Grinnes: het vermoede verleden van Rossum

grinnibusNa onze verslagen over de Romeinse plaatsen aan de Maasmonding volgen we de Merwede stroomopwaarts en komen we voorbij het punt waar deze rivier begint door het samenstromen van de Waal en Afgedamde Maas. De Waal was een belangrijke rivier die door de Romeinen Vacalis of Valis genoemd werd en zodanig veel water van de Rijn afvloeide dat er in de buurt van Lobith of Herwen zelfs een dam gebouwd moest worden om de Rijn beter bevaarbaar te maken voor de Romeinse vloot. Dit maakte de Waal (voor zolang de dam bestond) wat smaller en ondieper dan tegenwoordig. Bovendien kunnen we niet met zekerheid zeggen of de rivier wel op dezelfde plek stroomde, want ook bij de Rijn hebben we hier verandering in gezien. Soms verschilt de stroom weliswaar slechts enkele honderden meters, maar toch…

Als er een castellum bij Rossum lag was dat misschien hier. Maar bewezen is het niet.
Als er een castellum bij Rossum lag was dat misschien hier. Maar bewezen is het niet.

De eerstvolgende plaats die we, na het eerder behandelde Tablis, tegenkomen op de Peutinger kaart is Grinnes of Grinnibus. De exacte locatie van Grinnes is net als die van Tablis en Flenium tot op heden niet bepaald. De kaart geeft wat Germania Inferior betreft vermoedelijk een situatie uit de derde eeuw weer, waarin er een weg liep van Noviomagus naar Forum Hadriani. Grinnes zou een statio oftewel militaire pleisterplaats langs deze weg geweest kunnen zijn, waar reizigers konden overnachten terwijl er tegelijkertijd orde werd bewaakt vanuit het punt.

Een altaar gewijd aan de inheemse godin Exomna werd niet ver van Rossum gevonden (Bron: Rijksmuseum van Oudheden)
Een altaar gewijd aan de inheemse godin Exomna werd niet ver van Rossum gevonden (Bron: Rijksmuseum van Oudheden)

Grinnes wordt ook genoemd in de Historiae van Tacitus, in de latere fase van de Bataafse opstand. In het jaar 70 na Chr. werden de rebellen bij stukjes en beetjes teruggedreven door de Romeinse troepen van bevelhebber Cerialis, tot zij zich noodgedwongen achter de Waal hadden teruggetrokken (waarbij zij de eerder genoemde dam waarschijnlijk vernielden). In een poging om het tij te keren vielen de rebellen enkele kampen van Cerialis aan en één daarvan was Grinnes. De aanval op het kamp bij Grinnes werd geleid door Julius Classicus, een aanvoerder van de Treverische hulptroepen die zich bij de opstand hadden aangesloten en nu noodgedwongen ver van hun oorspronkelijke thuisgebied moesten leven. Aanvankelijk leek het erop dat Classicus de slag zou winnen, tot Cerialis arriveerde met cavalerie en de rebellen terugdreef. Na afloop van de opstand zou Cerialis bij het strategische punt een castellum hebben laten bouwen.

Vlakbij Rossum ligt een buurtschap dat Rome heet...
Vlakbij Rossum ligt een buurtschap dat Rome heet…

Romeinse vondsten uit de omgeving van Rossum hebben het vermoeden doen rijzen dat het castellum Grinnes en de bijbehorende vicus hier wel eens gelegen zouden kunnen hebben. Vooral in het buurtschap dat grappig genoeg Rome heet zijn veel vondsten gedaan. Een daadwerkelijk Romeins fort is hiermee echter niet aangetoond. De vondsten uit de omgeving duiden in elk geval wel op inheemse bewoning: waarschijnlijk lag er in de IJzertijd al een belangrijke nederzetting in de omgeving, wat in elk geval het strategische belang van de plaats aan zou kunnen tonen. Als er een castellum stond is dit op den duur waarschijnlijk weggespoeld.

Het zeer interessante schrijfplankje van Est-de Steendert.
Het zeer interessante schrijfplankje van Est-de Steendert.

Wat is er dan met zekerheid over Rossum en omgeving te zeggen? In elk geval zijn er in Alem, dat net als Rossum in gemeente Maasdriel ligt, een fragment van een beeld voor Mercurius en een altaarsteen voor de godin Exomna gevonden. Aan de noordoever van de Waal, tegenover Rossum, zijn muntvondsten gedaan in Hesselt, in de gemeente Neerijnen. Aan de 1e Tieflaarsestraat, in diezelfde gemeente, zijn allerlei vondsten gedaan die een tempel of villa doen vermoeden. Het dorp Opijnen bevatte een grafveld (en waar een grafveld ligt is een nederzetting niet ver weg) en een altaarsteen. Het dorp Est bevatte een interessant schrijfplankje dat een juridische tekst uit 83 na Chr. bevat door ene Lucius Iunius Norbanus. In Ophemert zijn aardewerk en maalstenen gevonden en in Waardenburg een armband met een inscriptie voor Hercules Magusanus, de Bataafs-Romeinse god, waarschijnlijk als votief voor een tempel. Tegenover Waardenburg ligt Zaltbommel, dat een grafveld en meerdere nederzettingen lijkt te hebben bevat. Het grafveld bevatte 95 personen.

Zelfs als Rossum dus niet de locatie van Grinnes is, is het duidelijk dat het hier om een levendige omgeving gaat. Er moeten meerdere nederzettingen, tempels en grafvelden in deze omgeving gelegen hebben. Maar of de grond ooit een castellum of statio zal prijsgeven is nog maar de vraag…

Helinium: de Romeinen aan de monding van de Maas

034Na Forum Hadriani bezocht te hebben trekken we verder zuidwaarts langs het Kanaal van Corbulo, tot we komen aan het punt waar het kanaal uitmondt in de Maasmonding. Tegenwoordig mondt de Maas uit in zee via zowel het Haringvliet als de verschillende riviertakken en kanalen in de Rotterdamse havenregio. In de Romeinse tijd moet er op ongeveer deze hoogte, tussen Hellevoetsluis en Naaldwijk, een zeer brede riviermonding gelegen hebben, door de Romeinen het Helinium genoemd. Volgens Plinius de Oudere lag het Bataveneiland tussen het Flevomeer en het Helinium.

Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.
Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.

Het zuideinde van het Kanaal van Corbulo lag vermoedelijk ergens in Naaldwijk. De vondst van een bronzen plaat die verwijst naar de Classis Germanica Pia Fidelis, de vloot van Germania, duidt op de aanwezigheid van de marine, zodat vermoed wordt dat er te Naaldwijk een vlootbasis lag. Een basis of ander fort is tot op heden echter niet gevonden, ofschoon de locatie, zowel aan de monding van de Maas als van het kanaal, de plaats natuurlijk veel strategisch belang gaven. De aanwezigheid van burgerlijke nederzetting of vicus is daarentegen wel degelijk aangetoond. Daarnaast bevat Naaldwijk een inheems nederzettinkje, dat op een lichte verhoging in het landschap gebouwd was. Een Romeinse villa die vlak buiten Naaldwijk gevonden is, vermoedelijk niet ver van het kanaal, is vrij bijzonder omdat het huis gedeeltelijk van steen gebouwd was en bovendien een hypocaustum bevatte, een Romeinse vloerverwarming. Iets raadselachtiger is een mijlpaal die rond het jaar 1500 teruggevonden werd; niet vanwege de inscriptie (die is overduidelijk van Marcus Aurelius en Lucius Verus, met een omschrijving die het jaar 162 aantoont) maar omdat men niet meer exact kan zeggen of de mijlpaal nu in Naaldwijk of Monster gevonden was.

Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.
Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.

Ten zuiden van het Rotterdams havengebied, te Oostvoorne, zijn in 1752 brokken van funderingen waargenomen toen het water extreem laag stond. Jan Kluit uit Brielle noemde de aangetroffen ruïne de Zeeburg. Gezien de locatie ervan is het aannemelijk dat het hier een tweede Romeins fort betrof, waarschijnlijk om het andere uiteinde van het grote Helinium te overzien. Het vermoeden is dat het valt onder de kustforten die na 173 zijn opgericht om nieuwe aanvallen van plunderaars over zee te weren, nadat Didius Julianus als gouverneur van Gallia Belgica een grootscheepse Chaukische aanval had weerstaan. Als het fort de woelige ecologische veranderingen uit de 3e eeuw overleefde, moet het dus niet letterlijk aan de kust maar wat meer naar het zuiden gelegen hebben. Het fort was vast en zeker van steen gebouwd (of herbouwd) zodat de ruïnes nog eeuwen bestonden. Wanneer het fort verzwolgen werd door de zee is niet zeker, maar het moet ergens tussen de 4e en 12e eeuw gebeurd zijn.

De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.
De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.

De zuidelijkste plaats in Zuid-Holland die een nederzetting bevat is Goedereede. Goedereede bevatte een vicus en havenplaats, maar wellicht ook een kustfort. Resten ervan werden in 1618 gezien en Oude Wereld genoemd. Opnieuw is er waarschijnlijk sprake van verstening, wat de lange bewaring van de resten verklaart. Van zowel de Zeeburg als Oude Wereld vermoeden we dat de verstening in de vierde eeuw plaatsvond. Vandaag de dag is er van de vermoede forten in Naaldwijk, Oostvoorne en Goedereede nauwelijks nog een spoor te bekennen. In elk geval is de mijlpaal nog altijd te zien in het Rijksmuseum van Oudheden.

Romeinse plaatsen in Nederland: van dorp tot stad


xantenHa, die Barbaartjes!
Als deze Romeinse soldaat door jullie land wandelt, komt hij een hoop monumenten tegen voor de plaatsen waar het rijk waar ik voor werk zoveel betekent heeft. Wat me wel opvalt is dat het meestal gaat om de militaire versterkingen, dus de forten en de wachttorens. Terwijl er natuurlijk ook een hoop burgerlijke nederzettingen waren. Goed, van een paar van die plaatsen is nog wel wat te vinden, maar van de rest al veel minder. Het lijkt me dus goed dat ik hier eens wat over uit de doeken doe.

Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!
Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!

De meeste nederzettingen in Romeins Nederland waren waarschijnlijk inheems, met name natuurlijk ten noorden van de Rijn, wat immers buiten het Romeinse gezag viel. Dit zullen dus dorpen zijn geweest die bestonden uit een aantal flinke boerderijen: niet die armzalige hutjes waar veel mensen aan denken, maar stevige woningen van aardige omvang. Meestal waren dit boerendorpen waar de mensen van landbouw leefden, al kwamen er vast ook wel eens ambachten voor, zoals een smid.

Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.
Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.

Wanneer we naar de meer Romeinse nederzettingen gaan kijken, is het misschien verstandig om toch een beetje voorzichtig te zijn met dat “Romeinse”. Veel van de bewoners waren eigenlijk alsnog inheems en hoewel de Romeinse invloed in zowel bouwstijl als levensstijl duidelijk te zien zullen zijn geweest, zullen er een hoop dingen anders geweest zijn dan in Rome zelf. Vooral de gewone man zal toch nog sterke Keltische en Germaanse elementen hebben gehad, zodat het misschien slimmer is om van een Gallo-Romeinse nederzetting te spreken. Wel waren deze nederzettingen soms minder agrarisch, zodat je qua economie al wat meer van een stadje zou kunnen spreken. Het waren dan ook vaak handelsnederzettingen, die dan ook vaak op een gunstige plaats ontstonden, zoals een kruispunt van twee belangrijke wegen of een oversteekpunt in een rivier (in feite ook een handelsweg, maar dan voor de schepen). Zo’n Romeinse nederzetting noemen we een vicus, waaruit uiteindelijk het Nederlandse woord “wijk” uit ontstaan is (je sprak het oorspronkelijk uit als “wiekoes”).

De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.
De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.

Een officiële stadsstatus hadden deze nederzettingen bijna nooit, maar daar moet bij gezegd worden dat echte stadsrechten pas lang na de Romeinse tijd (in de middeleeuwen) werden begonnen. Er was dus niet zoiets als een document dat zei dat de plaats een officiële stad was en daar bepaalde rechten aan verbond. De erkenning als stad zat vaak meer in de functie en omvang van de plaats. Wel bestond er zoiets als marktrechten. Maar zelfs een plaats zonder marktrecht kon qua grootte en economie al verdraaid veel weghebben van een stad, zelfs als er geen muur om het geheel heen stond. De vicus van Coriovallum (Heerlen) was in feite een simpele handelsnederzetting, maar de hoeveelheid huizen en de omvang van het enorme badhuis maken wel duidelijk dat dit een behoorlijk interessante plaats was. Ook de vicus van Mosae Traiectum (Maastricht) was van groot belang, vooral in de Laat-Romeinse tijd. Beide plaatsen lagen dan ook aan een zeer belangrijke handelsroute, waarbij Mosae Traiectum ook nog eens aan de Maas lag en in de Laat-Romeinse tijd bij twee forten!

Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen het geval was.
Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen op de Hunnerberg een tijdje het geval was.

Ja, ook de militaire plaatsen zijn van het belang in het ontstaan van nederzettingen en stadjes in Germania Inferior. Vrijwel altijd ontstond er een burgerlijke nederzetting bij een Romeins fort. Een vicus bij zo’n fort noemen we ook wel canabae of kampdorp. In eerste instantie, als een kamp slechts tijdelijk werd aangelegd (bijvoorbeeld ter voorbereiding van een veldtocht of als voorpost in de zomermaanden) waren de canabae ook een soort tijdelijk burgerkamp, maar naarmate de troepen meer permanent gevestigd werden en hun tenten door barakken vervingen, werden de kampdorpen ook meer vaste nederzettingen met huizen. Dat er zoveel burgers met de soldaten meetrokken is niet vreemd. Ten eerste hoorde een deel wellicht (direct of indirect) bij het leger, maar dan meer als specialist, kleermaker of een ander soort non-combattant (dus zonder mee te hoeven vechten). Ten tweede kwamen er allerlei kooplui, kroegbaasjes en “vrouwen van plezier” op af omdat er best aan dat leger te verdienen viel. Ten derde kon het zijn dat sommige soldaten allang een liefje hadden of zelfs een gezin, dat uiteraard in de buurt wilde wonen. Hoe groter de aanwezige troepen, hoe groter en meer bruisend de kampdorpen.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.

Van twee plaatsen in Nederland weten we vrij veel over hun status als Romeinse stad: Nijmegen en Voorburg. Nijmegen heeft bijna elke variant van een Romeinse plaats gezien. Het begon met de inrichting van een tijdelijk kamp op de Hunnerberg, waar 15.000 soldaten werden gehuisvest, met nog wat tijdelijke kampen eromheen en dus ook een aanzienlijk kampdorp. Wat verderop, op het Kops Plateau volgde een tweede kamp dat uiteindelijk meer permanent werd. Een stukje naar het westen ligt een derde heuvel, het Valkhof, waar een soort burgerlijke stad ontstond. De Romeinen hadden de plek namelijk uitgekozen als bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap (civitas) en dat maakte het voor de Bataafse elite, met name veteranen uit de hulptroepen, interessant om rondom dat centrum te gaan wonen. Zo ontstond daar dus een Gallo-Romeinse stad, die meestal Batavodurum (Keltisch voor “Batavenmarkt”) of Oppidum Batavorum (Latijn voor “Batavenstad” of “Batavenburg”) werd genoemd. Ondanks de naam was het dus geen inheemse burcht met een plattegrond in organische vorm. Oppidum Batavorum was gebouwd in een keurig zelfde schaakbord-patroon als veel Romeinse steden en forten: de straten waren keurig recht en vormden zo een mooie rechthoek.

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.
Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.

Zowel het fort op het Kops Plateau als Oppidum Batavorum werden bij de Bataafse Opstand verwoest door de rebellen. In het laatste geval was dat pas toen ze zich moesten terugtrekken, om hun stad niet prijs te geven aan de Romeinen. Na de opstand werd er een legioen gevestigd op de Hunnerberg en het kampdorp daaromheen zal dus een levendige plaats zijn geweest: er stond zelfs een amfitheater! Een paar kilometer ten westen van de oude Batavenstad ontstond bovendien een nieuwe nederzetting, aan de Waal. Deze handelsnederzetting groeide uit tot de stad die we kennen als Noviomagus, “Nieuwe Markt”. Die naam is toepasselijk, want de regio had al recht om markten te organiseren sinds de 1e eeuw v. Chr. Toch denkt men vaak dat keizer Ulpius Trajanus deze rechten aan de stad gaf en dat daarom de stad zijn naam ging gebruiken als Ulpia Noviomagus Batavorum. De naam is echter meer een eerbetoon aan de keizer of een uiting van trots van de stadsbewoners.

Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.
Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.

Rond diezelfde tijd werd het legioen overgeplaatst en vervangen door een klein detachement, zodat de markt in het kampdorp flink inzakte. Noviomagus bleef wat langer bruisen, maar verloor in de loop van de 2e eeuw aan betekenis, om in de 3e eeuw grotendeels verlaten te worden. Begin 4e eeuw ontstond er echter een nieuw gelijknamig handelsstadje aan de Waalkade bij het Valkhof, waar in die tijd een nieuw castellum werd gebouwd. Aan de Waalkade in Nijmegen kun je nog resten van de stadsmuur en van een hypocaustum (een Romeinse vloerverwarming) vinden. Hoewel het late Noviomagus dus veel kleiner was, woonden er wel degelijk mensen die rijk genoeg waren voor zo’n verwarming.

Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.
Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.

Voorburg of Forum Hadriani was op zijn hoogtepunt veel kleiner dan Noviomagus in zijn glorietijd. Toch moet het een tijdje de grootste Romeinse plaats in Zuid-Holland geweest zijn. Zoals Nijmegen het bestuurscentrum van de Bataven was, kozen de Romeinen deze plaats op den duur als bestuurscentrum van de Cananefaatse civitas. De stad ontstond halverwege het Kanaal van Corbulo, dat de Rijn en monding van Maas en Waal verbond. Het was dus een echt handelsstadje. De naam betekent “Markt van Hadrianus”, maar waarschijnlijk heette het stadje oorspronkelijk Municipium Cananefatum (een municipium is zoveel als een stad of gemeenschap). Opnieuw heeft de naamswijziging in Forum Hadriani tot de conclusie geleid dat keizer Hadrianus marktrechten aan de stad gaf, maar ook hier weer is het een gek idee dat een hoofdstad dat nog niet gehad zou hebben. Bovendien wordt de stad op mijlpalen van meer dan een eeuw later weer aangeduid als Municipium Aelium Cananefatum (wat opnieuw duidt op keizer Aelius Hadrianus). Een bekende theorie is dat de naam municipium op zou gaan voor een stad met beperkt stadsrecht, maar echt bewezen is dit niet.

Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)
Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)

Zoals ik al zei: waarschijnlijk bestond er geen echt Romeins stadsrecht. Vaak is de colonia aangeduid als de status van een hoogste Romeinse stad, maar in feite is dit vooral een direct gestichte Romeinse stad, met de bedoeling om hier veteranen en andere staatsburgers te huisvesten. Een soort kolonie dus, zoals de naam al doet vermoeden! Zulke steden kwamen in Romeins Nederland niet voor, maar wel elders in Germania Inferior. We kennen Colonia Ulpia Traiana (Xanten) en Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) waar opnieuw namen van Romeinse keizers en hun familie in doorklinken. (Maar ook deze steden hebben niet altijd zo geheten!) Merk je trouwens dat je in de naam van Keulen het woord colonia nog vaag terug hoort?

Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.
Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.

Dat beeld van die enorme steden vol marmer, goud en prachtige kolossale gebouwen moet je voor Romeins Nederland in elk geval niet op laten gaan. De meeste plaatsen waren geen echte steden en zelfs de steden waren relatief klein, al voor de Romeinse tijd. En dat van die stadsrechten… Tja, dat is toch een soort mythe of misverstand.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Castellum Rodanum: Romeinse aanwezigheid in Aardenburg

Aardenburg_Principia-en-tempel_klein-940x297Nog net in Nederland, niet ver van de grens, ligt Aardenburg. Het bevat één van de best bewaarde castella van Nederland en is tekenend voor de Romeinse aanwezigheid in Zeeuws-Vlaanderen, destijds een deel van het leefgebied van de Menapiërs, een Belgische stam en dus deel van de Romeinse provincie Gallia Belgica. Aardenburg of Rodanum is de zuidelijkste stop op onze tocht langs de Romeinse kustforten in Nederland.

De Romeinse nederzettingen en forten aan en nabij de kust.
De Romeinse nederzettingen en forten aan en nabij de kust.

De bouw van het castellum te Aardenburg vond plaats in de tweede helft van de 2e eeuw, wat duidelijk maakt dat de aanvallen door Chaukische piraten in de jaren 60 en 70 van die eeuw een rol speelden. De Rijndelta en de Schelde moesten het ontgelden, evenals de kust van Gallia Belgica. De plunderingen zijn de geschiedenis ingegaan als een definitieve verandering, al lijkt het erop dat de piraten uiteindelijk door gouverneur Didius Julianus verjaagd werden en hun succes toch niet zo groot was. Wel zijn de aanvallen te plaatsen in een breder kader van afnemende veiligheid tijdens de regering van Marcus Aurelius, waarin de uitbraak van de Antonijnse pest de legers uitdunde zodat grensvolkeren hun kans roken en hun bondgenootschappen met Rome verbraken. Het was duidelijk dat de westkust net zozeer versterking nodig had als de Rijngrens, zodat er meerdere forten aan de kust gebouwd werden, van Katwijk tot en met West-Vlaanderen.

Maquette van het castellum van Aardenburg.
Maquette van het castellum van Aardenburg.

Eén zo’n fort werd bij de oostelijke oever van een rivier genaamd Rudanna uit de grond gestampt, waar nu Aardenburg ligt. Het fort in kwestie zou Rodanum geheten kunnen hebben. De muren van het castellum werden vrijwel meteen gebouwd in natuursteen, aangevoerd vanuit de Eifel en uit Tornacum (Doornik). Het fort was van flinke omvang, want het mat 150 bij 240 meter en bood onderdak aan een soldaat of duizend. Hoe de twee cohorten in het fort heetten is onbekend, al zijn er dakpannen gevonden met inscripties die duidelijk maken dat beide cohorten het nummer 2 droegen en dat de bijgevoegde namen ervan respectievelijk met A en S begonnen. Afgaande op aardewerk moet één van de garnizoenen in elk geval bij de Rijn en de Moezel gezeten hebben.

De fundering van één van de torens is nog zichtbaar in Aardenburg.
De fundering van één van de torens is nog zichtbaar in Aardenburg.

Tot voor de bouw van Rodanum had de lokale Menapische bevolking weinig directe contacten met de Romeinse cultuur, zodat er nu een hoop veranderde. De snelle verspreiding van koopwaar uit verschillende delen van het rijk, maar ook de verplichting om voedsel aan de soldaten te leveren, maakte dat de economie ingrijpend veranderde en meer vergelijkbaar werd met die rondom de forten aan de Rijn. In het fort zijn namelijk ook allerlei sporen gevonden van plaatselijk aardewerk, evenals van vis en schelpdieren.

De tempel van Aardenburg (illustratie door Mikko Kriek)
De tempel van Aardenburg (illustratie door Mikko Kriek)

Opvallend is de aanwezigheid van een tempeltje in het fort, wat niet erg gebruikelijk is voor een Romeins castellum. Het is mogelijk dat vanaf 225, de militaire aanwezigheid enigszins beperkt werd zodat de meeste soldaten aanwezig waren in het niet veraf gelegen Oudenburg. Misschien werd het fort nu grotendeels veranderd in een burgerlijke nederzetting. Als dat zo was, heeft dat in elk geval niet eeuwig geduurd, want na het jaar 260 werd het fort opnieuw versterkt in opdracht van Postumus, de keizer die tijdens de Crisis van de Derde Eeuw zijn eigen rijk in Gallië bestuurde en erin slaagde de grenzen opnieuw onder controle te krijgen. Rond 274, na de dood van Postumus, ging het Gallische Rijk echter zijn ondergang tegemoet en werd heroverd door keizer Aurelianus, die met zijn strijd de grenslegers volledig uitdunde. Het castellum werd volledig verlaten, waarschijnlijk na een aanval door Saksische piraten. Tegelijkertijd nam door klimaatverandering en verzakking van de bodem het gevaar van de zee toe, wat een extra reden was om de kustforten te evacueren. Om ervoor te zorgen dat de Saksen het fort niet konden gebruiken werden de muren verwoest. De tempel ging in vlammen op, al is niet bekend of dat bij de evacuatie gebeurde.

Personages uit de Romeinse tijd (en andere tijdperken) geven het leven in de geschiedenis van Aardenburg weer.
Personages uit de Romeinse tijd (en andere tijdperken) geven het leven in de geschiedenis van Aardenburg weer.

Rodanum werd weer bewoond in de Middeleeuwen, waarin het bekend kwam te staan als Rodanburg, wat uiteindelijk verbasterd werd tot Aardenburg. In Aardenburg is een gemeentelijk archeologisch museum ingericht, vol voorwerpen die gesitueerd zijn rondom verschillende personen uit de historische maatschappij. Achter het museum ligt een grote tuin, met daarin de zichtbare fundering van het tempeltje. Aan de Burchtstraat is de fundering van een toren van het castellum zichtbaar gemaakt.

 

Scheveningseweg en Ockenburgh: de kleine forten van de westkust van Den Haag

ockenburghNiet alleen de Rijn kende in Nederland een reeks van forten waar troepen gelegerd werden met het oog op de defensie van de Romeinse grensprovincie. Ook aan de westkust, die voor vijanden te water een gemakkelijke prooi kon zijn, werd er op den duur op berekend. Wanneer we vanuit Lugdunum (Katwijk aan zee) door de duinen naar het zuiden trekken, komen we op den duur in het gebied waar er forten hebben gelegen die onderdeel uitmaakten van deze kustverdediging. Hoewel Den Haag in de Romeinse tijd nog niet bestond, is in deze omgeving het nodige teruggevonden.

De verdediging van de kust in de Romeinse tijd. Niet elk fort is even zeker.
De verdediging van de kust in de Romeinse tijd. Niet elk fort is even zeker. Maar Ockenburgh en Scheveningseweg zijn vrij waarschijnlijk!

Het westen van Zuid-Holland heeft nature een bodem van stevige zandgrond, die destijds gemakkelijker bewoonbaar en meer begaanbaar was de moerassige veengronden in de rest van het gebied. Het is niet ondenkbaar dat de Cananefaten de grond juist daarom gekozen hadden om op te leven. Het zou zelfs kunnen dat hun naam (‘look-meesters’) hier vandaan komt, omdat de grond goed geschikt was voor het verbouwen van look en soortgelijke groenten. Dat het goed bewoonbaar was blijkt ook wel uit de vondst van sporen van een burgerlijke nederzetting ter hoogte van de bossen van Wassenaar, die Beelaerts van Blokland in 1903 deed bij aanleg van een waterleiding. Spelden, munten en tal van andere voorwerpjes kwamen naar boven. In de eeuw daarop werden nog meer vondsten in de duinen gedaan, waaronder zelfs een vermoedelijk crematiegraf. Bloklands vermoeden van een burgerlijke nederzetting lijkt dus juist, al noemt hij vooral Bataafs en Romeins aardewerk. Van de andere kant moet er in de praktijk weinig cultureel verschil tussen Bataven en Cananefaten geweest zijn.

Eén van de paardengraven die bij Fort Ockenburgh werden gevonden.
Eén van de paardengraven die bij Fort Ockenburgh werden gevonden.

Wie de bospaden blijft volgen bereikt uiteindelijk Den Haag. De stad bestond nog niet in de Romeinse tijd, laat staan dat het een politiek centrum was. Wel telt Den Haag meerdere interessante vondsten, waaronder enkele munten her en der. Nog veel interessanter zijn echter de kustforten die zijn teruggevonden in Den Haag. Het eerste fort, aan de Scheveningseweg, wordt slechts vermoed, al zijn hier veel vondsten gedaan die duiden op militaire aanwezigheid. Meer duidelijkheid is er over het tweede fort, aangetroffen in de westelijke wijk Ockenburgh, op de plek waar nu vakantiepark Kijkduinen ligt. Het moet een zogenaamd mini-fort zijn geweest, berekend op slechts enkele tientallen ruiters. De opbouw was vrij simpel: het fort bevatte een groot, u-vormig gebouw, waarin zowel de barakken als de stallen aanwezig waren. Hieromheen lagen muur, wal en greppel, van pakweg 44 bij 42 meter.

Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het werd bezet tussen 150 en 180 en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 rutiers.
Maquette van mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag.

Minifort Ockenburgh moet gebouwd zijn tussen 150 en 180, rond de periode dat zeerovers uit het noordwesten van Duitsland, meestal van Chaukische komaf, een grotere plaag voor het lange tijd zo vredige Germania Inferior begonnen te worden. Eén aardewerkfragment vermeldt het Cohors Britonum, wat zou betekenen dat er een soldaat van dit uit Brittannia afkomstige cohort aanwezig geweest moet zijn. Afgaande op berekeningen van de omvang van het fort (170 m2) moet het 30 tot 37 soldaten bevat hebben. Indien er echter wordt uitgegaan van een indeling waarbij meerdere van de barakken als stalboxen dienden, zou fort Ockenburgh aan precies één turma van 16 ruiters ruimte geboden hebben. Paardenskeletten rondom het fort, waarvan eentje met een ernstig vergroeide ruggengraat (mogelijk door zwaar gewicht van een ruiter in pantser) lijken de theorie van een ruiterfort te bevestigen.

Meerdere mijlpalen gevonden in het zuidoosten van Den Haag!
Meerdere mijlpalen gevonden in het zuidoosten van Den Haag!

De forten van Ockenburgh en Scheveningseweg waren waarschijnlijk niet buitengewoon lang bemand. In de loop van de derde eeuw moet de situatie in Germania Inferior onveiliger zijn geworden en verslapte de Romeinse militaire aanwezigheid tegelijkertijd door interne crises, wat de onveiligheid uiteraard in de hand werkte. De forten zijn op den duur dus verlaten, maar bestaan hebben zij duidelijk. Daarnaast is Den Haag één van de plaatsen waar in de Romeinse tijd het Kanaal van Corbulo doorheen liep. Hoewel de zuidelijke helft van het kanaal in de tweede eeuw in onbruik raakte, moet de weg die ernaast liep nog in gebruik gebleven zijn. In 1997 werden in de wijk Wateringse Veld namelijk vier mijlpalen aangetroffen! De oudste stamt uit 151 en is van Antoninus Pius, waarbij verwezen wordt naar MAC (Municipium Aelium Cananefatum, oftewel Voorburg). De tweede paal is rond 212 of 213 geplaatst in opdracht van keizer Caracalla. De derde, van Gordianus III, moet tussen 242 en 244 geplaatst zijn, maar veel meer informatie is er niet op bewaard gebleven. De laatste paal is rond 250 gewijd aan keizer Decius. Inheemse aanwezigheid blijkt tot slot uit een cultusplaats, in de buurt van de Lozerlaan. De hoeken waren gericht op de windstreken, met een vorm en ligging die bij veel heiligdommen uit de IJzertijd voorkomt.

De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.
De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.

Wie vandaag de dag Romeinse zaken in Den Haag wil zien kan terecht in het Museon en Museum Meermanno. Het laatstgenoemde bevat vondsten uit onder andere Katwijk en Pompeii. In de straat Oosteinde, waar de vier mijlpalen gevonden zijn, zijn drie nieuwe mijlpalen neergezet om de oude Romeinse weg te herdenken. Tot slot is het tegenwoordig ook mogelijk om fort Ockenburgh digitaal te bekijken: aan de hand van de app van Timetravel.world kunnen nu ook driedimensionale reconstructies van het fort en de nabijgelegen vicus bekeken worden.