Corbulo: piratenjacht, een kanaal en de limes (46 t/m 51 na Chr.)

aanvalOf de militaire onderneming van keizer Caligula nu een dolkomisch fiasco of slechts een voorbereidende oefening was, de rust in ons land leed er niet onder. Caligula zelf kwam het jaar daarop al gruwelijk aan zijn einde toen zijn eigen lijfwacht zich tegen hem keerde. Hoewel het principaat hiermee eventjes wankelde, werd de republiek uiteindelijk niet hersteld en kwam Caligula’s timide en intellectuele oom op de troon. De nieuwe keizer, Claudius, was een broer van de vroegere veldheer Germanicus en dus ook een zoon van Drusus. In 43 na Chr. begon Claudius zich alsnog op te maken voor de Romeinse invasie van Brittannia. De onderneming werd een succes en de Romeinen stootten ver op het eiland door. Ook dit zou effect hebben voor de bevolking van ons land, waar immers veel mannen bij de hulptroepen dienden. Zeker wat betreft de Bataven, die wel acht cohorten aan infanterie leverden en een ruiterafdeling! Geen wonder dan ook dat zij van verdere belasting waren vrijgesteld. De Cananefaten daarentegen leverden weliswaar veel minder hulptroepen, maar toch… En hoewel veel van deze hulptroepen gewoon dienden bij de grensbewaking en militaire acties van Germania Inferior, wat in feite nog een militair district was, zouden op den duur meerdere van hen ook deelnemen aan expedities in Brittannia. Manschappen genoeg en in Germania Inferior was het toch rustig… dacht men.

chauci
Stammen rond de Noordzee in 150 na Chr. Een groot verschil met een eeuw eerder is dat de Ampsivariërs rond 50 na Chr. nog als buren van de Chauken golden. (De moderne kustlijn is weergegeven. In de Romeinse tijd was deze met name op Nederlands terrein zeer anders.)

Enkele jaren later werd de rust in de Rijndelta ernstig verstoord door een dreiging vanaf zee. Het land van de Chauken, het gebied rondom de Eemsmonding in het tegenwoordige Oost-Friesland, stond bekend als een waar piratennest. Vrij regelmatig voer er een ploeg zeerovers uit, vermoedelijk in kano’s, niet alleen om schepen aan te vallen, maar vooral ook om de dorpen te plunderen die langs de kust stonden. Ook nederzettingen langs de rivieren konden op het programma staan. Het was dan ook niet voor niets dat er af en toe Romeinse schepen als een soort waterpolitie op de rivieren patrouilleerden. Maar in het jaar 47 waren de plunderingen erger dan ooit. Het ging blijkbaar om een flink grote troep van Chaukische en ook Friese zeerovers, onder leiding van ene Gannascus. Gannascus was zelf geen Chauk of Fries maar een Cananefaat uit de hulptroepen. Toen in 46 na Chr. de Romeinse legaat Sanquinus Maximus overleed, was hij gedeserteerd en naar het noorden gevlucht. Daar had hij handig gebruik gemaakt van het tijdelijke machtsvacuüm en zijn kennis van alle waterwegen in de delta. Bovendien kende hij, net als Arminius, natuurlijk de Romeinse strategieën en de sterke en zwakke punten daarvan. Dat maakte deze troep piraten veel gevaarlijker en driester dan ooit tevoren. Het castellum Praetorium Agrippinae (Valkenburg) werd waarschijnlijk zelfs door hen platgebrand!

De zogenaamde "pseudo-Corbulo" uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.
De zogenaamde “pseudo-Corbulo” uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.

Uiteraard kon zoiets niet ongestraft blijven. De plunderaars hadden hun hand overspeeld en toen de opvolger van Sanquinus arriveerde liet hij dat merken ook. Gnaeus Domitius Corbulo, wiens dochter vele jaren later de vrouw van keizer Domitianus zou worden, werd de nieuwe legatus Augusti pro praetore (provinciale bevelhebber) en ging zo snel hij kon over tot actie. Om de wateren helemaal vrij van piraterij te maken, liet hij ze helemaal uitkammen. De kleinere schepen werden de kreken, zijriviertjes en wadden op gestuurd, terwijl de grotere schepen van de Rijnvloot opdracht kregen de Rijn af te varen. Zo werden de nog aanwezige piraten verjaagd of te grazen genomen. Verder deed Corbulo alles om de blijkbaar nogal ingeslapen troepen wakker te schudden, middels veel training en streng optreden. Twee soldaten die bij de zware opbouw van een dagmarskamp hun zwaarden hadden afgedaan zouden zelfs door hem geëxecuteerd zijn. Nadat de waterwegen gezuiverd waren trok Corbulo namelijk noordwaarts met vloot en leger. Het land van de Frisii werd weer bezet, waarbij de stam opnieuw gedwongen werd het Romeinse oppergezag te erkennen en gijzelaars te leveren. Het Friese grondgebied werd officieel afgebakend, er werd een nieuw fort gebouwd (wellicht op de plaats waar Flevum gestaan had, al is dit niet zeker) de hoofdmannen werden afgezet en er werd een Romeins ambtelijk bestuur en rechtssysteem ingevoerd. In feite was de onderwerping van de Frisii hernieuwd.

Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kanos'.
Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kano’s.

Gannascus was echter niet op zijn achterhoofd gevallen en hij was dan ook niet in onveilig gebied blijven hangen. In plaats daarvan had hij zich op het Chaukische grondgebied teruggetrokken. Corbulo zond de stam bericht dat hij ook hun onderwerping eiste. Hun hoofdmannen en Gannascus verklaarden zich toen bereid tot onderhandelen en Corbulo stuurde dan ook een afvaardiging naar de Chauken toe. Toen bleek echter dat de Romeinen niet erg eervol omsprongen met een deserteur en piraat: de onderhandelingen bleken een vals voorwendsel om het gebied binnen te komen en de booswicht te pakken te krijgen. Gannascus werd dan ook door de afgezanten vermoord. In Corbulo’s ogen was deze actie wellicht te rechtvaardigen, maar de Chauken waren woedend. Volgens zowel Germaanse als Romeinse gebruiken waren onderhandelaars en afgezanten in feite onschendbaar, zodat deze moord gezien kon worden als een grove wandaad en belediging. Onnodig te zeggen dat elke vorm van onderhandelingen werden afgebroken. Corbulo maakte zich op voor een grote strafexpeditie tegen de Chauken. Maar toen werd hij tegengehouden.

De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.
De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.

Keizer Claudius wenste een stabiele Rijngrens. De verovering van Brittannia had prioriteit en hij kon zich niet veroorloven dat de rijksgrens bedreigd zou worden. Dat kon immers grote gevolgen hebben voor de situatie in Gallië en dat was allerminst een prettig vooruitzicht. Corbulo werd dan ook teruggefloten en kon niet anders dan gehoorzamen. Na zijn offensieve daden ging hij nu terug naar een defensief beleid. De Frisii werden vermoedelijk niet langer bezet, omdat Claudius de Rijn als grens verkoos. Wel hebben zij vermoedelijk een soort vazalstatus gehad: de Romeinse instellingen hielden er geen stand, maar wel leverden zij nog wat schatting en hulptroepen, waarbij overigens niet duidelijk is hoe lang dit precies heeft standgehouden. Het drama onder Gannascus indachtig, versterkte Corbulo de Rijngrens in het westen, van de kust tot aan Fectio. Ten oosten daarvan was de toestand aanzienlijk stabieler, mede door de beperkte bewoning van de Veluwe, zodat dit hier nog niet nodig werd geacht.

Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg.
Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg,waar tegenwoordig een openbaar park aan het fort herinnert.

In het westen werd de grenscontrole echter versterkt door massale houtkap en de bouw van castella op strategische punten, zoals bij watersplitsingen of grote bochten in de Rijn. Elk castellum bevatte een cohort van zo’n 500 hulptroepen, met uitzondering van Fectio dat de vlootbasis was en derhalve een stuk groter was. De castella werden verbonden door de Romeinse hoofdweg die langs de Rijn liep. Die hoofdweg werd bewaakt door wachttorens, doorgaans met een onderlinge afstand van zo’n 800 à 1500 meter, bemand door minimaal vier soldaten. Zo ontstond er een netwerk van posten die elkaar in geval van nood snel konden waarschuwen. Kleine bendes konden door de cohorten gemakkelijk worden tegengehouden. Vermoedelijk was deze grensverdediging, die wij de Romeinse limes noemen, in de tijd van Corbulo nog niet zo optimaal als een halve eeuw later, maar de basis was nu definitief gelegd. De Romeinen zelf spraken overigens niet van een limes maar van de ripa Rheni (Rijnoever).

Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.
Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.

Het beroemdste werk van Corbulo werd echter zijn kanaal, ook wel de Fossa Corbulonis of Corbulogracht genoemd. Het Kanaal van Corbulo diende om de Rijn en de Maas in Zuid-Holland te verbinden, zodat Romeinse schepen de woelige Noordzee zoveel mogelijk konden vermijden. Volgens Tacitus deed Corbulo dit vooral om de soldaten bezig te houden, wat impliceert dat dit dus na de veldtocht in het noorden gebeurde. Het lijkt er echter ook op dat het wel degelijk gaat om de efficiëntie van de grensbewaking te verhogen en het is niet ondenkbaar dat het een onderdeel was van zijn strijd met de piraten. Door het kanaal konden immers niet alleen handelsschepen maar ook militaire schepen sneller heen en weer. Dit voor schepen die goederen of materiaal aan de forten af kwamen leveren, maar uiteraard ook voor de Romeinse marine.

Standbeeld van Corbulo in Voorburg.
Standbeeld van Corbulo in Voorburg.

Waarschijnlijk liep het kanaal van Matilo (Leiden-Roomburg) naar Helinium (mogelijk Naaldwijk). Het betrof geen volledig nieuwe waterweg, maar eerder de verbinding van al bestaande beken en zijriviertjes. Niet alleen was het goed voor de militaire logistiek, maar ook voor de handel! Het administratief centrum van het Cananefaats grondgebied werd aan het kanaal ingericht, waar het uiteindelijk tot een klein Gallo-Romeins stadje zou uitgroeien, op de plaats waar nu Voorburg ligt. Piraterij en kleine invallen waren niet voorgoed uitgebannen, maar de middelen om het te bestrijden waren veel effectiever aan het worden. Corbulo zelf werd voor zijn werk als triomfator in Rome onthaald. Zijn carrière zou hem later naar het oosten van het rijk voeren, waar hij de Parthen met succes bevocht. Helaas kwam hij ongelukkig aan zijn einde. Toen in 67 een opstand in Judaea uitbrak, stuurde keizer Nero Vespasianus erheen en riep Corbulo juist terug. Nero was hem namelijk gaan wantrouwen omdat zijn eigen schoonzoon bij een samenzwering betrokken was geweest. Na zijn ontmoeting met de keizer werd de veldheer gedwongen tot zelfmoord.

Postumus, de keizer van Gallië

postumusWe schrijven midden 3e eeuw. Het Romeinse rijk verkeert al een kwarteeuw in een dynastieke crisis. Nadat keizer Severus Alexander in 235 door zijn eigen troepen is vermoord, is er niet één keizer geweest die het 10 jaar volhield en vrijwel geen enkele keizer die door een door hem verkozen opvolger is opgevolgd. De ene generaal na de andere doet een greep naar de macht, al komen veel niet verder dan tegenkeizer, in de zin dat de Senaat hen niet erkent. Van de 26 keizers die tussen 235 en 285 erkend worden, zullen bijna alle vermoord worden of sneuvelen. De onderlinge strijd brengt allerlei afschuwelijke bijkomstigheden met zich mee. Het leger aan je kant krijgen is cruciaal, maar loyaliteit kost geld. Om meer geld te verwerven wordt er steeds minder edelmetaal in de munten verwerkt, met hyperinflatie als gevolg. De economie stort in, mede omdat de handelaren steeds moeilijker kunnen reizen in de hand over hand toenemende onveiligheid. Dat werkt elkaar in de hand, want de kooplui richten zich nu vooral op de elite, die immers nog over voldoende geld beschikt om er gebruik van te kunnen maken. De steden verliezen hierdoor hun economisch belang, zodat daar enorme werkloosheid ontstaat, waarop verarmde arbeiders en boeren regelmatig hun toevlucht nemen tot het vormen van roversbendes. Maar bovendien leidt het onderling knokken om de macht tot verwaarlozing van de grensbewaking. De Romeinse limes ligt er hier en daar verlaten bij, terwijl Germaanse volkeren en coalities aan de overkant hun kans ruiken. Zo zijn daar de Franken, een federatie van stammen waaronder de Saliërs (waarvan de term “Salische wet” stamt), Chamaven (uit de Achterhoek en Twente), Angrivariërs en wellicht ook de Tubanten, Bructeren, Usipeten en Tencteren. Zij staan te popelen om de slecht bewaakte Rijn over te steken. Maar in het heetst van de strijd dient zich een sterke man aan: Marcus Cassianus Latinius Postumus.

