Primeur: een lang avontuur voor Marcus en Marbod

achtergrondWie Romeinen.info volgt, krijgt regelmatig een “avontuur” van Marcus en Marbod te lezen. “Avontuur” tussen aanhalingstekens, want de Romeinse soldaat en saaie Germaan beleven eigenlijk nooit echt iets spannends in hun stripjes. Maar na lang werk gloort er in de verte een uitgebreid avontuur, heel wat anders dan die korte gags. Tekenaar Gilivs, die ook onze jeugdpagina’s illustreert, heeft er het nodige over te vertellen.

Werk aan de voorplaat van het verhaal.
Werk aan de voorplaat van het verhaal.

Hoe ben je na al die korte grapjes op het idee voor een lang verhaal gekomen? ‘Tja, ik kwam gek genoeg eigenlijk voor het eerst op het idee toen ik thuis Die Hard 3 zat te kijken. Een onwaarschijnlijk duo met een race tegen de klok. “Vrienden met tegenzin”, als het ware. Dat inspireerde mij plotseling om Marcus en Marbod zo neer te zetten, want in feite zijn ze tegenpolen. Waarom trekken ze dan altijd samen op, alsof ze vrienden zijn? Menig spannende film zet twee tegenovergestelde personages neer die aanvankelijk nauwelijks door één deur kunnen om ze vervolgens te laten eindigen als vrienden voor het leven. Dit verhaal verklaart op die manier dus hun vriendschap. Het is daarmee eigenlijk een soort prequel, een eerste ontmoeting.’

Digitale bewerking ten top: de originele scan...
Digitale bewerking ten top: de originele scan…

Een lang verhaal lijkt me heel anders dan een gagstrip. ‘Dat is het zeker. Gags komen gewoon in mijn hoofd op. Om de strip aan de gang te houden ga ik om de zoveel tijd zitten en wat grappen bedenken die ik dan uitwerk. De strookjes krijgen dan een nummer en gaan meestal naar de NoVA, langere gags of losse cartoons publiceer ik zelf. De enige reden dat ik er kladversies van teken is dat ik ze dan onthouden en bijschaven kan. Voor een lang verhaal is het echter anders, omdat ik het hele verhaal uitschrijven moet. Dat gaat redelijk vanzelf, maar kost wel tijd. Om van al het tekenen en kleuren nog maar helemaal te zwijgen. Bovendien moet ik bij het kleuren ook vaak genoeg “vals spelen” en dingen verbeteren aan de tekening. Bijvoorbeeld een tekort lijntje doortrekken of een te ver doorgetrokken lijntje inkorten. Soms ontdek ik dat ik Marcus’ zwaardriem ben vergeten te tekenen en moet ik die er digitaal bij tekenen. In het eindresultaat valt het gelukkig niet eens zo op. In een nieuwe programma moet ik de inkleuringstechniek dan weer aanpassen zodat ik het inkten eigenlijk digitaal over doe, met allerlei verbeteringen daarbij. Soms kopieer ik zelfs plaatjes die vrijwel hetzelfde moeten zijn. Maar omdat daar verschillende tekst op staat of andere afwijkende details is dat nog best een prutswerkje.’

... en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.
… en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.

Waar liep je het meest tegenaan? ‘Verschillende dingen. Het schrijven zelf is het minste probleem. Maar voor het tekenwerk moet ik soms wel heel uitgebreid zoeken hoe iets er eigenlijk uitziet. En dan nog moet je soms je fantasie gebruiken, terwijl je ondertussen doodsbang bent dat je research toch te slordig is geweest. Ik ken het wereldje van de reënactors en levende geschiedenis aardig goed, maar juist daarom ben ik als de dood om fouten te maken. Niet dat ik zeeën van kritiek krijg: ik heb Marcus vanaf het begin expres die leren polsbandjes uit Hollywoodfilms gegeven, die geen enkele andere functie hebben dan stoer staan, wat juist wel bij hem past. Tot mijn verbazing heb ik er nog nooit commentaar op gehad, evenmin als op de overdadige ruitjes op Marbods kleding. Waar ik ook tegenaan loop is het continu tekenen van Romeinse soldaten: geestelijk erg vermoeiend. Zeker omdat ik bij elke nieuwe soldaat wéér moet nadenken hoe die eruit ziet: wat voor pantser, wat voor helm, welke kleur tuniek… Als je een hele pagina vol soldaten hebt is dat een tergend proces. En dan moet je ze ook nog allemaal inkleuren en opletten dat eerder gebruikte soldaten er hetzelfde uitzien. Verder zijn er ook dingen die ik gewoon erg moeilijk vind om te tekenen. Zoals landschappen of enorme gebouwen. De landschappen heb ik opgelost door ze in stijl van Peter de Smet extreem leeg en simpel te houden. Maar mijn sterkste kant is het nog steeds niet.’

"De Komst van de Keizer" vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.
De Komst van de Keizer” vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.

Maar je hebt toch ook wel genoten van het werk? ‘Zeker. Ik moest voor het verhaal in feite een uitgebreidere wereld rondom Marcus en Marbod creëren. Toen Marcus en Marbod voor het eerst verschenen was er nauwelijks een setting: Marcus was een legionair uit een of ander Romeins fort en Marbod een doodgewone Germaan die in een huis in de omgeving woonde. Natuurlijk was er nog wel een Gallo-Romeinse nederzetting bij het fort en een Germaans dorp verderop, maar meer invulling was er niet. Er waren geen vaste bijfiguren en de achtergrond van Marcus en Marbod was onbekend, behalve dat ze duidelijk van vrij gewone komaf waren. Voor een langer verhaal moest er meer invulling gegeven worden: ik kwam op het idee om Marcus deel uit te laten maken van een contubernium van buitenbeentjes, terwijl Marbod een gezinsvader werd. Al blijft het onduidelijk waar hij nu eigenlijk de kost mee verdient, want Marbod blijft Marbod: saai en onverschillig.’

Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.
Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.

Je hebt het over Marbods gezin en Marcus’ kameraden, maar die hebben we volgens mij al eerder gezien… ‘Dat klopt, ik heb ze al in een paar gags gebruikt. Net als tribuun Candidus, de gefrustreerde commandant van het fort. En centurio Ventosus en de barse optio Crudelius. Tegen de tijd dat ze in de gags verschenen was ik al volop met De komst van de keizer bezig. Soms vroeg de gelegenheid gewoon om de aanwezigheid van deze personages. Een beetje consequent zijn kan helemaal geen kwaad vind ik, integendeel. Wie goed oplet zal zien dat sommige personages veel lijken op figuurtjes uit mijn eerste Romeinenstripjes, die je op deze website vindt onder “Uit de archieven”. Dat geldt voor Ventosus en de commandant en ook voor de optio.’

Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.
Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.

Als het gaat om de research, speelt het verhaal dan in een bepaalde periode, rondom een historische gebeurtenis? De titel impliceert dat het gaat over het bezoek van Hadrianus aan onze provincie. ‘Ja en nee. De keizer is met opzet naamloos en fictief. Hij bevat elementen van meerdere Adoptiefkeizers, maar inderdaad het meest van Hadrianus. Op eenzelfde wijze wordt het fort van Marcus niet bij name genoemd. Als het een historisch, bestaand castellum zou moeten zijn, dan zou ik denken aan Bodegraven. De naam is onbekend en het ligt op een plek waarvan ik niet zeker zou weten of de lokale bewoners onder de Cananefaten of Bataven gerekend werden. Ideale plek voor een vergeten detachement soldaten en voor een Germaan van onduidelijke stam. Maar het kan ook gaan om een totaal fictief fort, ergens tussen Zwammerdam en Vleuten. In eerste instantie had ik een duidelijkere setting in gedachten, bij Forum Hadriani, waarbij Marcus en zijn kameraden hier in een fictieve castra zaten, als deel van een vergeten legioen. Maar uiteindelijk deed dat mij de waarheid toch iets teveel geweld aan. En de Rijn is nu eenmaal DE setting voor een strip als deze, zodat een detachement bij Nijmegen het ‘m ook niet werd. Sowieso wil ik van Marbod niet per se een Bataaf maken, want dat is mij te afgezaagd; vandaar dat ik eerst aan een Cananefaat dacht, maar uiteindelijk is het gewoon niet duidelijk bij welke stam hij hoort en kan het hemzelf ook niet schelen. Het concept van de vergeten soldaten is wel gebleven. De commandant heeft het gevoel op een soort eindstation te zitten, terwijl de hele boel om hem heen een ingeslapen indruk maakt. Er is aan die grens al zo lang niks noemenswaardigs meer gebeurd dat het saai is geworden.’

Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.
Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.

Nogal een contrast met het beeld van de Romeinse tijd als een oorlogszuchtige periode. ‘Omdat dat ook lang niet altijd zo geweest is. In de eeuw na de Bataafse Opstand is er eigenlijk weinig noemenswaardigs gebeurd. Er waren vast wel wat kleine opstootjes en rooftochten, maar dat die niet uitgebreid in onze geschiedenisboeken staan toont wel aan dat het iets triviaals had. Bovendien kennen de mensen de Romeinen het best van een andere strip: Asterix. Hierin spelen de Romeinen vooral de rol van vijandige bezetters. Ik wilde het eens anders doen, dus ligt de focus in mijn strips meer op de Pax Romana, Romein en onderworpene als bewoners van dezelfde samenleving. Qua datering kiest men ook altijd maar voor Julius Caesar, Caligula of Nero, maar waarom juist niet eens de tijd proberen van de Adoptiefkeizers, de Gouden Eeuw van Rome? In dat kader is het veel leuker om Germania Inferior als welvarende, ietwat ingedutte grensprovincie neer te zetten. Ergens past dat zelfs wel bij hoe het moderne Nederland vaak wordt neergezet!’

Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is "De Komst van de Keizer" ook wel spannend.
Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is “De Komst van de Keizer” ook wel spannend.

Maar je inspiratie uit een actiefilm is daar een flink contrast mee. Is het een spannend verhaal? ‘Het heeft zeker zijn duistere momenten. Eigenlijk botst de saaie, ingeslapen wereld van Marcus en Marbod met het enorme Rome, waar de keizer bezig is een wereldrijk te besturen en het in paleis en politiek wemelt van de intriges. Het bezoek van die machtige keizer aan dat ingeslapen grensplaatsje lijkt voor enkele grijze eminenties een ideaal moment om van die lastpak af te komen. Als Marcus en Marbod toevallig op de bende huurlingen stuiten die de klus moet klaren (geheel in actiefilm-stijl is het een multinationale bende) moeten ze alles op alles zetten om op tijd bij het fort te zijn, terwijl ondertussen de moordenaars hen op de hielen zitten. Dat is niet zonder spanning en geweld, maar natuurlijk valt er ook nog een hoop te lachen. Maar helemaal voor alle leeftijden is het niet, nee. Een humoristische strip hoeft niet kinderachtig te zijn, vind ik. Asterix heeft het imago gekregen van een kinderstrip, maar dat komt denk ik vooral omdat het voor alle leeftijden is: het cartooneske geweld maakt het populair bij kinderen, dus denken ouders die geen strips lezen dat het voor kinderen is, ondanks dat sommige grappen daar veel te moeilijk voor zijn. Van dat imago wil ik ook af. Dus in het kampdorp hangen dames rond met loshangend haar en de slechteriken gaan letterlijk over lijken.’

Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.
Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.

Komt dat door die inspiratie uit actiefilms? ‘De invloed daarvan valt wel mee. Die blijkt vooral uit wat knipoogjes. Je kan wel stellen dat ik meer invloed heb ondergaan van de wereld van de levende geschiedenis en reënactment. Neem nou die buitenbeentjes, dat zijn een soort karikaturen en optelsommen van de meer bizarre gevallen die je daarin tegenkomt. Sommige “legionairs” zijn opvallend groot of klein, opvallend oud of jong… En natuurlijk heb je altijd nog de enkeling die er gewoon niet uitziet en maar niet snapt hoe het wel moet. In de Romeinse groepen zie je die laatste gelukkig niet zo gauw, maar ze bestaan wel, van die reënactment-gedrochtjes. De reacties van andere reënactors daarop zijn natuurlijk ook erg typerend, hoe terecht ze soms ook zijn. In zulke groepen zie je ook altijd de prachtigste centurio’s rondlopen, dus heb ik de centurio’s in de strip neergezet als pompeuze mannetjes die meer met hun uiterlijk en carrière bezig zijn dan dat ze echt iets nuttigs doen. Hun rivaliteit met de elitaire cavalerie-decurio is dan weer een parodie op de rivaliteit tussen bijvoorbeeld uniformpolitie en recherche. Net zoals de legionairs en hulptroepen elkaar ook niet lijken te mogen in deze strip. Andere knipoogjes vind je in de vorm van figuranten die veel lijken op leden van die Romeinse groepen. En natuurlijk zijn er wat cameo’s voor de mensen van Romeinen.info, waar ik mijn stripjes publiceren mag!’

Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is...
Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is…

Wanneer kunnen we de strip verwachten? ‘Door andere verplichtingen was een deadline stellen onmogelijk, zodat ik al een paar jaar zit te prutsen, maar nu is het verhaal bijna af. Ironisch genoeg was het laatste dat ik op papier getekend en geïnkt heb een mijlpaal. Het laatste werk op echt papier is af. Ik ben nu bezig met het bijwerken en inkleuren van die laatste pagina’s, maar dat duurt nog wel even. Ook heb ik nog een zware dobber aan het bijwerken van de belettering van de strip, want mijn handschrift is gewoon te rommelig, zodat ik dit ook digitaal moet overdoen. Dat gaat de komende tijd nog het meeste werk worden. Als dat is afgerond zal ik de strip op de facebookpagina van Marcus en Marbod gaan publiceren in feuilleton, zoals een krantenstrip. Ik kan nog geen exacte datum beloven, maar ik weet zeker dat het ergens in 2019 gaat lukken.’

Iets om naar uit te kijken dus. Kijk als het zover is voor het verhaal  “De Komst van de Keizer” (en voor die tijd voor meer strips en af en toe een teaser) op www.facebook.com/MarcusMarbod. 

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 2: langs de Waal tot aan de Maasmonding

Reisgids Waal oostDe Waal is al in de Romeinse tijd een erg belangrijke rivier. Zo belangrijk zelfs dat de Romeinen hem een beetje minder belangrijk maakten: Drusus liet in 12 v. Chr. een dam aanleggen zodat er minder water in de Waal kwam en de Rijn dus beter te begaan zou zijn voor zijn schepen (en moeilijker over te steken door tegenstanders). Als zijrivier van de Rijn stroomt de Waal vanaf Carvium, waar we de vorige keer eindigden, naar het westen van Nederland. Er is minder duidelijk over de Romeinse plaatsen aan de Waal dan die aan de Rijn, maar er blijft een hoop interessants over. Ten noorden van de Waal ligt de Betuwe, het Insula Batavorum of Bataveneiland.

1051. Castellum Carvium (Tolkamer)
Locatie: Bijlandse Waard
Carvium was niet alleen een castellum aan de Rijn maar lag bovendien ook bij de dam van Drusus. Dat de dam hier lag blijkt uit een grafsteen uit de omgeving. Deze noemt als plaats van begrafenis namelijk ‘Carvium ad Molem‘: Carvium bij de dam. De dam was waarschijnlijk aangelegd door Drusus met als doel minder water te doen afvloeien naar de Waal zodat de Rijn beter bevaarbaar was voor de vloot. De dam werd in de Bataafse opstand vernield zodat de rebellen zich veiliger konden terugtrekken achter de Waal. Of hij daarna herbouwd werd is niet bekend.

© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; CC BY-SA 3.0
© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; CC BY-SA 3.0

2. Altaarsteen Rufia Materna
Locatie: Millingen aan de Rijn
Bij Millingen, waar de Waal zich van de Rijn afsplitst, is in de 19e eeuw een altaarsteen ontdekt die in de Antonius van Paduakerk zat ingemetseld. Of de steen uit de buurt komt is onbekend. De steen bevat een Latijnse tekst van ene Mucronia Marcia, die de steen opdraagt aan “godin vrouwe Rufia Materna”. Rufia zou Mucronia’s dochter zijn aan wie Mucronia een offer wijdde, onder meer met de parentalia, het Romeinse feest van de overledenen. Het klinkt alsof Rufia een priesteres was die jong is overleden en daarna met een inheemse godin vereenzelvigd werd.

Berg en Dal steenoven3. Pottenbakkerij Berg en Dal
Locatie: Holdeurn, Berg en Dal
Bij Berg en Dal stond een pottenbakkerij die later bovendien ook bakstenen en dakpannen ging produceren en van groot belang was voor het legioen in Nijmegen. Na het jaar 150 was de pottenbakkerij van Berg en Dal de centrale dakpanproducent van het hele Neder-Germaanse leger, terwijl het aardewerk naar de tweede plaats ging. Leem werd ter plekke in de omgeving afgegraven. Ten noorden van de vijf ovale ovens lag de droogschuur.

© René Voorburg - CC BY-SA 3.0
© René Voorburg – CC BY-SA 3.0

4. Aquaduct Groesbeek-Nijmegen
Locatie: Van Groesbeek via Beek en Heilig Landstichting naar Nijmegen
Aquaducten zijn in Romeins Nederland erg zeldzaam omdat er veel drinkbaar water in de bodem zat en de grond op veel plaatsen natuurlijk ook veel te vlak was om een aquaduct aan te kunnen leggen. Bij Nijmegen liggen echter grote stuwwallen. De bodem was er blijkbaar te taai of te droog om genoeg water voor het legioen te winnen, dus werd er een 5 kilometer lang aquaduct aangelegd vanuit verschillende waterbonnen op de stuwwal bij Groesbeek. Een stenen aquaduct was vooralsnog niet nodig, zodat het water vooral door gegraven geulen stroomde, met behulp van dammen die de hoogteverschillen hielpen overbruggen en een kunstmatig meer bij de Watermeerdijk.
Bezienswaardigheden: greppel in Mariënbosch
Speciaal in de Romeinenweek: Wandeling langs het Romeinse Waterleiding tracé (29 april, 3 en 5 mei, 13:00)

Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.
Het zogenaamde Huis van Drusus was verdeeld in twee vleugels, met een grote binnenplaats ertussen.

5. Castellum Kops Plateau
Locatie: Kopse hof, Nijmegen-Oost
Bewoners: o.a. Ala I Batavorum (16-69 na Chr.)
Het castellum op het Kops Plateau werd waarschijnlijk rond 12 v. Chr. gebouwd toen Drusus in opdracht van zijn stiefvader keizer Augustus veldtochten in Germania begon. De officierswoning van het kamp is zo opvallend groot dat sommigen vermoeden dat Drusus er zelf een tijdje woonde. Ondanks de grote woning was het fort zelf relatief klein, zodat sommige gebouwen zoals de stallen erbuiten gebouwd moesten worden. Misschien zat hier al vroeg de Ala Batavorum, de Bataafse elite-cavalerie, gelegerd. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud werd het opnieuw als commandocentrum gebruikt. Nadat de veldtochten in Germania waren beëindigd bleef het Kops Plateau de thuisbasis van de Ala Batavorum en een belangrijk strategisch punt. Tijdens de Opstand der Bataven liep de Ala Batavorum echter over en na de opstand werd het fort niet opnieuw in gebruik genomen.
Bezienswaardigheden: Kopse Hof

Maquette van castra en omgeving in Museum het Valkhof
Maquette van castra en omgeving in Museum het Valkhof

6. Castra Hunnerberg
Locatie: Hunnerberg, Nijmegen-Oost
Mogelijke naam: Castra Herculis (discutabel)
Bewoners: Legio I Germanica e.a. (19 v. Chr.-12 v. Chr.); Legio II Adiutrix (70 na Chr.); Legio X Gemina (71-105 na Chr.); Vexillatio Brittannica (105-120); detachement van Legio XXX Ulpia Victrix (120-175)
Het eerste kamp op de Hunnerberg, een stevige stuwwal die uitkijkt over de Waal, werd al in 19 v. Chr. gebouwd door Drusus of Marcus Vipsianus Agrippa. Dit kamp was groot genoeg voor 15000 soldaten, wat ongewoon groot is! Dit was echter maar een tijdelijk troependepot en werd na een paar jaar weer ontruimd. Waarschijnlijk was het tussen 12 en 17 na Chr. weer een paar jaar in gebruik om daarna lange tijd leeg te staan. Na de Opstand der Bataven werd er een kleinere maar meer permanente vesting gebouwd, waarin een legioen gehuisvest werd. Dit werd de bloeitijd van de omgeving: rondom de castra ontstond een grote handelsnederzetting met onder andere een markthal, een herberg en zelfs een amfitheater, het enige bekende in Nederland. Toen het legioen rond 105 werd overgeplaatst kreeg de lokale economie een gevoelige klap: voortaan bezette een veel kleinere ploeg soldaten het fort. Rond het jaar 175 werd de castra voorgoed ontruimd. Het is de enige plaats in Nederland waar zo’n lange tijd echte legionairs gezeten hebben.
Bezienswaardigheden: tijdpad over de Hunnerberg; markering oostpoort Ubbergseveldweg; markering Romeinse markthal; marktzuil Eikstraat; markering fundamenten amfitheater Rembrandtstraat; standbeeld keizer Trajanus op het Trajanusplein
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse Bierveldtocht Oersoep (29 april, 09:30-17:00)

Nijmegen Valkhof7. Oppidum Batavorum
Locatie: Valkhof, Nijmegen
Alternatieve namen: Batavodurum; Noviomagus (Laat-Romeins); Castra Herculis (mogelijke naam Laat-Romeinse versterking)
Bewoners: Bataafs-Romeinse burgers; Frankische hulptroepen (4e eeuw)
Wanneer op het Valkhof een nederzetting ontstond is niet duidelijk, maar dit kan al vroeg na de Bataafse verhuizing naar het rivierengebied gebeurd zijn. Toen de Romeinen hier het administratieve centrum van de Bataafse gemeenschap inrichtten, groeide de plaats vanzelf uit tot een Gallo-Romeinse stad. De twee namen klinken dan ook Keltisch: Batavodurum betekent “Batavenmarkt” en Oppidum Batavorum “Burcht der Bataven”. Het Romeinse aanzien van de stad is vooral te wijten aan de grote hoeveelheid Bataven met Romeins staatsburgerschap die er gingen wonen, vaak als veteranen uit de hulptroepen. Winkelbazen kwamen als vliegen op die stroop af en vestigden zich er ook, tot de Batavenburg een stuk of duizend inwoners telde. Op het einde van de Opstand der Bataven ging het mis: de terugtrekkende Bataven gaven hun stad aan de vlammen prijs toen zij hem ontruimden. Na de opstand werd de stad niet herbouwd: alleen een kleine handelsnederzetting, beneden aan de Waalkade bleef in gebruik. In de vierde eeuw kreeg dit nederzettinkje muren, maar qua grootte viel het in het niet bij de oude stad. In diezelfde eeuw werd er ook een castellum op het Valkhof gebouwd. Enkele tientallen jaren later bouwden de Franken een nederzetting ten zuiden van het fort. Toen de Romeinse keizer geen macht over ons land meer had hielden de Franken het fort zelf in gebruik.
Bezienswaardigheden: Museum het Valkhof; Romeins bouwmateriaal in de resten van de palts van het Valkhof; hypocaustum aan de Waalkade
Speciaal in de Romeinenweek: “Nacht van de Romeinen” in Museum het Valkhof (28 april, 19:30-2:00); Layar-wandeling “Oudste stad van Nederland” (hele week); GPS Romeinen tocht (elke dag behalve 30 april en 1 mei; 11:00-17:00); “Romeinenwerkplaats” in Museum het Valkhof (29 april, 1-6 mei, 11:00-17:00)

