Reisverslag zondag 8 mei: hoge nood op Hoge Woerd?

Beste volgers, vandaag heb ik mijn reis voltooid. En het was me het dagje wel en niet alleen vanwege de warmte. Hoe het allemaal is afgelopen op mijn eindbestemming? Rustig aan, ik zal alles vertellen. Maar wel netjes op volgorde! Vanmorgen stond ik namelijk op in Fectio (Vechten), ietsje later dan ik eigenlijk gepland had. Bovendien werd ik er nog even opgehouden door een collega-soldaat die zei inderdaad iets gehoord te hebben over Castellum Hoge Woerd. Hij beaamde dat er vandaag inderdaad allemaal mensen van de noordkant van de Rijn naar het castellum zouden komen, maar tot mijn grote verwarring leek hij zich daar helemaal niet bezorgd over te maken. Het was eerder alsof hij zich erop verheugde. Of was dat strijdlust?

Utrecht-limesweg schoolEen beetje onzeker ging ik dus maar op weg en het duurde niet lang of ik kwam in de stad Utrecht tegen. De naam Utrecht komt van Trecht of Tricht, wat weer een ander woord is voor een voorde of oversteekplaats: Traiectum! En inderdaad, zo heette het Romeinse castellum dat hier stond. Ik besloot even naar dit castellum af te buigen om te kijken of ik hier meer informatie kon inwinnen. Traiectum ligt namelijk een paar kilometer ten noorden van de Limesweg, door de nogal kronkelige vorm die de Rijn hier heeft. Die Limesweg was op één plek overigens keurig aangegeven in de vorm van kleurige tegels.

De Domunder.
De Domunder.

Na een tijdje bereikte ik het Domplein, de plaats waar Traiectum gestaan heeft. De omtrek van het castellum is weer eens keurig aangegeven in het straatbeeld. In de Domunder kun je afdalen om te leren over de geschiedenis van de stad, inclusief het Romeinse deel. Daarbij kun je zelfs funderingen van Traiectum zien, tot en met de brandlaag uit de Bataafse opstand toe! (Waar je aardig de bibbers van kunt krijgen als je zelf bang bent voor een aanval.) Maar nergens was een soldaat te bekennen: legionair noch auxiliair.

022
Kleine soldaten.

Ik wilde alweer moedeloos doorlopen toen een voorbijganger mij vertelde dat er wel Romeinen bij het Universiteitsmuseum waren. Daar ging ik dus toch maar snel kijken. Er bleken inderdaad twee van mijn collegae aanwezig. Zij wisten echter niets van een dreigende aanval. Eigenlijk was het er wel een gezellige boel, al viel me wel op dat ook hier hele jonge rekruten werden opgeleid. Zij volgden gewoon hun orders van hogerhand op, luidde de uitleg. Het zag er ook leuk uit binnen in het museum, waar een workshop over “schatten van hout” werd gedaan. Een wijs besluit, want er is natuurlijk veel van hout gebouwd in onze tijd. Om van de schepen nog maar helemaal te zwijgen.

Grote soldaten.
Grote soldaten.

Uiteindelijk keerde ik maar weer terug naar het Domplein, van waaruit ik verder liep naar Castellum Hoge Woerd. Het zou kunnen dat dit castellum het gene is dat op de Peutinger Kaart als Fletio staat aangeduid, maar dat is niet zeker. Misschien is de naam wel een verschrijving van Fectio. Toen ik het castellum naderde, kwam ik opnieuw een wachttoren tegen, waar ik even in klom in de hoop iets te zien. Geen spoor van vijanden, al was het wel druk in het castellum. Toen ik Castellum Hoge Woerd binnen ging bleek het hier vol soldaten en burgers te zijn, allemaal in het kader van de afsluiting van de nationale Romeinenweek. Pas na een tijdje begon het mij in al die gezelligheid te dagen hoe het misverstand was ontstaan: die burgerlijke bezoekers kwamen van beide kanten van de Rijn, dus ook van het noorden! En een hoop Romeinse soldaten waren speciaal voor deze dag naar het castellum gestuurd, als versterking dus! Maar die jonge rekruten dan? Ook vandaag was dat hier weer het geval. Mijn collega-optio liet echter weten dat dit niet meer dan proef-trainingen zijn, in het kader van de Romeinenweek. Een soort militaire open dag dus!

