Romeinen en mobiliteit: de reizigers

Octavius2Salvete, barbaruli! De Romeinenweek van 2018 zal in het teken staan van mobiliteit en reizen! Daarom heb ik de laatste tijd al het een en ander verteld over de wegen die in Germania Inferior gebruikt konden worden. Maar misschien is het nu eens tijd om het te hebben over de mensen die gebruik maken van die wegen. Wat zijn nu de meest voorkomende reizigers in Romeins Nederland?

Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.
Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.

De meeste Romeinse hoofdwegen werden aangelegd door het leger. Op die manier konden de verschillende strategische punten zo efficiënt mogelijk verbonden worden, zodat het leger zich gemakkelijk verplaatsen kon. Zeker bij aanvang van de Romeinse tijd was dat nodig, want Nederland was op dat moment nog erg onoverzichtelijk, vol bossen en moerassen. Bij de veldtocht tegen de Friezen in Noord-Holland, in 28 na Chr., moesten ter plekke wegen aangelegd worden om het drassige Woud van Baduhenna door te komen. Ook lang nadat de Rijn definitief als grens van het Romeinse rijk was bepaald, trokken er regelmatig troepen door het land. Dat kon op een veldtocht in het noorden zijn, maar ook bij wijze van oefening. De dagmarskampen ten noorden van de Rijn, zoals bij Ermelo, wijzen hierop. Maar soms werd een eenheid ook gewoon overgeplaatst: de ene trok weg uit het fort in kwestie waarna een andere ploeg de bezetting ervan overnam. En natuurlijk trokken er regelmatig ook kleinere patrouilles rond over de wegen.

Marcus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten kwamen ook van dichterbij.
Quintus Domitius Marsianus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten en ambtenaren kwamen ook van dichterbij.

De legionairs en hulptroepen in Romeins Nederland (en de laatste van die twee waren het meest aanwezig) konden van heinde en verre komen. Sommige eenheden waren oorspronkelijk opgericht in Spanje, Afrika of Donau-landen, al wilde dat niet per se zeggen dat de soldaten na al die jaren nog steeds uit dat ene specifieke gebied kwamen waar het cohort was opgericht. Ook hoge Romeinen konden van ver komen. Quintus Domitius Marsianus, die in de 2e eeuw als hoge ambtenaar in Germania Inferior actief was, kwam uit Bulla Regia, een colonia (Romeinse stad) in Tunesië. En wat te denken van Marcus Ulpius Trajanus, die waarschijnlijk uit Spanje of Italië kwam? Trajanus bevond zich waarschijnlijk aan de Rijngrens toen hij hoorde dat keizer Nerva hem tot zijn opvolger gekozen had. Toen hij keizer werd in het jaar 98, besloot hij eerst kalmpjes de Rijn en Donau te inspecteren, waarbij hij onder andere wat Bataafse lijfwachten meenam. Zo kon hij zich van de steun van het leger verzekeren alvorens naar Rome te gaan. Trajanus’ opvolger Hadrianus, die in Germania Inferior als tribunus gediend had, leerde hiervan en besteedde veel tijd van zijn regering aan inspectiereizen, ver van Rome en de Senaat waar hij zo’n moeilijke verhouding mee had. Hadrianus bezocht de Rijngrens in 121. De stad Voorburg werd prompt naar hem vernoemd (Forum Hadriani), zoals Nijmegen de familienaam van Trajanus was gaan dragen (Ulpia Noviomagus).

De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.
De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.

Natuurlijk waren het niet alleen militairen en hoogwaardigheidsbekleders die reizen maakten. De meest voorkomende burgerlijke reizigers waren kooplui, die dankbaar gebruik maakten van de door het leger aangelegde wegen of van de natuurlijke waterwegen. Datzelfde leger was een ideale afzet, want al die soldaten hadden een hoop voedsel, kleding en andere voorwerpen nodig, terwijl voor de bouw en aanleg van de forten veel materialen als hout en steen nodig waren. En natuurlijk waren er ook luxe-goederen, waarvan sommige van ver gehaald moesten worden, soms zelfs van ver buiten het rijk. Zijde kwam helemaal uit China en moest via de Zijderoute het rijk binnenkomen, terwijl kostbare barnstenen uit het hoge noorden kwamen. Romeinse handelscontacten gingen dan ook ver. Het was zeker niet zo dat de Limes een IJzeren Gordijn was: zowel Romeinse als inheemse handelaren trokken van beide kanten de grens geregeld over. Vondsten van Romeinse voorwerpen in Noord-Holland, Groningen en Friesland tonen die contacten wel aan. En andersom waren er dus ook handelswaren die vanuit het noorden naar het Romeinse rijk kwamen. Ook trokken er kooplui en ambachtslui mee met het Romeinse leger om zich rondom de forten te vestigen. De handel kon kleine nederzettingen tot steden doen uitgroeien.

Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!
Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!

Niet alleen handel kon burgers ertoe overhalen om op reis te gaan. Soms trok iemand erop uit om een tempel te bezoeken. Plaatsen als Forum Hadriani, Noviomagus en Mosae Traiectum (Maastricht) telden meerdere tempels, maar er waren meer grote tempelcomplexen. Zo lag er een flinke tempel aan de Maas bij Ceuclum (Cuijk). Bij Elst, tussen Nijmegen en de Rijn, lagen twee flinke tempels, in Zeeland stonden tempels voor Nehalennia bij Domburg en Ganuenta (Colijnsplaat) en in Noord-Brabant stond een grote tempel voor Hercules Magusanus bij Empel. Deze tempels waren gewijd aan inheemse goden, al dan niet door ze te versmelten met Romeinse. Zodoende konden uitgebreide erediensten of godsdienstige feesten een hoop inheemse en Romeinse mensen uit de streek aantrekken. En natuurlijk kon je er ook puur voor je plezier op uit gaan. Op de Nijmeegse Hunnerberg, bij een grote legioensvesting, stond een amfitheater dat groot genoeg was voor duizenden toeschouwers, veel meer mensen dan de vesting, het daaromheen gelegen kampdorp en de stad Noviomagus verderop telden. Goede kans dus dat er een plaats over was bij de gladiatorengevechten.

Ik wens jullie evenveel vertier als jullie er op uitgaan in de Romeinenweek!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

 

Caligula in Katwijk? (39-40 na Chr.)

Buste_en_marbre_CaligulaNa de wraaktochten van Germanicus werden de expedities achter de Rijn niet voortgezet. De Opstand der Frisii maakte vermoedelijk ook een einde aan de Romeinse invloed in het tegenwoordige Noord-Holland, zodat de grens geconsolideerd werd en er een jarenlange periode van relatieve rust volgde. Tiberius, die zich als een verbitterde en wrede keizer had ontpopt, overleed in 37 na Chr. Hij werd opgevolgd door zijn achterneef Gaius, beter bekend onder de bijnaam Caligula. Hij was de laatste overlevende zoon van Germanicus en dus de kleinzoon van Drusus. Zijn naam had hij te danken aan het feit dat hij in de tijd van Germanicus’ militaire operaties als klein kind met zijn moeder in het militaire hoofdkwartier had gewoond (hij was geboren in 12 na Chr.), waarbij zijn vader hem een wapenrusting op kindermaat had gegeven, compleet met twee kleine caligae, de hoge sandalen van de soldaat.

De door Romeinse soldaten gedragen caliga, de stevige kruising tussen laars en sandaal, beslagen met ijzeren noppen tegen slijtage van de zool. In het Latijn geldt het gebruik van "ul" als op-één-na-laatste lettergreep als verkleinwoord ("-tje"). Caligula betekent dus "soldatenschoentje".
De door Romeinse soldaten gedragen caliga, de stevige kruising tussen laars en sandaal, beslagen met ijzeren noppen tegen slijtage van de zool. In het Latijn geldt het gebruik van “ul” als op-één-na-laatste lettergreep als verkleinwoord (“-tje”). Caligula betekent dus “soldatenschoentje”.

Hoewel Caligula’s regering in eerste instantie door het volk, dat Tiberius meer dan beu was, als een verlossing werd ervaren, bleek hij uiteindelijk geen stabiele keizer. Op een vrij jonge leeftijd had hij veel te abrupt zoveel macht gekregen, waarbij hij net als Tiberius een schrikbewind voerde onder de senatoren, met name na een ziekbed dat hem aan zijn eigen sterfelijkheid had herinnerd. In de daden van Caligula worden ook tekenen van grootheidswaan gezien, wat te vergelijken valt met de romantische trekken van zijn vader, maar dan veel extremer. Wellicht dat de roemvolle verhalen over zijn vader, grootvader en oudoom hem naar het hoofd stegen, net als de triomfen van keizer Augustus en Julius Caesar (met wie hij overigens zijn naam deelde). Caligula droomde van militaire triomfen, maar was hier zelf waarschijnlijk allerminst capabel voor. Toch hebben wij aan zijn vreemde plannen een mooi verhaal overgehouden.

De aquilifer van het Tiende Legioen zou bij Caesars inval in Brittannia als eerste van boord gesprongen zijn, daarmee de aarzelende soldaten overhalend dit ook te doen zodat de adelaar veilig bleef.
De aquilifer van het Tiende Legioen zou bij Caesars inval in Brittannia als eerste van boord gesprongen zijn, daarmee de aarzelende soldaten overhalend dit ook te doen zodat de adelaar veilig bleef.

In het jaar 39 vielen de Chatti Germania Superior binnen, waar zij echter vrij snel al verdreven werden door legaat Servius Sulpicius Galba, de man die 29 jaar later vanuit Spanje naar Rome zou marcheren en enkele maanden keizer zou zijn na de dood van Nero. Waarschijnlijk was de inval voor Caligula de aanleiding om dat jaar de landen uit zijn kindertijd weer op te zoeken. Caligula leidde een strafexpeditie over de Rijn, welke enig succes zou hebben gehad. Vervolgens richtte hij zijn pijlen echter op ander gebied: Brittannia. Het eiland was tijdens de Gallische Oorlog voor het eerst binnengevallen door een Romeinse legermacht, maar de eerste veldtocht was door het slechte weer op zee geen succes geweest en de tweede was door de Britten afgeslagen. Pas bij de derde poging had Julius Caesar de Britse coalitie onder leiding van Cassivellaunus verslagen, waarna er een verdrag was gesloten en de verslagen stammen gijzelaars en schatting geleverd hadden. Vervolgens waren alle Romeinen er weer vertrokken, zodat het nog maar de vraag is of er ook maar één cent aan schatting betaald is. In elk geval was Brittannia dus onafhankelijk gebleven – menig Gallische opstandeling was er nog eens naar uitgeweken. Als Caligula erin zou slagen het eiland te veroveren, zou dat betekenen dat hij slaagde waar Caesar gefaald had.

Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.

Trots als men graag is op zijn vaderlandse geschiedenis, is men er in Nederland traditioneel vanuit gegaan dat Caligula zich voor zijn invasieplannen naar het huidige Katwijk begeven heeft. De teksten spreken echter vooral van “de Gallische kust”, waarbij andere plaatsen zoals Boulogne-sur-Mer, aan het Kanaal, dus ook logische kandidaten zijn. Het lijkt er echter wel op dat er rond deze tijd militaire bouwprojecten aan de gang geweest zijn in ons land. Vermoedelijk is het castellum van Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH) rond deze tijd gebouwd. Ook van Laurium (Woerden) zijn er sterke aanwijzingen dat het fort rond deze tijd gebouwd is en ook van Albanianae (Alphen aan den Rijn) en het castellum op de Hoge Woerd in De Meern (mogelijk heette dit castellum Fletio) wordt vermoed dat de eerste constructie rond deze tijd plaatsvond. Opmerkelijk is dat er waarschijnlijk ook gebouwd werd aan Fectio, de grote basis van de Classis Germanica, de vloot van Germanië, wat een verzameling van manschappen en schepen doet vermoeden. Het castellum bij Velsen, aan het IJ, dat waarschijnlijk Flevum heette, lijkt ook weer in gebruik te zijn geweest. Allemaal zaken die duiden op een verhoogde militaire activiteit.