1988. Ulpia Noviomagus
Locatie: Nijmegen-West
Alternatieve namen: Noviomagus, Ulpia Noviomagus Batavorum (voluit)
Bewoners: Bataafs-Romeinse burgers
Na de Opstand der Bataven verrees er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe stad, die als nieuwe hoofdstad van de Bataafse gemeenschap diende en Noviomagus, “nieuwe markt”, genoemd werd. Begin 2e eeuw werd hier de naam van keizer Marcus Ulpius Traianus aan toegevoegd als eerbetoon. Noviomagus bevatte onder andere een badhuis en twee tempels voor de goden Fortuna en Mercurius. Hoewel Noviomagus vergeleken met provincie-hoofdsteden als Keulen (en zeker een stad als Rome) maar klein was, was het lange tijd de grootste stad van Romeins Nederland. Midden 2e eeuw begon de economie te echter stagneren toen er steeds minder soldaten op de Hunnerberg woonden die als afnemers dienden. Toch kreeg de stad muren en een greppel rond 170 en overleefde een heftige brand van 10 jaar later. De crisis van de Derde Eeuw richtte echter veel schade aan bij de Romeinse economie, zodat de stad rond 275 grotendeels verlaten werd. De naam Noviomagus werd in de 4e eeuw vooral voor het stadje bij het Valkhof gebruikt.
Bezienswaardigheden: markeringen villa’s en tempels op en rondom het Maasplein

9. Ad Duodecim (Wamel?)
Locatie: zeer onzeker
Ad Duodecim staat op de Peutinger kaart als een plaats tussen Noviomagus en Grinnes. Aangezien er verder geen sporen of omschrijvingen van zijn teruggevonden is het niet bekend waar de plaats lag en wat de aard ervan was, al vermoeden we dat het gaat om een statio, een militair wegstation. Vanwege de afstanden op de kaart is er tegenwoordig een vermoeden dat het zou kunnen gaan om Wamel, dat op ongeveer de juiste afstanden ligt aan de Waal (hoewel die rivier ook niet op de kaart staat). In de omgeving van Wamel is in elk geval een hoop gevonden, zoals bij Tiel, waar een hoop inheemse nederzettingen lagen en ook godenbeeldjes gevonden zijn.

© René Voorburg; CC BY-SA 3.0
© René Voorburg; CC BY-SA 3.0

10. Grinnes (Rossum?)
Alternatieve naam: Grinnibus (Peutinger kaart)
Locatie: zeer onzeker
Ook Grinnes of Grinnibus staat op de Peutinger kaart vermeld, wat doet vermoeden dat het ook hier om een militair wegstation ging. Waar deze statio gelegen kan hebben is opnieuw niet bekend, maar Rossum in Noord-Brabant is de populairste kandidaat. De plaats ligt aan de Waal, maar de Maas stroomt er vlakbij, zodat het hier sowieso om een strategisch punt gaat. Grinnes was één van de plaatsen waar de Romeinse generaal Cerialis in 70 na Chr. een kamp liet opslaan toen hij de rebellen van de Opstand der Bataven terugdrong. Om dit te doorbreken vielen de rebellen een paar kampen tegelijk aan, waaronder Grinnes. Cerialis ging er zelf heen met een ploeg cavalerie en won de slag, waarna hij een castellum zou hebben laten bouwen. Als dat zo is, is het in alle eeuwen daarna waarschijnlijk weggespoeld en verloren gegaan.

Als in de buurt van Grinnes begint de Waal te verstrengelen met andere rivieren. Lek en Maas zijn niet ver weg en zijriviertjes springen over en weer. Uiteindelijk belanden al deze rivieren in de Maasmonding, die in de Romeinse tijd een flinke baai moet zijn geweest. Van daaruit gaan we morgen de Maas op.

A. Museumpark Orientalis Heilig Land Stichting
Locatie: Profetenlaan, Heilig Landstichting
Opgericht in 1911 als Heilig Landstichting (zoals het nabijgelegen dorp nu nog heet), is dit park een aantal keer van naam veranderd zodat het ook bekend staat als Bijbels Openluchtmuseum en Museumpark Orientalis. Het geeft de geschiedenis weer van het Midden-Oosten als bakermat van de drie Abrahamitische religies. Aangezien de Romeinse overheersing van het gebied een grote rol speelt in zowel de geschiedenis van het jodendom als het ontstaan van het christendom, bevat het museumpark ook een Romeinse straat. Deze straat bevat onder andere een school en een kerkje, maar ook een Romeins mithraeum, een tempel gewijd aan de mysterie-cultus van de god Mithras. Ook erg indrukwekkend is het gebouw dat het paleis van Pontius Pilatus voorstelt.
Speciaal in de Romeinenweek: Als Romein op ontdekkingstocht door het oude Midden-Oosten (elke dag m.u.v. 30 april en 1 mei, 11:00-17:00)

B. Flipje en Streekmuseum Tiel
Locatie: Plein 48, Tiel
Het Flipje- en Streekmuseum Tiel is misschien wel het culturele centrum van de Betuwe, zoals het Tiel het centrum van de industrie daar is. Op de archeologische afdeling vinden we vondsten van de prehistorie tot lang na de Romeinse tijd, maar de Romeinen en Bataven ontbreken uiteraard ook niet. Het museum bevat onder andere tentoonstelling van de opgraving in Tiel-Medel, waar een Romeins-inheemse nederzetting gelegen moet hebben.
Speciaal in de Romeinenweek: Tentoonstelling “Wonen op een schat”(1 t/m 4 mei, 13:30-17:00; weekenden 13:30-16:30)

Romeinen en mobiliteit: naar een nieuwe woonplaats

Octavius2De Romeinenweek staat voor de deur. Het thema Op Reis Met de Romeinen heb ik afgelopen maanden uitvoerig besproken. Daarbij hebben we het gehad over het wegennet, de waterwegen en de redenen waarom iemand op reis zou kunnen gaan. Maar daarbij is één vorm van reizen nog niet besproken. Je kunt immers ook op reis gaan met een permanent doel. Verhuizingen kwamen zeker, zowel voor individuen en families, als voor complete dorpen, stammen of volkeren. Het blogje van deze maand gaat over migratie!

Hoe lang Romeinse soldaten in een wachttoren verbleven is niet zeker, maar sporen van gezinnen wijzen erop dat het maanden of zelfs een paar jaar kon duren.
Hoe lang Romeinse soldaten in een wachttoren verbleven is niet zeker, maar sporen van gezinnen wijzen erop dat het maanden of zelfs een paar jaar kon duren.

Je denkt bij dat woord misschien meteen aan de Romeinen die na de verovering van Gallië en later Germania massaal dit land binnentrekken om er te gaan wonen. Dat is wat te eenvoudig. Wel is het zo dat als een eenheid soldaten, of dat nu een legioen, een detachement of een cohort hulptroepen was, naar een fort gestuurd werd, ze hier vrij permanent bleven zitten. Het is niet zo dat elke eenheid zo’n fort honderden jaren bezette, want er werden regelmatig eenheden verplaatst, maar een jaar of 10 is natuurlijk op een mensenleven ook erg lang, zelfs al lijkt in een geschiedenisboek maar kort. Legio X Gemina bleef meer dan 30 jaar op de Nijmeegse Hunnerberg gelegerd voor het overgeplaatst werd en het fort door een klein detachement overgenomen werd, langer dan de minimale diensttijd van een legionair! Aanvankelijk waren deze permanente forten er natuurlijk nog niet, zodat de soldaten vaak in een tijdelijk tentenkamp verbleven. Dat kon er echter ook best een poosje staan, maar werd nooit als een permanente woonplaats gezien. In de herfst werd het vaak zelfs verlaten, waarna de soldaten de winter in een winterkamp doorbrachten.

Dat de Helvetiërs van Zwitserland naar de westkust trokken bracht oorlog met zich mee. Een goede aanleiding voor Caesar om zich erin te mengen en Gallië te bezetten.
Dat de Helvetiërs van Zwitserland naar de westkust trokken bracht oorlog met zich mee. Een goede aanleiding voor Caesar om zich erin te mengen en Gallië te bezetten.

De migratie van Germaanse stammen was een zaak waar de Romeinen al lang voor hun komst naar dit land mee te maken kregen en meer dan ze lief was. Met Germanen bedoelden de Romeinen stammen met een oorsprong achter de Rijn, zodat deze al moesten verhuizen om in Romeins gebied te komen. Rond 100 v. Chr. trokken de Cimbren en Teutonen bijvoorbeeld door half Europa en kwamen hiermee een paar keer heftig in botsing met de Romeinen, zodat 6 oktober (de dag van de slag bij Arausio) voor altijd een ongeluksdag bleef. Het was opnieuw dit soort migratie die Caesar aangreep als casus belli voor de Gallische Oorlog: de Keltische Helvetiërs voelden de hete adem van Germaanse buren in hun nek en besloten naar het westen te trekken, waarop Caesar beweerde dat ze erop uit waren Gallië te veroveren en dus een bedreiging voor Rome vormden.

Caesar rekende in de Gallische Oorlog op meedogenloze wijze af met Germaanse en Keltische stammen die migreerden op een manier die hem niet aanstond.
Caesar rekende in de Gallische Oorlog op meedogenloze wijze af met Germaanse en Keltische stammen die migreerden op een manier die hem niet aanstond.

Tijdens deze Gallische Oorlog kwam Caesar ook naar het gebied tussen de Rijn en de Marne, waar de Keltische Belgen woonden. Ook zij hadden Germaanse noorderburen. De Romeinen kregen het opnieuw met trekkende Germanen aan de stok toen de Usipeten en de Tencteren Belgica binnentrokken. Ze waren door de Sueben, een andere stam, van hun land verjaagd en hadden gehoord dat Caesar in Belgica een belangrijke stam had uitgeschakeld, zodat ze hoopten zich in dat gebied te kunnen vestigen. Caesar vond dat onzin en gaf ze opdracht maar in het land van de Ubiërs, ten oosten van de Rijn te gaan wonen. Toen de onderhandelingen misliepen eindigde de kwestie met een veldslag, waarvan Caesar beweerde dat hij de stammen uitgeroeid had. Volgens sommigen was dat bij Kessel, in Noord-Brabant. Na de Gallische oorlog, toen Gallië zelf rustiger werd maar de Germanen een dreiging bleven, werden er wel Germaanse stammen door de Romeinen toegelaten. De eerste hiervan waren hun oude bondgenoten de Ubiërs, die zich tussen de Rijn en de Ruhr vestigden. Hun oude land werd ingenomen door de Chatti.

De Bataven zouden van de Chatti zijn afgesplitst.
De Bataven zouden van de Chatti zijn afgesplitst.

Zo komen we ook aan de stammen in Romeins Nederland. Nadat Caesar de macht van de Eburonen in het zuidoosten van Nederland (en het noordoosten van België) gebroken had, sprongen andere groepen in het machtsvacuüm. De Tungri werden zo de dominante stam in Zuid-Limburg en Belgisch Limburg. De Bataven en Cananefaten zijn wellicht net zo in Nederland terecht gekomen, maar niemand weet precies hoe. De vreedzame onderwerping van de Bataven zou onder Caesar gebeurd kunnen zijn, maar net zo goed veel later. Wel lijkt het erop dat ze in 12 v. Chr. al een tijd bij de Rijn woonden. Volgens Tacitus stamden ze af van de Chatti. Over de Zuid-Hollandse Cananefaten zegt hij vrij weinig, behalve dat ze veel op de Bataven leken. Velleius Paterculus noemt de Cananefaten als een stam die in 4 na Chr. door Tiberius onderworpen werd. Volgens sommigen woonde de stam toen misschien nog wel in het noordoosten van Nederland. Of zou hij zich vergist hebben?

Het bezoek aan Rome van de Friese hoofdmannen Malorix en Verritus was te wijten aan de wet die hun stam verbood om op de noordoever van de Rijn te komen wonen. Hun wens werd afgewezen.
Het bezoek aan Rome van de Friese hoofdmannen Malorix en Verritus was te wijten aan de wet die hun stam verbood om op de noordoever van de Rijn te komen wonen. Hun wens werd afgewezen.

Halverwege de eerste eeuw na Chr. vonden er een paar incidenten plaats die wel aantonen dat de Romeinen nog steeds zelf bepaalden wie in hun rijk mochten komen wonen en wie niet. De noordoever van de Rijn werd hier ook bij gerekend, want dan kon de oever vrijwel onbewoond blijven zodat de rivier moeilijker te bereiken was voor eventuele vijanden. Bovendien had het leger graanvelden nodig. De Chamaven in de Achterhoek kregen dan ook opdracht hun land bij de Rijn te verlaten. Toen een groep Friese boeren in 58 zonder toestemming aan diezelfde noordoever ging wonen, kregen zij opdracht te vertrekken. De Friezen stuurden zelfs twee hoofdmannen naar Rome om de zaak te bepleiten, maar het hielp niet. Ze werden allemaal verjaagd of gedood. Waarom die Friezen naar het zuiden getrokken waren is niet helemaal duidelijk. Wel werden in diezelfde tijd de Ampsivariërs van de Eemsmonding verdreven door de Chauken, dus misschien had deze onrust in het noorden er iets mee te maken. De Ampsivariërs vroegen om een woonplaats in het Romeinse rijk, maar kregen die niet. Een groot aantal troepen werd gestuurd om te voorkomen dat de stam de Rijn alsnog over zou steken. Uiteindelijk trok de stam Germania weer binnen en ging hier op in de overige bevolking.

De Crisis van de Derde Eeuw bracht niet alleen een hoop burgeroorlog. De Germaanse invallers werden lastiger en gevaarlijker dan ooit.
De Crisis van de Derde Eeuw bracht niet alleen een hoop burgeroorlog. De Germaanse invallers werden lastiger en gevaarlijker dan ooit.

Hoewel 58 na Chr. blijkbaar een woelig jaar was, zijn er verder maar weinig van zulke gevallen bekend uit de 1e en 2e eeuw, dus ging eht toch vooral om incidenten. Tijdens de Crisis van de Derde Eeuw kwam hier verandering in. Germaanse stammen achter de Rijn werden in deze tijd agressiever en beter georganiseerd, misschien omdat ze leerden van de Romeinen en tegelijkertijd flinker werden nu het Romeinse rijk zo’n puinhoop was. Een aantal stammen in de buurt van de Rijn verenigde zich in een verbond dat de Romeinen de Franken noemden. Onder andere de Saliërs, Chamaven en Tubanten – allemaal stammen uit het oosten van Nederland – maakten hier deel van uit. De Franken begonnen tijdens de Crisis steeds vaker de Rijn over te trekken op plundertochten, zeker toen de Romeinse forten steeds vaker leeg getrokken werden om andere oorlogen uit te vechten. Toen Postumus in 260 de Franken versloeg bij Empel, liet hij een deel echter als bondgenoten in het rijk wonen: in de moeilijke situatie leek dat een slimme oplossing, “verdeel en heers”. Tegelijkertijd maakte dat wel dat andere groepjes Franken probeerden hetzelfde voor elkaar te krijgen.

De Salische Franken gingen in de 4e eeuw van de Betuwe naar Toxandrië en het Menapisch gebied.
De Salische Franken gingen in de 4e eeuw van de Betuwe naar Toxandrië en het Menapisch gebied.

De rest van de 3e en ook 4e eeuw zou dit vaker gebeuren: een deel van de Franken kreeg toestemming om als foederati (min of meer autonome bondgenoten) in het rijk te komen wonen en de grens te verdedigen. Eerst op de Betuwe en later ook zuidelijker. Nieuwe forten werden vooral door Frankische soldaten in Romeinse dienst bemand. De laatste Cananefaten, Bataven en Tungri kunnen wel eens in die Franken opgegaan zijn. De Franken waren dan ook niet zozeer een volk, maar meer een verzamelnaam voor een bepaald verband van volkjes en stammen, die onderling ook regelmatig mot hadden. Hetzelfde geldt voor de Saksen in het noordoosten en misschien zelfs voor de “nieuwe” Friezen, die de gebieden van Zeeland tot de monding van de Weser gingen bewonen. De macht van de Franken in het midden en zuiden van Nederland was in de 5e eeuw zo groot dat bijna niemand in dit land er veel van merkte toen de laatste West-Romeinse keizer werd afgezet. De Franken, Friezen en Saksen regeerden rustig hun eigen koninkrijkjes.

Romeinen in Nijmegen-oost: is dit de Castra Herculis?

noviomagusNu we het westen en het centrum van Nijmegen hebben behandeld gaan we naar het oosten. Eigenlijk zijn we daar de vorige keer al aangeland omdat de oostrand van Batavodurum tot op de Hunnerberg reikte. Ditmaal concentreren we ons op die Hunnerberg en het daarnaast gelegen Kops Plateau. Dit zijn enkele eeuwen de belangrijkste militaire punten in de omgeving van Nijmegen geweest. Hoewel de exacte naam onbekend is, gaan er tegenwoordig stemmen op dat de naam die vaak is toegeschreven aan het castellum van Arnhem-Meinerswijk de juiste zou kunnen zijn: Castra Herculis.

Marcus Vipsianus Agrippa was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de bouw van kamp in 19 v. Chr.
Marcus Vipsianus Agrippa was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de bouw van kamp in 19 v. Chr. wat hem een soort stichter van Nijmegen maakt.

De Hunnerberg is een onderdeel van de grote stuwwallen ten zuiden van de Waal, ontstaan door de gletsjers in de IJstijd. Derhalve is de heuvel aan de noordzijde ontzettend stijl, met een fraai uitzicht over de omgeving, terwijl de zuidkant juist glooiend afloopt. Een zeer strategische plek dus en geen wonder dat de Romeinen dit punt al vroeg uitkozen als militaire versterking. De oudste bekende sporen van Romeinse aanwezigheid op de Hunnerberg zijn uit 19 v. Chr., uit de tijd dat Marcus Vipsianus Agrippa, vriend en schoonzoon van keizer Augustus, gouverneur van heel Gallië was. Er moet rond deze tijd een enorm troependepot zijn gebouwd van wel 650×650 meter! Dit was groot genoeg voor 15.000 soldaten en gaf dus een kampplaats voor 2 à 3 legioenen! Welke legioenen dit precies waren is niet geheel duidelijk, maar er is een graffito gevonden van Legio I Germanica.

Wie vanuit het panorama het uitzicht bewondert snapt de keuze van Agrippa wel. Waarschijnlijk was dit punt de noordwesthoek van het troependepot.
Wie vanuit het panorama het uitzicht bewondert snapt de keuze van Agrippa wel. Waarschijnlijk was dit punt de noordwesthoek van het troependepot.

Het grote kamp werd waarschijnlijk gebouwd met het oog op de defensie van de nog tamelijk onbewaakte en onzekere Rijngrens. of wellicht ter voorbereiding van keizer Augustus’ plannen om het grote Germania toe te voegen aan de Romeinse periferie. Rond deze tijd begonnen de Germaanse stammen in de Nederrijn-gebieden, met name de Sugambren, onrustig te worden. Het kamp zou dus in reactie daarop kunnen zijn aangelegd, maar van de andere kant is het ook mogelijk dat de bouw van het kamp juist onrust gaf. In elk geval was het kamp op de Hunnerberg voorbereid op elk scenario: het werd omgeven door een dubbele greppel en een stevige wal met om de 24 meter een uitkijktoren. Voor de aanwezige officieren waren er woningen van tussen de 240 en 540 vierkante meter aangelegd, met een meer dan twee keer zo groot huis voor de bevelhebber.

De re-enactmentgroep Gemina Project hier in samenwerking met Vereniging Pax Romana) is vernoemd naar het legioen dat meer dan 30 jaar op de Hunnerberg gelegerd was.
De re-enactmentgroep Gemina Project (hier in samenwerking met Vereniging Pax Romana) is vernoemd naar het legioen dat meer dan 30 jaar op de Hunnerberg gelegerd was.

Erg lang is het eerste fort op de Hunnerberg niet in gebruik geweest. Toen Drusus in 12 v. Chr. zijn veldtochten in Germania begon, kon hij al snel nieuwe kampen achter de Rijn laten bouwen, waarop de Hunnerberg overbodig werd. De verovering van Germania werd voortgezet na de dood van Drusus, maar ondanks aanvankelijke successen stortte het Romeinse gezag tussen Rijn en Elbe grotendeels in na de Varusslag in 9 na Chr., waarin drie legioenen werden afgeslacht door een Germaanse coalitie onder leiding van Arminius. Tiberius, die een van de opvolgers van zijn halfbroer Drusus was geweest, keerde terug naar de Rijngrens om samen met Drusus’ zoon Germanicus de oorlog voort te zetten. De expedities die hierop volgden waren vooral wraaktochten, bedoeld om de Romeinse eer te wreken door Arminius en zijn bondgenoten te straffen en de adelaars van de legioenen terug te veroveren. Het oude kamp op de Hunnerberg werd tussen 12 en 17 na Chr. daarom weer tijdelijk in gebruik genomen, maar werd vervolgens definitief opgebroken. De militaire aanwezigheid rondom Nijmegen concentreerde zich hierna op het Kops Plateau.

Met zijn steile noordzijde, korte afstand tot Maas en Waal, was de Hunnerberg uitermate geschikt als militair punt.
Met zijn steile noordzijde, korte afstand tot Maas en Waal, was de Hunnerberg uitermate geschikt als militair punt.

Toen de veldtochten in het groot Germania ten einde waren gekomen, bleef het lange tijd rustig in het gebied van de Bataven. In het jaar 69 barstte er echter een spreekwoordelijke bom toen de stam zich aan het hoofd schaarde van een grote opstand, waaraan steeds meer Germaanse en Keltische stammen deelnamen. De Opstand der Bataven verwoestte bijna alle castella en castrae aan de Rijngrens, maar uiteindelijk keerde het tij in de loop van het jaar 70, toen er 8 legioenen onder leiding van Quintus Petilius Cerialis gestuurd werden om de rebellen te verslaan. Ook de stad Oppidum Batavorum ging in de vlammen op toen de Bataven zich ten noorden van de Waal terugtrokken. Toen de rebellen zich zelfs achter de Rijn terug moesten trekken en de herfst begon in te vallen, verklaarden de leiders van de opstand zich bereid tot onderhandelen. De oude verdragen werden waarschijnlijk grotendeels hersteld, maar in het gebied van Nijmegen veranderden er wat zaken permanent.

De locatie van de oostelijke poort van het fort, de porta principalis dextra.
De locatie van de oostelijke poort van het fort, de porta principalis dextra.

Om te beginnen werd Oppidum Batavorum noch het fort op het Kops Plateau opgebouwd. In plaats daarvan ontstond er een nieuwe stad een paar kilometer naar het westen. Op de Hunnerberg werd een nieuwe vesting gebouwd, een zogeheten castra, waarin een legioen gevestigd kon worden. Dit kon de rust en orde in het gebied waarschijnlijk beter garanderen dan een veel kleinere cavalerie-eenheid. Legio II Adiutrix werd aanvankelijk door Cerialis in het fort geplaatst, maar niet lang daarna werd Cerialis zelf benoemd tot gouverneur van Brittannia en nam het legioen met zich mee, waarna Legio X Gemina de vesting op de Hunnerberg overnam.

Met minstens 4000 soldaten wemelde het in de castra uiteraard van de barakken.
Met minstens 4000 soldaten wemelde het in de castra uiteraard van de barakken.

Met 340 bij 465 meter nam de vesting 16 hectare in beslag. Dat is groter dan elk castellum aan de Rijn (deze bevatten troepen van 500 tot 1000 man) maar opvallend krap voor een compleet legioen, wat suggereert dat er nog detachementen naar elders gestuurd werden. Het hoofdkwartier, tegenover de huidige Sterredans-school, was 93 bij 65 meter. Om de 45 meter stonden er uitkijktorens op de vestingmuur, die omgeven was door een greppel van vier meter breed. Tijdens de regering van keizer Domitianus (81 t/m 96 na Chr.) werden de houten gebouwen in de vesting door stenen vervangen. Opvallend aan de plattegrond is vooral dat de vorm net niet rechthoekig is: aan de oostkant zit een licht uitstulping.

Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.
Het aquaduct naar de Hunnerberg was meer een reeks geulen. Sommige zijn nog te zien.

Drinkwater werd aangevoerd middels een aquaduct, dat vanuit Groesbeek via Berg en Dal naar het fort toegestroomd moet zijn: geen kolossaal stenen bouwwerk zoals de Romeinen onder meer in Italië bouwden, maar meer een smal kanaaltje van 5 kilometer, met hier en daar een dam tegen de hoogteverschillen. Bovendien lag er een waterput in het fort, niet ver van de oostpoort. De aanleg van een duur aquaduct is opvallend, omdat de Nederlandse bodem hier meestal ongeschikt voor was en er genoeg water in de grond te vinden was. Maar blijkbaar was een enkele waterput niet toereikend voor het hele legioen.

Het amfitheater van Nijmegen-oost was eigenlijk overdadig groot.
Het amfitheater van Nijmegen-oost was eigenlijk overdadig groot.

De canabae die zoals altijd rondom het fort ontstonden, moeten al snel tot een aardige nederzetting zijn uitgegroeid. Geen wonder, want zo’n grote hoeveelheid soldaten bood een aardig inkomen aan kooplui, kroegbazen, prostituees en andere niet-militairen. In hetzelfde kader is waarschijnlijk ook de groei van Noviomagus, drie kilometer naar het westen, te verklaren, want de daar woonachtige ambachtslui produceerden aanvankelijk veel voor de castra. Daarnaast waren er ook havens dichter in de buurt: de Maas was slechts 10 kilometer naar het zuiden en er lag ook een haventje aan de Waaloever ten noorden van het fort. Bovendien was de haven op de plaats van het oude Oppidum Batavorum waarschijnlijk nog in gebruik. Vlakbij, ten oosten van Berg en Dal, werden dakpannen en keramiek geproduceerd voor het legioen.

De Forumzuil in de Eikstraat van Nijmegen herdenkt de locatie van de markthal.
De Forumzuil in de Eikstraat van Nijmegen herdenkt de locatie van de markthal.

Vlakbij de westpoort van het fort lag een herberg en ten zuidwesten van het fort ontstond zelfs een amfitheater, voor zover we weten het enige in Nederland. Het was overdadig groot, waarschijnlijk met genoeg zitplaatsen voor 12.000 man, wat zelfs met de aanwezigheid van alle burgers en soldaten in de omgeving (wat zeer onwaarschijnlijk is) niet gehaald zou worden. Ten oosten van het fort stond tenslotte een groot marktgebouw, gebouwd rond het jaar 100. Van de zuil in het midden ervan is enkel de fundering teruggevonden, maar wellicht stond keizer Trajanus er zelf op afgebeeld.

Zo zag de binnenplaats van het marktgebouw er wellicht uit op zijn drukste dagen. Na het vertrek van het legioen zal dit aardig afgenomen zijn.
Zo zag de binnenplaats van het marktgebouw er wellicht uit op zijn drukste dagen. Na het vertrek van het legioen zal dit aardig afgenomen zijn.

In het jaar 104 of 105 werd het tiende legioen opgedragen om zich te verplaatsen naar Aquincum, bij het huidige Boedapest, om deel te nemen aan de Dacische oorlogen. De Bataven waren al meer dan 30 jaar braaf en het werd niet langer nodig geacht om hier een volledig legioen te installeren. In plaats hiervan werd de Vexillatio Brittanica in het fort gelegerd: een detachement uit Britannia, dat onder meer delen van Legio VIII Hispanica bevatte. Vanaf het jaar 120 zullen er detachementen van Legio XXX Ulpia Victrix gelegerd zijn – een legioen met een naam die ironisch genoeg naar keizer Trajanus verwijst, de keizer die het 10e legioen juist opdracht gaf te vertrekken. Naarmate de jaren verstreken werd het aantal troepen in het fort steeds kleiner, tot de castra ergens rondom 175 definitief ontruimd werd. De Hunnerberg was hiermee niet langer van militair belang.

Door de tekenwijze van de Peutinger kaart lijken de Castra Herculis en Carvo ten westen van Nijmegen te liggen. Maar was dit wel zo>
Door de tekenwijze van de Peutinger kaart lijken de Castra Herculis en Carvo ten westen van Nijmegen te liggen. Maar was dit wel zo>

De nog boven de grond gelegen resten werden in de middeleeuwen gebruikt als bouwmateriaal in Nijmegen. De naam van de vesting was toen allang vergeten en is tot op de dag van vandaag onbekend. Nieuwe ideeën over de afstanden op de Peutinger kaart hebben echter het idee doen ontstaan dat het om de Castra Herculis zou kunnen gaan: de naam komt overeen met het feit dat het fort in kwestie een castra was en de god Hercules is ons land verbonden aan de Bataafse god Magusanus. De Peutinger kaart plaatst de Castra Herculis tussen Carvo en Noviomagus, waarbij Carvo vaak als Kesteren en Castra Herculis als Arnhem is geïnterpreteerd. Nieuwe ontdekkingen en het bestuderen van de aangegeven mijlen op de kaart doen echter duidelijk anders vermoeden. Carvo is waarschijnlijk hetzelfde fort als Carvium, oftewel de Bijlandse Waard. Als dat zo is zou Castra Herculis dus tussen Noviomagus en de Bijlandse Waard moeten liggen, wat de castra van de Hunnerberg een goede kandidaat maakt.

De herberg van Nijmegen-oost, nagebouwd in Archeon.
De herberg van Nijmegen-oost, nagebouwd in Archeon.

De ruïnes van de forten op de Hunnerberg zijn niet zichtbaar, maar wel is er een tijdpad dat de locaties van verschillende bouwwerken aangeeft. De locatie van de oostpoort is zichtbaar aan de hand van markeringen en een nagebouwd funderinkje. Hetzelfde geldt voor de waterput, die zich echter op privéterrein bevindt. Vlakbij de locatie van de markthal is een gedenkzuil opgericht, terwijl de omtrekken van het gebouw ook hier weer met straatstenen zijn aangegeven. Op een zelfde wijze is het mogelijk om in de Rembrandtstraat en de Mesdagstraat de contouren van het amfitheater te zien. In onder andere Museum het Valkhof zijn ook tal van vondsten zichtbaar. Tot slot is een reconstructie van de herberg van de Hunnerberg te vinden in Museumpark Archeon, waar het gebouw daadwerkelijk als restaurant dienst doet. De naam van Legio X Gemina leeft voort in de re-enactmentgroep Gemina Project.

Ulpia Noviomagus: de grote kleine stad aan de Waal

ulpia noviomagusOnze tocht langs de Waal heeft tot nu toe weinig zekerheden opgeleverd. Alleen wat plaatsnamen op de Peutinger kaart waarvan de werkelijke locatie onbekend is en we eigenlijk niet eens met zekerheid kunnen zeggen of het wel aan de Waal lag. Dat wordt vandaag eindelijk anders, want we bereiken één van de beroemdste Romeinse plaatsen in het land: de stad Ulpia Noviomagus Batavorum, het centrum van het Romeinse bestuur over de Bataven.

Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.
Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.

Wanneer we langs de zuidoever van de Waal stroomopwaarts trekken merken we al snel dat de streek ten westen van Nijmegen aardig welvarend was. Er zijn meerdere villa’s aangetroffen, onder andere met hypocaustum oftewel vloerverwarming. Het villacomplex van Ewijk-De Groote Aalst is hier het meest treffende voorbeeld van, want het was één van de meest luxe villa’s die ooit in Nederland is teruggevonden, met drie grote gebouwen en vijf schuren. Er moeten zandstenen zuilen en zelfs marmeren vloeren en mozaïeken in gelegen hebben. Resten van 4e-eeuwse militaire riemen duiden erop dat de villa in de Laat-Romeinse tijd als militair steunpunt gebruikt werd. De dakpannen zijn gestempeld met de Vexillatio Brittanica, een detachement dat van 103 t/m 120 na Chr. in de castra van Nijmegen-oost gelegerd zat.

Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.
Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.

Wanneer we verder reizen langs de Waal komen we vanzelf in Nijmegen. In het westen van de stad, ter hoogte van de wijk Biezen en het Haven- en Industrieterrein Nijmegen, moet Noviomagus hebben gelegen. In tegenstelling tot wat velen denken is de stad niet bij aanvang van de Romeinse tijd gesticht. Het daadwerkelijke Noviomagus is na de Opstand der Bataven ontstaan als handelscentrum, nadat de meer naar het oosten gelegen stad Oppidum Batavorum in de opstand verwoest was, waarna een nieuwe stad in het westen werd opgericht om als nieuw bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap te dienen. Noviomagus is dan ook Gallisch voor “nieuwe markt”. Het voorvoegsel Ulpia, dat de stad vanaf begin 2e eeuw begon te dragen, verwijst naar keizer Marcus Ulpius Traianus, wat bij velen tot de conclusie heeft geleid dat keizer Trajanus marktrechten of zelfs stadsrechten aan de stad gegeven zou hebben. Waarschijnlijk waren er echter al marktrechten aan de hoofdplaats van de Bataven gegeven zodra deze stam in het rijk opgenomen was. Waarschijnlijk heeft Trajanus niet veel meer voor de stad betekent dan het feit dat hij zijn familienaam eraan gaf.

Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.
Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.

Noviomagus maakte in de tweede eeuw zijn meest welvarende periode door. De stad was gebouwd volgens een keurig schaakbord-patroon met kaarsrechte straten zoals de Romeinen gewend waren. Enkele van de duidelijk teruggevonden gebouwen zijn het badhuis (bij het Honig-complex), de villa aan het Maasplein en de twee tempels, respectievelijk voor Fortuna en voor Mercurius. Binnen het hele Romeinse rijk zal Noviomagus met maar 5000 inwoners niet meer dan een klein handelsstadje geweest zijn, maar voor Romeins Nederland is het een grote stad. Zo groot zelfs dat voedsel van elders moest worden aangevoerd, puur omdat er teveel inwoners waren om te kunnen overleven van wat de boeren in de omgeving verbouwden. Waarschijnlijk liep er vlakbij een brug over de Waal, wellicht op de plek waar nu ook een brug staat, namelijk de zogeheten Snelbinder.

Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.
Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.

Aan de zuidkant van Noviomagus lagen de grafvelden, die zowel vrij eenvoudige crematiegraven als enorme luxueuze grafmonumenten bevatten. Net als de stad zelf maakt het grafveld een erg geromaniseerde indruk, ondanks de van oorsprong zo inheemse bevolking. Ten oosten van de tempels, die ter hoogte van het Maasplein en de IJsselstraat lagen, woonden vooral ambachtslieden. In eerste instantie produceerden zij vooral voor afnemers van buiten de stad, maar vanaf midden tweede eeuw werd dit steeds minder. Het vermoeden bestaat dat de militaire vesting op de Hunnerberg een grote afnemer was, die echter wegviel naarmate de vesting aan belang verloor en uiteindelijk werd ontruimd.

De tempels
De tempels van Noviomagus zouden na de brand van ca. 180 AD niet meer herbouwd worden

Het was in diezelfde tijd dat Noviomagus langzaamaan in economisch verval raakte en een aantal crises doormaakte. Rond het jaar 180 brak er een verwoestende brand uit, waarvan we niet met zekerheid kunnen zeggen wat de oorzaak was. Het zou een ongeluk maar ook een vijandige aanval geweest kunnen zijn. Dat laatste is niet ondenkbaar, aangezien de situatie aan de grenzen destijds onrustiger werd. Vooral de Chauken, die op de terpen van het Duitse Oost-Friesland woonden, waren nu een reële bedreiging voor de kust en rivieren van Germania Inferior. Het was dan ook rond het jaar 170 dat er een stevige stadsmuur en een droge gracht rondom Noviomagus werden aangelegd. De noordelijke muur is hoogstwaarschijnlijk weggespoeld door de Waal en zal dus nooit meer gevonden worden. De vondst van de westelijke muur in 2008 maakte echter een hoop duidelijk over de afmetingen. De muur zal een meter of vijf hoog geweest zijn en de gracht was ongeveer tien meter breed en drie meter diep.

De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.
De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.

De muren en gracht konden aanvallers helpen weerstaan maar hielpen natuurlijk niet tegen de enorme brand. De ramp betekende een definitieve vermindering van het aanzien van de stad: de tempels en het badhuis werden nooit meer herbouwd. Toch wist Ulpia Noviomagus nog een eeuw lang door te modderen. Het lijkt erop dat de stad rond 275 grotendeels verlaten werd, rond de tijd dat er een grote Frankische inval plaatsvond na de herovering van het Gallische keizerrijk door keizer Aurelianus, wat het grensleger gruwelijk had uitgedund. Het Romeinse gezag werd het Nederlandse rivierengebied zodanig zwak dat de meeste Rijnforten werden opgeheven en steden als Noviomagus nog verder in economisch verval raakten dan ze na 40 jaar burgeroorlog en hyperinflatie al waren. Rond het jaar 300 wordt de naam Noviomagus echter ook gebruikt voor een ander stadje, aan de Waaloever vlakbij het Valkhof. Wat er in de 25 jaar hiertussen gebeurd was blijft echter onduidelijk. Wel verrees er in de vierde eeuw nog een Frankisch nederzettinkje op de locatie van het oude Ulpia Noviomagus.

Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.
Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.

De belangrijkste vondsten uit Ulpia Noviomagus zijn nog altijd te vinden in musea als Museum het Valkhof en het Rijksmuseum van Oudheden. In het eerstgenoemde museum behoort de ruiterhelm met gezichtsmasker, gevonden aan de Waalkade, tot één van de vele prachtstukken. Op het terrein van Noviomagus zelf zijn geen gebouwen zichtbaar. Wel maken enkele monumenten, informatieborden en speciaal plaveisel op de straten de locatie van enkele gebouwen duidelijk. Op het Maasplein worden de contouren van de stadsvilla en de twee tempels aangegeven. De tempels zijn ook nog zichtbaar in de IJsselstraat.