Het staatsbestel van de Romeinse Republiek

senaatNadat het Romeinse koningschap was afgeschaft en de dreiging van een Tarquinische terugkeer voorlopig verdwenen was, konden de Romeinen verder met de ontwikkeling van hun nieuwe staatsbestel. In eerste instantie was dit niet veel anders dan dat van de late Romeinse koningstijd, zoals het er na de hervormingen van Servius Tullius had uitgezien. Het idee van één enkel staatshoofd was voortaan echter uit den boze. Het hoogste gezag (het imperium) viel voortaan toe aan twee consuls. Maar het hele systeem was nog heel wat complexer dan dat. De Romeinse republiek rustte in feite op drie pijlers: volksvergadering, Senaat en de magistratuur. Tussen deze drie pijlers kon de nodige spanning zijn, maar bij gevolg was er ook sprake van een machtsevenwicht.

Het staatsbestel van de Republiek. Naarmate de tijd verstreek werd het steeds complexer.
Het staatsbestel van de Republiek. Naarmate de tijd verstreek werd het steeds complexer. (Bron: H. Kinder en W. Hilgemann, Sesam Atlas bij de wereldgeschiedenis, I, van prehistorie tot Franse Revolutie (3e druk; Baarn 2003)

Geheel conform het bestel van veel oude stadstaten kende Rome dus een volksvergadering, waarin alle staatsburgers deelnamen. Dat klinkt democratischer dan het is: in deze oude tijden was stemrecht alleen aan mannen voorbehouden en dan nog niet eens alle mannen. De volksvergadering bestond in feite uit drie vergaderingen. De eerste was de Comitia Curiata, die al bestond sinds de koningstijd. De burgerij werd binnen deze vergadering opgedeeld in 3 tribus: de Tities, Ramnes en Luceres, die elk weer in 10 curiae waren opgedeeld. Sinds de Serviaanse staatshervorming bestond er ook een vergadering in de vorm van de Comitia Tributa: burgerij en het Romeinse grondgebied waren opgedeeld in 21 tribus, waarbij een tribus nu voor een bestuurlijk district stond. Er waren 4 stedelijke tribus en 17 landelijke. De derde en belangrijkste vergadering was van militaire aard en heette de Comitia Centuriata, die bijeenkwam op de Campus Martis buiten Rome. Deze vergadering werd ingedeeld in 5 classes (vermogensklassen) en 193 centuriae. De centuries bestonden uit 18 ruitercenturies, 80 centuries zwaarbewapende infanteristen, 90 centuries lichte infanteristen, 4 centuries aan technici en muzikanten en 1 centurie aan bezitlozen. Elke centurie bestond voor de helft uit strijdbare mannen van 46 jaar of jonger (de iuniores, het veldleger) en voor de helft uit mannen van tussen de 46 en 60 jaar (de seniores) die achterbleven om Rome te verdedigen.

De volksvergadering stemt.
De volksvergadering stemt.

De volksvergadering stemde over wetsvoorstellen en kon eventueel vragen stellen over de besluitvorming. Recht van discussie had zij niet, evenmin als het recht om wetsvoorstellen te wijzigen. De Comitia Centuriata legde het meeste gewicht in de schaal door te stemmen over wetsvoorstellen, oorlog en vrede, verkiezing van de hoogste magistraten en de criminele rechtspraak over staatsburgers. Deze stemming ging per klasse. Indien de stemmen zouden staken waren het echter wel de meest vermogende klassen wier stem extra zwaar zou tellen: de cavalerie en de zwaarbewapende infanterie.

De twee consuls kwamen tijdens de Republiek het dichtst bij een staatshoofd. In de Oudheid kwamen wel meer staten voor met twee mannen aan het hoofd.
De twee consuls kwamen tijdens de Republiek het dichtst bij een staatshoofd. In de Oudheid kwamen wel meer staten voor met twee mannen aan het hoofd.

