“Zeg, Octavius! Wat horen wij nou? Ben jij op dit moment helemaal niet in de buurt van de Rijn?”
Nee, beste mensen, dat klopt als een bus! Momenteel ben ik in het zuiden van Germania Inferior. In Atuatuca Tungrorum om precies te zijn. (Tongeren dus.) Wat ik daar doe? Nou, misschien herinnert iemand zich dat grote, spectaculaire gladiatorenfestival dat daar half maart plaatsvond? Dat was natuurlijk niet zonder reden. De spelen werden georganiseerd door twee (Gallo-)Romeinse heren die allebei aan de lokale verkiezingen meededen. Aangezien op zo’n groot evenement en zo’n belangrijke verkiezing een hoop mensen afkomen, is het handig om wat om extra bewaking te hebben. Ook omdat de spanningen natuurlijk wel eens hoog kunnen oplopen, want beide kandidaten lustten elkaar rauw! Ik was daar dus met een klein detachement aanwezig om te helpen met het toezicht.
Die verkiezingen hebben deze week plaatsgevonden. Afgaande op de uitslag van de spelen verraste de verkiezingsuitslag mij allang niet meer. Nu ben ik hier echter niet meer nodig. Ik kreeg echter een brief van mijn meerdere met de opdracht mij uiterlijk 8 mei te melden in Fletio (laat ik er maar van uitgaan dat dit de Romeinse naam van Castellum Hoge Woerd is). Daar ben ik blijkbaar beter in te zetten. Met wat flink doorlopen is er genoeg tijd om even een omweg te maken via Noviomagus, waar mijn oom immers deel uitmaakt van het stadsbestuur: ik had beloofd hem bericht te brengen over de verkiezingsuitslag, zodat hij weet wie zijn collega in Atuatuca is geworden.
Wat jullie dan verder van mijn route en berichten kunnen verwachten? Tja, ik verklap natuurlijk liever niet teveel, maar ik zal in elk geval via de Maas naar het noorden gaan. Misschien steek ik hem een paar keer over om de leukste Romeinse plekken te kunnen bezoeken. Dan naar Noviomagus en van daaruit rechtstreeks naar de Rijn. Ik ben ook nog uitgenodigd om een evenement te bezoeken dat in de buurt van mijn route ligt, dus het kan zijn dat ik daar ook nog even ga kijken. En reken erop dat ik onderweg zoveel mogelijk leuke dingen over Romeinen en waterzal zoeken, want daar gaat de Romeinenweek immers over. Maar vanaf vrijdag 29 april ga ik weer volop op pad! Dan ga ik weer heel uitgebreid berichten op twitter.com/OctaviusRomein. En natuurlijk elke dag een reisverslag, hier op Romeinen.info! Ik kijk ernaar uit. Jullie ook?
Het programma van de Romeinenweek is te vinden op www.romeinenweek.nl
Gegroet, bovenste beste Barbaren! Zoals jullie weten ben ik, Lucius Octavius Barbatus, enige tijd geleden de Romeinse schepen eens goed gaan bestuderen. Moe van mijn lange zoektocht besloot ik onlangs mijzelf eens wat ontspanning te gunnen met een uitgebreid bezoek aan het plaatselijke badhuis. En dat bracht mij nou juist op het idee dat de Romeinen natuurlijk niet alleen via de rivieren met water te maken hebben!
De contouren van het badhuis bij Castellum Hoge Woerd. Dit was een typisch, middelgroot soldatenbadhuis.
