Katwijk: is Lugdunum de geheimzinnige Brittenburg?

Vandaag het eerste artikel in een nieuwe reeks: plaatsen in de Romeinse tijd in Nederland. En hoewel er talloze plaatsen zijn met allerlei verschillende vondsten, moet er een keuze gemaakt worden waarmee te beginnen. De keuze is gevallen op de Rijnforten, zonder twijfel het beroemdste gedeelte van de Nederlandse Romeinse tijd, zeker nu er zo hard gelobbyd wordt om de Nederlandse Limes op de Werelderfgoedlijst te krijgen. Het eerste fort op deze lijst (van west naar oost) is er echter meteen eentje waarvan het bestaan niet geheel zeker is. De zogenaamde Brittenburg te Katwijk!

Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini's beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen.
Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini’s beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen. Het fort is opvallend vierkant afgebeeld, met ronde torens en een enkel gebouw middenin.

Bij Katwijk mondt de Oude Rijn uit in de Noordzee, wat het een logische plaats maakt voor een versterking. De Romeinse castella stonden vaak bij strategische punten van de Rijn, waar de monding dus een erg logische plek voor lijkt. Ook zal het een ideale marinebasis zijn geweest. Toch is er maar weinig met zekerheid te zeggen over het fort dat hier wellicht gelegen heeft. De Peutinger Kaart vermeldt een fort genaamd Lugdunum als het meest westelijke Rijnfort. Deze naam werd in vroeger tijden vaak in verband gebracht met Leiden, maar waarschijnlijk is dit nogal “wishful thinking”, ook omdat Lugdunum op de kaart duidelijk ten westen van Praetorium Agrippinae, oftewel Valkenburg, ligt. In dat geval is Katwijk dus een veel meer logische locatie. De bijvoeging “Batavorum” is ook niet historisch (Zuid-Holland was het leefgebied van de Cananefaten), al voorkomt dit wel verwarring met de Romeinse hoofdstad van Gallië genaamd Lugdunum (Lyon). Juist het gebruik van de Gallische naam Lugdunum (verwijzend naar de god Lugh) voor een fort in deze regio is opvallend, al is het mogelijk dat de aanwezigheid van Keltische hulptroepen hier een rol in speelt. De gewoonte om het Katwijkse castellum Brittenburg te noemen is historisch ook onjuist: dit was de naam van een tolburcht die rond 1050 werd afgebroken.

De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.
De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.

Wie heeft gehoord van die zogenaamde “Brittenburg”, weet wellicht ook dat het fort in de zee is verdwenen. Dat is niet altijd zo geweest. Dat er vermoedelijk een Romeins fort heeft gelegen bleek in de zestiende eeuw, toen meerdere stormen ruïnes op het strand tussen Katwijk en Noordwijk zichtbaar maakten. Al in 1520 werden er tal van Romeinse vondsten bij deze ruïnes gedaan. Het grootste gedeelte hiervan betrof vooral stenen en munten. De nieuwste hiervan kunnen op 270 na Chr. worden gedateerd, dus eigenlijk rond de periode waarin de Limes flink in verval was en er forten werden opgeheven, terwijl er rond die tijd ook sprake was van ecologische problemen in het land. De exacte locatie van het fort is, door verdere verschuiving van de kustlijn, onbekend. Volgens de meest waarschijnlijke hypothese lag het wellicht vlakbij de huidige Rijnmonding, ten westen van de Uitwateringssluis. Andere hypothesen zijn er echter ook, zoals een meter of 100 naar het oosten, op het parkeerterrein ten noorden van de sluis. Opgravingen in 1982 toonden wel aan dat de vicus (burgerlijke nederzetting) van het fort ter hoogte van de Uitwateringssluis gelegen moet hebben.

"Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus' toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten".
Vlakbij de Uitwateringssluis staat het kunstwerk “Brittenburg”, gemaakt door Nicolas Dings in 2010. De tekst verwijst naar het verhaal over Caligula: “Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus’ toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten”.

Ook wat de vorm en datering van het fort betreft, tasten we in het duister. Een aanwijzing over de mogelijke periode van de aanleg vinden we in het verhaal van keizer Caligula’s expeditie aan de Gallische kust, in 40 na Chr. Caligula zou grote hoeveelheden troepen hebben verplaatst naar de westkust onder het mom van een invasie van Brittannia, om vervolgens alleen de zee “aan te vallen”. Het verhaal is wellicht sterk overdreven: het kan heel goed zijn dat het zeer bewust om een oefenexpeditie ging waarbij een grote hoeveelheid troepen verplaatst werd en een godsdienstige ceremonie bij wijze van “oorlogsverklaring” gedaan werd. Evengoed is het lastig te zeggen waar Caligula zijn troepen voor het hele gebeuren verzamelde. Hoewel Katwijk goed in de oren van veel Nederlanders klinkt, is dit nooit volledig bewezen en is Boulogne-sur-Mer ook geopperd. Wel zijn er aanwijzingen dat meerdere forten in ons land rond deze tijd zijn gebouwd of opnieuw in gebruik genomen. De vondst van een vat met wijn uit Caligula’s persoonlijke wijngaard maakt de aanwezigheid van de keizer in de Rijndelta echter al veel zekerder. Is Lugdunum dan toch op last van Caligula gebouwd?

De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo'n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.
De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo’n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.

Suetonius maakt er melding van dat Caligula op het Gallische strand een vuurtoren zou hebben laten bouwen, vergelijkbaar met de Pharos van Alexandrië, 60 meter hoog en met een basis van 72 x 72 meter. Een dergelijke vuurtoren is ook nergens teruggevonden. Wel is op de door Abraham Ortelius in 1562 gemaakte houtsnede te zien dat het castellum van Katwijk een opvallend vierkante vorm heeft. Natuurlijk zegt zo’n vorm niet erg veel, waarbij je ook nog moet bedenken dat de afbeelding ook niet per se 100% accuraat is. Wel is door de theorie over de aanwezigheid van het fort de benaming “Kalla’s toren” ontstaan, verwijzend naar de mogelijke bouw door Caligula. De benaming werd in de 16e eeuw vooral gebruikt door vissers wier netten in de ruïnes bleven steken. Dat “Kalla’s toren” ook werkelijk een vuurtoren was lijkt echter sterk als men bedenkt dat de bewoning van de Rijnmonding in de loop der eeuwen vrij ononderbroken is, zodat het onwaarschijnlijk is dat de toren in vergetelheid zou zijn geraakt. Een meer realistische hypothese is dan ook dat het vierkante gebouw middenin een horreum oftewel graanopslag zou kunnen zijn geweest.

Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.
Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.

Als het juist is dat Lugdunum gebouwd werd door Caligula en de laatste datering van de muntvondsten rond 270 na Chr. ligt, zou men kunnen concluderen dat het fort dus rond die tijd weer verlaten is, maar opnieuw kunnen we dit niet bevestigen. De afbeelding van Ortelius toont opvallend dikke muren met ronde torens, wat niet erg gebruikelijk is voor bovengenoemde periode, en eerder een fort uit de 4e eeuw suggereert. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat er sprake is van renovatie of zelfs herbouw van het fort. Van de andere kant is het opnieuw de vraag hoe accuraat de gravure is. Daar zullen we wellicht nooit achter komen. In de herfst van 1954 werden de Brittenburg-ruïnes voor het laatst waargenomen. Later baggerwerk bij de Rijnmonding heeft niet veel licht in de duisternis gebracht. Vermoedelijk heeft de zee de laatste resten weggespoeld en het geheim verzwolgen.

Het verblijf van een Romeinse soldaat

bodegraven castellumLaatst keek ik eens goed naar de strip over Asterix de Galliër, waar ik als Romein zo vaak over hoor. In die strip wordt het dorp van de Galliërs omringt door vier Romeinse kampen, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik die kampen niet helemaal snap… Ik zal dus eens goed uitleggen hoe het nu zit met die soldatenverblijven.

Romeinse legertenten waren van leer. Zelfs in jullie tijd is dat een dure grap!
Romeinse legertenten waren van leer. Zelfs in jullie tijd is dat een dure grap!

De Romeinse forten worden vaak kampen genoemd, maar dat is niet helemaal juist. De beroemde legertenten van de Romeinen werden alleen gebruikt voor een tijdelijk verblijf, met name als het leger onderweg was. De tenten zagen er ook niet zo enorm en kleurrijk uit als ze in de strip van Asterix doen. Een stevige Romeinse legertent (papilio) diende immers niet om in te verblijven, maar vooral om in te slapen. Een tent maken was een heel karwei, want de tent moest groot genoeg zijn om zes man te herbergen. Zes? Jazeker. Een contubernium, de kleinste eenheid van het Romeinse leger bestond weliswaar uit 8 soldaten, maar de tenten waren daar net wat te klein voor. Dom? Welnee! Hartstikke slim juist, want op deze manier moesten er altijd een paar man op wacht blijven. En middenin de nacht, op onbekend terrein, is dat geen overbodige luxe. Net als het versterken van het kamp met een greppel, wal en palissade.

Met een palissade van sudes (enkelvoud sudis) komt geen vijand je kamp in!
Met een palissade van sudes (enkelvoud sudis) komt geen vijand je kamp in!

Stel je dus eens voor dat je op reis bent met het Romeinse leger. Je hebt vandaag een kilometer of 35 gelopen, maar voor je kunt gaan rusten moet eerst dat kamp worden opgebouwd. Met het gereedschap uit je bepakking graaf je een greppel (fossa) en met de aarde uit die greppel werp je weer een wal op. In de bepakkingen van de soldaten zitten ook sudes, houten staken die gemakkelijk in de wal kunnen worden gestoken als omheining. Zo kun je binnen de versterking dus veilig je tenten opslaan. Ook in de Romeinse tijd gebeurde dat waarschijnlijk al met stokken en haringen. De tenten zelf waren van leer en aangezien geen dier groot genoeg is om voldoende leer voor één zo’n papilio te leveren, waren de stukken met de hand aan elkaar genaaid. In de tent kun je aardig droog slapen, ook omdat het leer vocht absorbeerde. De volgende morgen moeten de tenten weer opgebroken, de sudes terug in de bepakking en moet ook de greppel weer worden dichtgegooid. Je wil tenslotte niet dat een ander het kamp nog gebruiken kan!

Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Deze plattegrond van Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH) geeft een goed beeld van de indeling van een castellum. Kleine kamertjes, hè?

Goed, we marcheren verder. Na dagen, weken marcheren komen we eindelijk bij onze bestemming: een fort. Wat voor fort dit is en hoeveel soldaten erin passen kan verschillen. De meeste forten langs de Rijn in Nederland zijn een castellum, een “klein fort”. Als je bij een cohort hulptroepen zit heb je grote kans dat je naar zo’n grensfort onderweg bent, maar je zou ook met een vexillatio of detachement legionairs erheen gestuurd kunnen zijn. De meeste castella zijn op een soldaat of 500 berekend, maar groter en kleiner komt ook voor: Fectio (Vechten) kon misschien wel zo’n 1000 soldaten herbergen. Voorbeelden van miniforten zijn ook gevonden, zoals Ockenburgh in Den Haag en op het Marktveld in Valkenburg (ZH). Een grote castra is een fort dat plaats geeft aan een legioen, maar hiervan is maar één voorbeeld bekend in Nederland: de grote legerplaats op de Nijmeegse Hunnerberg, die hier in 70 na Chr. gebouwd is. De legerplaats is ruim een eeuw in gebruik geweest, maar daarvan heeft er maar 34 jaar echt een legioen in gezeten: in 103 werd Legio X Gemina overgeplaatst naar Pannonia en zaten er voortaan alleen nog kleine detachementen in het fort.

Stapelbedden en een klein opslagkamertje voor een contubernium legionairs! Blij dat ik promotie gemaakt heb.
Stapelbedden en een klein opslagkamertje voor een contubernium legionairs! Blij dat ik promotie gemaakt heb.

Zo’n fort was min of meer permanent, dus in plaats van tenten stonden er echte gebouwen. De meeste hiervan waren langwerpige huizen vol barakken. Ieder contubernium had twee kamers ter beschikking: een slaapkamer met stapelbedden en een opslagkamer. Je hebt kans dat ik als optio wat meer ruimte voor mezelf heb, maar de grootste kamer in het gebouw is voor de centurio. Aangezien er vaak meerdere centuries in het fort zijn, is er altijd nog een commandant die boven de centurio’s staat: een praepositus leidt een detachement, een prefect leidt een cohort hulptroepen en een legioen wordt natuurlijk geleid door echte opperofficieren, waarvan de legatus het hoogst is. Deze hoge heren hebben vaak een eigen huis in het fort – nou ja, huis… Zo’n commandantswoning of praetorium kan een echte villa worden. In een castra zullen er meerdere hebben gestaan, omdat behalve de legaat ook nog zijn plaatsvervangers aanwezig waren. Waarschijnlijk hadden de soldaten van het eerste cohort hier wat grotere barakken, omdat zij de elitetroepen waren. Eventueel aanwezige cavalerie had ook wat meer ruimte, omdat zij stallen nodig hadden. Centraal in het fort staat altijd de principia, het hoofdkwartier, met kantoortjes voor de administratie en een heiligdom waar de vaandels bewaard worden. Andere gebouwen die aanwezig konden zijn waren een werkplaats en een hospitaal. Graanopslag mocht natuurlijk ook niet ontbreken!

De castra van Noviomagus, gezien vanuit het oosten, met links het grote forum en bovenaan het amfitheater.
De castra op de Hunnerberg is de enige legerplaats van een legioen in Nederland. Op deze tekening zijn de muren ervan al “versteend”.

Zo’n fort had in eerste instantie houten gebouwen een houten omwalling. Dat laatste was geen simpel in elkaar gezette palissade, maar een stevige dikke muur met kantelen en uitkijktorens, waar de soldaten de wacht op konden houden. Vaak lagen er meerdere greppels of grachten rondom het fort heen. Naarmate de tijd verstreek werden veel van de forten “versteend”. Keizer Hadrianus (r. 117-138) begon waarschijnlijk al met het proces waarbij de houten muren van de Limesforten werden vervangen voor stevige stenen muren, een proces dat waarschijnlijk pas rond het jaar 200 werd afgerond. Stenen muren waren steviger en permanenter, maar ook vergden ze minder onderhoud dan een houten muur.

Een nagebouwde wachttoren bij Fectio (Vechten)
Een nagebouwde wachttoren bij Fectio (Vechten)

