Romeinenweek 2017, dag 1 (29 april): opening in Alphen a/d Rijn

dag 1 romeinenSalvete, barbari! Wie beschrijft afgelopen week mijn ontsteltenis toen ik ontdekte dat ik een aantal van mijn spullen kwijt ben! 9 onderdelen van mijn uitrusting om precies te zijn! Het ene onderdeel is belangrijker dan het andere, maar het gaat om het principe en bovendien ben ik aan al deze spullen, die mijn persoonlijke bezit zijn, erg gehecht! Ik heb mijn vertrekken zo goed afgezocht als ik kon en ben zelfs in bijna het hele castellum gaan zoeken, maar geen spoor van de spullen. Ook alle mannen leken van niets te weten. En dat allemaal zo vlak voor de Romeinenweek, waarin ik graag jullie hele land weer had willen doorreizen.

De priesteressen in Archeon gaven mij een nogal vreemd orakel.
De priesteressen in Archeon gaven mij een nogal vreemd orakel.

Ten einde raad besloot ik naar een tempel met een orakel te gaan in de hoop wat opheldering te krijgen. Gelukkig is een dergelijke Gallo-Romeinse tempel, herkenbaar aan de omlopende porticus of zuilengalerij, te vinden in Museumpark Archeon, in Alphen a/d Rijn. De priesteressen adviseerden mij om “de 9” te gaan zoeken en dat ik moest beginnen met een ruiter van de Balkan die niet ver weg was. Typisch een orakel, zullen we maar zeggen: een moeilijk te begrijpen antwoord. Een ruiter klonk in elk geval alsof het over een militair ging en die kunnen zeker dichtbij zitten, aangezien Alphen a/d Rijn een castellum rijk is: Albanianae! Hier zat bovendien het Cohors VI Breucorum, afkomstig van de Balkan.

Een metalen Romein bewaakt de... eh.. N11...
Een metalen Romein bewaakt de… eh.. N11…

Op hoop van zegen verliet ik Archeon met zijn Romeinse vicus. Voorbij de ingang van het park kon ik op de geluidswal een reusachtige metalen Romein zien staan, alsof die de wacht hield over de weg. Grappig, want wij staan bekend om het bewaken van onze wegen. Ik wist dat ik Albanianae in het centrum van Alphen moest zoeken dus ging ik die kant op. Toen ik tegeltjes met het woord “Limes” erop tegenkwam in de straten, wist ik dat ik goed zat. Een hoop Romeinse versieringen, zoals enorme afdrukken van munten van Romeinse keizers, maken ook wel duidelijk dat het Rijnplein en omgeving de locatie van Albanianae is. Om van een “Theater Castellum” nog maar helemaal te zwijgen…

De Peutingerkaart als puzzel op het Rijnplein.
De Peutingerkaart als puzzel op het Rijnplein.

Nou, reken maar dat dat vandaag te merken was. Midden op het Rijnplein stond namelijk een tent, die qua vorm veel op een officierstent uit het Romeinse leger leek. In en om de tent waren de nodige zaken te zien en te doen. Een puzzel in de vorm van de Peutingerkaart, maar ook oude potscherven die nog in elkaar gepuzzeld moesten worden. Of natuurlijk gewoon scherven om te bezichtigen, met een hoop informatie erbij. Een andere doe-activiteit was een speurtocht langs de etalages van allerlei gebouwen in het omringende stadshart, waar allemaal vondsten uit het fort en de bijbehorende vicus gedaan zijn. Ook trof ik er een maquette van een castellum aan. Ik vroeg aan de vriendelijke mensen die de tent bemanden of dit een specifiek castellum voorstelde. Het antwoord was ja, maar niet Albanianae. (Dat vermoedde ik al, want Albanianae had een opvallende parallellogram-vorm.) In plaats daarvan was het Nigrum Pullum, dat enkele kilometers verderop in Zwammerdam ligt. Met de enorme lego-bouwstenen kon tot slot een castellum-muur nagebouwd worden.

Burgemeester Spies en mw. Chorus van het vicus-project openen de Romeinenweek.
Burgemeester Spies en mw. Chorus van het vicus-project openen de Romeinenweek.