Als soldaat ben ik uiteraard heel goed bekend met de badhuizen, want het komt regelmatig voor dat er naast een Romeins fort een badhuis staat. Een goed voorbeeld hiervan is het badhuis dat in Leidsche Rijn is gevonden, vlak naast het Castellum op de Hoge Woerd. Vandaag de dag kun je de sporen van dat badhuis weer duidelijk zien. Zo’n badhuis vlak naast een castellum of castra was met name op de soldaten gericht, al staat het niet vast dat het alleen voor hen toegankelijk was. Wel is een dergelijk badhuis vaak wat kleiner dan de grote thermencomplexen in steden en nederzettingen, zoals in Noviomagus (Nijmegen) en Mosae Traiectum (Maastricht). Als je dan nog bedenkt dat zelfs de grootste Romeinse steden in ons land eigenlijk “niet-zo-groot” zijn (vergeleken met alle steden in het rijk dan) is een regelmatig bezoek aan het badhuis best goed voor de gezondheid. Dit in tegenstelling tot in metropolen als Rome zelf, waar veel meer mensen in de baden komen dan fris is.
Het badhuis in Archeon is gebaseerd op de thermen van Coriovallum, compleet met inscriptie voor de rijke “sponsor”.
Het beroemdste badhuis in ons land is het grote thermencomplex van Coriovallum (Heerlen noemen jullie dat). Dit was een badhuis van enorm formaat, met twee ruime binnenplaatsen en een flink hoog dak. Coriovallum kreeg nooit stadsrechten en was dus officieel nog steeds een vicus of nederzetting. Dat er zo’n enorm badhuis stond toont dus wel aan dat ook een plaats zonder stadsrecht aardig op een stadje kon lijken. Maar of zo’n plaats nu een nederzetting met een onofficiële raad was of een erkende stad met een echt bestuur, genoeg geld voor publieke gebouwen was er vaak niet. Laat staan voor zo’n enorm thermencomplex! Vandaar dan ook dat ze voor het geld moesten aankloppen bij een particulier. Op de gevel van het badhuis in Museumpark Archeon (dat een reconstructie is van de thermen van Coriovallum) staat een steen met inscriptie, die vertelt welke rijke Romein de “sponsor” van de aanleg van het badhuis is geweest.
Het keizerlijk thermencomplex in Augusta Treverorum (Trier) is een voorbeeld van een wel heel groot badhuis! (Trier was een tijdje hoofdstad in de Laat-Romeinse tijd)
Hoe zit het nou met dat water in zo’n badhuis? Ik hoor menigeen al afvragen waarom het water in de badhuizen van Rome wel vies werd en dat in ons land niet. Dat komt omdat de Romeinse badhuizen stromend water hadden, zodat het in principe fris bleef. Pas als je met een enorme groep mensen in een enorm groot bad zit, kon het onfris worden. En dat zal hier toch niet zo snel gebeurd zijn. Om uit te leggen hoe het stromende water werkt, kunnen we het beste naar de thermen van Coriovallum kijken. Dat is een extra handig voorbeeld omdat het in een vrij heuvelachtige regio ligt. Dat maakt het dus gemakkelijk om stromend water van een hoog punt aan te voeren, uit een rivier, beek of ander stroompje. Via een aquaduct lieten Romeinen vaak stromend water naar hun steden aanvoeren. Als het badhuis bij een vlak stuk land is, moest er dus iets meer creativiteit gebruikt worden.
De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in jullie land die je nog in originele staat kunt bekijken.
We kijken nog eens naar de plattegrond van de thermen van Coriovallum. Wie goed kijkt zal zien dat het eruitziet alsof de warmste ruimtes achterin het gebouw zitten en de koelste vooraan. De enige uitzondering is het sudatorium, de sauna, die naast het frigidarium (koude bad) zit, met een eigen stookoven direct onder de vloer, zodat je om de zoveel minuten kunt dompelen in het koude water en je poriën weer dicht gaan. Achter het frigidarium bevindt zich het tepidarium (lauwe bad) en het caldarium (warme bad). Achter het caldarium bevindt zich het praefurnium, de grote stookruimte. Het aangevoerde water stroomt via leidingen het badhuis binnen. Een deel gaat meteen naar het frigidarium, dat immers koud moet blijven. Die ruimte heeft dan ook een hoog plafond. De rest van het water komt terecht in een grote ketel in het praefurnium, waar een vuur onder brandt. Maar loopt die ketel na een tijdje dan niet over? Inderdaad. Het is nu eenmaal een natuurlijke waterstroom, die je niet zomaar even uit kunt schakelen. Maar uiteraard is de ketel ook weer op een leiding aangesloten, die het water doet doorstromen naar weer een andere ketel, die ook weer overloopt in een andere ketel, enzovoorts. Net zo lang tot het water heet genoeg is. Na de laatste ketel stroomt het de alveus in: het niet zo diepe bad van het caldarium, waar zich nog net een deel van het vuur onder bevindt. Heet! Er staan in het caldarium dus niet voor niets labra: stenen bekkens waar je koel water uit scheppen kunt.