De afstand tussen de Limesforten kan verschillen maar is altijd minstens een paar kilometer (soms zelfs 12 of 18!) zodat ertussen een flink stuk Limes ligt zonder bewaking. De forten zijn vooral bij de strategische punten gebouwd, zoals bij een plek waarin zijrivieren zich bij de Rijn voegen of ervan aftakken, zodat ze extra interessant zijn voor eventuele invallers. Een andere optie voor een strategisch punt is natuurlijk juist een plek vanwaar je de omgeving goed kunt overzien, zoals die Hunnerberg in Nijmegen. (Maar ja, het aantal heuvels langs de Rijn in jullie land is erg beperkt.) Om de wegdelen tussen de forten ook te bewaken werden hier op den duur wachttorens tussenin gebouwd. Als je langs de Limesweg zou hebben gereisd, zou je na 800 à 1500 meter steeds weer zo’n toren zijn tegengekomen. De wachttorens bevatten meestal 4 à 8 soldaten, een contubernium dus. Je kon hier voor bepaalde tijd gelegerd zitten. Nou zul je denken: 8 soldaten, daar kun je toch nooit een groep invallers mee stoppen? Klopt, maar dat hoefde ook niet. De wachttorens waren er vooral op gericht om de zaak in de gaten te houden, zodat er in geval van nood snel bericht kon worden doorgegeven. Mogelijk deden de soldaten dit aan de hand van gekleurde wimpels of een ander seinsysteem. Als een bende probeerde de Rijn over te komen, kon het dichtstbijzijnde fort dus snel worden gealarmeerd.

kamp asterix
Een fraaie tekening, maar er klopt weinig van.

Laten we nou nog eens kijken naar die “kampen” in de avonturen van Asterix. Deze kampen hebben stevige muren met een grote greppel en bruggen bij de vier poorten, alsof het om permanente forten gaat. Maar de palissades en de tenten doen meer denken aan een tijdelijk kamp, terwijl het uiterlijk van de tenten nogal gefantaseerd lijkt. Sommige uitkijktorens van de forten doen mij qua vormgeving zelfs heel sterk denken aan de wachttorens van langs de Limes. Zo is alles eigenlijk opgeteld bij elkaar. Oké, oké, het zijn mooie tekeningen. Ja, echt waar. Maar of het hier en daar nou niet wat meer research waard is…

Stammen en civitates in Romeins Nederland

De indeling van de belangrijkste "stammen" in Noordwest-Europa rond 150 AD. Wijzigingen in de kustlijn zijn op deze kaart genegeerd. (bron: wikimedia commons)

Salvete, barbari! Omdat ik zoveel door jullie land trek leek het me leek om de bevolking wat nader te beschrijven. Nee, niet jullie, maar de mensen die in de Romeinse tijd (mijn tijd dus) in dit land woonden. Het gebied ten zuiden van de Rijn viel bijna helemaal onder een Romeinse grensprovincie, Germania Inferior. Zoals die naam al aangeeft, werden de meeste mensen in dit land door de Romeinen onder de Germanen gerekend. De Germanen zijn niet één volk, maar meer een verzamelnaam voor allerlei stammen, volkeren en groepen. Maar Germania Inferior lag aan de rand van Gallië, zodat er wellicht ook Kelten woonden.

bataven
De beroemde Bataafse leider Julius Civilis, enkele eeuwen later geportretteerd door Rembrandt. Maarre… die kleren en dat tafelkleed… Niet echt een historicus, die schilder.

De beroemdste stam uit Romeinse Nederland is ongetwijfeld die van de Batavi of Bataven. (Sommige mensen spreken nog over Batavieren, maar dat is erg ouderwets.) Waar de Bataven precies vandaan komen weten we niet, maar volgens Tacitus waren ze na een conflict van de Chatten, middenin in het latere Duitsland, afgesplitst. Als we bedenken hoe stammen georganiseerd waren, zou het dus kunnen dat het om opstandige vazallen gaat. Tegenwoordig weten we echter steeds minder zeker of de Bataven nu Germaans of Keltisch waren. In elk geval trokken de Bataven naar het westen en gingen in het Nederlandse rivierengebied wonen. Mogelijk is dit met Romeinse toestemming gebeurd, ergens tussen de Gallische Oorlog (58-50 v. Chr.) en de oorlog van Drusus (12 v. Chr.). In dat jaar werden de Bataven andermaal onderworpen, maar omdat dit geweldloos ging werden zij als bondgenoten in het rijk opgenomen. Hierdoor is het fabeltje ontstaan dat de Bataven gelijkwaardige bondgenoten waren van de Romeinen, ook omdat zij geen belastingen zouden hoeven betalen. Dat is echter niet juist: de Bataven waren vrijgesteld van gewone belastingen omdat zij buitengewoon veel hulptroepen leverden (260 à 280 per jaar). Een bondgenootschap was in de Romeinse tijd echter nooit gelijkwaardig!

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste. (© Illustratie door Peter Nuyten)
Noviomagus, de hoofdstad van de Bataven. Het stelde weinig voor naast Rome, maar op zijn hoogtepunt was het een welvarend stadje!  (© Illustratie door Peter Nuyten)