Wetten en uitvoerend beleid kwamen officieel bij de magistratuur vandaan. De hoogste magistraten waren de twee consuls (“raadgevers”): door twee man op de functie van het hoogste gezag te hebben zou er altijd interventie mogelijk zijn, zodat de macht niet bij één enkele persoon zou liggen. De consuls leidden het leger, de schatkist en de rechtspraak. Het leger werd inmiddels in meerdere legioenen (“lichtingen”) opgedeeld zodat beide consuls een deel ter beschikking hadden. Zoals met veel ambten vervulden zij hun taak voor een jaar, na verkiezing door de Comitia Curiata en Comitia Centuriata. Herverkiezing was echter wel mogelijk. Wie verkozen was werd consul designatus, om na benoeming een officiële consul ordinarius te zijn. Als consul designatus had men dus nog niet de officiële macht en bevoegdheden van een consul, al genoot men al wel veel aanzien. Mocht er tussentijds een consul wegvallen of aftreden, dan werd er uiteraard een vervanger aangesteld, een consul suffectus.

Asterix en de Helvetiërs (1970) is het enige Asterix-album waar een quaestor in voorkomt. Zijn groene kleding is pure fantasie: een quaestor droeg witte kleding, met rode clavi op zijn tunica.
Asterix en de Helvetiërs (1970) is het enige Asterix-album waar een quaestor in voorkomt. Zijn groene kleding is pure fantasie: een quaestor droeg witte kleding, met rode clavi op zijn tunica.

Naarmate de staat complexer werd kwamen er ook lagere magistraten bij, zoals de praetoren, censoren, aediles curules en quaestoren. De eerste die hiervan werden ingevoerd waren de quaestoren, die vanaf 447 v. Chr. de staatskas beheerden en zich onder andere met belastinginning bezighielden. Het ambt van quaestor, aangewezen door de Comitia Tributa was doorgaans de eerste stap richting de Senaat, aan de hand van de politieke carrière die de cursus honorum werd genoemd. In 420 v. Chr. waren er vier quaestoren, maar rond 267 v. Chr. zou dit aantal tot 10 uitgroeien! De censoren, die in 443 v. Chr. werden ingevoerd, vielen buiten de Cursus Honorum en werden door de Comitia Centuriata verkozen voor vijf jaar. Meestal waren de censoren oud-consuls. Hun voornaamste taak was toezicht houden op de zeden en vermogens: wie zich niet gedroeg kon stemrecht verliezen! Tevens leidden de censoren de militaire keuring en hadden toezicht op openbare werken en gebouwen. Soms hadden zij ook het recht om senatoren te benoemen.

Zoals de naam al aangeeft was de curulische zetel een machtssymbool van de aedilis curulis. Oorspronkelijk was dit de zetel van de koning.
Zoals de naam al aangeeft was de curulische zetel een machtssymbool van de aedilis curulis. Oorspronkelijk was dit de zetel van de koning.

In 366 v. Chr. werden hier nog de aedilen en de praetoren aan toegevoegd. De aedilen stonden qua rangorde tussen de censoren en quaestoren en hadden vooral de taak toezicht te houden op openbare zaken als de ordehandhaving, markten, zorg voor de tempels en bovenal de organisatie van spelen en publieke feesten, wat maakte dat de functie de ambtenaar in kwestie veel geld kon kosten. Zij werden door de Comitia Tributa verkozen. Vanaf 200 v. Chr. gaf de functie van aedilis curulis meteen toegang tot de Senaat. De praetoren, verkozen door de Comitia Centuriata hadden rechterlijke bevoegdheden. Eerst was dit alleen nog de praetor urbanus, die juridische geschillen tussen burgeres behandelde. Vanaf 247 v. Chr. kwam daar ook een praetor peregrinus bij, die ook de zaken van vreemdelingen op Romeinse grond behandelde, of het hier nu om conflict tussen burger en vreemdeling ging of tussen twee vreemdelingen.

De Curia Julia, één van de gebouwen die in de loop der eeuwen door de Romeinse Senaat is gebruikt.
De Curia Julia, één van de gebouwen die in de loop der eeuwen door de Romeinse Senaat is gebruikt.

De bestuurlijke elite bestond uiteraard uit de Senaat. Er waren 300 senatoren, bestaande uit de hoofden van de patricische families en de voormalige consuls. Pas in later tijden zouden er ook plebejers worden toegelaten. Via een cursus honorum was het mogelijk om op te klimmen tot senatoriale rang. Senator werd men dus niet via verkiezingen, zoals in een modern parlement, maar via benoeming op grond van ervaringen. Er was tevens een minimumleeftijd en een vermogensgrens: in de 1e eeuw na Chr. lag de vermogensgrens voor een senator zelfs op 1 miljoen sestertiën! Wie benoemd werd kon echter, zolang hij aan de gestelde eisen bleef voldoen, voor het leven zitting hebben in de Senaat. Een speciaal soort senator was de Homo Novus, een “nieuwe man” die als eerste in zijn familie de Senaat haalde. Dit maakte dan ook dat de Senaat op den duur het machtigste orgaan werd en de senatoren de nieuwe bestuurlijke elite werden. Officieel had de Senaat een adviserende taak jegens de magistraten, maar op den duur zouden de adviezen van de Senaat meer gelden als officiële besluiten die bindend waren voor de magistratuur. De Senaat kon uit eigen rangen ook nog steeds een interrex benoemen als er tijdelijk geen consuls waren om te regeren.

Julius Sabinus beweerde dat zijn overgrootmoeder de minnares van Julius Caesar was geweest tijdens de Gallische Oorlog. Maar of dat waar is...?
De beroemdste Romeinse dictator is zonder twijfel Julius Caesar, maar hij kreeg het ambt allang niet meer omdat er vijanden aan de poort stonden…

In tijden van nood kon er op last van een consul een magister populi of dictator benoemd worden: deze persoon kreeg voor 6 maanden lang een vrijwel onbeperkte alleenheerschappij zonder verantwoording aan iemand af te hoeven leggen. Als rechterhand kon de dictator een magister equitum aanstellen. Toch was de macht van de dictator ook eindig: als de noodtoestand na 6 jaar niet opgelost was, werd er een nieuwe dictator aangesteld. Na 202 v. Chr. zouden er nog zelden externe dreigingen zijn die sterk genoeg waren om het voortbestaan van de Republiek te bedreigen: de enige dictators van na die tijd waren in feite usurpatoren die met geweld de macht hadden gegrepen en zo hun benoeming hadden afgedwongen.

Gaius Gracchus spreekt het volk toe. Hij en zijn broer Tiberius zijn zonder twijfel de beroemdste Romeinse volkstribunen.
Gaius Gracchus spreekt het volk toe. Hij en zijn broer Tiberius zijn zonder twijfel de beroemdste Romeinse volkstribunen.

Om de rechten van de plebejers te beschermen bestond er nog een vergadering die enkel aan hen voorbehouden was: de Concilia Plebis. Deze benoemde de aediles plebis en de volkstribunen. De aediles plebis waren de plebejische tegenhangers van de aediles curulis, die in eerste instantie alleen uit patriciërs bestonden. De plebejische aedilen hielden zich vooral bezig met het toezicht op markten, evenals het archief en tempel van het plebs, op de Aventijn. Op den duur zouden onderhoud van openbare gebouwen, brandweer, watervoorziening en veel andere openbare werken hierbij komen. De volkstribunen hadden vetorecht (behalve tegen de dictator en de censoren) en konden derhalve wetsvoorstellen blokkeren: dit ambt zou in 494 v. Chr. zijn ingesteld door consul Agrippa Menenius Lanatus, om de plebejers te beschermen tegen de patriciërs (de historici gaan tegenwoordig echter uit van 471 v. Chr.). De volkstribuun kon de Concilia Plebis bijeenroepen en daarin voorstellen doen. Zowel de volkstribuun als volks-aediel waren onschendbaar. Vanaf 130 v. Chr. kwam ook de volks-aediel meteen in de Senaat terecht, die tegen die tijd ook openstond voor plebs. Het ambt van volkstribuun werd in 287 v. Chr. een volwaardig deel van de magistratuur, omdat patriciërs en plebejers toen voor de wet gelijk werden en de tribuun dus voor heel het volk stond.

De fasces, die in Rome gedragen werd door de lictoren, werd volgens de overlevering door Tarquinius Priscus ingevoerd.
De fasces van de Romeinse lictoren wordt doorgaans sterk geassocieerd met “eendracht maakt macht”. In de 20e eeuw zagen de Italiaanse fascisten daarom helaas ook veel in het symbool.

Een laatste interessant ambt binnen de Romeinse Republiek is dat van de lictoren. Een lictor vergezelde een hoge ambtenaar als een soort erewacht: een praetor had zes lictoren tot zijn beschikking, een consul twaalf en een dictator wel vierentwintig! Andere hoogwaardigheidsbekleders, zoals hele hoge priesters, konden ook een lictor aan hun zijde hebben. De lictoren zorgden voor een vrije doorgang door de drukke straten van Rome en konden het recht uitoefenen om in opdracht van hun meester een burger te straffen. Buiten het pomerium, het heilige deel van Rome waar wapens sowieso verboden waren, werd deze bevoegdheid zichtbaar gemaakt in de vorm van de fasces: een bundel houten roedes rondom een bijl. Dit symboliseerde niet alleen hun bevoegdheid om de doodstraf uit te voeren, maar ook de Romeinse Republiek zelf.

De Romeinse Cursus Honorum. Waar veel keizers van oorsprong deze carrière hadden gevolgd, verdween in de 3e eeuw het belang hiervan voor het keizerschap.
De Romeinse Cursus Honorum. Quaestor, praetor en consul waren vereisten.

De manier voor ambitieuze Romeinen om hogerop te komen in de ambtenarij was de cursus honorum (“loopbaan van ere-ambten”). Het eerste ambt voor een nieuweling was dat van de quaestor, waar hij minstens 30 jaar oud voor moest zijn. Hierna was het mogelijk om, met een minimale interval van enkele jaren, aediel of volkstribuun te worden. Om aediel te worden moest men minstens 36 zijn. Aedilis curulis was in dit geval meer te ambiëren, omdat het meer statussymbolen bood, zoals de curulische zetel en een imperium. Het zou echter nog enkele eeuwen duren voor het ambt ook aan plebejers toe kon vallen. Noodzakelijk voor de cursus honorum was het niet om aediel te zijn, al droeg het wel bij aan status en carrièremogelijkheden. Op zijn 39e kon de voormalige quaestor of aediel zich verkiesbaar stellen als praetor.

De cursus honorum. Cicero kwam uit de middelste stand, die van de equites, maar wist op te klimmen tot consul.
De Romeinse ambten hadden hun eigen traditionele klederdracht. Dit was zeer officieel, maar zou in de loop van de keizertijd verslappen.

De kroon op de carrière was natuurlijk het consulaat, waar een plebejer minstens 42 en een patriciër minstens 40 jaar oud voor moest zijn. Deze ambten gaven allen zeer veel status, maar kostten ook handenvol geld aan het organiseren voor publieke werken en feesten. Toen het Romeinse grondgebied zich uitbreidden en er provincies kwamen, was het uitoefenen van een gouverneurschap (als propraetor of proconsul) dan ook de ideale manier om de beurs weer te vullen. Na het consulaat kon men eventueel of censor worden, zonder imperium maar met veel status. Deze functies gaven uiteraard ook toegang tot de Senaat, mits men oud en rijk genoeg was. Elke vijf jaar kozen de censoren bovendien een Princeps Senatus (“eerste der Senaat”) die als eerste spreken mocht in de Senaat en de macht had om de agenda te bepalen en de vergaderingen van de Senaat te openen en af te sluiten. De titel zou later aan de basis liggen van het Romeinse keizerschap.

De tragedie van Lucretia en de val van de Romeinse monarchie (509 v. Chr.)

