Primeur: een lang avontuur voor Marcus en Marbod

achtergrondWie Romeinen.info volgt, krijgt regelmatig een “avontuur” van Marcus en Marbod te lezen. “Avontuur” tussen aanhalingstekens, want de Romeinse soldaat en saaie Germaan beleven eigenlijk nooit echt iets spannends in hun stripjes. Maar na lang werk gloort er in de verte een uitgebreid avontuur, heel wat anders dan die korte gags. Tekenaar Gilivs, die ook onze jeugdpagina’s illustreert, heeft er het nodige over te vertellen.

Werk aan de voorplaat van het verhaal.
Werk aan de voorplaat van het verhaal.

Hoe ben je na al die korte grapjes op het idee voor een lang verhaal gekomen? ‘Tja, ik kwam gek genoeg eigenlijk voor het eerst op het idee toen ik thuis Die Hard 3 zat te kijken. Een onwaarschijnlijk duo met een race tegen de klok. “Vrienden met tegenzin”, als het ware. Dat inspireerde mij plotseling om Marcus en Marbod zo neer te zetten, want in feite zijn ze tegenpolen. Waarom trekken ze dan altijd samen op, alsof ze vrienden zijn? Menig spannende film zet twee tegenovergestelde personages neer die aanvankelijk nauwelijks door één deur kunnen om ze vervolgens te laten eindigen als vrienden voor het leven. Dit verhaal verklaart op die manier dus hun vriendschap. Het is daarmee eigenlijk een soort prequel, een eerste ontmoeting.’

Digitale bewerking ten top: de originele scan...
Digitale bewerking ten top: de originele scan…

Een lang verhaal lijkt me heel anders dan een gagstrip. ‘Dat is het zeker. Gags komen gewoon in mijn hoofd op. Om de strip aan de gang te houden ga ik om de zoveel tijd zitten en wat grappen bedenken die ik dan uitwerk. De strookjes krijgen dan een nummer en gaan meestal naar de NoVA, langere gags of losse cartoons publiceer ik zelf. De enige reden dat ik er kladversies van teken is dat ik ze dan onthouden en bijschaven kan. Voor een lang verhaal is het echter anders, omdat ik het hele verhaal uitschrijven moet. Dat gaat redelijk vanzelf, maar kost wel tijd. Om van al het tekenen en kleuren nog maar helemaal te zwijgen. Bovendien moet ik bij het kleuren ook vaak genoeg “vals spelen” en dingen verbeteren aan de tekening. Bijvoorbeeld een tekort lijntje doortrekken of een te ver doorgetrokken lijntje inkorten. Soms ontdek ik dat ik Marcus’ zwaardriem ben vergeten te tekenen en moet ik die er digitaal bij tekenen. In het eindresultaat valt het gelukkig niet eens zo op. In een nieuwe programma moet ik de inkleuringstechniek dan weer aanpassen zodat ik het inkten eigenlijk digitaal over doe, met allerlei verbeteringen daarbij. Soms kopieer ik zelfs plaatjes die vrijwel hetzelfde moeten zijn. Maar omdat daar verschillende tekst op staat of andere afwijkende details is dat nog best een prutswerkje.’

... en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.
… en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.

Waar liep je het meest tegenaan? ‘Verschillende dingen. Het schrijven zelf is het minste probleem. Maar voor het tekenwerk moet ik soms wel heel uitgebreid zoeken hoe iets er eigenlijk uitziet. En dan nog moet je soms je fantasie gebruiken, terwijl je ondertussen doodsbang bent dat je research toch te slordig is geweest. Ik ken het wereldje van de reënactors en levende geschiedenis aardig goed, maar juist daarom ben ik als de dood om fouten te maken. Niet dat ik zeeën van kritiek krijg: ik heb Marcus vanaf het begin expres die leren polsbandjes uit Hollywoodfilms gegeven, die geen enkele andere functie hebben dan stoer staan, wat juist wel bij hem past. Tot mijn verbazing heb ik er nog nooit commentaar op gehad, evenmin als op de overdadige ruitjes op Marbods kleding. Waar ik ook tegenaan loop is het continu tekenen van Romeinse soldaten: geestelijk erg vermoeiend. Zeker omdat ik bij elke nieuwe soldaat wéér moet nadenken hoe die eruit ziet: wat voor pantser, wat voor helm, welke kleur tuniek… Als je een hele pagina vol soldaten hebt is dat een tergend proces. En dan moet je ze ook nog allemaal inkleuren en opletten dat eerder gebruikte soldaten er hetzelfde uitzien. Verder zijn er ook dingen die ik gewoon erg moeilijk vind om te tekenen. Zoals landschappen of enorme gebouwen. De landschappen heb ik opgelost door ze in stijl van Peter de Smet extreem leeg en simpel te houden. Maar mijn sterkste kant is het nog steeds niet.’

"De Komst van de Keizer" vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.
De Komst van de Keizer” vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.

Maar je hebt toch ook wel genoten van het werk? ‘Zeker. Ik moest voor het verhaal in feite een uitgebreidere wereld rondom Marcus en Marbod creëren. Toen Marcus en Marbod voor het eerst verschenen was er nauwelijks een setting: Marcus was een legionair uit een of ander Romeins fort en Marbod een doodgewone Germaan die in een huis in de omgeving woonde. Natuurlijk was er nog wel een Gallo-Romeinse nederzetting bij het fort en een Germaans dorp verderop, maar meer invulling was er niet. Er waren geen vaste bijfiguren en de achtergrond van Marcus en Marbod was onbekend, behalve dat ze duidelijk van vrij gewone komaf waren. Voor een langer verhaal moest er meer invulling gegeven worden: ik kwam op het idee om Marcus deel uit te laten maken van een contubernium van buitenbeentjes, terwijl Marbod een gezinsvader werd. Al blijft het onduidelijk waar hij nu eigenlijk de kost mee verdient, want Marbod blijft Marbod: saai en onverschillig.’

Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.
Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.

Je hebt het over Marbods gezin en Marcus’ kameraden, maar die hebben we volgens mij al eerder gezien… ‘Dat klopt, ik heb ze al in een paar gags gebruikt. Net als tribuun Candidus, de gefrustreerde commandant van het fort. En centurio Ventosus en de barse optio Crudelius. Tegen de tijd dat ze in de gags verschenen was ik al volop met De komst van de keizer bezig. Soms vroeg de gelegenheid gewoon om de aanwezigheid van deze personages. Een beetje consequent zijn kan helemaal geen kwaad vind ik, integendeel. Wie goed oplet zal zien dat sommige personages veel lijken op figuurtjes uit mijn eerste Romeinenstripjes, die je op deze website vindt onder “Uit de archieven”. Dat geldt voor Ventosus en de commandant en ook voor de optio.’

Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.
Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.

Als het gaat om de research, speelt het verhaal dan in een bepaalde periode, rondom een historische gebeurtenis? De titel impliceert dat het gaat over het bezoek van Hadrianus aan onze provincie. ‘Ja en nee. De keizer is met opzet naamloos en fictief. Hij bevat elementen van meerdere Adoptiefkeizers, maar inderdaad het meest van Hadrianus. Op eenzelfde wijze wordt het fort van Marcus niet bij name genoemd. Als het een historisch, bestaand castellum zou moeten zijn, dan zou ik denken aan Bodegraven. De naam is onbekend en het ligt op een plek waarvan ik niet zeker zou weten of de lokale bewoners onder de Cananefaten of Bataven gerekend werden. Ideale plek voor een vergeten detachement soldaten en voor een Germaan van onduidelijke stam. Maar het kan ook gaan om een totaal fictief fort, ergens tussen Zwammerdam en Vleuten. In eerste instantie had ik een duidelijkere setting in gedachten, bij Forum Hadriani, waarbij Marcus en zijn kameraden hier in een fictieve castra zaten, als deel van een vergeten legioen. Maar uiteindelijk deed dat mij de waarheid toch iets teveel geweld aan. En de Rijn is nu eenmaal DE setting voor een strip als deze, zodat een detachement bij Nijmegen het ‘m ook niet werd. Sowieso wil ik van Marbod niet per se een Bataaf maken, want dat is mij te afgezaagd; vandaar dat ik eerst aan een Cananefaat dacht, maar uiteindelijk is het gewoon niet duidelijk bij welke stam hij hoort en kan het hemzelf ook niet schelen. Het concept van de vergeten soldaten is wel gebleven. De commandant heeft het gevoel op een soort eindstation te zitten, terwijl de hele boel om hem heen een ingeslapen indruk maakt. Er is aan die grens al zo lang niks noemenswaardigs meer gebeurd dat het saai is geworden.’

Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.
Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.

Nogal een contrast met het beeld van de Romeinse tijd als een oorlogszuchtige periode. ‘Omdat dat ook lang niet altijd zo geweest is. In de eeuw na de Bataafse Opstand is er eigenlijk weinig noemenswaardigs gebeurd. Er waren vast wel wat kleine opstootjes en rooftochten, maar dat die niet uitgebreid in onze geschiedenisboeken staan toont wel aan dat het iets triviaals had. Bovendien kennen de mensen de Romeinen het best van een andere strip: Asterix. Hierin spelen de Romeinen vooral de rol van vijandige bezetters. Ik wilde het eens anders doen, dus ligt de focus in mijn strips meer op de Pax Romana, Romein en onderworpene als bewoners van dezelfde samenleving. Qua datering kiest men ook altijd maar voor Julius Caesar, Caligula of Nero, maar waarom juist niet eens de tijd proberen van de Adoptiefkeizers, de Gouden Eeuw van Rome? In dat kader is het veel leuker om Germania Inferior als welvarende, ietwat ingedutte grensprovincie neer te zetten. Ergens past dat zelfs wel bij hoe het moderne Nederland vaak wordt neergezet!’

Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is "De Komst van de Keizer" ook wel spannend.
Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is “De Komst van de Keizer” ook wel spannend.

Maar je inspiratie uit een actiefilm is daar een flink contrast mee. Is het een spannend verhaal? ‘Het heeft zeker zijn duistere momenten. Eigenlijk botst de saaie, ingeslapen wereld van Marcus en Marbod met het enorme Rome, waar de keizer bezig is een wereldrijk te besturen en het in paleis en politiek wemelt van de intriges. Het bezoek van die machtige keizer aan dat ingeslapen grensplaatsje lijkt voor enkele grijze eminenties een ideaal moment om van die lastpak af te komen. Als Marcus en Marbod toevallig op de bende huurlingen stuiten die de klus moet klaren (geheel in actiefilm-stijl is het een multinationale bende) moeten ze alles op alles zetten om op tijd bij het fort te zijn, terwijl ondertussen de moordenaars hen op de hielen zitten. Dat is niet zonder spanning en geweld, maar natuurlijk valt er ook nog een hoop te lachen. Maar helemaal voor alle leeftijden is het niet, nee. Een humoristische strip hoeft niet kinderachtig te zijn, vind ik. Asterix heeft het imago gekregen van een kinderstrip, maar dat komt denk ik vooral omdat het voor alle leeftijden is: het cartooneske geweld maakt het populair bij kinderen, dus denken ouders die geen strips lezen dat het voor kinderen is, ondanks dat sommige grappen daar veel te moeilijk voor zijn. Van dat imago wil ik ook af. Dus in het kampdorp hangen dames rond met loshangend haar en de slechteriken gaan letterlijk over lijken.’

Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.
Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.

Komt dat door die inspiratie uit actiefilms? ‘De invloed daarvan valt wel mee. Die blijkt vooral uit wat knipoogjes. Je kan wel stellen dat ik meer invloed heb ondergaan van de wereld van de levende geschiedenis en reënactment. Neem nou die buitenbeentjes, dat zijn een soort karikaturen en optelsommen van de meer bizarre gevallen die je daarin tegenkomt. Sommige “legionairs” zijn opvallend groot of klein, opvallend oud of jong… En natuurlijk heb je altijd nog de enkeling die er gewoon niet uitziet en maar niet snapt hoe het wel moet. In de Romeinse groepen zie je die laatste gelukkig niet zo gauw, maar ze bestaan wel, van die reënactment-gedrochtjes. De reacties van andere reënactors daarop zijn natuurlijk ook erg typerend, hoe terecht ze soms ook zijn. In zulke groepen zie je ook altijd de prachtigste centurio’s rondlopen, dus heb ik de centurio’s in de strip neergezet als pompeuze mannetjes die meer met hun uiterlijk en carrière bezig zijn dan dat ze echt iets nuttigs doen. Hun rivaliteit met de elitaire cavalerie-decurio is dan weer een parodie op de rivaliteit tussen bijvoorbeeld uniformpolitie en recherche. Net zoals de legionairs en hulptroepen elkaar ook niet lijken te mogen in deze strip. Andere knipoogjes vind je in de vorm van figuranten die veel lijken op leden van die Romeinse groepen. En natuurlijk zijn er wat cameo’s voor de mensen van Romeinen.info, waar ik mijn stripjes publiceren mag!’

Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is...
Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is…

Wanneer kunnen we de strip verwachten? ‘Door andere verplichtingen was een deadline stellen onmogelijk, zodat ik al een paar jaar zit te prutsen, maar nu is het verhaal bijna af. Ironisch genoeg was het laatste dat ik op papier getekend en geïnkt heb een mijlpaal. Het laatste werk op echt papier is af. Ik ben nu bezig met het bijwerken en inkleuren van die laatste pagina’s, maar dat duurt nog wel even. Ook heb ik nog een zware dobber aan het bijwerken van de belettering van de strip, want mijn handschrift is gewoon te rommelig, zodat ik dit ook digitaal moet overdoen. Dat gaat de komende tijd nog het meeste werk worden. Als dat is afgerond zal ik de strip op de facebookpagina van Marcus en Marbod gaan publiceren in feuilleton, zoals een krantenstrip. Ik kan nog geen exacte datum beloven, maar ik weet zeker dat het ergens in 2019 gaat lukken.’

Iets om naar uit te kijken dus. Kijk als het zover is voor het verhaal  “De Komst van de Keizer” (en voor die tijd voor meer strips en af en toe een teaser) op www.facebook.com/MarcusMarbod. 

Het verblijf van een Romeinse soldaat

bodegraven castellumLaatst keek ik eens goed naar de strip over Asterix de Galliër, waar ik als Romein zo vaak over hoor. In die strip wordt het dorp van de Galliërs omringt door vier Romeinse kampen, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik die kampen niet helemaal snap… Ik zal dus eens goed uitleggen hoe het nu zit met die soldatenverblijven.

Romeinse legertenten waren van leer. Zelfs in jullie tijd is dat een dure grap!
Romeinse legertenten waren van leer. Zelfs in jullie tijd is dat een dure grap!

De Romeinse forten worden vaak kampen genoemd, maar dat is niet helemaal juist. De beroemde legertenten van de Romeinen werden alleen gebruikt voor een tijdelijk verblijf, met name als het leger onderweg was. De tenten zagen er ook niet zo enorm en kleurrijk uit als ze in de strip van Asterix doen. Een stevige Romeinse legertent (papilio) diende immers niet om in te verblijven, maar vooral om in te slapen. Een tent maken was een heel karwei, want de tent moest groot genoeg zijn om zes man te herbergen. Zes? Jazeker. Een contubernium, de kleinste eenheid van het Romeinse leger bestond weliswaar uit 8 soldaten, maar de tenten waren daar net wat te klein voor. Dom? Welnee! Hartstikke slim juist, want op deze manier moesten er altijd een paar man op wacht blijven. En middenin de nacht, op onbekend terrein, is dat geen overbodige luxe. Net als het versterken van het kamp met een greppel, wal en palissade.

Met een palissade van sudes (enkelvoud sudis) komt geen vijand je kamp in!
Met een palissade van sudes (enkelvoud sudis) komt geen vijand je kamp in!

Stel je dus eens voor dat je op reis bent met het Romeinse leger. Je hebt vandaag een kilometer of 35 gelopen, maar voor je kunt gaan rusten moet eerst dat kamp worden opgebouwd. Met het gereedschap uit je bepakking graaf je een greppel (fossa) en met de aarde uit die greppel werp je weer een wal op. In de bepakkingen van de soldaten zitten ook sudes, houten staken die gemakkelijk in de wal kunnen worden gestoken als omheining. Zo kun je binnen de versterking dus veilig je tenten opslaan. Ook in de Romeinse tijd gebeurde dat waarschijnlijk al met stokken en haringen. De tenten zelf waren van leer en aangezien geen dier groot genoeg is om voldoende leer voor één zo’n papilio te leveren, waren de stukken met de hand aan elkaar genaaid. In de tent kun je aardig droog slapen, ook omdat het leer vocht absorbeerde. De volgende morgen moeten de tenten weer opgebroken, de sudes terug in de bepakking en moet ook de greppel weer worden dichtgegooid. Je wil tenslotte niet dat een ander het kamp nog gebruiken kan!

Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Deze plattegrond van Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH) geeft een goed beeld van de indeling van een castellum. Kleine kamertjes, hè?

Goed, we marcheren verder. Na dagen, weken marcheren komen we eindelijk bij onze bestemming: een fort. Wat voor fort dit is en hoeveel soldaten erin passen kan verschillen. De meeste forten langs de Rijn in Nederland zijn een castellum, een “klein fort”. Als je bij een cohort hulptroepen zit heb je grote kans dat je naar zo’n grensfort onderweg bent, maar je zou ook met een vexillatio of detachement legionairs erheen gestuurd kunnen zijn. De meeste castella zijn op een soldaat of 500 berekend, maar groter en kleiner komt ook voor: Fectio (Vechten) kon misschien wel zo’n 1000 soldaten herbergen. Voorbeelden van miniforten zijn ook gevonden, zoals Ockenburgh in Den Haag en op het Marktveld in Valkenburg (ZH). Een grote castra is een fort dat plaats geeft aan een legioen, maar hiervan is maar één voorbeeld bekend in Nederland: de grote legerplaats op de Nijmeegse Hunnerberg, die hier in 70 na Chr. gebouwd is. De legerplaats is ruim een eeuw in gebruik geweest, maar daarvan heeft er maar 34 jaar echt een legioen in gezeten: in 103 werd Legio X Gemina overgeplaatst naar Pannonia en zaten er voortaan alleen nog kleine detachementen in het fort.

Stapelbedden en een klein opslagkamertje voor een contubernium legionairs! Blij dat ik promotie gemaakt heb.
Stapelbedden en een klein opslagkamertje voor een contubernium legionairs! Blij dat ik promotie gemaakt heb.

Zo’n fort was min of meer permanent, dus in plaats van tenten stonden er echte gebouwen. De meeste hiervan waren langwerpige huizen vol barakken. Ieder contubernium had twee kamers ter beschikking: een slaapkamer met stapelbedden en een opslagkamer. Je hebt kans dat ik als optio wat meer ruimte voor mezelf heb, maar de grootste kamer in het gebouw is voor de centurio. Aangezien er vaak meerdere centuries in het fort zijn, is er altijd nog een commandant die boven de centurio’s staat: een praepositus leidt een detachement, een prefect leidt een cohort hulptroepen en een legioen wordt natuurlijk geleid door echte opperofficieren, waarvan de legatus het hoogst is. Deze hoge heren hebben vaak een eigen huis in het fort – nou ja, huis… Zo’n commandantswoning of praetorium kan een echte villa worden. In een castra zullen er meerdere hebben gestaan, omdat behalve de legaat ook nog zijn plaatsvervangers aanwezig waren. Waarschijnlijk hadden de soldaten van het eerste cohort hier wat grotere barakken, omdat zij de elitetroepen waren. Eventueel aanwezige cavalerie had ook wat meer ruimte, omdat zij stallen nodig hadden. Centraal in het fort staat altijd de principia, het hoofdkwartier, met kantoortjes voor de administratie en een heiligdom waar de vaandels bewaard worden. Andere gebouwen die aanwezig konden zijn waren een werkplaats en een hospitaal. Graanopslag mocht natuurlijk ook niet ontbreken!

De castra van Noviomagus, gezien vanuit het oosten, met links het grote forum en bovenaan het amfitheater.
De castra op de Hunnerberg is de enige legerplaats van een legioen in Nederland. Op deze tekening zijn de muren ervan al “versteend”.

Zo’n fort had in eerste instantie houten gebouwen een houten omwalling. Dat laatste was geen simpel in elkaar gezette palissade, maar een stevige dikke muur met kantelen en uitkijktorens, waar de soldaten de wacht op konden houden. Vaak lagen er meerdere greppels of grachten rondom het fort heen. Naarmate de tijd verstreek werden veel van de forten “versteend”. Keizer Hadrianus (r. 117-138) begon waarschijnlijk al met het proces waarbij de houten muren van de Limesforten werden vervangen voor stevige stenen muren, een proces dat waarschijnlijk pas rond het jaar 200 werd afgerond. Stenen muren waren steviger en permanenter, maar ook vergden ze minder onderhoud dan een houten muur.

Een nagebouwde wachttoren bij Fectio (Vechten)
Een nagebouwde wachttoren bij Fectio (Vechten)

De afstand tussen de Limesforten kan verschillen maar is altijd minstens een paar kilometer (soms zelfs 12 of 18!) zodat ertussen een flink stuk Limes ligt zonder bewaking. De forten zijn vooral bij de strategische punten gebouwd, zoals bij een plek waarin zijrivieren zich bij de Rijn voegen of ervan aftakken, zodat ze extra interessant zijn voor eventuele invallers. Een andere optie voor een strategisch punt is natuurlijk juist een plek vanwaar je de omgeving goed kunt overzien, zoals die Hunnerberg in Nijmegen. (Maar ja, het aantal heuvels langs de Rijn in jullie land is erg beperkt.) Om de wegdelen tussen de forten ook te bewaken werden hier op den duur wachttorens tussenin gebouwd. Als je langs de Limesweg zou hebben gereisd, zou je na 800 à 1500 meter steeds weer zo’n toren zijn tegengekomen. De wachttorens bevatten meestal 4 à 8 soldaten, een contubernium dus. Je kon hier voor bepaalde tijd gelegerd zitten. Nou zul je denken: 8 soldaten, daar kun je toch nooit een groep invallers mee stoppen? Klopt, maar dat hoefde ook niet. De wachttorens waren er vooral op gericht om de zaak in de gaten te houden, zodat er in geval van nood snel bericht kon worden doorgegeven. Mogelijk deden de soldaten dit aan de hand van gekleurde wimpels of een ander seinsysteem. Als een bende probeerde de Rijn over te komen, kon het dichtstbijzijnde fort dus snel worden gealarmeerd.

kamp asterix
Een fraaie tekening, maar er klopt weinig van.

Laten we nou nog eens kijken naar die “kampen” in de avonturen van Asterix. Deze kampen hebben stevige muren met een grote greppel en bruggen bij de vier poorten, alsof het om permanente forten gaat. Maar de palissades en de tenten doen meer denken aan een tijdelijk kamp, terwijl het uiterlijk van de tenten nogal gefantaseerd lijkt. Sommige uitkijktorens van de forten doen mij qua vormgeving zelfs heel sterk denken aan de wachttorens van langs de Limes. Zo is alles eigenlijk opgeteld bij elkaar. Oké, oké, het zijn mooie tekeningen. Ja, echt waar. Maar of het hier en daar nou niet wat meer research waard is…

De rangen in een legioen

augHet Romeinse leger was georganiseerd volgens een strakke indeling. Om administratieve redenen waren de troepen die bestonden uit Romeinse staatsburgers (de “officieel Romeinse” legers) opgedeeld in meerdere legioenen. Deze opdeling ging terug op de vroege republiek, waarin het leger in tweeën was gesplitst en verdeeld over de twee consuls. De naam legioen (of legio) betekende simpelweg zoveel als “lichting”. De eerste legioenen bestonden “slechts” uit 1000 man, maar de meer klassieke uit de late republiek en vroege keizertijd telden bijna 6000 mannen. Daar moet bij vermeld worden dat het hier om ideale streefgetallen ging, zodat afwijkingen ook vaak genoeg voorkwamen. Verder lezen De rangen in een legioen