Nog zo’n fabeltje: de Bataven zijn het beroemdst van alle stammen in Germania Inferior en worden daarom vaak met heel Nederland geassocieerd. Ook dat klopt niet: de Bataven woonden voornamelijk tussen Rijn en Waal, dus op de Betuwe. De Romeinen noemden het gebied tussen de twee rivieren dan ook het Insula Batavorum: Bataveneiland. Hun leefgebied strekte zich waarschijnlijk wel ten zuiden daarvan uit, want de Romeinen plaatsten het bestuurscentrum van hun civitas (administratieve gemeenschap) op de zuidoever van de Waal. Hier lag het bestuurscentrum in eerste instantie op het Valkhof in Nijmegen, waar de stad Oppidum Batavorum ontstond. In het jaar 69 kwamen de Bataven echter in opstand, onder leiding van Julius Civilis. Ze kregen steeds meer stammen mee in de strijd, maar uiteindelijk zag het er toch slecht uit voor hen. Ze staken hun hoofdstad in brand, vernielden de brug over de Waal en trokken zich terug op de Betuwe en uiteindelijk zelfs achter de Rijn. De Bataven waren namelijk niet alleen goede ruiters, maar ook uitstekende zwemmers. Uiteindelijk werden, na onderhandelingen, de oude verdragen hersteld. De nieuwe hoofdstad van de Bataven ontstond een paar kilometer ten westen van de oude. Dit werd Noviomagus. Helaas werd de stad in de loop van de derde eeuw verlaten.

De twee kampen en vlootbasis bij Velsen, aan de zuidoever van het Oer-IJ. (Tekening: Graham Sumner)
De twee kampen en vlootbasis bij Velsen werden in 28 na Chr. belegerd door de opstandige Frisii. (Tekening: Graham Sumner)

Ten noorden van de Rijn woont een bijna net zo beroemde stam: die van de Frisii of Friezen. Zij leven daar op terpen, waar zij koeien houden. Tacitus onderscheidt de Kleine Friezen in Noord-Holland en de Grote Friezen in Friesland en Groningen. De Romeinen kwamen voor het eerst in contact met hen toen Drusus in 12 v. Chr. naar het noorden voer en hen onderwierp, overigens ook weer zonder wapengekletter. Hun kennis van de wadden kwam goed van pas bij de Romeinse tochten langs de noordkust. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. wisten de Romeinen blijkbaar hun controle over de Friezen (of in elk geval over een deel van hen) te behouden. Toch brak er in 28 na Chr. een opstand uit, volgens Tacitus uit woede over de inhalige belastingen. Na een veldslag in het geheimzinnige woud van Baduhenna bleven de Friezen dus onafhankelijk. In 47 na Chr. werd het gebied echter onder de voet gelopen door generaal Corbulo, naar aanleiding van nogal hevige Friese en Chaukische piraterij in de Rijndelta. Corbulo zette alle hoofdmannen af en wilde een Romeins bestuur inrichten, maar kreeg hier geen toestemming voor van keizer Claudius, die geen onrust in Gallië wilde. Corbulo trok zich terug, maar bouwde voor de zekerheid wel een aantal nieuwe castella langs de Rijn. Mogelijk hebben de Friezen hierna nog wel een tijdje een soort vazalstatus gehad. Ook leverden ze nog hulptroepen voor in Brittannia. In de 3e eeuw trokken veel Frisii weg uit hun gebieden omdat lichte klimaatverandering ernstige ecologische problemen zoals overstromingen gaf. De achterblijvers moeten eind 3e eeuw nog flink lastig zijn geweest voor de Romeinen.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo. Het was de tweede officiële stad in Romeins Nederland en de noordelijkste Romeinse stad op het Europese vasteland!

Ten westen van de Bataven woonden de Cananefates of Cananefaten (vroeger vaak Kaninefaten) genoemd. Ze zijn niet zo beroemd als de Friezen en Bataven, maar misschien ken je ze toch wel van je schoolboek. In tegenstelling tot wat veel mensen denken betekent hun naam niet “konijnenvatters” (er waren hier niet eens konijnen voor de Romeinse tijd). Vermoedelijk staat de naam voor “look-meesters”, omdat er op de zandgrond in het westen van Zuid-Holland uien, prei en look te verbouwen vielen. Ook de Cananefaten leverden hulptroepen, maar niet zoveel als de Bataven. Tacitus zei dat beide stammen veel op elkaar leken, maar dat de Cananefaten met minder waren, wat je doet afvragen of de stam-indeling niet een beetje door de Romeinen uit de mouw geschud was.

F-Canninefaten-Wijnveld
De Cananefaatse hoofdman Brinno werd in de zomer van 69 stoer op het schild geheven door zijn krijgers!

De afkomst van de Cananefaten is onbekend, maar er zijn wel wat ideeën over. De Romeinse historicus Paterculus, die deelnam aan de veldtochten van Tiberius, zegt dat ze in 4 na Chr. werden onderworpen. Dit zou kunnen betekenen dat de Cananefaten toen nog in de Achterhoek woonden en pas later op Romeinse uitnodiging naar het westen migreerden. Het is echter ook mogelijk dat ze dit veel eerder deden en gebruik maakten van het machtsvacuüm dat Julius Caesar hier in 50 v. Chr. achterliet: hun naam lijkt namelijk een mengeling van Keltisch en Germaans. Blijkbaar waren de Cananefaten wel een beetje ondergeschikt aan de Bataven. Het waren de Cananefaten die in 69 na Chr. de opstand begonnen, onder leiding van Brinno, zodat de Bataven konden zien of dit een succes werd alvorens er de leiding over te nemen. Ook de verdragen met de Cananefaten werden na de opstand grotendeels hersteld. Hun hoofdplaats werd uiteindelijk Forum Hadriani (Voorburg), de noordelijkste Romeinse stad op het vasteland. Ook deze stad raakte in de derde eeuw helaas in verval.

De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.
De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.

De Chamaven woonden ten noorden van de Rijn, waarschijnlijk in de Achterhoek en Twente. Zij laten het meest van zich horen in de 3e en 4e eeuw, toen zij al onder de Franken gerekend werden. Constantius Chlorus dreef hen in 298, toen hij nog onderkeizer was, terug uit de Betuwe. In 358 voerde onderkeizer Julianus oorlog met hen nadat ze de Betuwe opnieuw hadden ingenomen. Uiteindelijk mochten de Chamaven, in ruil voor schatting, gijzelaars en hulptroepen, in het gebied blijven wonen. In het noorden van Twente woonden de Tubanten, wat maakt dat hun naam vaak aan het gebied verbonden wordt, ondanks dat hun grondgebied zich waarschijnlijk ook ver ten oosten ervan uitstrekte. Er is niet zoveel over hen bekend. In 14 na Chr. kwamen ze de Marsi te hulp toen Germanicus een wraaktocht in Germania hield. Toen keizer Septimius Severus (r. 193-211) de hulptroepen reorganiseerde en een Friese cavalerie liet oprichten, namen hier ook Tubanten dienst in. Waarschijnlijk gingen ook de Tubanten uiteindelijk op in het verbond van de Franken.

Op Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.
De hoofdstad van de Frisiavonen was misschien Ganuenta (bij Colijnsplaat), waar een tempel als deze stond. De plaats is verzonken bij overstromingen in de derde eeuw.

Daarnaast waren er nog wat kleinere stammen waar we zo mogelijk nog minder over zeker weten. Op de Kempen in Noord-Brabant woonden de Texuandri of Toxandriërs, wier naam zou verwijzen naar de rechteroever (van de Schelde) of naar de taxus. De Frisiavones zijn door Plinius genoemd en zouden van 103 tot 249 een cohort in Brittannia moeten hebben gehad. Mogelijk woonde deze stam in Zeeland, al dan niet als een afsplitsing van de Frisii. Zoals Plinius de volkeren echter opsomt zouden ze ook in Limburg gewoond kunnen hebben, vlakbij de al net zo geheimzinnige Sunici en Baetasii. Ook van de Sturii en de Marsaci vermoedt men dat ze in het zuidwesten van het land woonden. De Marsaci of Marezaten leefden mogelijk aan de linkerzijde van de Schelde (Zeeland was toen nog vooral land) en zouden daarmee niet onder Germania Inferior maar onder Gallia Belgica vallen.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlieten.

In de Laat-Romeinse tijd begon de samenstelling en politieke cultuur van Romeins Nederland flink te veranderen. Het beroemdste voorbeeld hiervan zijn de Franken, wat zoveel betekent als de “moedigen” of “strijdlustigen”. De eerste melding over de Franken is in 241, toen ze voor het eerst probeerden om het Romeinse rijk binnen te komen.Zij waren niet zozeer een volk, maar eerder een groot verbond van verschillende stammen, volkeren en groepen. De Chamaven werden in 298 als Frankisch volk aangeduid. Misschien gingen de achtergebleven Bataven en Cananefaten ook wel in hen op. Dat de Franken middenin de 3e eeuw voor het eerst opduiken is niet zo gek, want het Romeinse rijk verkeerde toen 50 jaar in chaos, waar invallers mooi gebruik van konden maken. De Gallische keizer Postumus kwam echter met een slimme truc: hij liet een deel van de Franken in het rijk wonen, zodat hij hen tegen de anderen gebruiken kon. Helaas duurde zijn regering maar kort en zijn opvolgers waren minder kundig, zodat de Franken de Betuwe en de Rijndelta nu mooi als uitvalsbasis konden gebruiken.

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

Pas na de crisis, in 286, kreeg keizer Maximianus voor elkaar dat de Salische Franken als foederati (ietwat autonome bondgenoten binnen het rijk) op de Betuwe gingen wonen. Omdat de Franken geen echte eenheid waren maakte dat de situatie niet per se veiliger: zelfs de foederati waren erg onzekere bondgenoten. Een opstand van de Salische Franken waren de reden voor de grote oorlogen van Julianus Apostata, waarbij onder meer Maastricht en Tongeren het zwaar te verduren kregen omdat de Saliërs zonder toestemming naar het zuiden waren getrokken. Terug konden ze niet, want de Chamaven hadden onmiddellijk de Betuwe ingepikt. Julianus onderwierp beide stammen, maar de Franken zouden taai en onrustig blijven en er zouden invallen blijven. Uiteindelijk wisten de Salische Franken een sterk, stabiel koninkrijk op te richten in het noorden van Gallië, van waaruit ze een steeds groter rijk wisten te verkrijgen, tot ver in de Vroege Middeleeuwen.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

Een ander verbond uit dezelfde tijd als de Franken was dat van de Saksen. Misschien zijn de Tubanten daar wel in opgegaan. De Saksen woonden in het oosten van Nederland tot ver in Duitsland en werden van daaruit langzaam de schrik van de Noordzee en het Kanaal. Toch werden ook hier soms soldaten voor de hulptroepen geworven. Daardoor zouden ze vanaf de 5e eeuw steeds meer invloed in Brittannia krijgen. Vandaar dat het gebied van de Angelsaksen in de middeleeuwen bekend kwam te staan als Engeland. De Friezen die rond dezelfde periode van de Scheldemonding tot voorbij de Eems leefden (dus aan de hele Nederlandse kust!) spraken een taal die verwant was aan het Angelsaksisch. Vermoedelijk waren deze volkeren dus verwant, maar deze zogenaamde “Nieuwe” Friezen waren misschien een ander volk dan de Frisii uit de eerste eeuwen van de jaartelling. Ook de Friezen kregen een eigen koning, maar zouden uiteindelijk samen met de Saksen door de Franken veroverd worden.

Reisverslag zondag 8 mei: hoge nood op Hoge Woerd?

Beste volgers, vandaag heb ik mijn reis voltooid. En het was me het dagje wel en niet alleen vanwege de warmte. Hoe het allemaal is afgelopen op mijn eindbestemming? Rustig aan, ik zal alles vertellen. Maar wel netjes op volgorde! Vanmorgen stond ik namelijk op in Fectio (Vechten), ietsje later dan ik eigenlijk gepland had. Bovendien werd ik er nog even opgehouden door een collega-soldaat die zei inderdaad iets gehoord te hebben over Castellum Hoge Woerd. Hij beaamde dat er vandaag inderdaad allemaal mensen van de noordkant van de Rijn naar het castellum zouden komen, maar tot mijn grote verwarring leek hij zich daar helemaal niet bezorgd over te maken. Het was eerder alsof hij zich erop verheugde. Of was dat strijdlust?

Utrecht-limesweg schoolEen beetje onzeker ging ik dus maar op weg en het duurde niet lang of ik kwam in de stad Utrecht tegen. De naam Utrecht komt van Trecht of Tricht, wat weer een ander woord is voor een voorde of oversteekplaats: Traiectum! En inderdaad, zo heette het Romeinse castellum dat hier stond. Ik besloot even naar dit castellum af te buigen om te kijken of ik hier meer informatie kon inwinnen. Traiectum ligt namelijk een paar kilometer ten noorden van de Limesweg, door de nogal kronkelige vorm die de Rijn hier heeft. Die Limesweg was op één plek overigens keurig aangegeven in de vorm van kleurige tegels.

De Domunder.
De Domunder.

Na een tijdje bereikte ik het Domplein, de plaats waar Traiectum gestaan heeft. De omtrek van het castellum is weer eens keurig aangegeven in het straatbeeld. In de Domunder kun je afdalen om te leren over de geschiedenis van de stad, inclusief het Romeinse deel. Daarbij kun je zelfs funderingen van Traiectum zien, tot en met de brandlaag uit de Bataafse opstand toe! (Waar je aardig de bibbers van kunt krijgen als je zelf bang bent voor een aanval.) Maar nergens was een soldaat te bekennen: legionair noch auxiliair.

022
Kleine soldaten.

Ik wilde alweer moedeloos doorlopen toen een voorbijganger mij vertelde dat er wel Romeinen bij het Universiteitsmuseum waren. Daar ging ik dus toch maar snel kijken. Er bleken inderdaad twee van mijn collegae aanwezig. Zij wisten echter niets van een dreigende aanval. Eigenlijk was het er wel een gezellige boel, al viel me wel op dat ook hier hele jonge rekruten werden opgeleid. Zij volgden gewoon hun orders van hogerhand op, luidde de uitleg. Het zag er ook leuk uit binnen in het museum, waar een workshop over “schatten van hout” werd gedaan. Een wijs besluit, want er is natuurlijk veel van hout gebouwd in onze tijd. Om van de schepen nog maar helemaal te zwijgen.

Grote soldaten.
Grote soldaten.

Uiteindelijk keerde ik maar weer terug naar het Domplein, van waaruit ik verder liep naar Castellum Hoge Woerd. Het zou kunnen dat dit castellum het gene is dat op de Peutinger Kaart als Fletio staat aangeduid, maar dat is niet zeker. Misschien is de naam wel een verschrijving van Fectio. Toen ik het castellum naderde, kwam ik opnieuw een wachttoren tegen, waar ik even in klom in de hoop iets te zien. Geen spoor van vijanden, al was het wel druk in het castellum. Toen ik Castellum Hoge Woerd binnen ging bleek het hier vol soldaten en burgers te zijn, allemaal in het kader van de afsluiting van de nationale Romeinenweek. Pas na een tijdje begon het mij in al die gezelligheid te dagen hoe het misverstand was ontstaan: die burgerlijke bezoekers kwamen van beide kanten van de Rijn, dus ook van het noorden! En een hoop Romeinse soldaten waren speciaal voor deze dag naar het castellum gestuurd, als versterking dus! Maar die jonge rekruten dan? Ook vandaag was dat hier weer het geval. Mijn collega-optio liet echter weten dat dit niet meer dan proef-trainingen zijn, in het kader van de Romeinenweek. Een soort militaire open dag dus!

 

En weer kleine soldaten!
En weer kleine soldaten!

Opgelucht keek ik mijn ogen uit in Castellum Hoge Woerd. Digitale schermen laten je zien hoe het uitzicht vanuit het fort moet zijn geweest op het soldatenbadhuis en op de vicus (nederzetting). Binnenin wordt één van de schepen van De Meern tentoongesteld. Verder was de Romeinse reiskoets aanwezig samen met al het andere moois dat deze hele week overal is opgedoken. De afsluiting van de Romeinenweek was erg feestelijk. Het was een lange reis. Helemaal vanuit Tongeren naar Maastricht, Heerlen en Landgraaf, daarna langs de Maas naar het noorden, bij Cuijk erover en zo naar Nijmegen, Elst en de Rijngrens. Gelukkig mag ik de komende tijd weer wat rustiger aan doen. Van een dreiging van de Chauken lijkt geen sprake en als die er wel is kunnen we die gemakkelijk aan. Ik moet er alleen nog wel even aan denken dat ik mijn oom in Noviomagus een brief stuur waarin ik uitleg dat het allemaal in orde is. Valete!

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Reisverslag vrijdag 6 mei: een reisje langs de Rijn, Rijn, Rijn

Dag 8 6 meiGoedenavond, bewoners van Germania Inferior en daarbuiten! Het is zover. Vandaag heb ik de Rijn eindelijk bereikt! Vanmorgen ben ik opgestaan in Helisthe, oftewel Elst. Het mooie weer gaf mij in elk geval het gevoel dat de goden mij gunstig gezind waren. Snel ging ik op weg, want ik ben lichtjes bezorgd over wat er op 8 mei op Castellum Hoge Woerd gaat gebeuren. Met vlotte tred ging ik naar het noorden, waar ik kort na 9 uur Driel bereikte. Het zou kunnen dat in Driel een castellum gestaan heeft, al is het niet teruggevonden. Een feit blijft dat we over de castella ten oosten van Fectio naam en locatie vaak niet zeker weten. Wel is er eentje teruggevonden in Arnhem-Meijnerswijk.

EigenterreinTijd omdat fort te bezoeken was er helaas niet. In Driel bereikte ik in elk geval eindelijk de Rijn, dus ik boog af naar links om de rivier westwaarts te volgen. Het kostte ruim een halfuur om Randwijk te bereiken. Ook hier kan een castellum gestaan hebben, maar echt zeker weten doen we dit niet. Wel stond er een nogal vreemd kunstwerk ter herinnering aan onze Limes: een autobus waar voeten uitsteken met daaronder de tekst “Non plus ultra“. (“Niet verder.”) Die tekst slaat duidelijk op de grens (al was die grens natuurlijk geen ijzeren gordijn en lag hij ook niet meteen vast) maar waar die bus nu op slaat? Mijn eerste gedachte was de “benenwagen”, die ik zelf ook vaak neem. Maar blijkbaar vond de kunstenaar de testudo, onze schildpadformatie, veel lijken op een autobus waar benen uit steken. Laat ik maar doen of ik het begrijp.

Om half 1 bereikte ik Opheusden. Er kwam mij buitengewoon interessant nieuws ter ore: er zou hier deze middag een nieuwe wachttoren worden geopend! Dat moest ik toch wel echt eventjes bekijken, dus spoedde ik mij naar de Marktstraat waar het allemaal zou gaan gebeuren. Het resultaat loog er niet om. Het is een fraai bouwwerk geworden met goed uitzicht! Verder zag ik er meerdere bekenden. De Romeinse reiskoets, die afgelopen al schijnt te zijn opgedoken in Matilo, Nigrum Pullum en Ceuclum, kwam ik eindelijk tegen, evenals een Romeinse keuken en opnieuw ook soldatentraining. Weer van die extreem jonge rekruten… Helaas kreeg ik niet de kans de optio in kwestie te vragen hoe het zat, want hij was druk bezig.

Kesteren-helmBovendien was mijn tijd ook beperkt. Ik wilde nog een heel stuk afleggen. Dus iets na kwart over 2 zei ik Opheusden vaarwel en marcheerde ik verder naar Kesteren. Ook van Kesteren weten we niet geheel zeker of hier een fort lag, maar het castellum Carvo wordt vermoed hier gestaan te hebben. In elk geval is er wel een geheimzinnige fundering aangetroffen met daarin een oude Romeinse helm, waar namen van de eigenaren in gekerfd waren. Veel tijd om te blijven hangen in Kesteren was er niet, dus ik liep door. Om half 5 bereikte ik Ommeren. Het hier gelegen Streekmuseum Baron van Brakell heeft een eigen Romeinse afdeling en dat is niet zo vreemd. Het ligt immers middenin de Betuwe!

ommeren-streekmuseum baronDaar in Ommeren besloot ik halt te houden voor de nacht. Als het ergste scenario waar is heb ik op 8 mei al mijn krachten nodig en tot die tijd moet ik ze dus ook een beetje zien te sparen. Er schijnt hier in Ommeren morgen van alles te gaan gebeuren, maar ik weet niet of ik het allemaal bij kan wonen. Een goede nacht in elk geval!

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein