Flevum: de Romeinen in Noord-Holland

017Omdat de Limes zich aan de Rijn bevindt, denken veel mensen dat de Romeinen nooit een voet ten noorden van de rivier gezet hebben. Dat is onjuist, niet alleen vanwege handelscontacten en eventuele oorlogen, maar ook omdat de Romeinen rondom hun rijk het liefst een bufferzone hadden. In eerste instantie ging dat om een militaire bezettingszone, later meer om bondgenoten met een soort vazalstatus. Van uitwisseling met het noorden bleef dus sprake, terwijl in de eerste decennia van Romeins Nederland er sprake was van duidelijke militaire aanwezigheid in het noorden. En aangezien we de verschillende forten en plaatsen van de Rijngrens in Nederland al behandeld hebben, verleggen wij nu onze aandacht naar de forten langs de westkust. De eerste op de lijst ligt dus ten noorden van de Rijn: Flevum!

De Frisii Minores en Frisii Maiores. De namen hebben waarschijnlijk te maken met hun sterkte. (Deze kaart gaat ervan uit dat rondom Velsen Cananefaten wonen, hetgeen twijfelachtig is.)
De Frisii Minores en Frisii Maiores. De namen hebben waarschijnlijk te maken met hun sterkte. (Deze kaart gaat ervan uit dat rondom Velsen Cananefaten wonen, hetgeen twijfelachtig is.)

Hoewel de leek bij de Germaanse stam der Friezen snel aan Friesland denkt, deelden de Romeinen de Frisii op in twee groepen. De Frisii Maiores of Grote Friezen woonden in het oosten, dus waarschijnlijk in Noord-Nederland, terwijl de Frisii Minores of Kleine Friezen in Noord-Holland zullen hebben gewoond. (Voor u concludeert dat de naam West-Friesland hier op slaat: helaas! De naam stamt uit de Middeleeuwen.) De Frisii waren grotendeels veehouders en leefden volgens Plinius de Oudere in een bosachtig gebied of juist op terpen aan de kust. De stam moet rond 12 v. Chr. door Drusus onderworpen zijn, al lijken hier geen gevechten aan te zijn voorafgegaan. Blijkbaar ging de onderwerping min of meer vrijwillig en werd er belasting betaald in de vorm van koeienhuiden en hulptroepen. Friese gidsen moeten in de Waddenzee erg bruikbaar zijn geweest.

Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland.
Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland. (Illustratie van Graham Sumner.)

Nadat de Romeinse controle over het grote Germania verloren was gegaan met de Varusslag (9 na Chr.) bleef er ondanks alles sprake van Romeins oppergezag over de Frisii, of in elk geval in Noord-Holland. Rond 14 à 16 na Chr. werd er een vlootbasis geconstrueerd bij Velsen. Omdat het Oer-IJ, waaraan de basis gebouwd was, een belangrijke rivier in de Rijndelta en een goede weg naar het Flevomeer, diende het waarschijnlijk als steunpunt voor de wraaktochten die Germanicus achter de Rijn hield. In eerste instantie moet het fort maar 1 hectare groot geweest zijn, maar uiteindelijk werd het naar een hectare of 7 uitgebreid. Op zijn hoogtepunt besloeg Flevum een dubbel fort en ook nog eens een haven. Het tweede fort, in de archeologie Velsen-2 genoemd, lag wat meer stroomafwaarts en is waarschijnlijk pas veel later gebouwd. Vondsten van potscherven en andere artikelen in de omgeving maken de aanwezigheid van wijn en olie duidelijk. Vrij interessant zijn de Friese heiligdommen in de omgeving. Twee bevinden zich een stuk naar het noorden, in Beverwijk en bij Uitgeest. Ten zuiden van Flevum lag het heiligdom van Velserbroek, dat vanaf de IJzertijd tot in de 3e eeuw in gebruik moet zijn geweest. Dit heeft tot het vermoeden geleid dat de regio een belangrijk godsdienstig centrum was, wat de Romeinse aanwezigheid des te meer verklaard. Het zou kunnen dat de Romeinen met opzet de locatie gekozen hebben vanwege de centrale functie ervan.

De vondsten uit Velsen. Omdat de slingerkogels opraakten moesten er razendsnel nieuwe gegoten worden, dus drukte men zijn vingers in de aarde.
Schedels, slingerkogels en andere vondsten uit Velsen.

Dat Velsen waarschijnlijk Flevum was, blijkt uit vondsten die duiden op een belegering. Tacitus vertelt in zijn verslag namelijk over een grote opstand onder de Frisii nadat een bevelhebber genaamd Olennius in 28 na Chr. de belastingen verhoogd zou hebben. De afspraken zouden namelijk duidelijk zijn geweest over de hoeveelheid huiden maar niet over het formaat, waarop Olennius huiden van oerossen eiste in plaats van die van het veel kleinere vee. Nadat de belastinginners door de Frisii gedood waren, trokken Olennius en zijn soldaten zich terug in het fort en doorstonden beleg. Vondsten van slingerkogels die duidelijk in de vorm van vingerkootjes zijn duiden erop dat de toestand in Velsen nijpend was: men moest tijdens het gevecht in allerijl nieuwe kogels maken, wat werd gedaan door met de vingers gaten in de aarde te drukken waarna er lood in gegoten werd. Maar liefst 520 kogels werden aangetroffen! De eerste aanval van de Frisii werd namelijk succesvol afgeslagen met “echte” slingerkogels (de amandelvormige) terwijl een tweede aanval, waarvoor de tweederangs versie gebruikt werd, tot in het kamp wist te komen. Een derde aanval kwam van over het water, maar was niet goed gecoördineerd met de tweede, zodat het garnizoen beide wist terug te drijven en overleefde. Volgens het verslag van Tacitus werden Olennius en zijn mannen ontzet door Legio V Alaudae.

Pugio (dolk) en militair riembeslag uit Velsen.
Pugio (dolk) en militair riembeslag uit Velsen.

Toen het beleg van Velsen eenmaal was opgebroken, werd het fort geëvacueerd. Een vondst van een lijk in het Oer-IJ, bovenop een laag afval in de Romeinse haven, maakt duidelijk dat de evacuatie zo haastig ging dat er geen tijd was om de doden fatsoenlijk te begraven of cremeren, zodat er waarschijnlijk lijken in het water gedumpt werden. Drie andere lijken werden nogal haastig begraven door ze in putten te werpen, zodat de waterbronnen (en daarmee het fort) niet door anderen gebruikt kon worden. Eentje droeg een munt bij zich, geslagen tussen 22 en 30 na Chr., wat datering van de belegering mogelijk maakte. Toch is het volledige bewijs dat het fort bij Velsen daadwerkelijk Flevum is niet volledig geleverd, ondanks dat er sterke aanwijzingen voor zijn.