Lucretia_MRDe tirannie van koning Tarquinius Superbus zette veel kwaad bloed bij het Romeinse volk. Door de lange duur ervan was het een kwestie van tijd voor de bom zou barsten. Zijn schrikbewind en willekeur overschaduwden zijn militaire successen. Bovendien had Tarquinius continu grote werken in de stad laten verrichten: het in beslag genomen land van de patriciërs en de verplichte tewerkstelling van de plebejers maakten de woede nog groter.

Tarquinius Superbus, door Livio Mehus.
De tirannieke Tarquinius Superbus hoopte met een nieuwe oorlog en triomf de steun van het volk terug te winnen, een trucje dat we in de loop der geschiedenis vaker zien.

Koning Tarquinius mocht dan wreed en eerzuchtig zijn, maar op zijn achterhoofd gevallen was hij niet: hij wist hoe ontevreden het volk van Rome was en probeerde de aandacht af te leiden middels een nieuwe oorlog, ditmaal tegen de machtige Rutuli. Hun hoofdstad Ardea, 35 km ten zuidoosten van Rome, bleek echter niet zomaar in te nemen, zodat Tarquinius er beleg moest opslaan. Bij gebrek aan een veldslag hadden de jonge edelen in het leger weinig beter te doen dan bij elkaar te gaan zitten met wijn en praatjes. De wijn maakte dat het praten omsloeg in pochen. Eén van hen was Lucius Tarquinius Collatinus. Collatinus was de zoon van Arruns Tarquinius Egerius, wiens vader de broer van koning Tarquinius Priscus was geweest. Vader Egerius (“de behoeftige”) was in armoede geboren omdat zijn vader voor zijn geboorte gestorven was, zodat grootvader Demaratus niet van zijn bestaan had geweten en hem niets had nagelaten. Koning Tarquinius had Egerius later het bevel over de Latijnse stad Collatia gegeven, wat het cognomen van zijn zoon verklaart.

Lucretia aan het werk, door Willem de Poorter (1633). Het schilderij is vrij uitzonderlijk omdat de meeste afbeeldingen van Lucretia andere delen van haar tragische verhaal bevatten.
Lucretia aan het werk, door Willem de Poorter (1633). Het schilderij is vrij uitzonderlijk omdat de meeste afbeeldingen van Lucretia andere delen van haar tragische verhaal bevatten.

Op een gegeven moment ging het gesprek onder de jonge officieren over de deugdelijkheid van hun echtgenotes. Collatinus beweerde dat zijn vrouw Lucretia, dochter van stadsprefect Spurrius Lucretius Tricipitinus, de meest toegewijde en keurige van allemaal was. Uitgedaagd door het gepoch gingen de officieren stiekem terug naar huis, waar zij al snel ontdekten dat al hun vrouwen erop los aan het feesten waren. Behalve Lucretia, die braaf thuis zat in Collatia en de heren keurig ontving. Collatinus had zonder twijfel de weddenschap gewonnen. Maar in het gezelschap was één jongeman die meer getroffen was door Lucretia’s schoonheid dan door haar deugd: het was Sextus Tarquinius, de zoon van de koning.

Sextus Tarquinius en Lucretia (1571), door Titiaan.
Sextus Tarquinius en Lucretia (1571), door Titiaan.

Een paar dagen later was Sextus ineens terug in Collatia en diende zich bij Lucretia aan. In sommige versies van het verhaal kreeg hij een logeerkamer aangeboden, maar betrad ’s nachts haar kamer waar hij haar wekte door haar buik te wassen met water. Sextus eiste dat zij seks met hem zou hebben. Toen zij weigerde dreigde hij haar te doden en het verhaal te verspreiden dat hij haar had betrapt op overspel met een slaaf. Omdat zij deze schande niet wilde afroepen over Collatinus gaf Lucretia toe. De volgende dag, toen Sextus weer naar het kamp terug was, kleedde Lucretia zich in zwarte rouwkleding, ging naar haar vaders huis en wierp zich als smekeling aan zijn voeten. Toen haar vader, prefect van Rome en daarmee de hoogste magistraat van de stad, vroeg wat dit te betekenen had liet Lucretia eerst getuigen roepen: haar vader bracht de voorname Publius Valerius Publicola, haar echtgenoot bracht zijn neef Lucius Iunius Brutus, de tribuun van de koninklijke lijfwacht. Lucretia maakte de verkrachting bekend en riep hen op de misdaad te vergelden. Vervolgens trok zij een dolk en stak zichzelf dood.

De Eed van Brutus, door François-Joseph Navez. Het vreselijke lot van Lucretia maakt dat Brutus zijn masker afzet en zich definitief tegen de slechte koning keert.
De Eed van Brutus, door François-Joseph Navez. Het vreselijke lot van Lucretia maakt dat Brutus zijn masker afzet en zich definitief tegen de slechte koning keert.

Alle getuigen waren diep geschokt, Collatinus in het bijzonder. Maar het was Brutus, die zich altijd van den domme had gehouden, die hen tot de orde riep. Hij nam de dolk van Lucretia en zwoer een eed bij de goden dat hij alles zou doen om de Tarquinische heerschappij ten val te brengen, waarbij er geen enkele verzoening met de Tarquinii en hun medestanders mogelijk zou zijn. Vervolgens liet hij Collatinus, Lucretius en Valerius dezelfde eed afleggen. Als tribunus celerum kon Brutus vervolgens de comitia centuriata bijeenroepen en hield een vurige rede over het machtsmisbruik van de koninklijke familie en Lucretia’s aanranding in het bijzonder. Nu hij zijn masker van domheid afgedaan had maakte Brutus een diepe indruk op de aanwezigen. Brutus overtuigde de vergadering ervan om de koning zijn imperium af te nemen en te verbannen. Koningin Tullia en prins Sextus vluchtten halsoverkop: Sextus verwachtte bescherming te krijgen van het Romeinse garnizoen in Gabii, de stad die hij eerder met een list had ingenomen. Hij bleek daar echter vooral vijanden gemaakt te hebben en werd er korte tijd later vermoord. Tullia vluchtte naar het legerkamp bij Ardea.

De Capitolijnse Brutus. Hoewel er geen vaststaand bewijs is wordt deze buste in het Capitolijns Museum traditioneel als portret van Lucius Iunius Brutus beschouwd.
De Capitolijnse Brutus. Hoewel er geen vaststaand bewijs is wordt deze buste in het Capitolijns Museum traditioneel als portret van Lucius Iunius Brutus beschouwd.

Nu er besloten was de koning af te zetten was het de vraag hoe verder te gaan. Als stadsprefect werd Spurrius Lucretius benoemd tot interrex, zoals de Romeinen altijd hadden gehad tussen twee koningen in. Brutus zwoer, ondanks zijn verwantschap aan Tarquinius, elk recht op de troon af. Men besloot het koningschap voorlopig te vervangen door twee consuls die de wil van de Senaat zouden uitvoeren. Over verdere details moest later besloten worden. Lucretius stelde Brutus en Collatinus als consuls voor, waar de volksvergadering mee akkoord ging. Middels een grote stemming (uiteraard na een vurige toespraak van Brutus aan het volk) ging het volk van Rome akkoord met het nieuwe staatsbestel. Terwijl Lucretius het bevel over de stad voerde ging Brutus naar Ardea, waar het leger hem met open armen ontving en Tarquinius’ zoons Arruns en Titus werden verdreven. Toen koning Tarquinius in allerijl naar Rome terugkeerde stond hij voor gesloten stadspoorten. De koning en zijn familie zouden zijn gevlucht op 24 februari 509 v. Chr. Een wel erg toevallig jaartal als men bedenkt dat in datzelfde jaar de Atheense democratie werd ingesteld, wat suggereert dat de Romeinen de legendarische gebeurtenis daarmee gelijk wilden stellen. 24 februari is de dag die sindsdien bij de Romeinen bekendstond als Regifugium, koningsvlucht. Maar de afgezette tiran zou het er niet bij laten zitten…