In het Britse jeugdprogramma Horrible Histories wordt Caligula's "veldtocht" op de hak genomen.
In het Britse jeugdprogramma Horrible Histories wordt Caligula’s “veldtocht” op de hak genomen.

Volgens het verhaal zou de hele veldtocht zijn uitgelopen op een lachwekkend debacle, waarbij hij de soldaten schelpjes liet rapen op het strand, die vervolgens als oorlogsbuit van strijd tegen de zee moesten worden meegenomen. Verder liet hij naar het schijnt pijlen in de zee schieten. Ook zou hij voor zijn triomftocht Gallische gladiatoren hebben willen opvoeren als krijgsgevangenen van de veldtocht, al lijkt het erop dat het zover niet gekomen is. Menig Romeins schrijver zag dit vreemde verhaal als een bewijs van Caligula’s krankzinnigheid, maar tegenwoordig probeert men rekening te houden met meer logische verklaringen. Volgens bepaalde versies van het verhaal zou Caligula wel degelijk zijn uitgevaren, maar zijn omgekeerd toen hij merkte dat de andere schepen hem niet volgden. In deze formulering klinkt dat nogal komisch, maar indien het werkelijk het geval is geweest zou dat gelden als muiterij. Wellicht zou dat verklaren waarom de invasie geen doorgang vond, waarbij de opdracht om dan maar schelpen te rapen misschien gold als een soort vernederende straf voor de soldaten die de zee niet op durfden.

Op veel munten lijkt Caligula als militair triomfator te worden neergezet. Dat zou kunnen betekenen dat zijn werk aan de Gallische kust toch niet zo idioot was als men beweerde.
Op veel munten lijkt Caligula als militair triomfator te worden neergezet. Dat zou kunnen betekenen dat zijn werk aan de Gallische kust toch niet zo idioot was als men beweerde.

Een andere mogelijkheid is dat het om niet veel meer ging dan een verkenningsmissie of een oefening in het verplaatsen van een grote hoeveelheid soldaten, als voorbereiding op een latere echte veldtocht (die tijdens Caligula’s leven overigens niet meer plaatsvond, want al in 41 na Chr. werd de jonge keizer vermoord). Het “bevechten” van de zee zou zelfs een soort godsdienstig ritueel kunnen zijn geweest. Ook zijn er theorieën dat er helemaal geen sprake is van het letterlijk rapen van schelpen. Het is mogelijk dat met het woord iets in figuurlijke zin bedoeld wordt, dat men echter letterlijk is gaan nemen. Misschien stond de term “zeeschelpen” wel voor schepen die op het Kanaal of de Noordzee werden buitgemaakt: schepen van de Britten of van Germaanse zeerovers. Er is zelfs een theorie dat het woord staat voor vrouwelijke genitaliën, wat kan duiden op grootschalig bordeelbezoek door de soldaten… of erger…

Katwijk
Bij de monding van de Oude Rijn, in Katwijk, staat een monument voor Caligula’s “strijd” met de zee.

Hoe het precies gegaan is, zullen we wel nooit helemaal zeker weten. En hoe onzeker Caligula’s aanwezigheid in ons land dan ook is, men kon het toch niet laten om een monument voor de gebeurtenis te plaatsen in Katwijk, vlakbij de monding van de Rijn. Dit ondanks de zeer beruchte reputatie van Caligula en de wijze waarop de Romeinse geschiedschrijvers het verhaal als pure waanzin hebben uitgelegd. Tot slot nog één enkele aanwijzing waarom het allemaal in Zuid-Holland zou hebben kunnen afspelen. Volgens Tacitus verwierf een hoofdman aanzien onder zijn volk door de spot te drijven met Caligula’s belachelijke onderneming. Die hoofdman was een Cananefaat.