Gouverneur Corbulo kreeg geen toestemming om het land van de Frisii opnieuw te bezetten. Velsen werd nu voorgoed ontruimd.
Gouverneur Corbulo kreeg geen toestemming om het land van de Frisii opnieuw te bezetten. Velsen werd nu voorgoed ontruimd.

Ondanks de opstand en de evacuatie die erop volgde (als het gaat om de opstand waar Tacitus over spreekt, moeten de Romeinen in het Woud van Baduhenna een lelijke nederlaag geleden hebben) was dit niet het einde van fort Velsen. De vondst van een tabula in Tolsum, die gedateerd kan worden op 29 na Chr., zou al herstel van Romeinse invloed kunnen betekenen. Uiteraard kan dit ook een uitwisseling op handelsterrein zijn, maar van de andere kant betekent dat dus dat het gebied niet buitengewoon vijandig was. Het fort bij Velsen moet rond 35 na Chr. herbouwd zijn. Velsen 2, 600 meter verderop, volgde niet lang daarna rond 40 na Chr., toen Caligula de Rijndelta bezocht. Praetorium Agrippinae en mogelijk nog enkele andere Rijnforten werden rond deze tijd gebouwd, waarschijnlijk met als doel de regio te stabiliseren en de invasie van Brittannia daarmee te vergemakkelijken. Al 7 jaar later moet Velsen in zijn geheel opgegeven zijn toen keizer Claudius (om dezelfde reden van stabiliteit) gouverneur Corbulo opdracht gaf om alle gebied ten noorden van de Rijn met rust te laten. Dat de monding van het Oer-IJ aan het dichtslibben was droeg ook bij aan het gebrek aan belang van het fort. Hoewel contact met de Frisii en eventuele bondgenootschappen nadien niet uitgesloten zijn, zou het fort vanaf 50 na Chr. niet meer bezet worden.

Romeins soldaat en Friese krijger, naast elkaar in het Huis van Hilde.
Romeins soldaat en Friese krijger, naast elkaar in het Huis van Hilde.

De eerste ontdekkingen van de forten bij Velsen vonden plaats in 1945, bij afbraak van de Atlantikwall toen Velsen-2 ontdekt werd. In de jaren ’50 vond bij de aanleg van de Velsertunnel het eerste echte onderzoek plaats. Velsen-1 volgde in 1972. Nog tot in de jaren ’90 waren er opgravingen in Velsen. Een museum op de plek zelf is niet van de grond gekomen, maar wie vondsten uit Velsen en de rest van Noord-Holland wil bewonderen kan terecht in het Huis van Hilde, te Castricum.

Het grote plaatje van de Limes

Langs de RijnJa, mijn barbaarse lezers! Ik, Lucius Octavius Barbatus, reis me wat af langs de Romeinse Limes in jullie land, maar wie goed oplet ziet dat mijn reis daar niet toe beperkt is. Het hangt er ook vanaf of je de Limes natuurlijk alleen als de castella langs de Rijn bekijkt. Veel afbeeldingen van de Limes in Nederland laten namelijk ook Nijmegen zien. Dat is erg logisch, maar ook daar hoeft het niet op te houden. Lees maar eens verder!

De soldaten in de tijd van Julius Caesar verbleven nog vaak in tenten (natuurlijk wel met een stevige omheining). Barakken vond je vooral in de winterkampen.
De soldaten in de tijd van Julius Caesar verbleven nog vaak in tenten (natuurlijk wel met een stevige omheining). Barakken vond je vooral in de winterkampen.

Toen Julius Caesar Gallië veroverde eiste hij het gebied tot aan de Rijn op, maar de vraag is of je dan al echt van een Limes kunt spreken. Als de Rijn toen al bewaakt werd was dat waarschijnlijk met tijdelijke kampen of werd het werk uitbesteed aan bondgenoten. De Bataven zouden daar een voorbeeld van kunnen zijn. Het oudste kamp waarvan we zeker weten dat het op Nederlandse bodem gestaan heeft is misschien het grote troependepot dat keizer Augustus en zijn stiefzoon Drusus in 19 v. Chr. op de Nijmeegse Hunnerberg lieten bouwen. Maar ook dit was maar tijdelijk: het was bedoeld om zoveel mogelijk soldaten in te verzamelen, die hier dan verbleven in leren tenten.

Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland.
Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland.

De oudste versterking die in Nederland aan de Rijn zelf werd gebouwd was waarschijnlijk Fectio, bij Vechten, dat al in 5 of 4 v. Chr. gebouwd kan zijn. Het fort bij Velsen in Noord-Holland, dat vermoedelijk luisterde naar de naam Flevum, werd een jaar of 20 later gebouwd. Tegen die tijd was het depot op de Hunnerberg allang verlaten, maar werd het tijdelijk weer in gebruik genomen nadat de Romeinen hun gebied achter de Rijn verloren waren na de slag bij het Teutoburgerwoud. Wel was er al die tijd daarnaast een kleiner kamp of fort bezet geweest op het Kops Plateau. Hoewel er dus al wat forten in de Rijndelta waren, waren dit er nog niet erg veel. Het ging vooral om de meest strategische punten. Flevum lag bijvoorbeeld aan het Oer-IJ en vormde zo ook een haven. Het fort werd na de Friese opstand van 28 na Chr. echter verlaten. Na die opstand werd duidelijk dat het beter was om ook dit stukje ten noorden van de Rijn prijs te geven.

Op het Rijnplein in Alphen a/d Rijn vind je een vergroot kopie van een munt van keizer Caligula. Vlakbij het plein lag castellum Albanianae, dat mogelijk in zijn opdracht gebouwd is.
Op het Rijnplein in Alphen a/d Rijn vind je een vergroot kopie van een munt van keizer Caligula. Vlakbij het plein lag castellum Albanianae, dat mogelijk in zijn opdracht gebouwd is.

