Germania Secunda onder de Tetrarchie en de Constantijnen (285 t/m 355 na Chr.)

comitatussoldier15De Crisis van de Derde Eeuw wordt vanaf het jaar 285 geacht afgelopen te zijn. Voor het eerst sinds tijden kwam er een sterke alleenheerser op de troon die een langdurig en stabiel regime wist te handhaven. De drastische bestuurshervormingen die keizer Diocletianus hierbij hanteerde veranderden de aard van het keizerschap, dat een meer monarchale en sacrale rol kreeg: het zogenaamde Dominaat. Tevens verdeelde hij het rijk in twee bestuurshelften, wat op lange termijn de splitsing van het Romeinse rijk ten gevolg zou hebben. Provincies werden hervormd en in 292 uitgebreid heringedeeld: Gallia Belgica werd opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior wordt vanaf deze periode vaak Germania Secunda genoemd.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.

Diocletianus werkte hard aan de hervormingen van het rijk. Ook het belastingstelsel werd hervormd. Daarbij werd er met harde hand geëist dat de boeren hun land bewerkten en bleven bewerken. Het was de eerste stap naar het erfelijk worden van de boerenstatus, wat in de middeleeuwen zou uitmonden in horigheid en lijfeigenschap. Nodeloos te zeggen dat de regering en het leger niet populair waren bij de boerenbevolking. Het leger had de laatste decennia de nodige verwoesting aangericht en het platteland had hier zwaar onder geleden. Omdat handel en bescherming sterk gelokaliseerd waren, was de loyaliteit aan de staat flink gedaald. Het leger had ondertussen geen binding meer met de staat, mede omdat de senatoren niet meer mochten functioneren als opperofficieren en steeds meer manschappen buitenlandse huurlingen waren. Toen Diocletianus de regering van de westelijke rijkshelft overliet aan Maximianus, werkte deze hard aan de hernieuwing van de grenslinie en het verslaan van de Bagauden, een troep van rondzwervende opstandige Gallische boeren.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt. Bij de Wezer de Saksen.

Zoals gezegd werd een groot deel van de bevolking van ons land in deze tijd geacht te vallen onder het losse verbond van de Franken. De etnische en politieke eenheid van deze Germanen moet niet worden overschat. Nog tot laat in de 5e eeuw is er sprake van tal van kleine koninkrijkjes: de Romeinen hadden in de loop der eeuwen wel vaker arbitraire verzamelnamen gebruikt voor bepaalde bevolkingsconcentraties (“Germanen” en “Belgen” zijn hier al voorbeelden van). De Franken waren dus geen Germaanse stam of een hechte coalitie, maar meer een verzamelnaam van stammen die op een bepaald punt als een verbond gezien waren, ofschoon zij in de loop der eeuwen nog vaak genoeg verdeeld waren. Maximianus kreeg het in elk geval al vroeg in zijn keizerlijke carrière aan de stok met deze mensen. Aan de Neder-Rijn, nabij Colonia Agrippinensis, moest hij een taaie strijd leveren met een groep Franken van achter de Rijn. Hoewel hij hen niet wist te onderwerpen, slaagde hij erin hen buiten het rijk te houden.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

De bevolking in de Lage Landen was in de loop van de 3e eeuw flink in “beweging”. Niet alle mensen die deze kant op kwamen werden door de Romeinen onder de Franken gerekend. De meer noordoostelijke bevolking werd door de Romeinen vaak als onderdeel van de Saksen aangeduid. Maar of men nu als Frank of als Saks werd aangemerkt: beide groepen konden een gevaar vormen voor de Romeinen. De Saksen waren beruchte zeerovers op het Kanaal en de Noordzee, waar de Franken overigens ook wat van konden. Rond 285 waren de zogenaamde Salische Franken bovendien onder Saksische druk de IJssel overgestoken en op de Veluwe neergestreken. Niet-onderworpenen zo dicht bij de Rijn konden een aardige bedreiging vormen voor de scheepvaart. Om van opstandige onderworpenen nog maar helemaal te zwijgen, want de Frankische foederati op de Betuwe konden soms vrij onbetrouwbaar uit de hoek komen.

De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.
De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.

In 287 beoorloogde Maximianus dan ook Gennobaudes, de oudste Frankische vorst die nog bij naam bekend is. Gennobaudes en zijn chiefdom werden niet verdreven: in plaats daarvan werd hij als vazal onderworpen en officieel door Maximianus tot koning verheven, zoals de Romeinen wel vaker met Germaanse vazallen gedaan hadden. Een dergelijke eer maakte de kans op loyaliteit van de vorst iets groter, terwijl zijn mensen op deze manier ook aan hem alleen gebonden bleven. Dat betekende echter nog niet dat de groep Franken onder zijn controle betrouwbaar was. Als er opstand of iets dergelijks uitbrak, was Germania Secunda een ideaal doorgangsgebied naar het zuiden, in welke richting de Frankische invloed zich langzaam maar zeker zou uitbreiden. Om de piraterij op het Kanaal te verminderen werd een grote nieuwe vloot opgebouwd en gestationeerd in Gesoriacum (Boulogne). Hier ontstonden echter nieuwe problemen mee toen vlootcommandant Carausius, vermoedelijk een Romeins-Menapische militair, ervan werd beschuldigd de piraten hun gang te hebben laten gaan om vervolgens de buit in te pikken. Carausius reageerde op zijn doodvonnis door naar Brittannia te varen en zichzelf hier tot keizer uit te roepen. Buiten het eiland vond hij minder aanhang, maar hij was genoeg geïsoleerd en verdedigd met Frankische en Saksische huurlingen om het nog jaren vol te houden. Met wat steun uit Gallië wist hij voorlopig bovendien het Kanaal te beheersen.

Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.
Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.

Diocletianus en Maximianus hadden er geen trek in om de tijd van de Soldatenkeizers en het Gallische Keizerrijk weer te zien terugkeren, dus stelden zij de Tetrarchie in, waarin naast iedere Augustus (keizer) een Caesar (troonopvolger en onderkeizer) werd aangesteld, met zijn eigen leger en bestuurlijke gebied. Hierbij kreeg Constantius Chlorus de controle over Gallië toegewezen. Constantius was minder hard en koppig dan Maximianus, dus koos hij voor een subtielere aanpak van Carausius. Eerst nam hij middels een beleg Gesoriacum in, de enige stad op het vasteland die duidelijk aan Carausius’ kant stond. Vervolgens trok hij in 293 naar Batavia, de Rijndelta, om de Frankische hulp aan Carausius af te snijden. Constantius wist de hier woonachtige stammen wat gevoelige klappen uit te delen. Hij herstelde wat oude vestingen en liet een hoop van de verslagen Germanen naar verlaten streken in Gallië verplaatsen. Gennobaudes en de zijnen mochten op de Betuwe neerstrijken. In het verslag van deze oorlog worden de Frisii en Chamaven overigens ook genoemd, alsof zij nu onder de Frankische verzamelnaam vallen. Constantius’ overwinning betekende nog niet het einde van de oorlog, evenmin als de moord op Carausius in 294. Carausius’ opvolger Allectus, die achter de moord zat, zou nog drie jaar lang een lastpak zijn, terwijl er hetzelfde jaar nog Germanen over de bevroren Rijn het rijk binnenvielen. Opnieuw werden zij verslagen en werden meerdere van hen gedeporteerd.

Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.
Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.

Onderwijl werd er nog steeds hard gewerkt aan de hervorming van staat en leger. Zoals gezegd waren de provincies heringedeeld in 292. De verdediging in de diepte werd geperfectioneerd: grenslegers stonden onder bevel van een dux, een benaming die in de Romaanse talen en de Engelse taal doorklinkt in de vertaling van “hertog” (waarbij de Nederlandse term voortkomt uit de benaming voor een Germaanse vorst of bevelhebber). Bij invoering van de titel in de middeleeuwen had een hertog immers een soortgelijke rol van opperbevelhebber. Het leger in het achterland stond onder bevel van een comes, wat weer doorwerkt in de Romaanse benaming voor een graaf. Een dergelijke legereenheid, een comitatus, was veel mobieler en bevatte onder andere zware cavalerie, naar Perzisch voorbeeld.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.

Tegen 296 achtte Constantius leger en vloot sterk genoeg om Brittannia aan te vallen en Allectus te verslaan. Kort hierna moest hij zijn aandacht alweer op Gallië richten, want een groep Chamaven en Friezen probeerde de Rijn over te steken om het Scheldegebied te plunderen. Nadat de onderkeizer deze invallers verslagen had, werden de meeste krijgsgevangenen als slaven verkocht. Bij oude vestingplaatsen als Bonna en Novaesium liet hij nieuwe forten bouwen, maar er zijn geen aanwijzingen dat dergelijk “herstel” ook in ons land plaatsvond. Het is zelfs mogelijk dat Constantius de Betuwe eerder liet ontruimen dan dat hij er nieuwe forten liet bouwen. In 297 moet hij veel Chamaven, Franken en Friezen uit dat gebied verjaagd hebben. Daarna volgen een lange tijd weinig berichten over deze streken, wat wellicht betekent dat zich een stabiele periode aandeed. Constantius kreeg volwaardig keizerschap in 305, toen Maximianus en Diocletianus aftraden.

Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.
Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.

Constantius stierf echter al snel, in 306 te Eboracum (York). Op 25 juli riepen de troepen aldaar zijn zoon Constantinus (alias Constantijn de Grote) tot keizer uit, ondanks dat deze buiten de regering gehouden was. Costantijn speelde het spel echter tactvol en nam genoegen met de titel van Caesar. Vrij snel moest hij de strijd aanbinden met een nieuwe Frankische inval, die hij wist te stuiten, waarna hij Augusta Treverorum (Trier) als zijn residentie nam. De Frankische koningen Ascarius en Merogaisus werden krijgsgevangen gemaakt in Treverorum voor de wilde beesten geworpen. Een zwaardere dobber had Constantijn aan Maxentius, de zoon van Maximianus, die in Rome door de Praetorianen tot keizer uitgeroepen was. Een bijeenkomst van alle keizers, inclusief Maximianus en Diocletianus, in 308, tegen Maxentius, bood geen oplossing. In 309 trachtte Maximianus Constantijn zelfs van de troon te stoten. De Franken maakten van de verwarring gebruik om opnieuw een aanval te wagen. Constantijn reageerde met een grote tegenaanval en trok de Rijn over. Krijgsgevangenen werden gedwongen om soldaat of horige te worden, of eindigden in de arena. Toen Constantijn in 311 echter naar Italië trok om Maxentius te verslaan dreigde er echter meteen weer een Frankische inval en werd de Gallische kust geplunderd.

Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.
Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.

Toen Constantijn in 313 Maxentius klein gekregen had, was het dus tijd voor represailles tegen de grensvolkeren. Constantijn lokte de Franken in de val door hen de Rijn over te laten trekken, waarna hij hun land binnenviel en grote verwoesting aanrichtte. “Francia” (in dit geval het Frankisch gebied achter de Rijn) werd nu als vazalstaat aangeduid en Constantijn kon zich op zijn gemak op andere zaken richtte. Na 314 kwam hij nog maar weinig in Gallië en naar Germanië ging hij nooit weer. In plaats daarvan liet hij in Gallië zijn zoons optreden als zijn vertegenwoordigers. Zijn oudste zoon Crispus deed dit in 321 toen hij de Franken versloeg – of eigenlijk liet verslaan door een generaal die in zijn opdracht handelde.  Tegelijkertijd werd het gezag op de Betuwe hersteld. Op het Valkhof, de heuvel waar vroeger Oppidum Batavorum had gelegen, werd een nieuwe vesting gebouwd, waar Frankische hulptroepen in gelegerd werden. Daar vlakbij, op de Waalkade, verrees een nieuwe stadskern, al was deze veel kleiner dan die van het oude Noviomagus. Andere castella, zoals Praetorium Agrippina en meerdere kustforten, werden ook hersteld. De garnizoenssteden in het achterland kregen versterkte muren en er werd ook een castellum gebouwd bij de brug van Mosae Traiectum (Maastricht).

Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.
Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.

Een gevolg van de voltooiing van de verdediging in de diepte was dat het achterland ook militariseerde. Zowel grens als achterland in Germania Secunda werden nu gekenmerkt door een sterke militaire aanwezigheid, terwijl er aanzienlijk minder boeren waren. Voor het voedsel waren de garnizoenen dus van import afhankelijk. Een nadeel van het nieuwe systeem was dat er ondanks alles beduidend minder troepen aan de grens zaten: in het slechtste scenario konden de grenstroepen weinig anders doen dan zich in hun fort terugtrekken en wachten op versterking, zodat de invallers vrij spel hadden tot de comitati uit het achterland kwamen opdagen. Van de andere kant was de kans dat een doorbraak aan de grens het hele rijk openstelde voor de invallers nu veel kleiner. Blijkbaar werkte het systeem, want zolang Constantijn nog regeerde was er relatieve rust in ons land. Het vertrouwen in de geldeconomie krabbelde weer een beetje overeind. De Franken kregen een steeds grotere rol in het leger: ene Botinus kreeg een hoge positie van hem toegewezen.

De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.
De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.

Pas na de dood van Constantijn de Grote, in 337, begonnen er weer echt grote moeilijkheden met de Franken te komen. Echt helemaal tembaar en trouw leken zij hierna niet meer te worden, ofschoon er geen sprake was van een Frankische eenheid. De Saliërs woonden op de Betuwe als foederati, terwijl vele anderen die ook onder de Frankische noemer geplaatst werden nog buiten het rijk woonden. Dat de keizer vanaf Constantijns regering regelmatig in Treverorum resideerde, dus vrij dichtbij, kon soms echter nog het nodige gezag afdwingen bij de Germanen. Constantijn II zetelde hier enige tijd, maar raakte in 340 al in conflict met zijn broers en sneuvelde. De Franken maakten van zijn veldtocht naar Italië meteen weer gebruik voor een inval, maar werden door Constans, die nu het hele westen beheerde, teruggedreven. Er werden wat vazalkoningen aangesteld en een aantal Franken werd als foederati in het rijk toegelaten.

Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.
Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.

Dat het militair belang van de Franken sterk was toegenomen, blijkt wel uit de rol van ene Silvanus, een zoon van Botinus. Silvanus had al onder Constantijn II een greep naar de macht geprobeerd te doen en was mogelijk ook betrokken in de opstand van Magnus Magnentius, die in 350 als tegenkeizer opstond tegen Constans. Dat kostte Constans het leven, maar zijn broer Constantius II liet het uiteraard niet bij zitten. Magnentius wierf een hoop Frankische en Saksische huurlingen voor de strijd, die bij Mursa (Osijek, in Kroatië) werd uitgevochten. Silvanus was tegen die tijd alweer overgelopen naar Constantius. Magnentius verloor, maar de burgeroorlog was een ramp voor Gallië, daar hij de oude fout had gemaakt om troepen van de Rijngrens weg te halen. Dat Constantius de Germaanse Alemannen had opgestookt om zijn vijand af te leiden, maakte de zaak nog erger en Constantius deed na zijn overwinning zelf niet veel aan deze plunderingen. Uiteindelijk stelde hij Silvanus aan als bevelhebber over Gallië, zodat die de Alemannen uiteindelijk terugdreef. Het succes steeg hem blijkbaar naar het hoofd: zoals menig generaal de afgelopen 125 jaar had gedaan riep hij zich in Colonia Agrippinensis tot keizer uit. Dat was van korte duur: al na 28 dagen werd Silvanus hier vermoord.

De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?
De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?