Postumus was een aanhanger van de Magusanus-cultus. Traditioneel beschouwt men dit als een bewijs van zijn Bataafse afkomst, al kan zijn band met de god ook door een overwinning bij diens heiligdom zijn gekomen.
Postumus was een aanhanger van de Magusanus-cultus. Traditioneel beschouwt men dit als een bewijs van zijn Bataafse afkomst, al kan zijn band met de god ook door een overwinning bij diens heiligdom zijn gekomen.

Postumus moet ergens tussen 215 en 225 geboren zijn op een onbekende plaats die Deusone zou heten. Hij was van lage komaf, dus zowel zijn geboortedatum als -plaats zijn niet opgetekend. Waarschijnlijk kwam hij in elk geval uit Gallia Belgica of Germania Inferior. Mogelijk was hij zelfs een Bataaf, al is dat niet bewezen. De Bataafse afkomst zou kunnen blijken uit zijn aanbidding van de Bataafse god Magusanus, die meestal met Hercules gelijkgesteld werd. Zijn band met Hercules Magusanus zou later duidelijk blijken: tussen 260 en 269 liet hij wel 26 keer munten slaan met daarop de afbeelding van Hercules Deusoniensis, die dus werd verbonden aan de geheimzinnige plaats Deusone. Hoewel we dus niet weten hoe zijn vroege leven en het begin van zijn carrière verliepen, weten we dat hij pas echt prominent werd in 254, toen keizer Valerianus I de beste eenheden langs de Rijn had weggeroepen om in het oosten oorlog te kunnen voeren tegen de Sassanidische Perzen. Dat was nou net de kans waar de Franken op hadden gewacht. In twee jaar tijd werden de meeste castella aan de Neder-Rijn verwoest. Augusta Treverorum (Trier) werd geplunderd. Keulen daarentegen ontsprong de dans nog even, vanwege haar dikke stadsmuren. Valerianus’ zoon en medekeizer Gallienus hield zich op dat moment aan de Rijn bezig met de oorlog en begon een tegenoffensief, waarbij hij Trier wist te heroveren. Postumus moet zich hierbij verdienstelijk hebben gemaakt als hoge legerofficier: Valerianus benoemde hem tot keizerlijk legaat van Germania Inferior.

Keizer Gallienus: ooit Postumus' meerdere, later zijn aartsvijand.
Keizer Gallienus: ooit Postumus’ meerdere, later zijn aartsvijand. Het ging deze tragische keizer dan ook niet voor de wind.

Gallienus noemde zich na het succes van de oorlog Germanicus Maximus en liet in 256 munten slaan waarop hij omschreven werd als restitutor Galliarum (hersteller van de Galliën, de Gallische provincies). Interessant was overigens Gallienus’ invoering van een mobiel keizerlijk leger dat hem overal volgde, zodat hij een keurkorps had dat hij aan zichzelf kon binden, ten gunste van zijn eigen machtsbasis. In de oudheid stond hij te boek als een zwakke keizer, wegens een groot aantal problemen, maar dit moet vooral buiten zijn schuld zijn gebeurd. Behalve zijn legerhervorming was Gallienus ook verantwoordelijk voor een edict van tolerantie jegens de christenen, en een wet die bepaalde dat senatoren geen legioenen mochten leiden (zij waren sneller tot opstand geneigd dan de ridderklasse). De toestand was weer gestabiliseerd, maar dat duurde niet lang. Al het volgend jaar vielen de Franken opnieuw binnen, al wist Gallienus hen opnieuw te verslaan. Helaas moest hij zijn werk aan de Rijn in 258 opgeven, omdat er op de Balkan een tegenkeizer was uitgeroepen. Hij nam de meeste troepen van de Rijngrens mee en liet derhalve een behoorlijk verlaten gebied achter. Het was voor veel burgers niet aantrekkelijk om te blijven wonen in een bedreigd grensgebied waar het leger uit werd weggehaald. Bovendien waren velen economisch afhankelijk van het leger, dat een hoop afnemers bood. Ons land moet er grotendeels ontvolkt bij gelegen hebben. De provincie werd voorlopig in elk geval overgelaten aan de bekwame Postumus, en aan Silvanus, de Prefect van de Praetoriaanse Garde. Postumus en Silvanus hadden de taak te waken over Gallienus’ zoon Saloninus, die in Keulen resideerde. Samen leidden zij het beleid in Gallië, waar ook de Germaanse provincies onder gerekend werden.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken.
Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken.

De oorlog in het oosten van het rijk liep ondertussen helemaal verkeerd. Valerianus werd in 260 door de Perzen gevangengenomen en stierf in gevangenschap. Het nieuws hiervan was zeer slecht voor het moreel van de Romeinse legers en deed derhalve de invallen aan de Donau toenemen. Gallienus kon de door hem weggetrokken soldaten nu al helemaal niet meer terugsturen. Maar Postumus slaagde er desondanks in de Franken tegen te houden, dit doordat hij in de tussentijd nieuwe troepen had weten te verzamelen. Hij wist hen te verslaan bij het oude heiligdom van Hercules Magusanus, ter hoogte van het huidige Empel in Noord-Brabant. Wellicht verklaart dat zijn band met de Gallo-Romeinse god. Slechts een klein deel van de overlevende Franken mocht zich als foederati (bondgenoten) vestigen op de gedeeltelijk ontvolkte Betuwe. Saloninus beval echter dat alle oorlogsbuit naar Keulen moest worden overgebracht. Postumus’ soldaten waren woedend en deden prompt wat veel Romeinse legers de afgelopen 25 jaar in zo’n geval hadden gedaan: ze riepen hun bevelhebber, met wie zij een veel nauwere band hadden, tot keizer uit. Postumus aanvaardde dit en besloot Keulen te belegeren. Uiteindelijk brak hij het verzet. Saloninus en Silvanus werden door de burgers aan hem uitgeleverd en gedood. De Gallische en Germaanse provincies, evenals de Alpenprovincie Raetia, waren nu in handen van Postumus. Hij liet munten slaan waarop hij zich net als Gallienus hersteller van Gallië noemde en richtte Keulen nu in als zijn hoofdstad, waar hij een eigen Senaat en Praetoriaanse Garde instelde, in plaats van naar Rome te gaan en daar erkenning door de Senaat af te dwingen. Vanaf 260 spreken we dan ook van een Gallisch Keizerrijk. Daar moet bij vermeld worden dat Postumus zichzelf gewoon als Romeinse keizer zag, zonder bewust een bepaald deel af te scheiden. Bovendien sloten Brittannia en Hispania zich in 261 bij zijn rijk aan. Wel kwam het merendeel van zijn regeringsapparaat uit het noordelijk deel van Gallië.

Het Romeinse rijk in drieën gescheurd. In het westen het Gallische Keizerrijk, in het oosten het Palmyreense rijk van koningin Zenobia.
Het Romeinse rijk in drieën gescheurd. In het westen het Gallische Keizerrijk, in het oosten het Palmyreense rijk van koningin Zenobia.

Als keizer van Gallië verwierf Postumus veel bewondering van antieke historici omdat hij de defensie van de provincies wist te reorganiseren. De munten die hij liet slaan waren ook van veel hogere kwaliteit van de gedevalueerde gevalletjes van Gallienus. Verder wist Postumus Franken tegen Franken in te zetten: vanaf 264 liet hij een nog ruimer aantal van hen als foederati aan zijn zijde meevechten, verspreid over de Romeinse legereenheden. Hij stelde deze Frankische hulptroepen samen uit krijgsgevangenen en huurlingen. De Rijngrens werd misschien niet volledig in oude glorie hersteld, maar er werden wel degelijk weer forten in gebruik genomen. Er werden er zelfs een paar op de rechteroever gebouwd. Ook liet Postumus meer troepen in het achterland plaatsen als buffer, zodat eventuele doorbraak van de grens alsnog kon worden opgevangen. Bovendien kon een fort in het binnenland bij zo’n doorbraak ook als veilige haven voor de bevolking dienen. Deze “verdediging in de diepte” had hij afgekeken van Gallienus, die dezelfde truc bij de Donau had toegepast.  Gallienus zelf moet het in 260 zwaar te verduren hebben gehad. In een jaar tijd verloor hij zijn vader en zoon en kreeg het met meerdere usurpatoren aan de stok. Alsof dat nog niet genoeg was scheidde een groot deel in het oosten van het rijk zich af als het Palmyreense rijk onder koningin Zenobia. Gallienus trachtte hier uiteraard wat aan te doen, maar bereikte niet veel. Hij bood Postumus zelfs aan de strijd met een tweegevecht te beslissen, maar Postumus weigerde dit. Wel trachtte Postumus met hem overeen te komen dat zij voorlopig niet elkaar maar enkel de barbaren zouden bevechten. Misschien een goede afspraak, want het neerslaan van opstanden, invallen en tegenkeizers kostte zoveel tijd dat Gallienus zich pas in 265 op Postumus kon richten. Opnieuw ging Postumus de directe confrontatie uit de weg en sloeg de aanval af.

Een opvallend fraaie aureus met Postumus' beeltenis niet van opzij maar en profil.
Een opvallend fraaie aureus met Postumus’ beeltenis niet van opzij maar en profil.

Toch mocht het succes niet duren. Onderzoek wijst uit dat Postumus in 268 ook “goedkopere” munten met minder edelmetaal liet slaan. Blijkbaar stond de financiële situatie er dus toch niet zo best voor. En dergelijke inflatie had eerder tot ontevredenheid bij de soldaten geleid. Datzelfde jaar maakte Postumus een ernstige fout. Gallienus’ generaal Aureolus liep in 268 over naar Postumus, wat Postumus de kans gaf om Mediolanum (Milaan) in handen te krijgen, wat de kans op inname van Rome vergrootte. Gallienus liet dit echter niet op zich zitten en viel Mediolanum aan. Om onduidelijke redenen besloot Postumus echter deze kans voorbij te laten gaan en Aureolus niet te hulp te komen. Aureolus en Gallienus gingen beide ten onder – Gallienus werd tijdens de belegering in een complot vermoord – en Claudius II kwam op de troon. Deze kreeg overigens bijna meteen met opstand van het leger te maken, maar kocht dit af met de belofte van een enorme geldbonus voor de soldaten. Zijn enorme overwinning op de Goten bij Naissus, datzelfde jaar, zou hem de bijnaam Gothicus opleveren.

Keizer Claudius Gothicus wist van aanpakken en heroverde veel land op het Gallische rijk. Mogelijk was hij betrokken bij de moord op Gallienus...
Keizer Claudius Gothicus wist van aanpakken en heroverde veel land op het Gallische rijk. Mogelijk was hij betrokken bij de moord op Gallienus…

De troepen in Italië mochten dan kwaad zijn om de moord op hun keizer, maar in Germania was de toestand niet veel beter. De soldaten waren teleurgesteld dat Postumus ervoor had gekozen om niet naar Rome te marcheren en riepen bevelhebber Laelianus uit tot keizer in Mogontiacum (Mainz). Postumus trok erheen, versloeg de vijand en doodde de usurpator, maar stond zijn mannen niet toe de stad te plunderen. En dat was de tweede fout. De soldaten sloegen aan het muiten en doodden hem en zijn zoon. De keizer van Gallië ging ten onder zoals veel andere soldatenkeizers: hij was tot keizer uitgeroepen door zijn soldaten en gedood door zijn soldaten. Al vijf jaar later was het met het Gallische Keizerrijk gedaan. Postumus’ opvolger was een soldaat die door zijn makkers tot keizer werd uitgeroepen. Deze Marcus Aurelius Marius regeerde maar kort (volgens sommige bronnen maar 2 dagen) en zijn opvolger, Victorinus, werd niet erkend in Hispania, dat zich weer bij Rome aansloot. Tegelijkertijd knabbelde Claudius Gothicus aan het Gallische rijk en heroverde het bij stukjes en beetjes. Claudius stierf onverwacht in 270 aan de pest van Cyprianus, maar had zich met zijn militaire successen in een paar jaar zo populair gemaakt dat hij meteen vergoddelijkt werd. Zijn broer Quintillus regeerde net als Marius zeer kort, om te worden verslagen en opgevolgd door Aurelianus, die in Sirmium tot keizer was uitgeroepen, en mogelijk met Claudius aan de moord op Gallienus had gewerkt. Het was Aurelianus die de eenheid van het rijk herstelde. Het door Germaanse invallen geplaagde Gallië stond toen onder keizer Tetricus, die in de Catalaunische catastrofe van 274 verpletterend verslagen werd door Aurelianus. Die was mild met Tetricus, die nog jaren bleef leven en zelfs gouverneur in Italië werd. Daarvoor had hij Zenobia van Palmyra al verslagen. Aurelianus bestempelde zich als Hersteller van de Wereld, maar liet opnieuw een uitgedund grensleger achter, met invallen en rebellie als gevolg. De trouw aan Rome verdween in ons land bijna volledig.