 

En weer kleine soldaten!
En weer kleine soldaten!

Opgelucht keek ik mijn ogen uit in Castellum Hoge Woerd. Digitale schermen laten je zien hoe het uitzicht vanuit het fort moet zijn geweest op het soldatenbadhuis en op de vicus (nederzetting). Binnenin wordt één van de schepen van De Meern tentoongesteld. Verder was de Romeinse reiskoets aanwezig samen met al het andere moois dat deze hele week overal is opgedoken. De afsluiting van de Romeinenweek was erg feestelijk. Het was een lange reis. Helemaal vanuit Tongeren naar Maastricht, Heerlen en Landgraaf, daarna langs de Maas naar het noorden, bij Cuijk erover en zo naar Nijmegen, Elst en de Rijngrens. Gelukkig mag ik de komende tijd weer wat rustiger aan doen. Van een dreiging van de Chauken lijkt geen sprake en als die er wel is kunnen we die gemakkelijk aan. Ik moet er alleen nog wel even aan denken dat ik mijn oom in Noviomagus een brief stuur waarin ik uitleg dat het allemaal in orde is. Valete!

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Reisverslag zaterdag 7 mei: van Neder-Rijn naar Kromme Rijn

Dag 9 7 meiVos saluto, amici! Het is een behoorlijk warme dag geweest, maar ik ben toch ver gekomen, zodat ik nu niet heel ver meer ben van mijn eindbestemming die ik morgen bereiken moet. Vanmorgen vroeg ontwaakte ik in Ommeren. Aanvankelijk was het mijn plan om zo snel mogelijk te vertrekken, maar toen kwam mij het bericht ter ore dat er in het plaatselijke Streekmuseum Baron van Brakell een Romeins evenement was. Omdat ik benieuwd was of ik daar collegae zou tegenkomen, die misschien meer wisten van de geruchten over naderende noorderlingen, bleef ik dus nog even wachten. Het evenement begon namelijk pas om 11 uur.

Collegae in Ommeren.
Collegae in Ommeren.

Kort voor elven kreeg ik eindelijk wat kameraden te spreken. Zij wisten in ieder geval niets over een mogelijke aanval op Fletio en leken ervan uit te gaan dat het allemaal wel mee zou vallen. Wel dook er een Bataaf op die niet begrepen leek te hebben dat de opstand allang afgelopen was (heeft zich zeker jarenlang schuilgehouden) maar dat probleem werd gemakkelijk opgelost. Het Streekmuseum zelf ging van start met allerlei Romeinse spellen en archeologische workshops die zeker de moeite leken.

Vlakbij de grafvelden van Maurik.
Vlakbij de grafvelden van Maurik.

Helaas was mijn tijd kostbaar en moest ik nu toch echt verdergaan. Ik volgde de Limesweg naar het noorden want de Rijn maakt hier een flauwe bocht zodat de weg niet geheel parallel meer loopt. Bij Ingen (andermaal de vindplaats van zo’n mooie villa) sloeg de weg weer linksaf en liep ik weer vrij dichtbij de Rijn. Dat de loop van een rivier aardig veranderen kan blijkt wel uit wat ik ontdekte toen ik vlakbij Eck en Wiel was: een nabije versterking lag aan de andere kant van de Rijn! De versterking van Elst-’t Speijk zal oorspronkelijk vast op de zuidoever gestaan hebben, waarna de rivier in de loop der eeuwen langzaam opgeschoven is. Waarschijnlijk betrof het hier niet zo’n groot fort. Bij Maurik lag dan waarschijnlijk een volwaardig castellum, dat misschien Mannaricium heette.

Wellicht de locatie van Levefanum?
Wellicht de locatie van Levefanum?