Alsof al deze zaken nog niet genoeg waren, was het vandaag een extra speciale dag! De lokale magistraat die jullie “burgemeester” noemen (in dit geval een vriendelijke dame) opende met een korte toespraak de Romeinenweek in Alphen a/d Rijn. Mevrouw Spies (want zo heet zij) benadrukte dat het Romeinse rijk een mengelmoes van allerlei verschillende volkeren is, waar ik haar best gelijk in geven kan. Natuurlijk was de opening niet compleet zonder wat Romeinen erbij, dus kregen mevrouw Spies en de mensen van het vicus-project gezelschap van een paar dames en militairen. Burgemeester Spies kreeg een behandeling in de aanwezige Romeinse schoonheidssalon, waar een kleine massage bij hoorde. Vervolgens stond menig jongedame te popelen om een Romeins kapsel te krijgen in de salon.

Een Romeinse schoonheidsbehandeling voor burgemeester Spies.
Een Romeinse schoonheidsbehandeling voor burgemeester Spies.

Er bleef genoeg tijd voor mij over om een praatje met de aanwezigen te maken. De dames van het project van de Romeinse vicus in Alphen stonden mij erg vriendelijk te woord en legden mij uit wat ik maar wilde weten. Of dat castellum nou bijvoorbeeld klopt met de ligging van het Theater Castellum. Dat blijkt niet het geval: Albanianae lag in feite nét ten westen van het Rijnplein, zo’n beetje ter hoogte van de Castellumstraat (ergens had ik dat wel kunnen weten). De vicus zelf is een lastigere kwestie, al zijn er veel vondsten aan alle zijden van het fort gedaan. Maar wie er nu woonden? Soldaten? Hun familie? Kooplui? Of dat alles tegelijk? De tent met het Vicus-project zou in elk geval de hele Romeinenweek blijven staan als Archeologische Hotspot, zo vertelde men mij. En komende zaterdag zou er een speciale uitgebreide Romeinendag omheen zijn.

Romanus Dardanus, zoon van Attius. Die moest ik hebben!
Romanus Dardanus, zoon van Attius. Die moest ik hebben!

Natuurlijk aarzelde ik niet om met de aanwezige Romeinen te praten, al was het maar om te zien of zij meer wisten van de ruiter die ik zocht. Onder de aanwezige militairen was wel degelijk een ruiter, maar ik kreeg de indruk dat hij van minder ver kwam. Hem moest ik dus niet hebben. Laat staan de aanwezige centurio. Al denkend kreeg ik echter door dat “de 9” verwees naar de 9 figuren die dit jaar bij het thema van de Romeinenweek (“100% Romeins?“) horen. De ruiter die ik hebben moest was dus Romanus Dardanus, een ruiter afkomstig van de Balkan, die diende bij de Romeinse hulptroepen. Hoewel Dardanus uit Moesia kwam, was hij soldaat bij de Ala Afrorum, een ruiterafdeling die oorspronkelijk in Noord-Afrika was opgericht en in 70 na Chr. naar Germania Inferior werd gestuurd om de Bataafse opstand te bestrijden. We weten over Dardanus’ bestaan dankzij zijn grafsteen, bij Keulen, waarop hij in volle uitrusting met zijn paard staat afgebeeld.

Mijn militaire riem, door Romanus Dardanus achtergelaten op het Rijnplein in Alphen!
Mijn militaire riem, door Romanus Dardanus achtergelaten op het Rijnplein in Alphen!

Zo ontdekte ik op het Rijnplein uiteindelijk mijn cingulum, de met metaal beslagen soldatenriem. Maar goed ook, want de riem is het belangrijkste kenmerk van de soldaat, waaraan je zonder wapenrusting (bijvoorbeeld in je vrije tijd of tijdens werk waarvoor een pantser onpraktisch is) nog steeds te herkennen bent. Verlies van je cingulum is daardoor een grote vernedering, zodat ik dolblij ben dat ik mijn riem weer gevonden heb en hem weer dragen kan. Bij de riem vond ik een stuk papyrus met daarop een bericht van Dardanus: ‘Ga aan boord en zoek de Romeinen van Chi en Rho. Een koning geeft meer prijs.’ Dat laatste mag ik hopen, want erg duidelijk is deze uitleg niet. Wel ontdekte ik een Romeins schip waarvan de kapitein zei uit te varen naar een ver gebied. Ik wist vrij zeker dat Dardanus dit schip bedoelde, dus ging ik maar aan boord. Toch gek, het lijkt wel afgesproken werk… In elk geval schrijf ik dit terwijl het donker begint te worden en de roeiers maar door blijven gaan. We zijn al heel ver over de Rijn gevaren naar het oosten. Ik ben heel benieuwd waar we zijn als ik morgenochtend wakker word. Tot dan, valete!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRome

Kleren maken de legionair

055Salvete, populi! De afgelopen keren heb ik jullie uitgebreid verteld over de bepantsering en bewapening van een Romeinse soldaat. Maar natuurlijk begint zijn hele uitrusting bij een onontbeerlijke basis: zijn kleren! Daar wil ik het vandaag dan ook over hebben. Je moet er tenslotte niet aan denken dat je als Romeinse soldaat al dat metaal op je blote huid moet dragen!

Zonder riem is de tunica net een zak of kussensloop. Maar zonder riem is niet zo best...)
Zonder riem is de tunica net een zak of kussensloop. (Maar zonder riem is niet zo best voor een soldaat…)

Het belangrijkste basiskledingstuk van een Romeinse soldaat is natuurlijk dat wat elke Romein draagt: de tunica! Of het nu wol is of linnen, dik of dun, een Romeinse soldaat draagt gegarandeerd een tunica! Boven de knie, zodat de soldaat genoeg beweegruimte heeft voor zijn benen. Men zegt dan ook wel dat de tunica boven de knie een herkenningsteken van de soldaat was. De tunica had in eerste instantie een brede, vierkante vorm, als een soort enorme kussensloop. Hij was zo breed dat, met je armen wijd, hij bijna tot je ellebogen kwam. Door er je militaire riem omheen te binden leek het net of er korte mouwen aan zaten. Mouwen kwamen echter pas later aan de tunica, toen de Romeinen bijvoorbeeld ook meer in koudere streken gingen opereren. Zo kwamen de lange mouwen op, eerst als winterkleding, maar uiteindelijk als standaard. In die tijd werden er ook kleurige versieringen op aangebracht waar ingewikkelde patronen in verwerkt zaten.

Witte tunicas, rode tunicas... We weten nog steeds niet wat het meest klopt.
Witte tunicas, rode tunicas… We weten nog steeds niet wat het meest klopt.

Over kleur gesproken: er is al jarenlang veel discussie over wat voor kleur zo’n soldatentunica nu precies had. Reënactors kiezen vaak voor rood of wit, afhankelijk van wat zij mooi of realistisch vinden. Ook is er een theorie dat de legionairs wit droegen in vredestijd en rood in tijden van oorlog. Echt definitief bewijs voor een vaste kleur is er echte niet en bovendien hadden de Romeinen geen uniform, zodat het mogelijk is dat ze allerlei verschillende kleuren droegen. Wie zal het zeggen…? Zuiver wit (candidus) was niet goedkoop, maar aangezien de namen van kleuren in vrij rekbare zin werden gebruikt kan wit (albus) ook voor gebroken wit hebben gestaan. Misschien stond het zelfs wel voor ongeverfde stof, ietwat gebleekt met ammoniak (uit urine, ahum). Dat zou al een veel goedkopere optie geweest zijn. Zo kan rood ook worden opgevat als bruinrood, zalmroze of zelfs aubergine. Ook rode stof kostte niet weinig. Van de andere kant gold dat voor de hele uitrusting, waarvoor sowieso geld op je soldij werd ingehouden. Een ervaren soldaat kon zich dus gemakkelijker wat duurdere kleding veroorloven. Zo is het mogelijk dat groen vooral een officierskleur was, omdat dit een uitgebreider kleurproces was. Geel was waarschijnlijk niet zo populair voor militaire kleding omdat het de kleur van een bruidssluier was.

Verschillende soldatenmantels op verschillende manieren gedragen foto van legioxi.be)
Verschillende soldatenmantels op verschillende manieren gedragen (foto van legioxi.be)

Geelbruine mantels kwamen wel voor, maar dat kwam omdat het hier ongeverfde wol betrof. Mantels waren er zeker niet alleen voor de sier, hoor! Een goede soldatenmantel kan dezelfde functie hebben als jouw jas, tegen de kou en tegen de regen. Ongeverfde schapenwol bevatte dan ook lanoline, een soort vet dat de wol waterafstotend maakt. De twee belangrijkste soorten soldatenmantels waren de sagum en de paenula. De sagum had een vierkante vorm en kon ook als deken worden gebruikt. De sagum was niet al te dik, zodat hij als zomermantel kon dienen. Hij zat om de schouders, vastgespeld aan de rechterkant zodat het zwaard vrij bleef. De paenula daarentegen had meer weg van een soort lange regenjas en diende ook als reismantel. De paenula hing helemaal om je heen, maar was open aan de voorkant (mogelijk kon je hem met veters of houten knoopjes afsluiten). Oorspronkelijk was het bij uitstek een kledingstuk van militairen of mensen in laag aanzien, maar toen het Romeinse rijk in de 3e eeuw sterk militariseerde werd het een algemene reismantel. Natuurlijk konden officieren zich ook duurdere siermantels veroorloven. De kleur zei soms iets over je rang. Tribuuns en veldheren konden rode mantels dragen, vaak in combinatie met een rode sjerp om hun middel. Bij legioensgeneraals was wit ook een erg populaire kleur. Buiten het slagveld werd een speciale siermantel of paludamentum gebruikt, gedrapeerd over de linkerarm gelijk een toga.

Caligae worden met stevige noppen beslagen, zodat ze minder snel kapot gaan.
Caligae worden met stevige noppen beslagen, zodat ze minder snel kapot gaan.

Dat brengt mij op het belangrijkste reismiddel van de legionair: zijn voeten. Het Romeinse soldatenschoeisel was uiteraard berekend op lange, zware dagmarsen. De beroemdste variant is natuurlijk de caliga: de hoge, sandaalachtige laarzen, met dikke zolen van drie lagen rundleer. Om slijtage van de zolen tegen te gaan, werden er ijzeren noppen in de zool geslagen: een stuk of 80! Deze noppen gaven bovendien extra grip op ruw terrein. Dat wil overigens niet zeggen dat de caligae daardoor eeuwig bruikbaar bleven: mogelijk moest een gemiddelde soldaat zelfs een paar keer per jaar nieuwe caligae aanschaffen! Uiteindelijk zouden de caligae vanaf 80 na Chr. uit de mode raken ten gunste van dichte schoenen, de calcei. Misschien speelde oorspronkelijk opnieuw de temperatuur een rol?

Sokken en windels kunnen je onderlijf lekker warm houden in de winter.
Sokken en windels kunnen je onderlijf lekker warm houden in de winter.

In elk geval waren de Romeinen natuurlijk niet zo dom om in een koud winterlandschap met blote benen en alleen sandaaltjes aan de voeten rond te gaan lopen. Dikke wollen sokken (udones) maakten al een hoop verschil, net als lekker warme beenwindsels (tibialia), die ook wel erg handig bleken als extra beenbescherming tegen struikgewas of je ruwe scheenplaten, net zoals een sjaaltje, de focale, diende om je nek tegen je pantser te beschermen. De broek was in eerste instantie een zeer impopulair kledingstuk bij ons: in de Romeinse cultuur was het niet beschaafd of mannelijk om er eentje te dragen. Naarmate de soldaten echter langer aan de Rijn verbleven, begonnen ze te merken dat een broek hier toch een hoop warmte bied. De korte broek van de soldaten heet feminalia, naar de femur (dij). Langere broeken waren toch meer iets van barbaren en verschenen lange tijd dus vooral bij de hulptroepen. Maar in de loop van de 3e en 4e eeuw werd de soldaat met broek steeds meer standaard en breidde dit zich ook meer en meer uit naar de burgerij (tot afkeer van de Romeinse elite, hihi).