Het grootste deel van de castella aan de Rijn moet in de jaren ’40 van de eerste eeuw zijn gebouwd. Lang werd gedacht dat dit gebeurde in opdracht van keizer Claudius, maar uit een vondst van een wijnvat met inscriptie blijkt dat dit eerder ten tijde van Claudius’ voorganger Caligula gebeurd moet zijn. Keizer Caligula zou rond 40 na Chr. naar de “Gallische kust” getrokken zijn en zou daar een schijnvertoning hebben opgevoerd onder het mom van een veldtocht tegen de zee. Misschien was het verhaal wat overdreven en ging het om een grote militaire oefening en versterking van de grens, waar wat godsdienstige rituelen bij kwamen kijken.

Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae
Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae

Veel forten ten westen van Fectio zijn dus in die tijd gebouwd, zoals Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH). Wel maakte Claudius zeer duidelijk dat de Rijn definitief de grens van het rijk was geworden toen hij in 47 na Chr. gouverneur Corbulo verbood om het land van de Friezen te bezetten. Flevum, dat vermoedelijk al door Caligula opnieuw in gebruik genomen was, werd voorgoed verlaten. Corbulo hield zijn soldaten nu bezig met de infrastructuur, door ze een kanaal te laten graven tussen Rijn en Maas. Dat kanaal van Corbulo had wel degelijk een defensieve reden, want nu kon de vloot gemakkelijker heen en weer tussen de rivieren! Corbulo was zijn veldtocht naar het noorden immers begonnen om met piraten af te rekenen!

Wachttorens zoals dit nagebouwde exemplaar bij Castellum Hoge Woerd dienden als extra bewaking van de grens en de handelsroute.
Wachttorens zoals dit nagebouwde exemplaar bij Castellum Hoge Woerd dienden als extra bewaking van de grens en de handelsroute.

Zo komen we dus op het bekende plaatje van de Limes: castella bij de strategische punten aan de Rijn met daartussen wat wachttorens. Die wachttorens stonden bij elk bochtje in de rivier, met maximaal anderhalve kilometer afstand. De torens werden door 4 à 8 man bezet en konden dus nooit een invasiemacht tegenhouden, maar dat hoefde ook niet. In plaats daarvan dienden ze er meer toe om als een soort politie de limesweg te bewaken. Als er echt een groot noodgeval was konden ze waarschijnlijk een signaal doorgeven. Die nood moet in 69 hoog aan de man zijn geweest toen de Cananefaten en Bataven in opstand kwamen en de meeste forten in vlammen opgingen. Het is niet bekend of ze allemaal verwoest zijn door de opstandige Germanen of dat de soldaten dit bij evacuatie zelf gedaan hebben. In elk geval slaagden de Romeinen erin de opstand neer te slaan en werden de forten hierna herbouwd. Misschien zijn sommige forten in Gelderland toen pas voor het eerst gebouwd, om ook dit deel van de grens beter te bewaken. Rond diezelfde tijd werd er op de Hunnerberg een legioenskampement gebouwd waarin Legio X Gemina permanent gevestigd werd. Het fort op het Kops Plateau werd niet herbouwd.

Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het werd bezet tussen 150 en 180 en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 rutiers.
Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het was in gebruik tussen 150 en 180 na Chr. en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 rutiers.

In de loop van de tweede eeuw komen er wat veranderingen in dit alles. Keizer Hadrianus maakte al een beginnetje met het bouwen van wat extra forten langs de westkust, waar het mini-fort Ockenburgh en castellum Aardenburg de beroemdste voorbeelden van zijn. Bovendien werden de eerste stappen gezet naar het verstenen van de forten. Die hadden voor die tijd houten muren en vooral houten gebouwen gehad. Tenten kwamen nog weinig voor omdat het om permanente forten ging. Maar nu de forten er al zo lang lagen werden de houten muren vervangen door stenen muren en de belangrijkste gebouwen werden ook in steen herbouwd. Op het einde van de tweede eeuw was dat geen overbodige luxe, want intussen waren de volkeren ten noorden van de Rijn toch best gevaarlijk gebleken, zelfs degene die zogenaamd bondgenoot waren. Het versterken van de kust was net zo’n idee en tegen het jaar 200 waren de meeste forten aan de Rijn in steen omgezet. Opvallend genoeg werd de vesting bij Nijmegen juist opgeheven: het legioen werd in 104 overgeplaatst waarna alleen kleine detachementen de vesting bezetten, tot deze rond 175 voorgoed werd opgeheven. De grens was blijkbaar belangrijker dan het achterland.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Vanaf de 3e eeuw is de Romeinse controle over de Rijngrens beperkt zodat Nederland meer deel van de Romeinse periferie wordt. In de 5e eeuw expanderen de Franken sterk naar het zuiden.

In de derde eeuw werd de situatie nog onveiliger: het Romeinse rijk maakte een lange periode vol burgeroorlog en chaos door, waardoor invallers hun kansen schoon zagen. De stenen forten waren dus meer dan welkom. Om de boel extra goed te verdedigen werden er ook steeds meer forten aan de Waal en Maas gebouwd, zoals in de eeuwen daarvoor ook al wel eens gedaan was. Deze truc werd heel succesvol toegepast door Postumus, die in 260 zijn eigen keizerrijk in Gallië uitriep. De herovering van het Gallische Rijk in 276 betekende het einde van de meeste forten: door alle burgeroorlogen waren er te weinig soldaten over om de forten te bemannen, want er waren er teveel gesneuveld om meegenomen om elders te gaan vechten.

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!
Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. Vandaar dat de dubbele versterking zo belangrijk was in de Laat-Romeinse tijd.

Pas toen de crisis in 285 afgelopen was begon het beter te worden, al werden de meeste forten aan de Rijn niet meer in gebruik genomen. Wel werden er opnieuw forten aan de Maas en Waal gebouwd. Constantius Chlorus en Constantijn de Grote werkten hard om de Romeinse defensie in het land te verbeteren. Zo kwam er een fort bij Cuijk en een nieuw fort op het Valkhof in Nijmegen. Een dubbele versterking bij Maastricht verrees in 333. Dit fort werd nog tot ver in de middeleeuwen gebruikt, maar niet meer door Romeinen. En daarmee kom je aan het definitieve einde van de Limes, hoeveel pijn het mij ook doet. De Franken, die als foederati (hulptroepen met hun eigen leider en bestuur) het land gingen bewaken, namen de overgebleven forten over en bouwden waar nodig hun eigen burchten. Toen de macht van de keizers in het westen steeds meer afbrokkelde, konden de Franken steeds meer doen wat ze zelf wilden. Net zolang tot het gebied geen Romeinse grens meer was.