Na een lunchpauze in het rustige, waterrijke gebied ten westen van Maurik, vervolgde ik mijn weg over de Rijnbandijk en kwam zo in de buurt van Rijswijk (Gld.). Mogelijk lag daar in de buurt, vlak aan de zuidoever van de Rijn, het Romeinse castellum Levefanum. Daar moet ik bij vermelden dat er nog geen fort is opgegraven in de regio. Bovendien weten we niet zeker of de naam Levefanum wel echt bij een fort in deze buurt hoorde. Rijswijk is ook het punt waar de Lek zich van de Rijn afsplitst: in jullie tijd is de Lek de hoofdstroom zodat er na deze splitsing nog maar een smalle, kabbelende Kromme Rijn verdergaat. In de Romeinse tijd was de Lek echter niet meer dan een zijriviertje, zodat de Rijn een stuk breder was en dus een meer logische grens.

Museum Dorestad.
Museum Dorestad.

De Lek stak ik over per veerpont, waarna ik in Wijk bij Duurstede terecht kwam, in de provincie Utrecht. Het fort Levefanum zou in theorie ook hier gestaan kunnen hebben, maar opnieuw is dat onzeker. Wel zeker zijn we van de Romeinse vondsten die hier in Museum Dorestad te zien zijn. Ik kon het niet laten om er toch even een snelle blik op te werpen. Ook werd er in het museum aandacht besteed aan wat nieuwe boeken over ons. De tijd begon echter te dringen, want het was al na vieren en ik wilde vanavond Fectio zien te bereiken. Dus ploeterde ik voort in de warmte, blij met de zonnehoed op mijn hoofd terwijl mijn helm aan een koord bungelde. Zo kwam ik langs Cothen, de vindplaats van een Romeins schip, en langs Werkhoven, waar een groot en indrukwekkend grafmonument is gevonden.

vechten-wachttorenUiteindelijk wist ik ’s avonds om 10 voor 8 Fectio (Vechten) te bereiken. Dit castellum was extra groot en bevatte mogelijk ook het hoofdkwartier van de Rijnvloot, de Classis Germanica. Er is inderdaad een schip teruggevonden dat vermoedelijk bij deze vloot hoorde, evenals een groot militair grafveld. De funderingen van het castellum zelf zijn goed zichtbaar aangegeven en bovendien staat er ook nog een wachttoren met mijlpaal! Onder deze omstandigheden voel ik me hier wel thuis.  Wel ben ik benieuwd of iemand hier iets weet over de toestand morgen in Hoge Woerd. Het zal wel weer een warme dag worden, maar ik hoop dat het er verder niet warm aan toe zal gaan…

Lucius Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

De Noordzee wijd en koud: Romeinse kustverdediging

kustSalvete, amici! De Romeinenweek nadert en misschien wisten jullie het al, maar dit jaar staat hij in het teken van de Romeinen en het water! De afgelopen maanden heb ik me hier flink op zitten voorbereiden in mijn blogs: eerst de scheepvaart, toen de badhuizen en vervolgens de waterwerken en infrastructuur. Maar de Romeinse verhouding tot het water houdt natuurlijk niet op bij de rivieren, zoals jullie in deze Lage Landen ongetwijfeld weten. Er is ook nog zoiets als de zee. De koude Noordzee is bij de Romeinen niet erg populair, want zo’n duidelijk verschil in eb en vloed blijft een beetje griezelig als je het niet gewend bent. (De Mare Nostrum of Middellandse Zee kent dit nauwelijks.) Om van die gevaarlijke wadden vol zandbanken nog maar helemaal te zwijgen…

Veldtochten van Drusus in Germania. De afbeelding van het Flevomeer is niet geheel juist, daar dit meer "ingesloten" was.
Veldtochten van Drusus in Germania. De afbeelding van het Flevomeer is niet geheel juist, daar dit meer “ingesloten” was.

Drusus en zijn troepen hebben dat geweten! In 12 v. Chr. maakte hij een tocht naar het noorden (zie mijn stukje over de infrastructuur en het water). De Noordzee vermeed hij daarbij zoveel mogelijk, door met zijn vloot via het Flevomeer te gaan. De onderwerping van de Frisii gaf weinig problemen, waarna de vloot de Waddenzee op voer en naar het oosten ging. De Friese oosterburen waren de Chauken, die woonden rondom de Eemsmonding (het moderne Oost-Friesland, in Duitsland). Net als de Frisii woonden veel Chauken op terpen aan de kust, tot verbazing van de Romeinen uiteraard. Zij waren wat minder vriendelijk, maar van enorme oorlog was hier nog geen sprake. Het ging meer om een verkenning. Toen Drusus in het najaar echter besloot terug te gaan brak er op de Waddenzee een storm uit en liepen veel schepen vast op de Waddenzee, zodat er Friese hulp nodig was om veilig terug te keren. Er bleven wat troepen achter in de Friese landen, mogelijk bij Winsum en bij Velsen, maar het zou lang duren voor het Romeinse gezag ten noorden van de Rijn voet aan de grond kreeg.

Net als de Frisii woonden de Chauken op terpen. De Romeinse schrijver Plinius begreep daar zo weinig van dat hij het terpvolk "ellendig" noemde en hen met schipbreukelingen vergeleek.
Net als de Frisii woonden de Chauken op terpen. De Romeinse schrijver Plinius begreep daar zo weinig van dat hij de terpbewoners “ellendig” noemde en hen met schipbreukelingen vergeleek.

Pas in 4 na Chr. werd de onderwerping van de Chauken hernieuwd door Tiberius, overigens zonder slag of stoot. In 5 na Chr. ondernam hij een nieuwe grote expeditie tegen de Germaanse noordkust. De Romeinse vloot voer vanuit de Rijndelta via het Flevomeer de Waddenzee weer op. Een deel voer zelfs om Denemarken heen naar de Oostzee. De Chauken toonden zich hierbij weer bereid om vriendschap te sluiten met de Romeinen en leverden ook hulptroepen, die met hun lange gestalte veel indruk zouden hebben gemaakt. De Chauken lijken geen deel te hebben genomen aan de Slag bij het Teutoburgerwoud, al waren de legioenen van Varus wel het woud in gelokt met het verhaal dat er opstand was onder de troepen in het Chaukische land. Tijdens de wraaktochten van Germanicus, tussen 12 en 16 na Chr., werden de Chauken weer vrij moeiteloos onderworpen. Een terugtocht in 15 na Chr. liep helemaal mis met opnieuw een storm op de Waddenzee. De schepen raakten elkaar kwijt en meerdere werden vernield of op het droge geworpen, zodat menig soldaat als schipbreukeling eindigde. Germanicus zelf bereikte echter Chaukische grond, waar hij veilig kon afwachten en de terugtocht en reddingsacties kon coördineren.

Door het Kanaal van Corbulo kon de vloot gemakkelijker tussen Rijn en Maas op en neer varen, zonder steeds die enge Noordzee op te hoeven. Dat alles om piraterij tegen te gaan.
Door het Kanaal van Corbulo kon de vloot gemakkelijker tussen Rijn en Maas op en neer varen, zonder steeds die enge Noordzee op te hoeven. Dat alles om piraterij tegen te gaan.

Tot nu toe dus weinig “negatiefs” over de Chauken. Maar na de tochten van Germanicus lijkt het alsof zij zich nog maar weinig van de Romeinen aantrokken. Misschien speelt de Friese opstand van 28 na Chr. hier een rol in. In 41 na Chr. gaf keizer Claudius gouverneur Secundus in elk geval de opdracht om de Chauken te bevechten. Tot ieders verrassing werd daar een legioensadelaar uit de Slag bij het Teutoburgerwoud teruggevonden! Hoe die daar terechtgekomen was blijft onduidelijk, maar het is zeker dat de Chauken geen betrouwbare bondgenoten meer waren. Dat bleek al wel helemaal in 46 na Chr., toen een Cananefaatse deserteur genaamd Gannascus zich aan het hoofd van een grote bende piraten schaarde. De meeste van hen waren waarschijnlijk Chauken en Frisii, die in zeewaardige kano’s langs de kust voeren en zo de Rijndelta plunderen konden. Toen de nieuwe gouverneur Corbulo het jaar daarop in dienst trad, maakte hij er echter korte metten mee door alle waterwegen uit te kammen en een veldtocht naar het noorden te houden. Dat hij Gannascus tijdens zogenaamde onderhandelingen liet doden deed de boel bijna tot een grote oorlog escaleren, maar keizer Claudius stond dit niet toe. Corbulo beveiligde het land vervolgens door het aantal forten aan de Oude Rijn (Caligula had er al enkele laten bouwen) uit te breiden en meer wachttorens te bouwen. Ook liet hij een kanaal graven tussen de Rijn en de Maas.

Lugdunum bij de monding van de Rijn (Katwijk dus) is vermoedelijk al door Caligula gebouwd.
Lugdunum bij de monding van de Rijn (Katwijk dus) is vermoedelijk al door Caligula gebouwd.

Daarmee was het natuurlijk nog steeds uitkijken geblazen. Toch bleef het lange tijd relatief rustig. De Chauken lieten in 58 weer duidelijk van zich horen toen ze de Ampsivariërs van de Eemsmonding verdreven. In 69 sloten zij zich ook aan bij de Bataafse Opstand. Toch zijn dit allemaal meer zaken op het land dan van over zee. Pas in de 2e eeuw begonnen de Romeinen er echt over te denken om de westkust systematischer te beveiligen. Het beroemdste voorbeeld hiervan is natuurlijk Lugdunum (Katwijk-aan-zee), ook wel bekend als de Brittenburg. Van de forten aan de Nederlandse kust is dit misschien wel het oudste. Maar vanaf keizer Hadrianus werden er meer plannen gemaakt. De voornaamste reden hiervan was misschien nog niet zozeer het voorkomen van een aanval over zee (die richtte zich immers vaker op de rivieren dan op de kust) maar het toezicht houden op de handel met Brittannia. Andere voorbeelden van forten die in de loop der jaren langs de kust werden gebouwd zijn het bekende mini-fort Ockenburgh (Den Haag), Goedereede, Aardenburg (in Zeeuws-Vlaanderen) en De Roompot (Domburg). De meeste van deze forten zijn op den duur in de golven verdwenen omdat de kustlijn in de loop der eeuwen flink veranderde.

Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het werd bezet tussen 150 en 180 en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 rutiers.
Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het werd bezet tussen 150 en 180 en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 ruiters.

De zorgen waren toch niet helemaal onterecht. In 167 vielen de Chauken weer aan en plunderen het Rijn- en Scheldegebied heftiger dan ooit tevoren. Wellicht was de bouw van sommige kustforten hier een reactie op. Aardenburg is bijvoorbeeld in rond 175 gebouwd, al werd het na ongeveer een halve eeuw om onduidelijke redenen weer ontruimd. Opvallend is dat rond 175 de legerplaats op de Hunnerberg (Nijmegen) definitief werd ontruimd en Fectio (Vechten) meer het centraal commandopunt van de Rijndelta werd: dit was de plaats waar de Classis Germanica of Rijnvloot haar thuisbasis had. Die verschuiving van de aandacht naar de vloot en de kustlijn is te begrijpen. In 172 hadden de Chauken Gallia Belgica aangevallen: deze provincie lag, in tegenstelling tot Germania Inferior, niet aan de grens van het rijk en bevatte dus veel minder troepen. Hele steden waren verwoest en onder de bevolking brak paniek uit. De toenmalige gouverneur Didius Julianus (die later nog heel even keizer was) had dus een goede reden om aan de kustforten te werken. De Chauken hadden dus flink wat teweeggebracht. Kleine invallen, opstootjes en roversbenden waren niets nieuws, maar dit…!

Gereconstrueerde fundering van het castellum Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen, het zuidelijkste kustfort in Nederland.
Gereconstrueerde fundering van het castellum Aardenburg in Zeeuws-Vlaanderen, het zuidelijkste kustfort in Nederland.

Ja, het kostte veel moeite om de boel weer onder controle te krijgen. De Chauken hadden toch wel aangetoond dat veiligheid niet vanzelfsprekend is. Rond 260-265 moet Aardenburg (dat overigens niet in Germania Inferior maar in Gallia Belgica lag) weer even in gebruik zijn geweest, toen Postumus zijn eigen Gallische Rijk probeerde te verdedigen. Toen het Gallische Rijk weer door Rome werd heroverd werd de boel echter weer grondig verwaarloosd en werd Aardenburg weer verlaten. De Chauken werden tegen die tijd niet meer genoemd omdat zij in Romeinse ogen waren opgegaan in een groter verband: dat van de Saksen. Zij waren de nieuwe schrik van de Noordzee, die maar moeilijk te temmen bleef.

Voor wie meer wil weten over de Romeinse kust: momenteel is er in het Rijksmuseum van Oudheden een fraaie tentoonstelling te bezichtigen. Kijk op www.rmo.nl! Voor het programma van de Romeinenweek is er www.romeinenweek.nl. En vergeet niet mij te volgen op twitter.com/OctaviusRomein!

Corbulo: piratenjacht, een kanaal en de limes (46 t/m 51 na Chr.)

aanvalOf de militaire onderneming van keizer Caligula nu een dolkomisch fiasco of slechts een voorbereidende oefening was, de rust in ons land leed er niet onder. Caligula zelf kwam het jaar daarop al gruwelijk aan zijn einde toen zijn eigen lijfwacht zich tegen hem keerde. Hoewel het principaat hiermee eventjes wankelde, werd de republiek uiteindelijk niet hersteld en kwam Caligula’s timide en intellectuele oom op de troon. De nieuwe keizer, Claudius, was een broer van de vroegere veldheer Germanicus en dus ook een zoon van Drusus. In 43 na Chr. begon Claudius zich alsnog op te maken voor de Romeinse invasie van Brittannia. De onderneming werd een succes en de Romeinen stootten ver op het eiland door. Ook dit zou effect hebben voor de bevolking van ons land, waar immers veel mannen bij de hulptroepen dienden. Zeker wat betreft de Bataven, die wel acht cohorten aan infanterie leverden en een ruiterafdeling! Geen wonder dan ook dat zij van verdere belasting waren vrijgesteld. De Cananefaten daarentegen leverden weliswaar veel minder hulptroepen, maar toch… En hoewel veel van deze hulptroepen gewoon dienden bij de grensbewaking en militaire acties van Germania Inferior, wat in feite nog een militair district was, zouden op den duur meerdere van hen ook deelnemen aan expedities in Brittannia. Manschappen genoeg en in Germania Inferior was het toch rustig… dacht men.

chauci
Stammen rond de Noordzee in 150 na Chr. Een groot verschil met een eeuw eerder is dat de Ampsivariërs rond 50 na Chr. nog als buren van de Chauken golden. (De moderne kustlijn is weergegeven. In de Romeinse tijd was deze met name op Nederlands terrein zeer anders.)