De dood van Silvanus bracht echter geen rust. Er was een sterke bevelhebber aan de grens mee weggevallen, zodat Gallië de zwaarste invallen sinds tientallen jaren te wachten stond. Franken, Alemannen en Saksen begonnen massaal aan te vallen. Ook de Salische Franken kwamen in opstand en de steden langs de Rijn werden met gemak bezet. Colonia Agrippinensis werd in 355 ingenomen na een kort beleg. Gallië werd zover binnengedrongen dat meerdere Germanen erover begonnen te denken zich er permanent te vestigen. Constantius had ondertussen geen kinderen, dus moest hij zijn opvolging elders zoeken. Hij vond deze in de vorm van zijn neef Julianus. Op 6 november 355 benoemde hij hem tot Caesar en stuurde hem naar Gallië…

Diocletianus en de Tetrarchie: een nieuwe orde

Diocletian_bustVijftig jaar lang had het Romeinse rijk in chaos verkeert. Een stabiele dynastie was er niet geweest. Zelfs als een keizer door zijn zoon of broer was opgevolgd, was deze al kort daarna afgezet of gesneuveld. Slechts een enkele dynastie had het langer dan 10 jaar volgehouden, en op Gallienus na wist niet één keizer meer dan 10 jaar te overleven. Pas in 284 zou er een keizer aan de macht komen die de macht geruime tijd wist te behouden, een natuurlijke dood stierf en werd opgevolgd door de opvolger die hij zelf verkozen had. Na een halve eeuw wist er eindelijk iemand een stabiel bewind te creëren, zodat het Romeinse rijk de kans kreeg om voorlopig te herstellen. Deze heerser zou daarom misschien wel als een redder van het Romeinse rijk beschouwd kunnen worden, althans voor zijn eigen periode. En deze redder was keizer Diocletianus.

Het amfitheater van Salona, de geboorteplaats van Diocletianus.
Het amfitheater van Salona, de geboorteplaats van Diocletianus.

Diocletianus was afkomstig uit Salona in Dalmatia (nu Solin, in Kroatië). Over zijn vroege leven is weinig zeker. Zijn precieze geboortedatum is onzeker, al wordt 22 december 244 vermoed. Bij geboorte heette hij Diocles of Diocles Valerius en was hij van bescheiden afkomst, al is het niet duidelijk uit wat voor milieu. Beweringen dat hij een vrijgelatene of zoon van een vrijgelatene was, zijn vooral van de hand van schrijvers die hem geen warm hart toedragen. In elk geval volgde zijn vroege leven het scenario van de soldatenkeizer: een eenvoudig man die opklimt binnen het leger tot hij een hoge bevelhebber is. Joannes Zonaras (een Byzantijns geschiedschrijver uit de 11/12e eeuw) zegt dat Diocles dux (aanvoerder van een veldleger van meerdere detachementen) van de provincie Moesia was, aan de benedenloop van de Donau. De Historia Augusta beweert dat hij ook in Gallië diende, maar gezien de zeer beperkte betrouwbaarheid van de tekst negeren veel historici dit. In 282 werd hij benoemd tot commandant van de Protectores domestici, het keurkorps van ruiters dat met het keizerlijk hof meereisde. Deze benoeming kreeg hij van keizer Carus, één van de laatste soldatenkeizers.

Keizer Diocletianus vermoordt Aper, Reinier Vinkeles, 1804. De tekenaar lijkt niet op de hoogte van de sterk veranderde mode van eind 3e eeuw, en leunt in plaats daarvan op de stereotype uitbeelding van Romeinen. (Bron: Rijksmuseum)
Keizer Diocletianus vermoordt Aper, Reinier Vinkeles, 1804. De tekenaar lijkt niet op de hoogte van de sterk veranderde mode van eind 3e eeuw, en leunt in plaats daarvan op de stereotype uitbeelding van Romeinen. (Bron: Rijksmuseum)

In die hoedanigheid ging Diocles dan ook mee met Carus naar Mesopotamië, om daar de Perzen te bevechten. Carus kwam hier op geheimzinnige wijze om het leven, volgens het verhaal omdat zijn tent door de bliksem geraakt werd. Zijn zoon Carinus verbleef op dat moment in Gallië, en ging zodra het nieuws bekend was naar Rome. Carus’ andere zoon Numerianus bleef in het oosten, maar keerde uiteindelijk terug naar wens van zijn soldaten. Het moet een vredige terugtocht zijn geweest, want de Perzen verkeerden in chaos en konden geen leger sturen. In maart 284 bereikten de Romeinen Emesa (Homs), waar Numerianus nog in goede gezondheid geweest moet zijn. Daarna kwam er echter slecht nieuws. Lucius Flavius Aper, de prefect van de Praetoriaanse Garde en schoonvader van Numerianus, liet weten dat de jonge keizer een ernstige oogontsteking had en zich derhalve terugtrok in een gesloten koets. Tegen de tijd dat de stoet in Bithynië (nu het westen van Turkije) was aangekomen, merkten de soldaten een vreemde geur op, die uit de koets leek te komen. Het bleek een lijklucht: Numerianus bleek bij het openen van de koets al geruime tijd dood te zijn. In Nicomedia maakte Aper dit nieuws officieel bekend. De generaals kwamen bijeen om de opvolging van Numerianus te bespreken. Aper trachtte een greep naar de troon te doen, maar blijkbaar zag men meer in Diocles, die unaniem verkozen zou zijn. Diocles nam het zwaard in de hand ten overstaan van de troepen en zwoer een eed, waarbij hij verklaarde niets te maken te hebben met de dood van Numerianus. In plaats daarvan beschuldigde hij Aper en doodde hem ter plekke. Niet lang daarna nam hij een naam aan die minder Grieks en meer Romeins klonk: Gaius Aurelius Valerius Diocletianus. De moord op Aper zou later verbonden worden aan een legende dat Diocles in het land van de Tungriërs (noordoost-België) een voorspelling zou hebben gehoord dat hij keizer zou worden als hij een wild zwijn (aper) had gedood.

Antoninianus van Diocletianus, met zonnekroon.
Antoninianus van Diocletianus, met zonnekroon.

Diocletianus was in de eerste plaats militair en had weinig ervaring met bestuurszaken. Hij was zelf echter zo wijs om die zwakheid in te zien en benoemde zo snel hij kon niet alleen zichzelf maar ook een zekere Lucius Caesonius Bassius tot consul. Bassius kwam uit een senatoriale familie uit Campania. Hij was eerder consul geweest en had als proconsul de provincie Africa bestuurd, zodat hij zijn sporen wel verdiend had. De benoeming was niet alleen een slimme zet vanwege Bassius’ bestuurlijke ervaring, maar ook vanwege zijn afkomst, waarmee Diocletianus de Senaat trachtte te paaien, zodat hij sneller op hun steun kon rekenen bij een mars naar Rome. Hiermee werd het bestuur van Carinus in Rome dus feitelijk verworpen, zodat Diocletianus vanaf dit moment als tegenkeizer gezien kon worden. Via de Balkan trok hij op naar Rome. Het leger van Carinus was al in de buurt, daar het kort daarvoor had afgerekend met een tegenkeizer die Noord-Italië en Pannonia onder controle had gehad. De confrontatie vond plaats aan de rivier de Margus (Morava) in Moesia. Mogelijk vond de slag in mei plaats tussen de Mons Aureus (Seone) en Viminacium (een toen zeer belangrijke maar nu niet meer bestaande stad, in de buurt van Kostolac, op zo’n 100 kilometer van Belgrado). Mogelijk was de gouverneur van Dalmatia, Constantius Chlorus, al vroeg in het voorjaar overgelopen naar Diocletianus. Bij de Slag aan de Margus liep Aristobulus, de prefect van de Praetorianen, ook over. Het resultaat was een grote overwinning voor Diocletianus en de dood van Carinus. Diocletianus was nu de alleenheerser van het rijk.

Romeinse troepen uit de tijd van Diocletianus, herkenbaar aan hun dekkende helm met neusbeschermer, naar Perzisch voorbeeld, evenals hun Germaanse schildknoppen. (foto: pinterest)
Romeinse troepen uit de tijd van Diocletianus, herkenbaar aan hun dekkende helm met neusbeschermer, naar Perzisch voorbeeld, evenals hun Germaanse schildknoppen. (foto: pinterest)

Natuurlijk betekende dit nog niet dat de Crisis van de Derde Eeuw automatisch voorbij was. Er was geen garantie dat er geen nieuwe tegenkeizers het gezag van Diocletianus zouden betwisten, dus moest hij alles doen om te voorkomen dat hij niet hetzelfde lot als veel van zijn voorgangers zou ondergaan. Diocletianus besefte dat de burgeroorlogen het rijk flink verzwakt hadden en er ondertussen van twee kanten een grote externe dreiging was. De Germaanse invasies waren de laatste jaren flink verminderd en de Perzen verkeerden in chaos, maar voor hoe lang nog? Aan beide gevaren moest het hoofd kunnen worden geboden, maar zoals de politieke cultuur in de 3e eeuw was, werd de keizer geacht zelf aan dergelijke campagnes deel te nemen. Met een enorm rijk en twee ver bij elkaar vandaan liggende fronten leek dat eigenlijk totaal niet haalbaar en als beide vijanden toevallig tegelijkertijd zouden toeslaan, zou de chaos weer niet te overzien zijn. Alsof dat nog niet genoeg was, was het nog steeds onrustig in tal van provinciën. De structuur van het rijk was ontstaan toen deze problemen nog nauwelijks speelden, dus moest dit worden aangepast. Diocletianus’ meende dat het rijk gewoon te groot was voor één keizer, maar in tegenstelling tot keizers als Marcus Aurelius, Valerianus of Carus, had hij geen zoons om hem terzijde te staan. In 285 benoemde hij zijn generaal Maximianus daarom tot Caesar, onderkeizer en troonopvolger, om hem een jaar later zelfs tot Augustus te verheffen. Om hun verhouding in religieuze termen te versterken noemde Diocletianus zichzelf Iovius, naar de oppergod Jupiter, en noemde Maximianus zich Herculius, naar Jupiters zoon Hercules. Dit benadrukte in feite dat Diocletianus vooralsnog een stapje hoger stond dan Maximianus. Tegelijkertijd vertegenwoordigden de twee keizers hiermee de goden op Aarde. Juist deze ietwat theocratische rol verminderde de aandacht op de militaire belangen, zodat het leger wat aan kracht verloor.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Net als zijn opvolger Allectus en Constantius Chlorus, die Brittannië heroverde, is hij opgenomen in de legendarische Britse koningslijst van Geoffrey of Monmouth.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Net als zijn opvolger Allectus en Constantius Chlorus, die Brittannië heroverde, is hij opgenomen in de legendarische Britse koningslijst van Geoffrey of Monmouth. Ook Geta en Caracalla staan in deze lijst.

Dat kon geen kwaad want hier en daar staken er nog wel eens onlusten de kop op. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Carausius, een Romeins-Menapische vlootaanvoerder die Saksische en Frankische piraten in het Kanaal en de Noordzee bestreed. Toen Carausius van piraterij en het verduisteren van de buit werd beschuldigd, veroordeelde Maximianus hem ter dood, waarop Carausius in 286 uitweek naar Brittannia en zichzelf tot keizer uitriep. Het Brits-Romeinse keizerrijk van Carausius was geen lang leven beschoren, want al in 293 werd hij vermoord. Weliswaar had hij getracht zich neer te zetten als een derde keizer, in vrede met Maximianus en Diocletianus, maar van vrede was geen sprake geweest. Wel had het de benoeming van Maximianus tot Augustus versneld: Maximianus nam de titel aan zonder dat Diocletianus hierbij was, wat zelfs de vraag doet rijzen of Maximianus soms zelf het initiatief nam en Diocletianus dit maar zo liet om burgeroorlog te vermijden. Het is echter ook niet ondenkbaar dat Diocletianus met de benoeming zijn band met Maximianus wilde versterken. Maximianus voerde in elk geval oorlog rondom de Rijn, om Carausius’ Frankische bondgenoten mores te leren.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. De westelijke keizer moest zich toch vaak plooien naar de wil van zijn "meerdere" in het oosten, maar deed dit niet altijd van harte.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Hij moest zich toch vaak plooien naar de wil van zijn “meerdere”, maar deed dit niet altijd van harte.

Maximianus was net als Diocletianus van eenvoudige komaf: vermoedelijk was hij rond 250 in Sirmium geboren als zoon van een winkelier, waarna hij een militaire carrière had gemaakt en bevriend was geraakt met Diocletianus. Er werden twee hoofdsteden ingericht: Milaan voor Maximianus en Nicomedia voor Diocletianus. Rome was gewoon te ver verwijderd van de grenzen. De invloed van de Senaat was hiermee bekeken. De raad had al onder het Principaat natuurlijk al sterk aan macht ingeboet, door de groeiende positie van de keizer en de opkomst van het reizende hof. In de 3e eeuw was dat verergerd door de opkomst van de soldatenkeizers, waarbij senatoriale rang dus niet meer vereist was, en door maatregelen van Gallienus, die had bepaald dat senatoren geen legioenen meer mochten leiden. Nu was het hof definitief van Rome verwijderd en was de Senaat in feite gereduceerd tot een soort gemeenteraad. Rome was politiek oninteressant geworden en moest dat maar eens leren inzien. De keizer is misschien zelf heel even in Rome geweest, maar liet zich uiteindelijk zelden in de stad zien. Ook stelde hij nieuwe keizerlijke lijfwachten in: de Ioviani voor hemzelf en de Herculiani voor Maximianus, om de macht van de Praetorianen te breken.

Militair uitgegeven munt van Diocletianus. De keizer was een fanatiek hervormer, die daarmee de ondergang van het rijk voor lange tijd wist te voorkomen.
Militair uitgegeven munt van Diocletianus. De keizer was een fanatiek hervormer, die daarmee de ondergang van het rijk voor lange tijd wist te voorkomen.

Andere hervormingen bleven ook niet van de lucht. In november 301 vaardigde Diocletianus een edict uit over de prijzen van koopwaren. De geldwaarde van munten werd vastgesteld en alle verantwoordelijken voor de hyperinflatie van de afgelopen 50 jaar werden vergeleken met barbaren. Het werd handelaren verboden te handelen met het buitenland en vervoerskosten mochten niet in de prijs worden doorgerekend. Op schuld aan inflatie werd de doodstraf ingesteld en voor meer dan duizend producten werd een maximumprijs bepaald. Deze harde maatregelen moesten de losgeslagen, chaotische economie aan banden leggen, zodat er in elk geval geen nieuwe ellende zou ontstaan. Het leger werd opgedeeld in grenstroepen en mobielere veldtroepen in het achterland. De grenstroepen bevonden zich dan ook in forten langs de limes, terwijl het veldleger, de comitatenses, erop was ingericht om bij eventueel gevaar snel uit te rukken en elders versterking te bieden. De officier van de comitatenses werd comes genoemd, waar het Romaanse woord voor graaf (bv. comte in het Frans) van is afgeleid. Door al deze militaire en monetaire hervormingen, waren er ook ingrijpende veranderingen in belasting en bestuur. De provincies werden ook heringedeeld. Het oude Gallia Belgica werd bijvoorbeeld opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior bleef één geheel, maar werd sindsdien wel Germania Secunda genoemd.

Het Romeinse rijk in vieren opgedeeld. De hoofdsteden waren hierbij afhankelijk van waar welke keizer woonde. Trier was dus eerst het centrum van de westelijke Caesar, tot deze tot Augustus verheven werd.
Het Romeinse rijk in vieren opgedeeld. De hoofdsteden waren hierbij afhankelijk van waar welke keizer woonde. Trier was dus eerst het centrum van de westelijke Caesar, tot deze tot Augustus verheven werd.

De belangrijkste bestuurlijke hervorming van Diocletianus is echter de invoering van de tetrarchie: “de vier heersers” (tettares is Grieks voor vier). Maximianus en Diocletianus bleven allebei Augustus, oftewel keizer, maar stelden ook allebei een Caesar aan als onderkeizer en opvolger. De titel Caesar had sinds de tweede eeuw vooral gediend om troonopvolgers aan te wijzen, maar nu kreeg de drager van deze titel ook echt het bevel over een deel van het rijk. Diocletianus gaf een deel van het oosten aan Galerius en Maximianus droeg een deel van het westen over aan zijn schoonzoon Constantius Chlorus. In 293 werd dit bestuursstelsel ingesteld, zodat Constantius zich kon bezighouden met Carausius. Constantius bestuurde Gallië en Brittannië, met Trier als zijn hoofdstad. Na de moord op Carausius in 293 hield de moordenaar en usurpator Allectus het nog drie jaar uit. Het rijk was nu in feite een eenheid door opdeling. Daarmee waren de oorlogen uiteraard nog niet van de lucht. De Tetrarchie van Diocletianus kreeg het nog aan de stok met Sarmaten op de Balkan, onrusten in Egypte en een grote oorlog met Perzië. Toen het Romeinse leger een grote nederlaag leed tegen de Perzen aarzelde Diocletianus niet om Galerius als zondebok neer te zetten en hem te vernederen: Galerius moest een hele mijl aan het hoofd van de keizerlijke karavaan lopen. Een Romeinse tegenaanval had meer succes en leidde tot de gevangenneming van de harem, koningin en kinderen van koning Narseh. Het gevolg was een gunstig vredesverdrag voor de Romeinen, met een grote invloedssfeer in het Midden-Oosten.

Diocletianus in gevecht met Narseh. Detail van de Boog van Galerius in Thessaloniki, waar Galerius meestal zetelde.
Diocletianus in gevecht met Narseh. Detail van de Boog van Galerius in Thessaloniki, waar Galerius meestal zetelde.

Die invloedssfeer van Diocletianus droeg ironisch genoeg bij aan de kerstening van Armenië. Ironisch genoeg omdat Diocletianus als één van de felste beoefenaars van christenvervolging onder de Romeinse keizers te boek staat. Ook al is dat misschien wat overdreven, al in 302 liet hij de Manicheeërs, aanhangers van een inmiddels uitgestorven Perzische religie, vervolgen. Dit zowel vanwege hun religieuze non-conformisme als vanwege hun steun aan Perzië. Hierna werden de christenen zijn doelwit. In 302 meende hij nog dat de christenen uitsluiten van bestuur en leger voldoende was, maar Galerius overtuigde hem dat uitroeiing noodzakelijk was, zeker na een uitspraak van het orakel van Delphi. Op 24 februari, een dag na het bevel om de kerk in Nicomedia af te breken, vaardigde hij een edict tegen de christenen uit. Nog voor het eind van de maand werd het paleis door een brand verwoest. Galerius was er zeker van dat de christenen dit gedaan hadden. De daders werden echter niet gevonden en na een tweede brand week Galerius uit naar Rome. Er volgden meer edicten die de arrestatie van christelijke priesters en een verbod op kerkdiensten afkondigden. Ondanks de naam van een felle vervolger wisten de meeste christenen echter aan Diocletianus’ maatregelen te ontkomen. Maximianus en Constantius deden er namelijk weinig mee en lieten de christenen in hun rijksdeel ongemoeid. Op de Balkan kreeg Diocletianus er echter een slechte naam door, die hij nog altijd heeft.

Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Het beeld werd in 1204 uit een Byzantijns paleis geroofd en staat nu in Venetië. Let op de mantels, lange mouwen en de Dacische hoofddeksels, allen typerend voor de Laat-Romeinse tijd.
Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Het beeld werd in 1204 uit een Byzantijns paleis geroofd en staat nu in Venetië. Let op de mantels, lange mouwen en de Dacische hoofddeksels, allen typerend voor de Laat-Romeinse tijd.

De nogal wrede houding jegens bepaalde godsdiensten is misschien te verklaren vanuit het nogal theocratische keizerschap dat onder Diocletianus begon. Onder invloed uit Perzië was het hofprotocol in deze tijd veel deftiger aan het worden. De monarchie werd niet langer verhuld en op munten noemde Diocletianus zich dominus et deus, heer en god. Vandaar dat men vanaf 284 ook wel spreekt van het Dominaat. Het Romeinse rijk was nu een openlijke monarchie, waarbij de keizer niet langer gelijk was aan een opgeklommen politicus of militair, maar de wil van de goden uitvoerde op Aarde. In plaats van na zijn dood werd hij bij zijn leven blijkbaar al vergoddelijkt, terwijl senator en consul niet meer dan eretitels waren. De keizer verscheen niet veel meer in het openbaar en als hij dit deed hield hij nog zoveel mogelijk afstand van het volk. En de enkeling die bij hem op audiëntie kwam moest diep knielen en de zoom van het gewaad van de keizer kussen. Zijn kleding was, net als zijn schoenen, met allerlei edelstenen en fraaie patronen versierd. De stijl van de keizers uit het Principaat mag dan in de popcultuur afgeschilderd worden als protserig en decadent, maar vergeleken met het Dominaat kleedden de klassieke keizers zich toch vrij eenvoudig. Deze rol van de keizer als ultieme machthebber zag Diocletianus graag benadrukt. Op 20 november 303 was Diocletianus weer in Rome, waar hij samen met Maximianus de twintigste verjaardag van zijn regering en de tiende verjaardag van de tetrarchie vierde. Diocletianus vond dat hij in Rome met te weinig waardigheid en veel te veel gelijkheid behandeld werd. Hij vertrok dan ook al snel uit de stad en hield de ceremoniën voor zijn nieuwe consulaat in Ravenna.

Reconstructie van het versterkte paleis waar Diocletianus zich na zijn aftreden terugtrok. (Tekening door Ernest Hébrard)
Reconstructie van het versterkte paleis waar Diocletianus zich na zijn aftreden terugtrok. (Tekening door Ernest Hébrard)

Vanuit Ravenna trok de keizer oostwaarts en voerde een veldtocht aan de Donau, waarbij hij ziek werd. Het was niet ernstig, maar het verergerde naarmate hij verder oostwaarts ging. In Nicomedia opende hij op 20 november het circus naast zijn paleis, maar stortte kort daarna in. De hele winter kwam hij het paleis niet uit en er begonnen geruchten te gaan dat de keizer overleden was. Half december begon men zelfs te rouwen in de stad, tot er bericht kwam dat de geruchten onjuist waren. Pas op 1 maart verscheen hij weer in het openbaar, vermagerd en bijna onherkenbaar veranderd. Kort daarna voegde Galerius zich bij hem. Op 1 mei 305 riep Diocletianus zijn generaals en andere vertegenwoordigers van de legioenen bij zich. De ontmoeting vond 5 kilometer buiten de stad plaats, op de heuvel waar hij in 284 tot keizer was uitgeroepen. Daar sprak hij de menigte toe met tranen in zijn ogen. Hij vertelde hen dat hij de kracht niet meer had om te besturen en dat het tijd was dat hij het keizerschap aan een sterker iemand toevertrouwde. Diocletianus deed in feite iets ongelooflijks: hij was de eerste Romeinse keizer die uit vrije wil troonsafstand deed! Op dezelfde dag deed Maximianus blijkbaar ook afstand van de troon. Constantius en Galerius zouden nu de Augusti worden. Maar in tegenstelling tot wat iedereen verwachtte, waren het niet hun zoons Constantinus en Maxentius die tot Caesar werden benoemd: in plaats daarvan werden Severus en Maximinus onderkeizer gemaakt. Diocletianus overhandigde zijn purperen mantel aan Maximinus op de heuvel bij Nicomedia, terwijl Maximianus de zijne in Milaan overhandigde aan Severus.

Het paleis van Diocletianus in Dalmatia is tegenwoordig het centrum van de Kroatische stad Split.
Het paleis van Diocletianus in Dalmatia is tegenwoordig het centrum van de Kroatische stad Split.

Diocletianus trok zich terug in Dalmatia, zijn oude thuisland, waar hij zijn laatste jaren wilde slijten in een enorm paleis, dat nu de historische stadskern van Split in Kroatië vormt. Maximianus trok zich op zijn beurt terug in het zuiden van Italië. Zo bleven ze ver van de hoofdsteden, maar konden ze wel onderling contact houden. Galerius zocht Diocletianus in 308 nog eens op voor advies en beide oud-keizers waren op 11 november dat jaar in Carnuntum aanwezig bij de benoeming van Licinius als Galerius’ nieuwe Caesar. Er was namelijk onrust ontstaan omdat Maximianus’ zoon Maxentius zich gepasseerd had gevoeld en een greep naar de macht deed. Ook Maximianus was blijkbaar niet tevreden met de koers van de laatste jaren en trachtte opnieuw de troon te bestijgen. Bij de ontmoeting in 308 gaf Diocletianus hem echter het bevel voorgoed af te treden. Hier smeekten meerdere mensen Diocletianus om de troon opnieuw te bestijgen en af te rekenen met Maxentius. Zijn antwoord luidde: ‘Als jullie de kool die ik met mijn eigen handen geplant heb jullie keizer zouden tonen, dan zou zelfs die niet durven suggereren dat ik de vrede en het geluk van deze plaats zou vervangen door de stormen van een onvervulbare hebzucht.’ Nog drie jaar leefde de keizer een rustig leven, waarbij hij de meeste tijd in zijn tuinen doorbracht. Het moet geen gelukkige tijd zijn geweest. De tetrarchie was ten onder gegaan aan de zelfzuchtigheid van zijn opvolgers. Zijn oude vriend Maximianus nam hier ook aan deel, wat uiteindelijk leidde tot zijn gedwongen zelfmoord en damnatio memoriae. Diocletianus stierf op 3 december 311. Gezien de bittere omstandigheden kan het zelfmoord geweest zijn. Toch liet hij een vernieuwd rijk achter, dat nog meer dan een eeuw zou blijven bestaan.