De palaestra in Archeon bevat o.a. een natatio, toegang tot het hypocaustum van de sauna en de latrina.
Uiteraard zou zo’n bad ook kunnen overlopen, maar daarom is er dan ook een afvoer in aangebracht. Het warme water kon eventueel nog doorstromen naar een lauwer bad in het tepidarium, al zijn er ook andere mogelijkheden voor die ruimte. In Archeon wordt het tepidarium voor de Romeinse massage gebruikt, al kon dit ook gebeuren in een apart unctorium. Uiteindelijk kwam het warme water in een dergelijk groot, luxe thermencomplex terecht in de natatio, het buitenbad dat zich op de palaestra (binnenplaats met sportveld) bevindt. Zo kon het dus voorkomen dat je in sommige badhuizen een verwarmd buitenbad had! Als het water vervolgens in de laatste baden geweest was stroomde het via de laatste afvoeren weer weg, naar de riolering of de dichtstbijzijnde rivier. Eventueel kon er ook een latrina (openbaar toilet) op het terrein van het badhuis of vlak daarbuiten zijn, waar het water eerst nog doorheen stroomde. Zo hoefde je niet door te trekken! Handig, hè?
Een holle vloer voor het hypocaustum hoort bij elk badhuis, dus ook bij dit thermencomplex uit de stad Viminacium in Servië.
Tot slot nog een interessant onderdeel wat betreft de stoom in het badhuis. Zeker in dat gloeiend hete praefurnium ontstond vaak een hoop stoom, rook en hete lucht. Dit werd niet onbenut gelaten. Via tubuli (stenen buizen), werd de warme lucht door de wanden en de vloer van het caldarium en tepidarium verspreid. Deze ruimtes werden zo lekker opgewarmd: 40 graden in het caldarium en 30 graden in het tepidarium. De Romeinen beschikten dus al over centrale verwarming! Als je gaat kijken in het Thermenmuseum in Heerlen, zul je bij de ruïnes van het badhuis zien dat in een aantal ruimtes allemaal kleine pilaartjes van tegels gemetseld lijken. Dit zijn dus de ruimtes waar een dergelijke vloerverwarming of hypocaustum voorkwam, die je verder alleen in hele dure villa’s aantreft.
Koepels en tongewelven kwamen veel voor in Romeinse badhuizen, in verband met de condens op het plafond.
Misschien was dat een extra goede reden om niet op je blote voeten maar op een soort slippers met een dikke houten zool rond te lopen. Zeker in de sauna, waar de stookruimte direct onder de vloer zat! Door water te gieten op een metalen schaal kon je de sauna dus gemakkelijk vol stoom krijgen, zoals jullie dat tegenwoordig met water op kolen doen. Ook in het caldarium was de lucht heel erg vochtig: zo’n 85 procent! Geen wonder dan ook dat de sauna en ook de andere warme ruimtes nooit een vlak plafond hadden: alle stoom die aan het plafond weer waterdruppels werd (condenseren heet dat) zou namelijk als regen weer omlaag druppelen. Door de ruimtes een koepelplafond of een tongewelf te geven gleden al die waterdruppels langs plafond en muur omlaag, tot ze in een afvoergootje kwamen. Doordat de vloer met tegels belegd was liep het gemorste water vaak vanzelf weg tussen de spleetjes.
Zo werken het warme bad en het hypocaustum.
Zo, dat was mijn verslag over het water in de Romeinse badhuizen! Ik ben er zo moe van geworden, dat ik denk dat ik morgen maar weer naar het badhuis ga. Als je nog eens wat echte Romeinse badhuizen wil zien, zijn er in jullie land nog wel wat aanraders. Uiteraard is er de ruïne van de thermen van Coriovallum, met daarbij het Thermenmuseum. Daarvoor kun je ook kijken op www.thermenmuseum.nl! De reconstructie van de thermen kun je vinden in Archeon, met de mogelijkheid tot een massagedemonstratie! Op www.archeon.nl kun je daarvan alvast een voorproefje zien. Natuurlijk kun je ook bij Castellum Hoge Woerd gaan kijken, om een beeld te krijgen van een soldatenbadhuis.
En vergeet niet mij te volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein! Valete!
Na de wraaktochten van Germanicus werden de expedities achter de Rijn niet voortgezet. De Opstand der Frisii maakte vermoedelijk ook een einde aan de Romeinse invloed in het tegenwoordige Noord-Holland, zodat de grens geconsolideerd werd en er een jarenlange periode van relatieve rust volgde. Tiberius, die zich als een verbitterde en wrede keizer had ontpopt, overleed in 37 na Chr. Hij werd opgevolgd door zijn achterneef Gaius, beter bekend onder de bijnaam Caligula. Hij was de laatste overlevende zoon van Germanicus en dus de kleinzoon van Drusus. Zijn naam had hij te danken aan het feit dat hij in de tijd van Germanicus’ militaire operaties als klein kind met zijn moeder in het militaire hoofdkwartier had gewoond (hij was geboren in 12 na Chr.), waarbij zijn vader hem een wapenrusting op kindermaat had gegeven, compleet met twee kleine caligae, de hoge sandalen van de soldaat.
De door Romeinse soldaten gedragen caliga, de stevige kruising tussen laars en sandaal, beslagen met ijzeren noppen tegen slijtage van de zool. In het Latijn geldt het gebruik van “ul” als op-één-na-laatste lettergreep als verkleinwoord (“-tje”). Caligula betekent dus “soldatenschoentje”.
Hoewel Caligula’s regering in eerste instantie door het volk, dat Tiberius meer dan beu was, als een verlossing werd ervaren, bleek hij uiteindelijk geen stabiele keizer. Op een vrij jonge leeftijd had hij veel te abrupt zoveel macht gekregen, waarbij hij net als Tiberius een schrikbewind voerde onder de senatoren, met name na een ziekbed dat hem aan zijn eigen sterfelijkheid had herinnerd. In de daden van Caligula worden ook tekenen van grootheidswaan gezien, wat te vergelijken valt met de romantische trekken van zijn vader, maar dan veel extremer. Wellicht dat de roemvolle verhalen over zijn vader, grootvader en oudoom hem naar het hoofd stegen, net als de triomfen van keizer Augustus en Julius Caesar (met wie hij overigens zijn naam deelde). Caligula droomde van militaire triomfen, maar was hier zelf waarschijnlijk allerminst capabel voor. Toch hebben wij aan zijn vreemde plannen een mooi verhaal overgehouden.
De aquilifer van het Tiende Legioen zou bij Caesars inval in Brittannia als eerste van boord gesprongen zijn, daarmee de aarzelende soldaten overhalend dit ook te doen zodat de adelaar veilig bleef.
In het jaar 39 vielen de Chatti Germania Superior binnen, waar zij echter vrij snel al verdreven werden door legaat Servius Sulpicius Galba, de man die 29 jaar later vanuit Spanje naar Rome zou marcheren en enkele maanden keizer zou zijn na de dood van Nero. Waarschijnlijk was de inval voor Caligula de aanleiding om dat jaar de landen uit zijn kindertijd weer op te zoeken. Caligula leidde een strafexpeditie over de Rijn, welke enig succes zou hebben gehad. Vervolgens richtte hij zijn pijlen echter op ander gebied: Brittannia. Het eiland was tijdens de Gallische Oorlog voor het eerst binnengevallen door een Romeinse legermacht, maar de eerste veldtocht was door het slechte weer op zee geen succes geweest en de tweede was door de Britten afgeslagen. Pas bij de derde poging had Julius Caesar de Britse coalitie onder leiding van Cassivellaunus verslagen, waarna er een verdrag was gesloten en de verslagen stammen gijzelaars en schatting geleverd hadden. Vervolgens waren alle Romeinen er weer vertrokken, zodat het nog maar de vraag is of er ook maar één cent aan schatting betaald is. In elk geval was Brittannia dus onafhankelijk gebleven – menig Gallische opstandeling was er nog eens naar uitgeweken. Als Caligula erin zou slagen het eiland te veroveren, zou dat betekenen dat hij slaagde waar Caesar gefaald had.
Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Trots als men graag is op zijn vaderlandse geschiedenis, is men er in Nederland traditioneel vanuit gegaan dat Caligula zich voor zijn invasieplannen naar het huidige Katwijk begeven heeft. De teksten spreken echter vooral van “de Gallische kust”, waarbij andere plaatsen zoals Boulogne-sur-Mer, aan het Kanaal, dus ook logische kandidaten zijn. Het lijkt er echter wel op dat er rond deze tijd militaire bouwprojecten aan de gang geweest zijn in ons land. Vermoedelijk is het castellum van Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH) rond deze tijd gebouwd. Ook van Laurium (Woerden) zijn er sterke aanwijzingen dat het fort rond deze tijd gebouwd is en ook van Albanianae (Alphen aan den Rijn) en het castellum op de Hoge Woerd in De Meern (mogelijk heette dit castellum Fletio) wordt vermoed dat de eerste constructie rond deze tijd plaatsvond. Opmerkelijk is dat er waarschijnlijk ook gebouwd werd aan Fectio, de grote basis van de Classis Germanica, de vloot van Germanië, wat een verzameling van manschappen en schepen doet vermoeden. Het castellum bij Velsen, aan het IJ, dat waarschijnlijk Flevum heette, lijkt ook weer in gebruik te zijn geweest. Allemaal zaken die duiden op een verhoogde militaire activiteit.
In het Britse jeugdprogramma Horrible Histories wordt Caligula’s “veldtocht” op de hak genomen.
Volgens het verhaal zou de hele veldtocht zijn uitgelopen op een lachwekkend debacle, waarbij hij de soldaten schelpjes liet rapen op het strand, die vervolgens als oorlogsbuit van strijd tegen de zee moesten worden meegenomen. Verder liet hij naar het schijnt pijlen in de zee schieten. Ook zou hij voor zijn triomftocht Gallische gladiatoren hebben willen opvoeren als krijgsgevangenen van de veldtocht, al lijkt het erop dat het zover niet gekomen is. Menig Romeins schrijver zag dit vreemde verhaal als een bewijs van Caligula’s krankzinnigheid, maar tegenwoordig probeert men rekening te houden met meer logische verklaringen. Volgens bepaalde versies van het verhaal zou Caligula wel degelijk zijn uitgevaren, maar zijn omgekeerd toen hij merkte dat de andere schepen hem niet volgden. In deze formulering klinkt dat nogal komisch, maar indien het werkelijk het geval is geweest zou dat gelden als muiterij. Wellicht zou dat verklaren waarom de invasie geen doorgang vond, waarbij de opdracht om dan maar schelpen te rapen misschien gold als een soort vernederende straf voor de soldaten die de zee niet op durfden.
Op veel munten lijkt Caligula als militair triomfator te worden neergezet. Dat zou kunnen betekenen dat zijn werk aan de Gallische kust toch niet zo idioot was als men beweerde.
Een andere mogelijkheid is dat het om niet veel meer ging dan een verkenningsmissie of een oefening in het verplaatsen van een grote hoeveelheid soldaten, als voorbereiding op een latere echte veldtocht (die tijdens Caligula’s leven overigens niet meer plaatsvond, want al in 41 na Chr. werd de jonge keizer vermoord). Het “bevechten” van de zee zou zelfs een soort godsdienstig ritueel kunnen zijn geweest. Ook zijn er theorieën dat er helemaal geen sprake is van het letterlijk rapen van schelpen. Het is mogelijk dat met het woord iets in figuurlijke zin bedoeld wordt, dat men echter letterlijk is gaan nemen. Misschien stond de term “zeeschelpen” wel voor schepen die op het Kanaal of de Noordzee werden buitgemaakt: schepen van de Britten of van Germaanse zeerovers. Er is zelfs een theorie dat het woord staat voor vrouwelijke genitaliën, wat kan duiden op grootschalig bordeelbezoek door de soldaten… of erger…
Bij de monding van de Oude Rijn, in Katwijk, staat een monument voor Caligula’s “strijd” met de zee.
Hoe het precies gegaan is, zullen we wel nooit helemaal zeker weten. En hoe onzeker Caligula’s aanwezigheid in ons land dan ook is, men kon het toch niet laten om een monument voor de gebeurtenis te plaatsen in Katwijk, vlakbij de monding van de Rijn. Dit ondanks de zeer beruchte reputatie van Caligula en de wijze waarop de Romeinse geschiedschrijvers het verhaal als pure waanzin hebben uitgelegd. Tot slot nog één enkele aanwijzing waarom het allemaal in Zuid-Holland zou hebben kunnen afspelen. Volgens Tacitus verwierf een hoofdman aanzien onder zijn volk door de spot te drijven met Caligula’s belachelijke onderneming. Die hoofdman was een Cananefaat.
Afgelopen jaar zat ik met mijn detachement in Albanianae (Alphen a/d Rijn) gelegerd. In het hier gelegen Museumpark Archeon, waar een Romeins gedeelte gelukkig niet ontbreekt, ligt een geheimzinnig schip op het droge, onder een overkapping. Ik weet nog goed dat, toen ik hier vorig jaar aankwam, er van alles gaande was rondom dit schip. Het gaat om een Romeinse platbodem, zoals door ons gebruikt wordt om de Rijn en andere rivieren op en af te varen. Met de platbodem kun je gemakkelijk door het ondiepe water langs de modderige oevers varen, zonder vast te lopen. Zo kun je grote ladingen goederen gemakkelijk vervoeren. Het betreft hier dus eigenlijk Romeinse vrachtschepen.
Visioen van 20 jaar geleden, toen er met de boot in Archeon gevaren werd. (https://www.youtube.com/watch?v=Oi18p1G7lzY)
Het schip in Archeon blijkt bij nadere inspectie de vreemde naamZwammerdam 6 te dragen. Geprikkeld door deze naam, alsmede de vreemde locatie van het schip (op het land), kon ik het niet nalaten om de andere aanwezige Romeinen hier wat meer vragen over te stellen. Het blijkt niet te gaan om een werkelijk eeuwenoud schip (daar ziet het er inderdaad ook niet naar uit) maar om een replica ervan, een tikkeltje kleiner dan het origineel. Deze replica is ruim 20 jaar geleden gebouwd en voer toen ook daadwerkelijk door het park. Middels een vreemd soort tabula werd mij een visioen getoond van hoe dat eruit zag, wat een goed beeld geeft van hoe deze schepen werkten. Het schip werd op de beelden niet geroeid of met een zeil voortgestuwd (al impliceert de mast dat dat laatste wel kan). In plaats daarvan werd het schip aangedreven door het met lange stokken tegen de bodem af te zetten, wat veel lijkt op een techniek die bomen genoemd wordt. Zoals op de beelden te zien was, kan een bemanning van twee personen volstaan. Fascinerend om dit zo terug te zien. Helaas ligt het schip nu op het land, omdat de tand des tijds het varen ermee onmogelijk gemaakt heeft. Jammer, maar naar verluidt werkt Archeon met de plaatselijke gemeente aan plannen voor een echt Romeins scheepvaartmuseum. Ook wordt er gewerkt aan de restauratie van het schip.
De Zwammerdam 3, opgegraven op het landgoed de Hooge Burch. (Afbeelding: Livius.org)
Dan toch maar eens uitzoeken waar de echte Zwammerdam 6 vandaan komt. De naam Zwammerdam zei mij in elk geval genoeg om mij oostwaarts te begeven naar dit dorp, dat ik beter ken onder de naam Nigrum Pullum, het castellum dat hier gelegen heeft. De contouren van het castellum zijn nog heel duidelijk te zien in een zintuigenpark, aan de zuidkant van landgoed de Hooge Burch. Het landgoed is zijn Romeinse verleden duidelijk niet vergeten: er worden vondsten tentoongesteld en men is druk bezig met de oprichting van een nieuw dorpshuis, waarin het Romeinse verleden een prominente plek zal krijgen. De Rijn moet in de eerste eeuwen van jullie jaartelling wat zuidelijker gelegen hebben, want het castellum ligt er nu enkele honderden meters vandaan. De zes schepen zijn op het landgoed gevonden, tussen 1971 en 1974. Drie ervan waren platbodems, de militaire transportschepen, de overige waren vissersboten van uitgeholde boomstammen. De reden dat er zoveel vlakbij elkaar gevonden zijn, is dat de schepen als zij eenmaal waren afgedankt waarschijnlijk werden afgezonken, om ze vervolgens te gebruiken als kadeversteviging of steigerwerk. Want, zoals ik al zei, de oevers van de Rijn zijn in de Romeinse tijd soms erg modderig. De schepen staan nu in opslag in Lelystad, wat blijkbaar in Flevoland ligt… (Vreemde naam; ik ken alleen het Flevomeer…)
De Woerden 7, zoals opgegraven is in 2003. (Afbeelding: Hazenberg Archeologie Leiden)
Er was mij echter ook ter ore gekomen dat er een plaats is waar nog meer schepen gevonden zijn en dan ook nog eens veel langer geleden. Laurium. Dit castellum (de plaats die jullie waarschijnlijk Woerden noemen) is de vindplaats geweest van meerdere schepen! Ook hier horen platbodems bij, dus begaf ik mij enige dagen later op een draf naar Laurium. De Woerden 1 is gevonden in 1976 en er bevindt zich blijkbaar een schaalmodel in Mogontiacum (Mainz, voor mij iets te ver om te voet heen te gaan op dit moment). Het schip diende waarschijnlijk voor de aanvoer van graan. De Woerden 4 blijkt zelfs 400 jaar daarvoor al gevonden! Jammer dat hij niet bewaard is gebleven. Ook over de Woerden 2-6 is niet zoveel bekend, daar het gevonden werd in verontreinigde bodem, zodat het bestuderen ervan gevaarlijk was. Beter bewaard is het laatste vrachtschip, de Woerden 7, dat in 2003 is opgegraven. Aan de hand van dit schip kun je goed merken hoeveel men tegenwoordig te weten kan komen door het materiaal te bestuderen. Het hout komt gedeeltelijk uit Bataafs of Cananefaats gebied en is waarschijnlijk gekapt in de winter van 162 op 163 AD. Een daarnaast gevonden spant impliceert nog een Woerden 8.
Het Rijngebied was in de Romeinse tijd aanzienlijk moerassiger dan nu, zoals te zien is op deze artistieke weergave van Nigrum Pullum. (Afbeelding door Ulco Glimmerveen)
Je zult je afvragen waarom zoveel schepen in de buurt van de castella gevonden zijn en niet op een willekeurige plek langs de Rijn. Het antwoord is heel eenvoudig. De castella waren de plaatsen die het hardst zaten te springen om de aanvoer van goederen. Om te beginnen moesten al die honderden soldaten eten, waar graan voor nodig was, maar ook moesten er soms bouwmaterialen worden aangeleverd die niet voorhanden waren. Bovendien werden deze door de overheid betaald, in tegenstelling tot de materialen die nodig waren voor de bouw van particuliere huizen of particuliere handeltjes. Het aanvoeren van natuursteen is van groot belang voor zaken als de bouw van een stenen muur of het neerzetten van stevigere bouwwerken, maar voor een willekeurige bewoner van het platteland is dit nauwelijks te betalen, op een enkeling na. Voor die enkeling is het handig als de materialen alsnog via een centrale plaats worden aangevoerd en de Romeinse forten en kampen waren vaak knooppunten van de handel. Vaak liepen er immers meerdere wegen langs en sloten zij ook aan op de Rijn, die behalve grens ook handelsroute was. Als je dan nog bedenkt dat de soldaten in het fort een grote afzet vormen, wat ook de aanwezigheid van burgers rondom het fort verklaart, is het helemaal niet gek dat bij de forten de meeste vrachtschepen aanmeerden. Wat dus ook verklaart waarom er een stevige kade nodig was. Zeker ten westen van Traiectum (Utrecht), waar de grond veel moerassiger was dan in het oosten.
In Castellum de Hoge Woerd kun je De Meern 1 tegenwoordig weer bekijken!
Dat geldt dus ook voor de schepen van De Meern, die gevonden zijn op enkele kilometers van het castellum op de Hoge Woerd (ik geloof dat dit castellum Fletio heet, maar ik weet het niet helemaal zeker). Ook hier betreft het enkele kano’s en platbodems, maar er zijn ook wat andere varianten. De Meern 6 (gevonden in 2008) lijkt bijvoorbeeld meer op een punter. Heel interessant vind ik De Meern 4, dat in 2003 werd gevonden met grote blokken basalt erin. Die blokken basalt waren van dezelfde partij als de bedekking van de oever, wat zou kunnen betekenen dat het schip inderdaad met opzet is afgezonken, om als beschoeiing van de oever te dienen. Ook combineert het blijkbaar verschillende elementen van mediterrane bouwtechnieken en degene meer hier uit de buurt. De Meern 1, een 25 meter lange platbodem die in 1997 gevonden werd, heb ik ook nog echt kunnen bezichtigen. Dit schip is namelijk geconserveerd en wordt nu tentoongesteld in Castellum Hoge Woerd. Het is een hele beleving om een echt eeuwenoud schip te zien, gemaakt van hout dat gekapt is in het jaar 148!
De Meern 1 vaart (met een Latijnse naam) ook rond in Woerden!
Maar dat is niet de enige manier waarop je dit schip kunt “beleven”. Je kunt het zien, maar ook meemaken! In Woerden liggen namelijk twee Romeinse schepen voor anker. Eén ervan, de Per Mare ad Laurium, is een reconstructie van De Meern 1! De ander, de Fiducia, is een fraaie reconstructie van een Romeinse punter zoals De Meern 6 moet zijn geweest. Daarmee kun je van april tot september ook daadwerkelijk varen. Weliswaar met een moderne motor, maar dat geeft wel wat meer ontspanning aan de opvarenden, denk ik dan maar.
Voor meer informatie over de rondvaarten kun je kijken op: www.romeinsschipwoerden.nl
Voor meer over Castellum de Hoge Woerd en het schip dat daar ligt: http://www.castellumhogewoerd.nl/
En vergeet niet mij te volgen op twitter.com/OctaviusRomein