In elk geval merk je wel dat de Limes dus veel meer is dan alleen een keten van forten langs de Rijn. Behalve deze forten, waar overigens veel vaker hulptroepen dan legionairs in zitten, wemelde het van de wachttorens en bovendien was de Romeinse verdediging lang niet alleen tot de Rijn beperkt.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Tot aan Carvium: de castella aan de oostgrens van Nederland

Carvo.
Carvo of Carvium.

Na castellum Meinerswijk komen we tot slot aan het oosten van de Rijngrens in Nederland. Opnieuw is het moeilijk om concreet te zeggen waar er ten oosten van Arnhem precies Romeinse forten gelegen hebben. Het is zelfs moeilijk om te zeggen hoeveel er geweest zijn. Wanneer men er bepaalde lijsten of moderne kaarten op naslaat, staan er ten oosten van Arnhem nog drie castella vermeld: Huissen, Duiven-Loowaard en Carvium. Maar alleen van het laatste weten we vrij zeker dat het bestaan heeft.

Duiven, Herwen en Tolkamer liggen in de Liemers. In tegenstelling tot wat sommige denken is de naam van de streek niet afgeleid van de Romeinse limes.
Duiven, Herwen en Tolkamer liggen in de Liemers. In tegenstelling tot wat sommige denken is de naam van de streek niet afgeleid van de Romeinse limes. (Huissen ligt in de Over-Betuwe)

Van de drie uit de lijst is de eerste, castellum Huissen, nog wel het meest speculatief. Veel duidelijke vondsten die duiden op een castellum zijn er eenvoudigweg niet. Een grafveld, aangetroffen ter hoogte van de Loostraat, is de sterkste aanwijzing. De locatie ervan geeft ook sterke vermoedens van de loop van de Limesweg, aangezien Huissen nog altijd duidelijk ten zuiden van de Rijn ligt. Bovendien zijn er ten oosten van Huissen drie gestempelde dakpannen gevonden in de omgeving van het Zwanewater. Toch is het castellum zelf hiermee nog lang niet bewezen.

Dat Loowaard ten noorden van de Rijn ligt in plaats van ten zuiden ervan, maakt wel duidelijk dat de loop van de rivier verplaatst is.
Dat Loowaard ten noorden van de Rijn ligt in plaats van ten zuiden ervan, maakt wel duidelijk dat de loop van de rivier verplaatst is.

Voor castellum Loowaard zijn de vermoedens wat sterker onderbouwd. Het dorp Loo, in de gemeente Duiven, ligt ter rechterzijde van de Rijn, maar dat is niet heel vreemd als men bedenkt dat de loop van de rivier de afgelopen eeuwen enigszins verschoven is in de regio. Omdat Loowaard ongeveer halverwege tussen Arnhem-Meinerswijk en Carvium ligt, is het een voor de hand liggende locatie, zeker als men bedenkt dat er een hooggelegen oeverwal moet zijn geweest. We vermoeden dan ook dat dit castellum al rond 40 na Chr., toen Caligula de grens versterkte, in gebruik kan zijn genomen. Hoe lang de Romeinen het fort dan zouden hebben gebruikt is niet zeker, al zijn er aanwijzingen gevonden van bewoning in de 4e eeuw. De Franken moeten de plek nog tot in de 7e eeuw als strategisch punt gebruikt hebben. Daarna moeten overstromingen het gebied verwoest hebben: als er een fort was zal het waarschijnlijk nooit meer gevonden worden.

Carvium ligt vlakbij de plek waar de Rijn zich van de Waal afsplitst. De locatie is tegenwoordig veranderd, maar de splitsing is nog steeds nabij.
Carvium ligt vlakbij de plek waar de Rijn zich van de Waal afsplitst. De locatie is tegenwoordig veranderd, maar de splitsing is nog steeds nabij.

En zo komen we uiteindelijk aan het laatste Rijnfort in Nederland: Carvium. Dit fort was uiterst strategisch omdat het vlakbij het punt lag waar de Waal zich afsplitst van de Rijn. Het moet dus sowieso gediend hebben ter bewaking van dit uiterst strategische punt, evenals ter bewaking van de Drususdam, die hier al rond 12 v. Chr. moet zijn aangelegd: het doel van de dam was ervoor te zorgen dat er minder water van de Rijn naar de Waal af zo vloeien, zodat de Waal gemakkelijker over te steken was voor de Romeinen, terwijl de Rijn beter bevaarbaar zou zijn voor Drusus’ oorlogsvloot. Hoewel men meestal Herwen als de plaats van het fort noemt, lag het waarschijnlijk op de plek waar nu de Bijlandse Waard ligt, wat valt onder Tolkamer. Beide plaatsen vallen onder gemeente Rijnwaarden.

Carvium ligt waarschijnlijk op de bodem van de Bijlandse Waard.
Carvium ligt waarschijnlijk op de bodem van de Bijlandse Waard.

Carvium werd zoals de meeste castella vermoedelijk gebouwd in de jaren ’40 van de eerste eeuw, onder Caligula of Corbulo. Zowel het fort als de Drususdam moeten de Bataafse opstand niet overleefd hebben. Hoewel dit voor de meeste forten aan de Rijn geldt, is het voor Carvium extra interessant, mede omdat de Drususdam in de laatste maanden van de opstand een bijzonder doelwit was voor de rebellen: door zowel de dam als de brug bij Nijmegen te verwoesten konden de rebellen zich achter de Waal terugtrekken, terwijl het moeilijker voor de Romeinen werd om de rivier nog over te steken. Of de dam na de opstand herbouwd is weten we niet zeker, maar het fort zelf is dat ongetwijfeld wel. De overige bouwfasen van het fort vallen waarschijnlijk samen met die van de meeste castella: renovaties vonden plaats rond het bezoek van keizer Hadrianus (121) en de Severische keizers (ca. 200).  Vermoedelijk werd Carvium rond 275 na Chr. verlaten, al speelde het misschien weer een rol in de 4e eeuw.

In Herwen is een replica van de grafsteen van Marcus Mallius te vinden.
In Herwen is een replica van de grafsteen van Marcus Mallius te vinden.

Carvium huisvestte lange tijd het Cohors II civium Romanorum equitata pia fidelis, waarschijnlijk in de 2e eeuw. De benaming civium Romanorum duidt op burgerrecht voor de soldaten uit het cohort, terwijl equitata wijst op de aanwezigheid van ruiters en de naam pia fidelis een erenaam is. In de Bijland is inderdaad ook een spatha gevonden, een lang slagzwaard zoals in de eerste en tweede eeuw vooral door de cavalerie werd gebruikt, hoewel het later ook een wapen van de infanterie werd. Een teruggevonden grafsteen van een soldaat genaamd Marcus Mallius uit Genua maakte een hoop duidelijk over Carvium. Het fort wordt er namelijk op vermeld, als “Carvium ad molem”, waarbij het laatste woord duidt op een dam. De grafsteen zelf is te bewonderen in Museum het Valkhof, maar er staat een replica in Herwen.

Een afbeelding van een centurio wijst bezoekers van de Bijlandse Waard op het castellum op de bodem.
Een afbeelding van een centurio wijst bezoekers van de Bijlandse Waard op het castellum op de bodem.

Wie castellum Carvium wil bewonderen zal helaas bedrogen uitkomen: als de restanten niet door de kracht van het water verwoest zijn, liggen ze nu op de bodem van de Bijlandse Waard. De kans dat ze daar exact gevonden zullen worden is erg klein, maar het feit dat de locatie van Carvium tegenwoordig ten noorden van de Rijn is, duidt op een verplaatsing van de rivier, die waarschijnlijk net als in Huissen en enkele andere locaties in Nederland de ruïnes heeft vernietigd. Met die weemoedige gedachte zijn we aan het einde van de reeks over alle forten langs de Rijn in Nederland. Maar er zijn nog tal van andere forten en nederzettingen in het land, zodat we nog lang niet klaar zijn.

Stammen en civitates in Romeins Nederland

De indeling van de belangrijkste "stammen" in Noordwest-Europa rond 150 AD. Wijzigingen in de kustlijn zijn op deze kaart genegeerd. (bron: wikimedia commons)

Salvete, barbari! Omdat ik zoveel door jullie land trek leek het me leek om de bevolking wat nader te beschrijven. Nee, niet jullie, maar de mensen die in de Romeinse tijd (mijn tijd dus) in dit land woonden. Het gebied ten zuiden van de Rijn viel bijna helemaal onder een Romeinse grensprovincie, Germania Inferior. Zoals die naam al aangeeft, werden de meeste mensen in dit land door de Romeinen onder de Germanen gerekend. De Germanen zijn niet één volk, maar meer een verzamelnaam voor allerlei stammen, volkeren en groepen. Maar Germania Inferior lag aan de rand van Gallië, zodat er wellicht ook Kelten woonden.

bataven
De beroemde Bataafse leider Julius Civilis, enkele eeuwen later geportretteerd door Rembrandt. Maarre… die kleren en dat tafelkleed… Niet echt een historicus, die schilder.

De beroemdste stam uit Romeinse Nederland is ongetwijfeld die van de Batavi of Bataven. (Sommige mensen spreken nog over Batavieren, maar dat is erg ouderwets.) Waar de Bataven precies vandaan komen weten we niet, maar volgens Tacitus waren ze na een conflict van de Chatten, middenin in het latere Duitsland, afgesplitst. Als we bedenken hoe stammen georganiseerd waren, zou het dus kunnen dat het om opstandige vazallen gaat. Tegenwoordig weten we echter steeds minder zeker of de Bataven nu Germaans of Keltisch waren. In elk geval trokken de Bataven naar het westen en gingen in het Nederlandse rivierengebied wonen. Mogelijk is dit met Romeinse toestemming gebeurd, ergens tussen de Gallische Oorlog (58-50 v. Chr.) en de oorlog van Drusus (12 v. Chr.). In dat jaar werden de Bataven andermaal onderworpen, maar omdat dit geweldloos ging werden zij als bondgenoten in het rijk opgenomen. Hierdoor is het fabeltje ontstaan dat de Bataven gelijkwaardige bondgenoten waren van de Romeinen, ook omdat zij geen belastingen zouden hoeven betalen. Dat is echter niet juist: de Bataven waren vrijgesteld van gewone belastingen omdat zij buitengewoon veel hulptroepen leverden (260 à 280 per jaar). Een bondgenootschap was in de Romeinse tijd echter nooit gelijkwaardig!

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste. (© Illustratie door Peter Nuyten)
Noviomagus, de hoofdstad van de Bataven. Het stelde weinig voor naast Rome, maar op zijn hoogtepunt was het een welvarend stadje!  (© Illustratie door Peter Nuyten)

Nog zo’n fabeltje: de Bataven zijn het beroemdst van alle stammen in Germania Inferior en worden daarom vaak met heel Nederland geassocieerd. Ook dat klopt niet: de Bataven woonden voornamelijk tussen Rijn en Waal, dus op de Betuwe. De Romeinen noemden het gebied tussen de twee rivieren dan ook het Insula Batavorum: Bataveneiland. Hun leefgebied strekte zich waarschijnlijk wel ten zuiden daarvan uit, want de Romeinen plaatsten het bestuurscentrum van hun civitas (administratieve gemeenschap) op de zuidoever van de Waal. Hier lag het bestuurscentrum in eerste instantie op het Valkhof in Nijmegen, waar de stad Oppidum Batavorum ontstond. In het jaar 69 kwamen de Bataven echter in opstand, onder leiding van Julius Civilis. Ze kregen steeds meer stammen mee in de strijd, maar uiteindelijk zag het er toch slecht uit voor hen. Ze staken hun hoofdstad in brand, vernielden de brug over de Waal en trokken zich terug op de Betuwe en uiteindelijk zelfs achter de Rijn. De Bataven waren namelijk niet alleen goede ruiters, maar ook uitstekende zwemmers. Uiteindelijk werden, na onderhandelingen, de oude verdragen hersteld. De nieuwe hoofdstad van de Bataven ontstond een paar kilometer ten westen van de oude. Dit werd Noviomagus. Helaas werd de stad in de loop van de derde eeuw verlaten.

