Menig geschiedenisboek of -programma vertelt ons dat de Romeinen bij de Rijn halt hielden. Daaruit concluderen we vaak dat zij nooit voet in het noorden van ons land hebben gezet, of daar in elk geval nooit de baas zijn geweest. Dat is echter niet waar…
In 1937 is er vlakbij het 17e eeuwse fort Wierickerschans (Bodegraven) bij een zandwinning een rijkelijk versierde Romeinse helm gevonden. De helm, gemaakt van verzilverd en verguld brons, is al snel benoemd tot een ruiterhelm, mogelijkerwijs gebruikt voor parades en optochten.
De helm volgt een traditioneel Romeins voorbeeld met een ronde kap. Anders dan de populaire (Gallische) infanteriehelmen heeft dit exemplaar een lage en forse nekbeschermer, voorzien van een handgreep. Aan de voorzijde is de helm voorzien van een grote driehoekige stootrand, bedoeld om slagen tegen te houden. De wangkleppen zijn helaas niet gevonden, en aan de bovenzijde zit een gat waar de pluimboshouder gezeten zal hebben. De helm is rijkelijk versierd met gesoldeerde en geparelde banden. Stippellijnen en puntversieringen vormen verschillende ornamenten, bladmotieven, zeedieren en mensen.
De helm is te dateren tot de laat 2e- vroeg 3e eeuw n.C. en bevat een uit twee delen bestaande inscriptie:
“QV(intus) SALNIVS T(urma) IONI POPNIS TI CASSIS IVSTI”
Dit wordt geïnterpreteerd als de twee achtereenvolgende eigenaren van de helm. Allereerst betreft het een Quintus Salonius, die mogelijkerwijs tot de Turma (ruiterafdeling) van Ionus behoort. Vervolgens beschrijft ene Popnus hoe hij de rechtmatige eigenaar van de helm is.
Rijk versierde helm uit Bodegraven
De lage nekplaat en grote stootrand van de helm hebben geleid tot de classificatie als ruiterhelm. Dit type helmen, de “Niederbieber” helmen, beschermt speciaal tegen aanvallen van andere ruiters. Ruiterhelmen waren vaak voorzien van compleet gesloten wangkleppen, een lage helmkom en grotere nekbeschermers. Ook hadden deze helmen dikwijls een kruisband over de bovenkant, ter fortificatie van het geheel.
Traditioneel wordt er een tweedeling in de Romeinse cavaleristenhelmen gemaakt, gebaseerd op de decoraties. In eerste instantie was deze geënt op een verschil tussen hulptroepen (auxiliari) en Romeinse burgers, waarbij de minder versierde helmen voor de hulptroepen waren, maar deze theorie is ondertussen verworpen. Dit omdat de meeste cavalerie afkomstig was uit de ‘upper class’ van de hulptroepen. Een nieuw model maakt een onderscheid tussen enerzijds helmen voor parades en anderzijds helmen voor gebruik tijdens gevechten.
Tot de paradehelmen behoren de rijkelijk versierde helmen, waar vaak een gezichtsmasker bij werd gedragen (zoals onze eigen ‘Gordon’, gevonden in Matilo). Dit masker zat dan met scharnieren vast in de helm. Er is nog veel discussie over het gebruik van de gezichtsmaskers. Er zijn antieke bronnen die omschrijven dat de maskers tijdens parades gedragen werden en veel archeologen beargumenteren dat dergelijk masker zeer onpraktisch zou zijn in een gevecht. Er zijn echter ook bronnen die beweren dat de maskers ook tijdens het gevecht gedragen werden. Ook de complexe manoeuvres van een parade vergen goed zicht en coördinatie. Daarbij moeten we ook niet het effect van glimmende de-humaniserende maskers tijdens een veldslag. Enerzijds als intimiderende factor tegenover de vijanden, anderzijds als effect op het moreel van de medesoldaten.
Paradehelm uit Ribchester
De helm uit Bodegraven volgt redelijk het type Niederbieber (welke dus in eerste instantie niet als paradehelmen worden erkend). De ‘paradehelmen’ volgen meestal eerder een Attische vorm en missen de lage nekbeschermer. Ook zijn er geen sporen van een gezichtsmasker gevonden. Aan de andere kant mist onze helm de praktische kruisbanden aan de bovenkant, en is de versiering relatief erg rijkelijk uitgevoerd.
De tweedeling tussen ruiterhelmen die gebruikt worden tijdens een gevecht of tijdens een parade is dus vrij arbitrair, en de helm uit Bodegraven biedt al weer een tussenvariant. Momenteel valt dus ook niet te zeggen of de helm daadwerkelijk gebruikt is in de strijd, of meer een prestige object was. Wellicht dat onderzoek naar gebruikssporen nieuwe zaken aan het licht kan stellen!
De helm is te bewonderen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Een artistieke kopie van het origineel is in het centrum van Bodegraven te bewonderen!
Het Romeinse leger was georganiseerd volgens een strakke indeling. Om administratieve redenen waren de troepen die bestonden uit Romeinse staatsburgers (de “officieel Romeinse” legers) opgedeeld in meerdere legioenen. Deze opdeling ging terug op de vroege republiek, waarin het leger in tweeën was gesplitst en verdeeld over de twee consuls. De naam legioen (of legio) betekende simpelweg zoveel als “lichting”. De eerste legioenen bestonden “slechts” uit 1000 man, maar de meer klassieke uit de late republiek en vroege keizertijd telden bijna 6000 mannen. Daar moet bij vermeld worden dat het hier om ideale streefgetallen ging, zodat afwijkingen ook vaak genoeg voorkwamen. Verder lezen De rangen in een legioen
Wie bekend is met de Romeinse geschiedenis van Nederland zal ongetwijfeld weten dat Nijmegen een zeer belangrijke plaats inneemt. Dat Noviomagus de oudste Romeinse stad (een “echte” stad) in ons land was, en dat er een groot legioenskampement of castra stond, is vrij bekend. Maar uiteraard is deze situatie niet bij aanvang van de Romeinse tijd plotsklaps tot stand gekomen om vier eeuwen stand te houden. Romeins Nijmegen kent een bewogen geschiedenis. Verder lezen Romeins Nijmegen: een bewogen geschiedenis