Romeinse baltei met cingulum, zoals in de 1e eeuw, "op z'n cowboys"
Romeinse baltei met cingulum, zoals in de 1e eeuw, “op z’n cowboys”

Tot slot heb ik één kenmerk nog steeds nauwelijks behandeld, terwijl het toch wel het allerbelangrijkste is om de soldaat aan te herkennen: de soldatenriem! Deze balteus werd om het middel gedragen en was te herkennen aan zijn metalen beslag. Het afnemen van deze riem kon een grote vernedering zijn, wat bij wijze van straf nog wel eens gedaan werd. Links aan de balteus zitten twee haken om je dolk aan te bevestigen. Begin 1e eeuw droegen de Romeinse soldaten vaak twee van deze riemen, zodat de dolk aan de ene riem en het zwaard aan de andere hing, een soort cowboy-stijl. Op den duur werd er nog een element aan toegevoegd: de cingulum militaris, leren stroken beslagen met metalen cirkeltjes. De functie hiervan is niet helemaal duidelijk: als leken denken jullie vaak aan bescherming, maar het is wel duidelijk dat die bungelende strookjes niets tegenhouden. Misschien gaat het om psychologische bescherming? Wel konden de hangertjes aan de uiteinden rammelen en zo met een flink leger flink imponerend werken. Bovendien konden de balteus en cingulum als een soort spaarrekening werken: wie geld over heeft kan dit in extra duur riembeslag investeren, zodat je niet al dat geld hoeft mee te zeulen.

Soldaat in stijl van begin 1e eeuw, zonder cingulum met twee baltei en pteruges. De soldaat achter hem draagt wel een cingulum, zoals een halve eeuw later.
Soldaat in stijl van begin 1e eeuw, zonder cingulum met twee baltei en pteruges. De soldaat achter hem draagt wel een cingulum, zoals een halve eeuw later.

Naarmate de tijd verstreek verhuisde het zwaard naar een riem over de schouder, zodat de soldaat nog maar één balteus droeg. In de loop van de 2e of 3e eeuw verdween de cingulum weer, maar de soldatenriem bleef bestaan en breidde zich (door de militarisering) zelfs uit naar de ambtenarij. Wie “psychologische bescherming” wilde dragen kon altijd nog terugvallen op de pteruges: leren flapjes bevestigd aan het onderharnas van de soldaat. Deze bestonden al lang voor de cingulum en zouden lang daarna ook nog in gebruik blijven. Omdat het extra duur was en sierlijk staat, lijken ze vooral populair te zijn geweest bij officieren, maar het was allerminst verboden dat soldaten ze droegen. Het resultaat liegt er niet om.

Laat-Romeinse soldatenkleding: tunica met lange mouwen en versieringen, een broek, beenwindsels, dichte schoenen en een Dacische muts. Natuurlijk gaat er nog een pantser overheen indien nodig.)
Laat-Romeinse soldatenkleding: tunica met lange mouwen en versieringen, een broek, beenwindsels, dichte schoenen en een Dacische muts. (Natuurlijk gaat er nog een pantser overheen indien nodig.)

Als kleding dan zo’n hoofdzaak is moet ik toch nog even het hoofd behandelen. Eerder noemde ik al de focale, de sjaal die waarschijnlijk diende om je nek te beschermen tegen je pantser of de leren veters waaraan je bagage kon dragen, tot en met je helm aan toe. Als je je helm als soldaat om je nek droeg, had dat waarschijnlijk te maken met het feit dat je onderweg was. Dan kon het erg fijn zijn om een strooien zonnehoed op te hebben: die beschermt niet alleen je hoofd tegen de zon, maar ook je ogen! Voor onder je helm was een dikke muts verstandiger, waarschijnlijk van vilt of ruwe wol. In de Laat-Romeinse tijd werden Dacische mutsjes steeds populairder.