De twee kampen en vlootbasis bij Velsen, aan de zuidoever van het Oer-IJ. (Tekening: Graham Sumner)
De twee kampen en vlootbasis bij Velsen werden in 28 na Chr. belegerd door de opstandige Frisii. (Tekening: Graham Sumner)

Ten noorden van de Rijn woont een bijna net zo beroemde stam: die van de Frisii of Friezen. Zij leven daar op terpen, waar zij koeien houden. Tacitus onderscheidt de Kleine Friezen in Noord-Holland en de Grote Friezen in Friesland en Groningen. De Romeinen kwamen voor het eerst in contact met hen toen Drusus in 12 v. Chr. naar het noorden voer en hen onderwierp, overigens ook weer zonder wapengekletter. Hun kennis van de wadden kwam goed van pas bij de Romeinse tochten langs de noordkust. Na de Slag bij het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. wisten de Romeinen blijkbaar hun controle over de Friezen (of in elk geval over een deel van hen) te behouden. Toch brak er in 28 na Chr. een opstand uit, volgens Tacitus uit woede over de inhalige belastingen. Na een veldslag in het geheimzinnige woud van Baduhenna bleven de Friezen dus onafhankelijk. In 47 na Chr. werd het gebied echter onder de voet gelopen door generaal Corbulo, naar aanleiding van nogal hevige Friese en Chaukische piraterij in de Rijndelta. Corbulo zette alle hoofdmannen af en wilde een Romeins bestuur inrichten, maar kreeg hier geen toestemming voor van keizer Claudius, die geen onrust in Gallië wilde. Corbulo trok zich terug, maar bouwde voor de zekerheid wel een aantal nieuwe castella langs de Rijn. Mogelijk hebben de Friezen hierna nog wel een tijdje een soort vazalstatus gehad. Ook leverden ze nog hulptroepen voor in Brittannia. In de 3e eeuw trokken veel Frisii weg uit hun gebieden omdat lichte klimaatverandering ernstige ecologische problemen zoals overstromingen gaf. De achterblijvers moeten eind 3e eeuw nog flink lastig zijn geweest voor de Romeinen.

Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo, de tweede (officiële) Romeinse stad van Nederland.
Forum Hadriani, aan het Kanaal van Corbulo. Het was de tweede officiële stad in Romeins Nederland en de noordelijkste Romeinse stad op het Europese vasteland!

Ten westen van de Bataven woonden de Cananefates of Cananefaten (vroeger vaak Kaninefaten) genoemd. Ze zijn niet zo beroemd als de Friezen en Bataven, maar misschien ken je ze toch wel van je schoolboek. In tegenstelling tot wat veel mensen denken betekent hun naam niet “konijnenvatters” (er waren hier niet eens konijnen voor de Romeinse tijd). Vermoedelijk staat de naam voor “look-meesters”, omdat er op de zandgrond in het westen van Zuid-Holland uien, prei en look te verbouwen vielen. Ook de Cananefaten leverden hulptroepen, maar niet zoveel als de Bataven. Tacitus zei dat beide stammen veel op elkaar leken, maar dat de Cananefaten met minder waren, wat je doet afvragen of de stam-indeling niet een beetje door de Romeinen uit de mouw geschud was.

F-Canninefaten-Wijnveld
De Cananefaatse hoofdman Brinno werd in de zomer van 69 stoer op het schild geheven door zijn krijgers!

De afkomst van de Cananefaten is onbekend, maar er zijn wel wat ideeën over. De Romeinse historicus Paterculus, die deelnam aan de veldtochten van Tiberius, zegt dat ze in 4 na Chr. werden onderworpen. Dit zou kunnen betekenen dat de Cananefaten toen nog in de Achterhoek woonden en pas later op Romeinse uitnodiging naar het westen migreerden. Het is echter ook mogelijk dat ze dit veel eerder deden en gebruik maakten van het machtsvacuüm dat Julius Caesar hier in 50 v. Chr. achterliet: hun naam lijkt namelijk een mengeling van Keltisch en Germaans. Blijkbaar waren de Cananefaten wel een beetje ondergeschikt aan de Bataven. Het waren de Cananefaten die in 69 na Chr. de opstand begonnen, onder leiding van Brinno, zodat de Bataven konden zien of dit een succes werd alvorens er de leiding over te nemen. Ook de verdragen met de Cananefaten werden na de opstand grotendeels hersteld. Hun hoofdplaats werd uiteindelijk Forum Hadriani (Voorburg), de noordelijkste Romeinse stad op het vasteland. Ook deze stad raakte in de derde eeuw helaas in verval.

De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.
De grote beroemde stammen en de kleinere, minder bekende.

De Chamaven woonden ten noorden van de Rijn, waarschijnlijk in de Achterhoek en Twente. Zij laten het meest van zich horen in de 3e en 4e eeuw, toen zij al onder de Franken gerekend werden. Constantius Chlorus dreef hen in 298, toen hij nog onderkeizer was, terug uit de Betuwe. In 358 voerde onderkeizer Julianus oorlog met hen nadat ze de Betuwe opnieuw hadden ingenomen. Uiteindelijk mochten de Chamaven, in ruil voor schatting, gijzelaars en hulptroepen, in het gebied blijven wonen. In het noorden van Twente woonden de Tubanten, wat maakt dat hun naam vaak aan het gebied verbonden wordt, ondanks dat hun grondgebied zich waarschijnlijk ook ver ten oosten ervan uitstrekte. Er is niet zoveel over hen bekend. In 14 na Chr. kwamen ze de Marsi te hulp toen Germanicus een wraaktocht in Germania hield. Toen keizer Septimius Severus (r. 193-211) de hulptroepen reorganiseerde en een Friese cavalerie liet oprichten, namen hier ook Tubanten dienst in. Waarschijnlijk gingen ook de Tubanten uiteindelijk op in het verbond van de Franken.

Op Colijnsplaat is een tempel nagebouwd, zoals die van Nehalennia eruit gezien kan hebben.
De hoofdstad van de Frisiavonen was misschien Ganuenta (bij Colijnsplaat), waar een tempel als deze stond. De plaats is verzonken bij overstromingen in de derde eeuw.

Daarnaast waren er nog wat kleinere stammen waar we zo mogelijk nog minder over zeker weten. Op de Kempen in Noord-Brabant woonden de Texuandri of Toxandriërs, wier naam zou verwijzen naar de rechteroever (van de Schelde) of naar de taxus. De Frisiavones zijn door Plinius genoemd en zouden van 103 tot 249 een cohort in Brittannia moeten hebben gehad. Mogelijk woonde deze stam in Zeeland, al dan niet als een afsplitsing van de Frisii. Zoals Plinius de volkeren echter opsomt zouden ze ook in Limburg gewoond kunnen hebben, vlakbij de al net zo geheimzinnige Sunici en Baetasii. Ook van de Sturii en de Marsaci vermoedt men dat ze in het zuidwesten van het land woonden. De Marsaci of Marezaten leefden mogelijk aan de linkerzijde van de Schelde (Zeeland was toen nog vooral land) en zouden daarmee niet onder Germania Inferior maar onder Gallia Belgica vallen.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlieten.

In de Laat-Romeinse tijd begon de samenstelling en politieke cultuur van Romeins Nederland flink te veranderen. Het beroemdste voorbeeld hiervan zijn de Franken, wat zoveel betekent als de “moedigen” of “strijdlustigen”. De eerste melding over de Franken is in 241, toen ze voor het eerst probeerden om het Romeinse rijk binnen te komen.Zij waren niet zozeer een volk, maar eerder een groot verbond van verschillende stammen, volkeren en groepen. De Chamaven werden in 298 als Frankisch volk aangeduid. Misschien gingen de achtergebleven Bataven en Cananefaten ook wel in hen op. Dat de Franken middenin de 3e eeuw voor het eerst opduiken is niet zo gek, want het Romeinse rijk verkeerde toen 50 jaar in chaos, waar invallers mooi gebruik van konden maken. De Gallische keizer Postumus kwam echter met een slimme truc: hij liet een deel van de Franken in het rijk wonen, zodat hij hen tegen de anderen gebruiken kon. Helaas duurde zijn regering maar kort en zijn opvolgers waren minder kundig, zodat de Franken de Betuwe en de Rijndelta nu mooi als uitvalsbasis konden gebruiken.

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

Pas na de crisis, in 286, kreeg keizer Maximianus voor elkaar dat de Salische Franken als foederati (ietwat autonome bondgenoten binnen het rijk) op de Betuwe gingen wonen. Omdat de Franken geen echte eenheid waren maakte dat de situatie niet per se veiliger: zelfs de foederati waren erg onzekere bondgenoten. Een opstand van de Salische Franken waren de reden voor de grote oorlogen van Julianus Apostata, waarbij onder meer Maastricht en Tongeren het zwaar te verduren kregen omdat de Saliërs zonder toestemming naar het zuiden waren getrokken. Terug konden ze niet, want de Chamaven hadden onmiddellijk de Betuwe ingepikt. Julianus onderwierp beide stammen, maar de Franken zouden taai en onrustig blijven en er zouden invallen blijven. Uiteindelijk wisten de Salische Franken een sterk, stabiel koninkrijk op te richten in het noorden van Gallië, van waaruit ze een steeds groter rijk wisten te verkrijgen, tot ver in de Vroege Middeleeuwen.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

Een ander verbond uit dezelfde tijd als de Franken was dat van de Saksen. Misschien zijn de Tubanten daar wel in opgegaan. De Saksen woonden in het oosten van Nederland tot ver in Duitsland en werden van daaruit langzaam de schrik van de Noordzee en het Kanaal. Toch werden ook hier soms soldaten voor de hulptroepen geworven. Daardoor zouden ze vanaf de 5e eeuw steeds meer invloed in Brittannia krijgen. Vandaar dat het gebied van de Angelsaksen in de middeleeuwen bekend kwam te staan als Engeland. De Friezen die rond dezelfde periode van de Scheldemonding tot voorbij de Eems leefden (dus aan de hele Nederlandse kust!) spraken een taal die verwant was aan het Angelsaksisch. Vermoedelijk waren deze volkeren dus verwant, maar deze zogenaamde “Nieuwe” Friezen waren misschien een ander volk dan de Frisii uit de eerste eeuwen van de jaartelling. Ook de Friezen kregen een eigen koning, maar zouden uiteindelijk samen met de Saksen door de Franken veroverd worden.

Reisverslag donderdag 5 mei: tempels, forten, bruggen en een paleis

Dag 7 5 meiGegroet, trouwe volgers! Het was vandaag schitterend weer en ik heb veel gezien dat net zo schitterend was. Tacitus gaf dan niet zo hoog op over het klimaat hier, maar als je hier lang gelegerd zit ga je er de mooie dagen des te meer om waarderen! Heden morgen ontwaakte ik in Boxmeer en ging ik zo snel ik kon op pad met het doel om Ceuclum (Cuijk) te bereiken. Onderweg kwam ik door Oeffelt, waar de Maas en de daaraan gelegen weg een bocht naar links maken. Ook hier is een muntvondst gedaan. Over de Heerstraat (genoemd naar onze heirbaan?) kwam ik uiteindelijk uit bij Ceuclum. Helaas zijn de Romeinse reiskoets en bijbehorende mensen hier al een paar dagen eerder geweest, zodat ik ze misliep.

De Maasboulevard in Cuijk.
De Maasboulevard in Cuijk.

Ceuclum had een castellum dat ter hoogte van de Maasboulevard in Cuijk gelegen moet hebben. Via de app van timetravel.world kun je ervaren hoe dat eruit gezien heeft. Daarbij hoorde ook nog een aardige vicus met een Gallo-Romeinse tempel. Dit is de tempel die gereconstrueerd is in Museumpark Archeon (hoewel de omheining en Jupiterzuil meer gebaseerd zijn op de tempels uit Maastricht en Tongeren, waar ik op mijn reis ook geweest ben). Ook lag er bij Cuijk een belangrijke brug over de Maas, die helaas verdwenen is. Helaas, want na mijn uitgebreide bezoek aan Cuijk en Museum Ceuclum – mooi uitzicht vanaf de toren, al denk ik dat het geen wachttoren is – moest ik de rivier echt oversteken om Noviomagus te bereiken. Gelukkig bleek er nog wel een veerpont. Na de Maas zo te zijn overgestoken liep ik weer in Limburg: in het uiterste topje ervan. Slechts een paar kilometer verderop lag de villa van Groesbeek-Plasmolen: de grootste van Nederland!

De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.
De Romeinse straat in Museumpark Orientalis.

Kort na half 1 ging ik Gelderland binnen. Dit gebied wordt natuurlijk het meeste met de Bataven geassocieerd (althans het deel ten zuiden van de Rijn) al reikte hun gebied waarschijnlijk nog wel tot in Noord-Brabant. Ruim een half uur later bereikte ik Heumensoord, waar een wachttoren moet hebben gestaan. Die wachttoren was nergens meer te bekennen, maar voor schaduw had ik genoeg aan de bomen, want het is een bosrijke omgeving. Daarna boog ik een beetje naar het oosten af, want ik kon het niet laten om even een kijkje te gaan nemen in Museumpark Orientalis. Dan met name voor de Romeinse straat, compleet met huizen en een school, en natuurlijk dat prachtige paleis van Pontius Pilatus. En over Romeinen en water gesproken: er ligt in Orientalis een reconstructie van een Romeinse liburna, een patrouilleschip!

Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond
Op het Kops Plateau heeft misschien niemand minder dan Drusus gewoond

Tegen 3 uur zei ik Orientalis gedag en ging verder naar Nijmegen. De streek waar ik doorheen liep moet degene zijn waar het aquaduct van de Hunnerberg doorheen liep: één van de geulen moet zelfs direct door Orientalis gelopen hebben. Omdat ik graag wat gedenkwaardige plaatsen aandoe, ging ik Nijmegen aan de oostkant binnen. Kort na half 4 bereikte ik het Kops Plateau. Hier is in 12 v. Chr. een kamp gebouwd, waar mogelijk niemand minder dan de grote veldheer Drusus gewoond heeft! Vanaf 16 na Chr. was dit vooral de thuisbasis van de Ala Batavorum (de Bataafse cavalerie) tot het fort in de opstand van 69-70 na Chr. werd verwoest.

Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.
Dit tijdsvenster laat de plek van het forum van de Hunnerberg zien.

Ten westen van het Kops Plateau ligt de Hunnerberg. Hier stond al eerder een groot kamp: in 19 v. Chr. liet Drusus hier een depot voor wel 15.000 soldaten plaatsen! Na zijn tijd werd het kamp op de heuvel verlaten, maar vanaf 70 AD, na de opstand dus, werd hier een vast legioenskamp opgericht, een castra. Ongeveer 35 jaar lang was dit de thuisbasis van Legio X Gemina. Toen dat in 105 werd overgeplaatst, werd het vlakbij gebouwde forum nogal overbodig, al hebben er nog ongeveer 70 jaar kleine detachementen in het fort gezeten. In Nijmegen-Oost herinneren tal van aanwijzingen aan deze tijden. Een audio-tour vertelt je het verhaal van een oudgediende en zijn kleindochter rond het jaar 170, tijdsvensters tonen je plaatsen zoals ze geweest zijn (zoals het forum) en markeringen en borden vertellen je van de poorten en gebouwen. Ten zuidwesten van het fort lag bovendien het enorme amfitheater, waarvan de funderingen nog zijn aangegeven in de straatstenen!

Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.
Museum het Valkhof ligt ongeveer op de plek van Oppidum Batavorum.

Mij westwaarts begevend kwam ik langs het Valkhof. Hier hebben wij Romeinen het administratieve centrum van de Bataven ingericht: Oppidum Batavorum. De stad werd in 70 na Chr. door de Bataven in brand gestoken om hem niet aan de oprukkende Romeinen prijs te geven. Pas zo’n 250 jaar later, rond 325, liet keizer Constantijn hier een nieuw castellum bouwen. Uiteraard is het Valkhof ook de vindplaats van Museum het Valkhof, vol Romeinse vondsten. Vlakbij is de Waalkade, waar de laat-Romeinse stad stond. Er zijn nog delen van een hypocaustum te zien.

Het Maasplein ligt middenin Noviomagus.
Het Maasplein ligt middenin Noviomagus en dat is wel te zien!

Het klassieke Noviomagus is te vinden in Nijmegen-West. Deze stad is ontstaan na de Bataafse Opstand en was de eerste stad in Nederland die Romeinse markt- en stadsrechten kreeg! (De eer is verder alleen aan Forum Hadriani te beurt gevallen.) Hier vond ik mijn oom, de magistraat. Het was een prettig weerzien na zo lange tijd, maar zoals ik al vermoedde was hij niet zo blij met de uitslag van de verkiezingen in Atuatuca Tungrorum. Nu ja, daar kon ik ook niet veel aan doen. Zorgwekkender vond ik het nogal vreemde nieuws van mijn oom over mijn eindbestemming, Fletio of Hoge Woerd. Er schijnen veel soldaten voor 8 mei die kant op gestuurd te worden. Het is iets met een grote toestroom van mensen die op die dag wordt verwacht. Waaronder noorderlingen…

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

Hoewel ik bij mijn oom had mogen blijven slapen, besloot ik mijn reis toch nog voort te zetten. Er was nog tijd en ik voelde mij in mijn ongerustheid een beetje schuldig dat ik zo’n omweg had gemaakt via Orientalis en Nijmegen-Oost. Ik had mijn hele reis natuurlijk veel sneller kunnen doen en wat nou als dit echt nodig was? Ik stak de Waal dus maar snel over, via een brug die op ongeveer dezelfde plek ligt als de Romeinse. Toeval? Meer naar het noorden liep ik langs Ressen, langs een wijk die Klein Rome heet. Dat klinkt nog veel toevalliger. Pas tegen 7 uur bereikte ik Helisthe (Elst), de plaats waar meerdere tempels moeten hebben gestaan. Omdat ik via het oosten Elst binnenging, had ik nog mooi de gelegenheid om even naar de tempel van Elst-Westeraam te gaan kijken. Die was niet meer te vinden. Jammer, want het was een mooie tempel, met een waterput erbij. De funderingen van de andere tempels van Elst, gebouwd ter ere van Hercules Magusanus, zijn nog wel te zien, onder de Grote Kerk (het is dus nog steeds een religieuze plaats!). Die funderingen zijn de rest van de Romeinenweek nog te bekijken.

De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.
De tempel op de plek van de Grote Kerk van Elst.

Zo ging ik uiteindelijk maar rusten. Het was al laat en ik voelde me uitgeput. Toch maak ik me een beetje bezorgd over 8 mei. Ik zag van de week al meerdere berichten voorbij komen hoe in plaatsen als Matilo (Leiden), Nigrum Pullum (Zwammerdam) en Ceuclum opvallend jonge rekruten werden opgeleid. Alsof er zeer dringend versterkingen nodig zijn. En nu hoor ik ook dat er allerlei versterkingen naar Hoge Woerd worden gestuurd in verband met een groot aantal noorderlingen. Wordt er soms een aanval van de Chaukische piraten verwacht? Als dat zo is mag ik me wel haasten. Een beetje ongerust bracht ik toch maar een klein offertje aan Hercules Magusanus. Onder het wakend oog van de Bataafs-Romeinse krijgsgod ga ik slapen. Dat stelt me in elk geval een beetje gerust…

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein