Colonia Claudia Ara Agrippinensium: niet op één dag gebouwd

keulenDat de Rijn de grens van het Romeinse rijk vormde blijkt wel uit alle forten en wachttorens die erlangs liggen. Tussen Xanten en Keulen, in Duitsland, vinden we castella zoals Asciburgium (Asberg), Gelduba (Gellep) Durnomagus (Dormagen), het legioenskamp Novaesium (Neuss) en meerdere wachtposten en mini-forten. Sommigen vatten alle militaire versterkingen op als een teken dat de Romeinse tijd vrij oorlogszuchtig en onveilig was, zodat er continue bewaking nodig was. Zij vergeten dat de bewaking eerder als voorzorg diende en dat uitgerekend de hoofdstad van deze provincie, Germania Inferior, aan diezelfde Rijn lag. Want ten zuiden van bovengenoemde forten vinden we Colonia Claudia Ara Agrippinensium, oftewel Keulen: de hoofdstad van Germania Inferior en van de gemeenschap van de stam der Ubiërs.

Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.
Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.

De Ubiërs stuurden waarschijnlijk al gezanten naar Caesar tijdens de Gallische Oorlog. Toen tijdens deze oorlog meer Germaanse stammen van achter de Rijn probeerden om Gallië binnen te komen, zaten de Ubiërs in een lastig pakket en vroegen Caesar om hulp tegen de Sueben. Toen Caesar de Eburonen in 54 v. Chr. ervan langs gaf, onderwierpen de Ubiërs zich nogmaals aan hem. Marcus Agrippa  gaf in 39 of 38 v. Chr. toestemming aan de Ubiërs om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen, tussen de Rijn en de Ruhr. Hun nieuwe stad werd Oppidum Ubiorum (“burcht der Ubiërs”) of Ara Ubiorum (“altaar de Ubiërs”) genoemd. Wanneer de stad precies gesticht werd is onduidelijk, maar de jaartallen 37 en 19 v. Chr. zijn de voornaamste kandidaten. Bij de stad lag een brug over de Rijn. Al vroeg in de eerste eeuw werd aan de overzijde het fort Divita gesticht, groot genoeg voor 1000 soldaten, om de stad te beschermen.

De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.
De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.

Aanvankelijk werden er bij Ara Ubiorum twee legioenen geplaatst. Na de Varusslag in 9 na Chr. waren dit Legio I Germanica en Legio XX Valeria Victrix. Dit bleef echter niet zo. Vanaf 28 na Chr. werd de omgeving van Ara Ubiorum niet langer als militaire basis gebruikt, op een vlootbasis in het zuiden na. De belangrijkste militaire plaats in Germania Inferior werd hiermee Castra Vetera, bij Xanten, waar nog wel twee legioenen geplaatst zaten. Ara Ubiorum daarentegen werd de hoofdstad van Germania Inferior gemaakt en werd hiermee het centrum van zowel het militaire als burgerlijke bestuur. Pas in 54 na Chr. werd de stad waarschijnlijk uitgeroepen tot Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA), in veel boeken kortweg Colonia Agrippina of Colonia Agrippinensis genoemd. De bewoners werden op den duur niet zozeer Ubiërs maar eerder Agrippinensen genoemd.

Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.
Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.

Als colonia moet CCAA als een kleine versie van Rome zijn ontworpen. Er zal dus een Capitool geweest zijn, een heiligdom waar de Capitolijnse Drieëenheid (Jupiter, Juno en Minerva) werd vereerd. Dit was gebouwd op een kunstmatige heuvel, waar nu de Sint-Maria im Kapital staat. Een ander zeer belangrijk gebouw was het praetorium, het hoofdkwartier van de troepen in Germania Inferior, dat in deze tijd nog een militair grensdistrict was en derhalve militaristischer van aard. Met 3,5 hectare was het praetorium één van de grootste gebouwen in heel Germania Inferior, waarvan de oostelijke muur op de Rijn uit keek. Het was in ditzelfde gebouw dat gouverneur Vitellius in januari 69 tot keizer werd uitgeroepen, waarop hij met zoveel mogelijk troepen naar Rome marcheerde.

Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.
Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.

De Ubische bevolking leed in de herfst van 69 onder invallen van Germaanse stammen van achter de Rijn, zoals de Chatten en Mattiaci, toen die zich bij de Bataafse opstand aansloten. Weliswaar wist men CCAA nog een tijdje veilig te stellen, maar wellicht creëerde dit een vals gevoel van veiligheid, zodat er begin 70 een heuse samenzwering in een woonhuis van de stad werd opgezet: de Treverische commandanten Julius Tutor en Julius Classicus en de Lingonische hoofdman Julius Sabinus kwamen hier met wat vertegenwoordigers van de Ubiërs en Tungri bijeen om te bespreken hoe zij zich zo listig mogelijk bij de opstand konden aansluiten. Sabinus droomde hierbij zelfs van een Gallisch keizerrijk met hemzelf aan het hoofd. Toen de Romeinse officier Gaius Dillius Vocula lucht kreeg van de samenzwering trok hij in zijn eentje naar de stad, maar ontmoette daar tot zijn verrassing Claudius Labeo, de neef van Julius Civilis, die aanbood om hem te helpen de opstand tegen te werken.

Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.
Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.

De plannen mochten niet baten, want in de weken daarna wonnen de rebellen alleen maar aan terrein, tot Classicus uiteindelijk voor de poorten stond en de stad dwong trouw te zweren aan het Gallische rijk. Kort daarna hadden de rebellen bijna alle forten veroverd. De Germaanse bondgenoten achter de Rijn drongen aan op plundering van CCAA, erop wijzend dat de bevolking zijn Germaanse afkomst verraden zou hebben door in deze zeer Romeinse stad te wonen die van Germaanse reizigers die de stad in wilden een tol eiste en hen verbood wapens te dragen. Civilis en Classicus zagen hier echter geen heil in omdat dit de steun voor de opstand in de streek kon doen afbrokkelen en omdat Civilis’ zoon zich nog als gijzelaar in de stad bevond. Van de Tencteren moesten de muren in elk geval worden afgebroken, maar de Agrippinensen zeiden tactvol dat ze de tol op zouden heffen en dat de muren beter konden blijven staan om een beleg van Romeinse heroveringstroepen te weerstaan. De Agrippinensen speelden het spel slim, want toen de Romeinse legioenen van Cerialis naar het noorden oprukten, waren ze erin geslaagd de Friese en Chaukische krijgers die de stad bezetten dronken te voeren en op te sluiten in een gebouw dat vervolgens in brand gestoken werd. Tevens konden ze de vrouw en zuster van Civilis en de dochter van Classicus, alle drie achtergelaten als gijzelaars, aan Cerialis uitleveren.

CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.
CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.

De Agrippinensen hadden op de juiste kaarten ingezet, want uiteindelijk verloren Civilis en zijn rebellen de strijd. CCAA had zware klappen gehad maar had overleefd en bloeide hierna op als nooit tevoren en bereikte op zijn hoogtepunt een omvang van bijna een vierkante kilometer. Toen Germania Inferior in de jaren 80 van de eerste eeuw tot “echte” provincie verheven werd, werd het praetorium van de opperbevelhebber omgedoopt tot het paleis van de voortaan civiele gouverneur. De stad bevatte tempels voor onder andere Mars, Mithras, Isis, Serapis, Rhenus (de Rijn) en Portunus, de god van de havens en rivierhandel. Als knooppunt tussen de Rijn en de Via Belgica, een belangrijke handelsweg die vanuit Boulogne naar het oosten liep, was CCAA de rivier dan ook veel verschuldigd. Vanuit de Belgische en Limburgse lössgrond werden er grote hoeveelheden graan en ander voedsel aangevoerd om via de Rijn naar de militaire versterkingen verspreid te worden. Verder bevatte de stad waarschijnlijk een gokhuis en was het de enige stad in Germania Inferior die naast een amfitheater ook een daadwerkelijk theater had voor toneelstukken. Daarnaast wemelde het er al van de ambachtslieden. Er werd zelfs al een soort eau de Cologne geproduceerd!

Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.
Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.

De stad raakte opnieuw in de problemen tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, hoewel het de enige stad in Germania Inferior was die in die eeuw nog groei doormaakte en 25000 inwoners telde. In 260, toen de troepen van generaal Postumus in opstand kwamen tegen onderkeizer Saloninus, werd de stad waarin de laatstgenoemde zich bevond belegerd. Men zegt wel dat er zodoende twee Gallische keizerrijken in Keulen zijn uitgeroepen, maar dat is niet echt waar: het eerste Gallische keizerrijk kwam sowieso nooit echt van de grond en het tweede werd in zijn eigen tijd nooit zo genoemd, maar staat enkel bekend omdat de machtsbasis zich in Gallië concentreerde zonder zich ooit op de verovering van Rome te richten. In plaats daarvan werden er residenties in de Gallische provincies gebouwd, waaronder in CCAA.

Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.
Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.

Het Gallische rijk viel in 276 toen keizer Aurelianus het heroverde – een zet die de grensprovincie lelijk uitdunde. Hoewel Colonia Agrippina bleef bestaan, was het achterland van de stad aanzienlijk dunner bevolkt. In 280 probeerden twee officieren genaamd Bonosus en Proculus het werk van Postumus dunnetjes over te doen door vanuit Keulen hun eigen onafhankelijke rijk uit te roepen, maar dit was van korte duur. Tussen deze tijd en de vroege 4e eeuw zal er voor het eerst christendom zijn opgedoken in Keulen, wat hiervoor al vele cultussen uit verschillende delen van het rijk kende. Goden als Isis, Serapis en Mithras waren populair onder Romeinse veteranen, waar het in de stad van wemelde, maar Constantijn de Grote maakte in een decreet interessant genoeg ook melding van een aanzienlijke Joodse minderheid.

In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.
In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.

Ondanks dat Keulen groot en belangrijk bleef kreeg de stad in de vierde eeuw enkele gevoelige klappen, vaak als er weer Germaanse invallers zoals de Franken of Alemannen het rijk binnendrongen. Rond 355 was de stad in Germaanse handen, maar de nieuwe onderkeizer Julianus wist hem te heroveren. Hoewel de stad weer in Romeinse handen was en van groot belang bleef, was dit wel een keerpunt. De rijke economie herstelde hierna niet meer helemaal. Een halve eeuw hierna verloren de Romeinen alle controle over de Rijngrens, hoewel men aanspraak op Keulen bleef maken. In de vijfde eeuw leed de stad onder invallen van de Bourgonden en Hunnen: niet de Romeinen maar de Franken ontzetten Keulen. In 456 zag de Romeinse generaal Aegidius zich gedwongen om toe te geven dat Keulen een Frankische stad was geworden. Toch bleef de Romeinse erfenis hangen. Keulen werd een aartsbisdom waarvan de kerkprovincie tot in de 16e eeuw over de hele Lage Landen reikte; de aartsbisschop bestuurde de stad zelf en had zelfs de titel van keurvorst. Tot op de dag van vandaag zijn er resten van de Romeinse stadsmuren te zien.

Tarquinius Priscus, de Etruskische koning van Rome (616-579 v. Chr.)

tarquiniusDe eerste vier koningen van Rome waren afwisselend Romeins en Sabijns. Met de vijfde koning kwam hier verandering in: deze was immigrant en afkomstig van Etruskisch grondgebied. Zijn naam was Lucius Tarquinius Priscus of Tarquinius de Oudere.

voortekenVolgens de legendarische overlevering zou Tarquinius zelf niet geheel van Etruskisch bloed zijn geweest, maar was zijn vader een Griek genaamd Demaratos, geboren in Korinthe. Demaratos had zich gevestigd in de stad Tarquinii, de belangrijkste van de Dodekapolis, de Etruskische Twaalfstedenbond. Hier had Demaratos een Etruskische vrouw gekozen en een zoon gekregen. Als zoon van een immigrant had Tarquinius geen volledige mogelijkheid om zijn hogere ambities te ontplooien in Tarquinii, dus vertrok hij uiteindelijk naar Rome samen met zijn vrouw Tanaquil, die altijd steevast achter hem stond. Zo trokken zij naar Rome, wat in die tijd nog een aristocratie zou hebben gekend. Maar vlak voor het binnengaan van de stad gebeurde er iets vreemds. Een roofvogel dook plotseling omlaag en rukte Tarquinius’ hoed van zijn hoofd. Even vloog het dier met het hoofddeksel rond, maar tot ieders verbazing zette het de hoed vervolgens weer terug op het hoofd van de eigenaar. Tanaquil wist het meteen zeker: een voorteken! Haar man was voor grootse dingen voorbestemd!

Rome grensde in haar eerste eeuwen aan de Etruskische twaalfstedenbond. In de tijd van koning Tarquinius moet Rome onder Etruskische invloed zijn geweest.
Rome grensde in haar eerste eeuwen aan de Etruskische twaalfstedenbond. In de tijd van koning Tarquinius moet Rome onder Etruskische invloed zijn geweest.

Tarquinius deed zo hard zijn best als hij kon om een volwaardige Romein te worden en al zijn talenten te benutten. Allereerst nam hij een Romeinse naam aan: Lucius Tarquinius, waarbij de familienaam overduidelijk verwees naar zijn geboortestad. De uiterst Romeinse voornaam Lucius zou volgens Livius een verbastering zijn van Lucumo. Daar moet bij gezegd worden dat deze naam verdacht veel lijkt op lauchme, het Etruskische woord voor “koning”. Als dat zo is zou de naam van deze (andermaal legendarische) koning dus kunnen slaan op een koning uit Tarquinii, wat duidt op een Etruskische dominantie over Rome. Zover was het nog lang niet, maar door zijn vermogen zo nuttig mogelijk aan te wenden en ieder die hij kon van raad te voorzien, wist Tarquinius zichzelf erg populair te maken in de stad. Ook koning Ancus Marcius was erg onder de indruk van hem en benoemde hem uiteindelijk zelfs tot voogd van zijn kinderen. Tarquinius werd zodanig geliefd in Rome dat, toen de koning in 616 v. Chr. overleden was, Senaat en volksvergadering Tarquinius als de nieuwe koning verkozen, tot grote teleurstelling van de zonen van Ancus, die echter nog te jong waren voor het koningschap.

Tarquinius Priscus bouwde de Cloaca Maxima en het Circus Maximus.
Tarquinius Priscus bouwde de Cloaca Maxima en het Circus Maximus.

Tarquinius bleek een bekwaam vorst, die alles in het werk stelde om Rome zo goed mogelijk te besturen en tot een volwaardige stad te verheffen. Hij begon de bouw van de stadsmuur en de aanleg van de Cloaca Maxima: het riool van Rome. Voorheen stroomde het afvoerwater van de Romeinse huizen via natuurlijke stromen naar de rivier, maar dit was allerminst praktisch bij de aanleg van nieuwe wijken, wat wel bleek na een grote overstroming. Derhalve werden stukken moeras drooggelegd door het water via de Cloaca Maxima af te voeren. Omdat het vooral voor drainage diende, was het in eerste instantie een open riool. Dit zou later veranderen vanwege de drukte rondom een ander project van Tarquinius: Circus Maximus. Dit enorme hippodroom (stadion voor paardenrennen) werd aangelegd op de plek waar volgens de legende de Sabijnse maagdenroof had plaatsgevonden, in de vallei tussen de Palatijn en de Aventijn. (Het latere paleis van de Romeinse keizers zou vanaf de Palatijn grenzen aan het circus.) Wel was het circus op dit moment nog een eenvoudige renbaan: tribunes en stallen zouden pas in de tijd van de republiek gebouwd worden.

Mogelijk zag de tempel op het Capitool er zo uit.
Mogelijk zag de tempel op het Capitool er zo uit.

Tot slot was Tarquinius verantwoordelijk voor de bouw van de tempel voor Jupiter Optimus Maximus, op het Capitool. Dit was voor Tarquinius een erg persoonlijk project waarmee hij iets heel bijzonders wilde nalaten. Er werd een Etruskische kunstenaar genaamd Vulca, die meerdere beeltenissen Jupiter voor de tempel verzorgde, waaronder het grote beeld in de cella, de heilige ruimte met het beeld. De bouw van de tempel zou echter pas na de dood van Tarquinius voltooid worden. Ook verhoogde Tarquinius het aantal senatoren door 100 nieuwe leden toe te laten, waaronder de familie der Octavii, de voorouders van keizer Augustus.

Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.
Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.

Minder vreedzame kanten aan Tarquinius’ regering waren er ook. Zijn eerste oorlog was tegen de Latijnen, waarbij hij de stad Apiolae plunderde in 588 v. Chr. Vervolgens kreeg hij het aan de stok met een Sabijnse aanval, gesteund door troepen van vijf Etruskische steden, wat de reden voor Tarquinius’ verdubbeling van de cavalerie was. Er werd zelfs gevochten tot in de straten van Rome, maar de Romeinen wisten de invallers te verslaan. Uiteindelijk won Tarquinius de strijd en wist bij de onderhandelingen de stad Collatia te bemachtigen, waar hij zijn neefje Arruns Tarquinius Egerius het bevel over gaf. Op 13 september 585 v. Chr. vierde Tarquinius Priscus zijn triomf in Rome. Hierna werden nog meerdere Latijnse steden aan het Romeinse grondgebied toegevoegd. De vijf Etruskische steden van de Sabijnse oorlog verklaarden echter de oorlog toen vrijlating van de krijgsgevangenen uitbleef, waarna ze al snel hulp kregen van nog de andere Etruskische steden. Ook zij werden na enkele moeizame veldslagen verslagen.

Koning Tarquinius de Oudere vraagt advies aan Attus Navius de augur. De wetsteen lijkt hier vervangen door een stenen zuil.
Koning Tarquinius de Oudere vraagt advies aan Attus Navius de augur. De wetsteen lijkt hier vervangen door een stenen zuil.

Hoewel de bouw van de tempel een godsdienstige zaak was en Tarquinius als een rechtvaardig vorst te boek staat, kwam hij wel degelijk een paar maal in botsing met de Romeinse geestelijkheid. Het meest beroemde voorval was met de augur Attus Navius, die na Etruskisch onderricht alle andere zieners van zijn tijd zou hebben overtroffen. Toen Tarquinius voorstelde de cavalerie te verdubbelen, waarbij de drie nieuwe eenheden naar hemzelf en zijn twee beste vrienden genoemd zouden worden, uitte Navius hier kritiek op. Koning Romulus had de indeling van de cavalerie bepaald aan de hand van gunstige vogelschouw door de augures. Volgens Navius kon dit dus alleen worden gewijzigd na een nieuwe vogelschouw die de gunst van de goden bekrachtigde. Koning Tarquinius vroeg hierop aan Navius of het mogelijk was dat hetgeen wat hij nu, op dit moment, in zijn gedachten had, kon worden verwezenlijkt. Navius deed een vogelschouw en leidde af dat de goden zeiden dat dit kon. Tarquinius verklaarde dat hetgeen in zijn gedachten het splijten van een wetsteen met een scheermes was. Toen men dit uitprobeerde bleek dit inderdaad te lukken. Om dit wonder te gedenken liet Tarquinius een standbeeld voor Navius oprichten op de trappen van het Senaatsgebouw. Scheermes en wetsteen werden als relieken begraven en het aanzien van de augures was voorgoed bevestigd.

De fasces, die in Rome gedragen werd door de lictoren, werd volgens de overlevering door Tarquinius Priscus ingevoerd.
De fasces, die in Rome gedragen werd door de lictoren, werd volgens de overlevering door Tarquinius Priscus ingevoerd.

Tarquinius Priscus doorbrak de gewoonte waarin de keuze van de troonopvolger volledig aan Senaat en volk werden overgelaten. Hij wees zijn adoptiefzoon Servius Tullius aan als zijn opvolger, waarmee hij zowel zijn eigen zoons als de zoons van Ancus Marcius passeerde. Verder introduceerde hij tijdens zijn koningschap Etruskische gebruiken en regalia, zoals de scepter, purperen mantel en curulische zetel. Ook introduceerde hij Etruskische zaken in het bestuur: de fasces (bundel roeden met een bijl) van de lictoren en de toga praetexta (toga met purperen zoom) en ring van de senatoren. In het leger introduceerde Tarquinius de paludamentum (siermantel van opperofficieren), de phalera (schotelvormige onderscheiding) en de tuba (langwerpige bazuin). Uiteindelijk brak Tarquinius’ keuze voor opvolging hem zuur op: de zonen van Ancus Marcius ensceneerden een rel waarbij de koning dodelijk getroffen werd op het hoofd. Zijn vrouw Tanaquil doorzag het plan van de zoons echter en verklaarde valselijk dat Tarquinius alleen gewond was, zodat zij in de verwarring Servius Tullius als regent aan kon stellen. Servius Tullius zou het werk van Tarquinius voortzetten, maar de vijandige sfeer waarin hij op de troon was gekomen zou zijn einde uiteindelijk nog veel tragischer maken…

Het koningschap van Romulus en de Sabijnse maagdenroof (753-716 v. Chr.)

SabijnenDe Romeinse koningstijd is gehuld in mythen en legenden. De meest beroemde schrijver over deze periode is ongetwijfeld Titus Livius, de auteur van Ab urbe condita (“Vanaf de stichting van de stad”) waarin hij de Romeinse geschiedenis tot aan het begin van het Principaat beschrijft. Livius was net als Vergilius een persoonlijke vriend van keizer Augustus en had ook een dubbele bedoeling met zijn werk: het volk moest na enkele decennia burgeroorlog weer de goede zeden uit vroegere tijden leren kennen. Maar bovenal ging het erom dat duidelijk werd hoe Rome door veel moed en hard werk van stadstaat tot wereldrijk was uitgegroeid.

De zeven heuvels van Rome. Volgens de legenden wordt hiervan de Quirinaal als laatste toegevoegd. (De Palatijn werd later de woonplaats van de Romeinse keizers en is derhalve de bron van het woord "paleis".)
De zeven heuvels van Rome. Volgens de legenden wordt hiervan de Quirinaal als laatste toegevoegd. (De Palatijn werd later de woonplaats van de Romeinse keizers en is derhalve de bron van het woord “paleis”.)

Want Rome was oorspronkelijk begonnen als een kleine stad of nederzetting. Volgens het verhaal probeerde de eerste koning, Romulus, de stad te laten groeien door het nieuws te verspreiden dat Rome een toevluchtsoord zou zijn voor eenieder die met een schone lei zou willen beginnen. Vandaar dat de bevolking in zijn tijd al snel voor het overgrote deel bestond uit misdadigers, vluchtelingen en ontsnapte slaven. Al snel begon de op de Palatijn gestichte stad zich uit te breiden naar de omliggende heuvels: de Aventijn, de Esquilijn, het Capitool, de Coelius en de Viminaal. Rome groeide als kool! Toch was er een probleem. Onder de grote stroom van nieuwe bewoners zaten bijna alleen maar mannen. Dat zou de stad al snel weer in problemen kunnen brengen zodra deze generatie bewoners ouder werd. Dan zou er enorme vergrijzing en uiteindelijk een net zo enorme bevolkingsafname plaatsvinden.

Rome begon als één van de Latijnse nederzettingen ten oosten van de Tiber. Ten noordoosten woonden de Sabijnen.
Rome begon als één van de Latijnse nederzettingen ten oosten van de Tiber. Ten noordoosten woonden de Sabijnen.

Vlakbij de stad woonden echter Sabijnen. Dit was een Italische volksstam die tussen de 8e en 3e eeuw v. Chr. ten noordoosten van Rome woonde, in het bergachtige gebied tussen de Anio, de Tiber en de Nar. Dit gebied heet tegenwoordig dan ook Sabina. Zij hadden meerdere nederzettingen in deze streek, maar volgens het verhaal betrof het hier een groep Sabijnen die woonden op de Quirinaal, een heuvel die toen nog ten noorden van Rome lag. Romulus nodigde hen als gasten uit op de consualia, spelen ter ere van Consus, de Romeinse god van de geborgen oogst. Zijn feestdag vond tweemaal in het jaar plaats: op 21 augustus en op 15 december. De wagenrennen werden dan niet gehouden met paarden maar met muildieren, omdat dit zijn heilige dieren waren. De Sabijnen gingen met plezier op de uitnodiging in. Ook andere naburige stammen kwamen kijken: de Caeninanen, de Antemnaten en de Crustumini.

De Sabijnse maagdenroof, door Johann Heinrich Schönfeld.
De Sabijnse maagdenroof, door Johann Heinrich Schönfeld.

Romulus zelf nam tijdens de wagenrennen plaats tussen de senatoren. Hij was gekleed in kostbaar purper. Op een gegeven moment stond hij op, schikte zijn mantel en sloeg die weer om zich heen. Dat was het teken! Onmiddellijk trokken de Romeinse mannen hun wapens en stormden op de gasten af. De mannen en volwassen vrouwen werden verjaagd, maar de jonge huwbare dochters werden gevangen genomen. Het waren er 683! Vervolgens werd er min of meer afgedwongen dat de meisjes Romeinse mannen huwden. Volgens Livius was er geen sprake van seksuele vergrijpen, maar werden de Sabijnse maagden met allerlei beloften overgehaald. Beloften zoals vrije keuze van een echtgenoot en dezelfde rechten als een volwaardige Romeinse vrouw. Wel zijn er teksten die suggereren dat een hoop van die mooie beloften niet per se uit kwamen. Livius schrijft dat Romulus zelf individueel met ieder meisje sprak om haar te overtuigen van zijn goede wil.

De roof van de Sabijnse maagd, door Giambologna.
De roof van de Sabijnse maagd, door Giambologna.

Naar moderne maatstaven kan “goede wil” natuurlijk al met flinke argusogen bekeken worden, maar ook in die tijd werd de Sabijnse maagdenroof zeker niet als acceptabel gezien. Het was bovendien een grove schending van de gastvrijheid. Vergelding kon dan ook niet uitblijven. De eerste die actie ondernam was de koning van Caenina, een stad niet ver van Rome. Romulus wist het vijandige leger echter te verslaan en de koning werd gedood, waarna de Romeinen Caenina al snel wisten in te nemen. Bij terugkomst in Rome bouwde Romulus een tempel voor Jupiter Feretrius, wat volgens Livius de eerste tempel in Rome was. Vervolgens vielen de Antemnaten aan, maar ook hun stad werd ingenomen, gevolgd door die van de Crustumini. Het resultaat van deze innames was vermenging van de bevolkingsgroepen. Romeinse kolonisten werden naar Antemnae en Crustumerium gestuurd, terwijl van daaruit de families van de ontvoerde meisjes ook weer naar Rome trokken.

De Sabijnen vermoorden Tarpeia. Blijkbaar was man een verraadster geen dank verschuldigd.
De Sabijnen vermoorden Tarpeia. Blijkbaar was man een verraadster geen dank verschuldigd.

Uiteindelijk waren alleen de Sabijnen nog over, onder leiding van hun koning Titus Tatius. Na een lange voorbereiding gingen ook zij op de aanval over, juist nu Rome flink vermoeid was door de oorlog met de andere stammen. De aanval was flink hevig en uiteindelijk werd Rome belegerd door de Sabijnen. Het verraad kwam van Tarpeia, de dochter van Spurius Tarpeius, die het commando voerde over de citadel van Rome: het Capitool. Tarpeia sloop het kamp van de Sabijnen in en bood aan hen toegang tot de stad te geven, in ruil voor een beloning. Haar oog viel op de gouden armbanden van de Sabijnen, dus vroeg zij als beloning slechts wat zij aan hun linkerarm droegen. Zodra zij de poort echter geopend had wierpen de Sabijnen massaal hun schilden over haar heen en verpletterden haar: die schilden droegen zij immers aan hun linkerarm. Vervolgens smeten ze haar lichaam van een hoge rots op het Capitool. Sindsdien heet die plek de Tarpeïsche Rots, vanwaar verraders, moordenaars en plegers van meineed werden geworpen bij wijze van doodstraf.

Het ingrijpen der Sabijnsen, door Jacques-Louis David.
Het ingrijpen der Sabijnsen, door Jacques-Louis David.

Nu werd het een verbeten strijd, waarbij de Romeinen de vijand uit de citadel moesten zien te krijgen. Toen hun commandant Hostus Hostilius sneuvelde, dreigden de Romeinen teruggedreven te worden naar de poorten van de Palatijn. Romulus riep echter de goden aan en zei een tempel voor Jupiter Stator te bouwen op de plek. Met nieuw moreel wonnen de Romeinen weer terrein en de Sabijnen werden teruggedreven. Maar toen kwam er een plotselinge interventie: de Sabijnse vrouwen, waarvan meerdere intussen al moeder geworden waren, waren het bloedvergieten blijkbaar beu en gingen tussen beide partijen instaan. Bij de Romeinen stonden hun echtgenoten, bij de Sabijnen hun vaders. De vrouwen zeiden liever zelf eerst te sterven dan dat zij hun vader of echtgenoot moesten verliezen. De mannen kregen berouw van hun wreedheid jegens elkaar en de vrouwen en legden prompt de wapens neer.

De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door Griekse hoplieten en Samnitische en Etruskische krijgers. (Tekening door Richard Hook.)

Nu het conflict verworpen was besloten Titus Tatius en Romulus om samen te regeren, bij wijze van verzegeling van de nieuwe bloedband tussen beide volkeren. Alle burgers werden Romeinen genoemd, de De Quirinaal werd de zevende heuvel van Rome en voor vijf jaar was er een gedeeld koningschap. Toen sloeg het noodlot toe en werd Tatius vermoord door wraakzuchtige ambassadeurs uit Lavinium. Romulus regeerde daarna alleen verder. Hij verdeelde het Romeinse volk in drie tribi: de Ramnites, de Tities en de Luceres. Elke tribus werd weer opgedeeld in tien curiae, die allemaal bij elkaar de Comitia curiata vormden, de Romeinse volksvergadering. De curiae werden weer opgedeeld in tien gentes, waaruit de Romeinse familienaam zouden voorkomen. De volksvergadering zou de voorstellen van de Senaat en de koning goed- of afkeuren.

Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.
Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.

De aardig strijdlustige Romulus bleef nog twee decennia koning en breidde in die tijd het gebied nog verder uit, waarbij hij meerdere koloniën stichtte. Een grote overwinning behaalde hij op Fidenae, toen dit Romeinse voorraden had gestolen tijdens een hongersnood. Ook onderwierp hij de Crustumini nadat die Romeinse kolonisten gedood hadden. De Etrusken in Veii kwamen in actie tegen de Romeinse bezetting van Fidenae en werden hierop verslagen: er werd een honderdjarig pact gesloten en er werden vijftig Veiische edelen als gijzelaars geleverd. Toen Romulus’ grootvader Numitor stierf, kreeg Romulus als zijn erfgenaam ook de kroon van Alba Longa, waarbij hij een Romeins staatsmodel invoerde en de Albanen ieder jaar hun eigen gouverneur mochten kiezen. In Rome zelf werd zijn verhouding met de Senaat steeds slechter, daar Romulus vrij despotisch regeerde en geen toestemming aan het patriciaat vroeg voor de verdeling van veroverd land.

Romulus als Quirinus op een munt uit de 1e eeuw v. Chr. (met Ceres op de andere zijde). Quirinus was waarschijnlijk een Sabijnse oorlogsgod, maar kreeg door zijn associatie met Romulus een Romeins jasje.
Romulus als Quirinus op een munt uit de 1e eeuw v. Chr. (met Ceres op de andere zijde). Quirinus was waarschijnlijk een Sabijnse oorlogsgod, maar kreeg door zijn associatie met Romulus een Romeins jasje.

Uiteindelijk verdween Romulus op een dag spoorloos. Toen hij op de Quirinaal een publieke offerceremonie hield, verdween hij op geheimzinnige wijze in een onweer of storm. Er gingen geruchten dat de Senaat erachter zat, maar de senatoren trachtten de verdenking af te weren met de verklaring dat Romulus waarschijnlijk niet gestorven maar onder de goden opgenomen was. Een voorname man genaamd Proculus beaamde dat: onder ede verklaarde hij dat hij had gezien hoe Romulus in volle wapenrusting naar de hemel was opgestegen, met de uitroep dat men hem voortaan Quirinus (“speer-drager”) moest noemen. De gens Iulia, die net als Romulus zou afstammen van Aeneas, steunde de verering van Romulus als Quirinus, een Sabijns-Romeinse oorlogsgod. (Mars stond in deze vroege tijden nog voor landbouw.) Uiteindelijk vereerden allen hem als een god. Toen de koningin-weduwe Hersilia ernaar snakte haar man weer te zien, gaf Juno haar het advies om naar het heilige bos van Quirinus op de Quirinaal te gaan. Daar verdween ook Hersilia, die sindsdien in het het heiligdom van Quirinus als Horta Quirini vereerd werd, een beschermgodin van het huwelijk. Zo eindigde zij naast haar echtgenoot, te midden van de goden.

De dominante Domitianus

domitianusDe na het Vierkeizerjaar aan de macht gekomen Flavische dynastie telt maar weinig keizers. Al met nummer drie komt er een einde aan de lijst. Maar dat was misschien ook aan het karakter en de regeringsstijl van deze keizer te weten, die veel harder, eigenzinniger en ijdeler was dan zijn vader en broer waren geweest. Zijn naam was Domitianus. Verder lezen De dominante Domitianus