Nijmegen het bestuurscentrum van de Bataven was, kozen de Romeinen deze plaats op den duur als bestuurscentrum van de Cananefaatse civitas. De stad ontstond halverwege het Kanaal van Corbulo, dat de Rijn en monding van Maas en Waal verbond. Het was dus een echt handelsstadje. De naam betekent “Markt van Hadrianus”, maar waarschijnlijk heette het stadje oorspronkelijk Municipium Cananefatum (een municipium is zoveel als een stad of gemeenschap). Opnieuw heeft de naamswijziging in Forum Hadriani tot de conclusie geleid dat keizer Hadrianus marktrechten aan de stad gaf, maar ook hier weer is het een gek idee dat een hoofdstad dat nog niet gehad zou hebben. Bovendien wordt de stad op mijlpalen van meer dan een eeuw later weer aangeduid als Municipium Aelium Cananefatum (wat opnieuw duidt op keizer Aelius Hadrianus). Een bekende theorie is dat de naam municipium op zou gaan voor een stad met beperkt stadsrecht, maar echt bewezen is dit niet.

Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)
Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)

Zoals ik al zei: waarschijnlijk bestond er geen echt Romeins stadsrecht. Vaak is de colonia aangeduid als de status van een hoogste Romeinse stad, maar in feite is dit vooral een direct gestichte Romeinse stad, met de bedoeling om hier veteranen en andere staatsburgers te huisvesten. Een soort kolonie dus, zoals de naam al doet vermoeden! Zulke steden kwamen in Romeins Nederland niet voor, maar wel elders in Germania Inferior. We kennen Colonia Ulpia Traiana (Xanten) en Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) waar opnieuw namen van Romeinse keizers en hun familie in doorklinken. (Maar ook deze steden hebben niet altijd zo geheten!) Merk je trouwens dat je in de naam van Keulen het woord colonia nog vaag terug hoort?

Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.
Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.

Dat beeld van die enorme steden vol marmer, goud en prachtige kolossale gebouwen moet je voor Romeins Nederland in elk geval niet op laten gaan. De meeste plaatsen waren geen echte steden en zelfs de steden waren relatief klein, al voor de Romeinse tijd. En dat van die stadsrechten… Tja, dat is toch een soort mythe of misverstand.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Forum Hadriani: centrum van bestuur en handel in Zuid-Holland

kaart z-hNa de Romeinse plaatsen aan de Rijn en de kust behandeld te hebben, komen we dit keer voor het eerst aan een plaats die gegarandeerd geen militair fort gekend heeft. In hartje Zuid-Holland, tussen Rijn en Maas, ligt Voorburg. Slechts weinigen zouden nu kunnen vermoeden dat deze voorstad van Den Haag ooit misschien wel de belangrijkste plaats van de regio was. Op de plek waar Voorburg nu staat lag namelijk ooit een Gallo-Romeinse stad, de noordelijkste van het Europese vasteland: Forum Hadriani.

Waarneming van het Kanaal van Corbulo, afgelopen mei bij Leidschendam. De opvallend grijze klei tussen het lichte zand en zwarte veen laat duidelijk zien waar het kanaal liep.
Waarneming van het Kanaal van Corbulo, afgelopen mei bij Leidschendam. De opvallend grijze klei tussen het lichte zand en zwarte veen laat duidelijk zien waar het kanaal liep.

Het exacte ontstaan van Forum Hadriani is onduidelijk, maar in de groei van de stad heeft de aanleg van het Kanaal van Corbulo vast en zeker een rol gespeeld. Gouverneur Corbulo hield zich rond het jaar 49 bezig met de aanleg van het kanaal. Volgens Tacitus was het kanaal vooral van economische aard en diende de aanleg om het leger, dat Corbulo op last van keizer Claudius uit de Friese gebieden had teruggetrokken, bezig te houden. Het is echter zeker niet ondenkbaar dat de aanleg eigenlijk van meer defensieve aard was, want de aanleiding voor Corbulo’s veldtocht naar het noorden was het bestrijden van piraten die de rivieren onveilig maakten. Een kanaal tussen Rijn en Maas maakte niet alleen dat als de vloot zich van Rijn naar Maas of Waal verplaatsen moest de onheilspellende Noordzee met zijn zandbanken vermeden kon worden, maar ook maakte het de tocht een stuk sneller. Ook Tacitus’ bewering dat er 23 mijl gegraven zou zijn is wat te lovend: de Romeinen hoefden waarschijnlijk alleen wat bestaande stroompjes te verbinden.

De Cananefaten kwamen in 69 AD het eerst in opstand, onder leiding van een zekere Brinno.
De Cananefaten kwamen in 69 AD het eerst in opstand, onder leiding van een zekere Brinno.

Wellicht bestond er oorspronkelijk al een belangrijke nederzetting van de Cananefaten in de omgeving, zodat deze al snel door de Romeinen aangewezen werd als bestuurscentrum voor hun stam. Dat maakt de opkomst van een Gallo-Romeins stadje, bewoond door veteranen en handelaren (vergelijkbaar met Batavodurum in Nijmegen) begrijpelijk. De exacte stichting van Municipium Cananefatum (“Cananefatenstad” of “Cananefaatse gemeenschap”) is onbekend, maar het zou kunnen dat de stad is ontstaan na de Opstand der Bataven, waarin de Cananefaten overigens zelf als eerste naar de wapens gegrepen hadden. De oorspronkelijke verdragen werden voor zover bekend grotendeels intact gelaten toen de rebellen verslagen waren en de stad kende, zoals de rest van Germania Inferior, een bloeitijd in de eeuw na de opstand.

De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg).
De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg).

Vanaf de 2e eeuw begon de stad de naam Forum Hadriani te gebruiken, wat vaak heeft geleid tot de conclusie dat keizer Hadrianus bij zijn bezoek aan Germania Inferior (121-122 na Chr.) marktrechten aan de stad gegeven had. Dat Forum Hadriani voor die tijd dit recht nog niet bezat lijkt wat vreemd, aangezien de stad als bestuurscentrum van de Cananefaatse gemeenschap moet hebben gediend. Het is in elk geval duidelijk dat de stad zich rond deze tijd met de naam van de keizer ging tooien. Mijlpalen van latere tijd uit Wateringse Veld vermelden echter een plaats die is afgekort als MAC, wat vermoedelijk staat voor Municipium Aelium Cananefatum. Zo vreemd is dat niet, omdat de tweede naam opnieuw verwijst naar keizer Aelius Hadrianus. Waarschijnlijk was dit dus de officiële naam van Forum Hadriani.

De mijlpalen van Wateringse Veld tonen de officiële naam van Forum Hadriani.
De mijlpalen van Wateringse Veld tonen de officiële naam van Forum Hadriani.

Door het gebruik van de afkorting MAC op de mijlpalen, waarvan de jongste uit de tijd van Antoninus Pius stamt, zegt men vaak dat de stad de status van municipium kreeg onder deze keizer en dus rond het jaar 150 beperkt stadsrecht zou hebben gehad. Dit is een misvatting, want stadsrecht zoals in de middeleeuwen en daarna aan plaatsen verleend werd, bestond niet in de Romeinse tijd. Wel bestond er de naam municipium, maar dit is eerder de algemene benaming voor een stad of gemeenschap dan dat het op een speciale status van een stad tussen colonia (Romeinse burgerstad) en vicus (niet-militaire nederzetting) in zou zitten.

Reconstructie-tekening van Forum Hadriani met insteekhaven. Deze lag min of meer op het zuiden.
Reconstructie-tekening van Forum Hadriani met insteekhaven. Deze lag min of meer op het zuiden.

Ondanks dat de status van de stad dus vrij informeel was, moeten we het aanzien niet onderschatten. De stad was in een keurig schaakbordpatroon gebouwd, zoals bij zoveel Romeinse steden het geval was, met een muur en dubbele gracht eromheen. Wel was de stad vrij klein met pakweg 1000 inwoners en een oppervlakte van 300 bij 400 meter. De inwoners bewoonden eenvoudige woonhuizen met winkeltjes en andere etablissementen. Ook bevatte de stad wat tempeltjes, een badhuis en een haven. De insteekhaven lag min of meer op het zuiden en kon bereikt worden via het Kanaal van Corbulo, dat in de loop der tijden nog een paar keer gerenoveerd werd in verband met verzanding. Veel dakpannen uit de stad en omgeving bevatten het teken van de Exercitus Germaniae Inferioris, het leger van Germania Inferior, en van de Classis Germanica Pia Fidelis, de vloot van de provincie, wat suggereert dat Forum Hadriani ook als vlootbasis gediend heeft.

Een piepklein stukje van het Kanaal van Corbulo, nagemaakt in Leidschendam.
Een piepklein stukje van het Kanaal van Corbulo, nagemaakt in Leidschendam.

In de Crisis van de Derde Eeuw begon Forum Hadriani leeg te lopen. De onveiligheid nam in deze periode teveel toe, zeker rond 270 toen de grensverdediging van het Gallische Keizerrijk instortte en niet door de heroverende Romeinen hersteld werd. Het merendeel van de stad werd rond 275 verlaten om in later tijden als steengroeve gebruikt te worden. Het kanaal van Corbulo, dat in dezelfde eeuw nog drie keer hernieuwd was, raakte in onbruik en verdween.

Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.
Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.

Wie vandaag de dag nog sporen van het Romeinse verleden van Voorburg en omgeving wil zien kan altijd terecht in Museum Swaensteyn of Park Arentsburgh. Het park in kwestie ligt op de plek van een groot deel van Forum Hadriani en bevat derhalve enkele informatiezuilen. Voorburg kent daarnaast ook een standbeeld voor Gnaeus Domitius Corbulo, zonder wiens kanaal er misschien geen Romeinse stad geweest zou zijn. In dezelfde gemeente, om precies te zijn in Leidschendam, zijn een paar kleine reconstructies van het Kanaal van Corbulo te vinden, waaronder een slootje met een Romeinse brug en een paar uit de grond opdoemende “Romeinse schepen”, beschilderd met Corbulo, soldaten en inheemsen. Bovendien ligt Voorburg niet ver van Rijswijk en Den Haag, waar enkele mijlpalen die melding van de stad maken gevonden zijn.

Scheveningseweg en Ockenburgh: de kleine forten van de westkust van Den Haag

ockenburghNiet alleen de Rijn kende in Nederland een reeks van forten waar troepen gelegerd werden met het oog op de defensie van de Romeinse grensprovincie. Ook aan de westkust, die voor vijanden te water een gemakkelijke prooi kon zijn, werd er op den duur op berekend. Wanneer we vanuit Lugdunum (Katwijk aan zee) door de duinen naar het zuiden trekken, komen we op den duur in het gebied waar er forten hebben gelegen die onderdeel uitmaakten van deze kustverdediging. Hoewel Den Haag in de Romeinse tijd nog niet bestond, is in deze omgeving het nodige teruggevonden.

De verdediging van de kust in de Romeinse tijd. Niet elk fort is even zeker.
De verdediging van de kust in de Romeinse tijd. Niet elk fort is even zeker. Maar Ockenburgh en Scheveningseweg zijn vrij waarschijnlijk!

Het westen van Zuid-Holland heeft nature een bodem van stevige zandgrond, die destijds gemakkelijker bewoonbaar en meer begaanbaar was de moerassige veengronden in de rest van het gebied. Het is niet ondenkbaar dat de Cananefaten de grond juist daarom gekozen hadden om op te leven. Het zou zelfs kunnen dat hun naam (‘look-meesters’) hier vandaan komt, omdat de grond goed geschikt was voor het verbouwen van look en soortgelijke groenten. Dat het goed bewoonbaar was blijkt ook wel uit de vondst van sporen van een burgerlijke nederzetting ter hoogte van de bossen van Wassenaar, die Beelaerts van Blokland in 1903 deed bij aanleg van een waterleiding. Spelden, munten en tal van andere voorwerpjes kwamen naar boven. In de eeuw daarop werden nog meer vondsten in de duinen gedaan, waaronder zelfs een vermoedelijk crematiegraf. Bloklands vermoeden van een burgerlijke nederzetting lijkt dus juist, al noemt hij vooral Bataafs en Romeins aardewerk. Van de andere kant moet er in de praktijk weinig cultureel verschil tussen Bataven en Cananefaten geweest zijn.

Eén van de paardengraven die bij Fort Ockenburgh werden gevonden.
Eén van de paardengraven die bij Fort Ockenburgh werden gevonden.

Wie de bospaden blijft volgen bereikt uiteindelijk Den Haag. De stad bestond nog niet in de Romeinse tijd, laat staan dat het een politiek centrum was. Wel telt Den Haag meerdere interessante vondsten, waaronder enkele munten her en der. Nog veel interessanter zijn echter de kustforten die zijn teruggevonden in Den Haag. Het eerste fort, aan de Scheveningseweg, wordt slechts vermoed, al zijn hier veel vondsten gedaan die duiden op militaire aanwezigheid. Meer duidelijkheid is er over het tweede fort, aangetroffen in de westelijke wijk Ockenburgh, op de plek waar nu vakantiepark Kijkduinen ligt. Het moet een zogenaamd mini-fort zijn geweest, berekend op slechts enkele tientallen ruiters. De opbouw was vrij simpel: het fort bevatte een groot, u-vormig gebouw, waarin zowel de barakken als de stallen aanwezig waren. Hieromheen lagen muur, wal en greppel, van pakweg 44 bij 42 meter.

Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het werd bezet tussen 150 en 180 en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 rutiers.
Maquette van mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag.

Minifort Ockenburgh moet gebouwd zijn tussen 150 en 180, rond de periode dat zeerovers uit het noordwesten van Duitsland, meestal van Chaukische komaf, een grotere plaag voor het lange tijd zo vredige Germania Inferior begonnen te worden. Eén aardewerkfragment vermeldt het Cohors Britonum, wat zou betekenen dat er een soldaat van dit uit Brittannia afkomstige cohort aanwezig geweest moet zijn. Afgaande op berekeningen van de omvang van het fort (170 m2) moet het 30 tot 37 soldaten bevat hebben. Indien er echter wordt uitgegaan van een indeling waarbij meerdere van de barakken als stalboxen dienden, zou fort Ockenburgh aan precies één turma van 16 ruiters ruimte geboden hebben. Paardenskeletten rondom het fort, waarvan eentje met een ernstig vergroeide ruggengraat (mogelijk door zwaar gewicht van een ruiter in pantser) lijken de theorie van een ruiterfort te bevestigen.

Meerdere mijlpalen gevonden in het zuidoosten van Den Haag!
Meerdere mijlpalen gevonden in het zuidoosten van Den Haag!

De forten van Ockenburgh en Scheveningseweg waren waarschijnlijk niet buitengewoon lang bemand. In de loop van de derde eeuw moet de situatie in Germania Inferior onveiliger zijn geworden en verslapte de Romeinse militaire aanwezigheid tegelijkertijd door interne crises, wat de onveiligheid uiteraard in de hand werkte. De forten zijn op den duur dus verlaten, maar bestaan hebben zij duidelijk. Daarnaast is Den Haag één van de plaatsen waar in de Romeinse tijd het Kanaal van Corbulo doorheen liep. Hoewel de zuidelijke helft van het kanaal in de tweede eeuw in onbruik raakte, moet de weg die ernaast liep nog in gebruik gebleven zijn. In 1997 werden in de wijk Wateringse Veld namelijk vier mijlpalen aangetroffen! De oudste stamt uit 151 en is van Antoninus Pius, waarbij verwezen wordt naar MAC (Municipium Aelium Cananefatum, oftewel Voorburg). De tweede paal is rond 212 of 213 geplaatst in opdracht van keizer Caracalla. De derde, van Gordianus III, moet tussen 242 en 244 geplaatst zijn, maar veel meer informatie is er niet op bewaard gebleven. De laatste paal is rond 250 gewijd aan keizer Decius. Inheemse aanwezigheid blijkt tot slot uit een cultusplaats, in de buurt van de Lozerlaan. De hoeken waren gericht op de windstreken, met een vorm en ligging die bij veel heiligdommen uit de IJzertijd voorkomt.

De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.
De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.

Wie vandaag de dag Romeinse zaken in Den Haag wil zien kan terecht in het Museon en Museum Meermanno. Het laatstgenoemde bevat vondsten uit onder andere Katwijk en Pompeii. In de straat Oosteinde, waar de vier mijlpalen gevonden zijn, zijn drie nieuwe mijlpalen neergezet om de oude Romeinse weg te herdenken. Tot slot is het tegenwoordig ook mogelijk om fort Ockenburgh digitaal te bekijken: aan de hand van de app van Timetravel.world kunnen nu ook driedimensionale reconstructies van het fort en de nabijgelegen vicus bekeken worden.