Enkele jaren later werd de rust in de Rijndelta ernstig verstoord door een dreiging vanaf zee. Het land van de Chauken, het gebied rondom de Eemsmonding in het tegenwoordige Oost-Friesland, stond bekend als een waar piratennest. Vrij regelmatig voer er een ploeg zeerovers uit, vermoedelijk in kano’s, niet alleen om schepen aan te vallen, maar vooral ook om de dorpen te plunderen die langs de kust stonden. Ook nederzettingen langs de rivieren konden op het programma staan. Het was dan ook niet voor niets dat er af en toe Romeinse schepen als een soort waterpolitie op de rivieren patrouilleerden. Maar in het jaar 47 waren de plunderingen erger dan ooit. Het ging blijkbaar om een flink grote troep van Chaukische en ook Friese zeerovers, onder leiding van ene Gannascus. Gannascus was zelf geen Chauk of Fries maar een Cananefaat uit de hulptroepen. Toen in 46 na Chr. de Romeinse legaat Sanquinus Maximus overleed, was hij gedeserteerd en naar het noorden gevlucht. Daar had hij handig gebruik gemaakt van het tijdelijke machtsvacuüm en zijn kennis van alle waterwegen in de delta. Bovendien kende hij, net als Arminius, natuurlijk de Romeinse strategieën en de sterke en zwakke punten daarvan. Dat maakte deze troep piraten veel gevaarlijker en driester dan ooit tevoren. Het castellum Praetorium Agrippinae (Valkenburg) werd waarschijnlijk zelfs door hen platgebrand!

De zogenaamde "pseudo-Corbulo" uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.
De zogenaamde “pseudo-Corbulo” uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.

Uiteraard kon zoiets niet ongestraft blijven. De plunderaars hadden hun hand overspeeld en toen de opvolger van Sanquinus arriveerde liet hij dat merken ook. Gnaeus Domitius Corbulo, wiens dochter vele jaren later de vrouw van keizer Domitianus zou worden, werd de nieuwe legatus Augusti pro praetore (provinciale bevelhebber) en ging zo snel hij kon over tot actie. Om de wateren helemaal vrij van piraterij te maken, liet hij ze helemaal uitkammen. De kleinere schepen werden de kreken, zijriviertjes en wadden op gestuurd, terwijl de grotere schepen van de Rijnvloot opdracht kregen de Rijn af te varen. Zo werden de nog aanwezige piraten verjaagd of te grazen genomen. Verder deed Corbulo alles om de blijkbaar nogal ingeslapen troepen wakker te schudden, middels veel training en streng optreden. Twee soldaten die bij de zware opbouw van een dagmarskamp hun zwaarden hadden afgedaan zouden zelfs door hem geëxecuteerd zijn. Nadat de waterwegen gezuiverd waren trok Corbulo namelijk noordwaarts met vloot en leger. Het land van de Frisii werd weer bezet, waarbij de stam opnieuw gedwongen werd het Romeinse oppergezag te erkennen en gijzelaars te leveren. Het Friese grondgebied werd officieel afgebakend, er werd een nieuw fort gebouwd (wellicht op de plaats waar Flevum gestaan had, al is dit niet zeker) de hoofdmannen werden afgezet en er werd een Romeins ambtelijk bestuur en rechtssysteem ingevoerd. In feite was de onderwerping van de Frisii hernieuwd.

Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kanos'.
Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kano’s.

Gannascus was echter niet op zijn achterhoofd gevallen en hij was dan ook niet in onveilig gebied blijven hangen. In plaats daarvan had hij zich op het Chaukische grondgebied teruggetrokken. Corbulo zond de stam bericht dat hij ook hun onderwerping eiste. Hun hoofdmannen en Gannascus verklaarden zich toen bereid tot onderhandelen en Corbulo stuurde dan ook een afvaardiging naar de Chauken toe. Toen bleek echter dat de Romeinen niet erg eervol omsprongen met een deserteur en piraat: de onderhandelingen bleken een vals voorwendsel om het gebied binnen te komen en de booswicht te pakken te krijgen. Gannascus werd dan ook door de afgezanten vermoord. In Corbulo’s ogen was deze actie wellicht te rechtvaardigen, maar de Chauken waren woedend. Volgens zowel Germaanse als Romeinse gebruiken waren onderhandelaars en afgezanten in feite onschendbaar, zodat deze moord gezien kon worden als een grove wandaad en belediging. Onnodig te zeggen dat elke vorm van onderhandelingen werden afgebroken. Corbulo maakte zich op voor een grote strafexpeditie tegen de Chauken. Maar toen werd hij tegengehouden.

De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.
De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.

Keizer Claudius wenste een stabiele Rijngrens. De verovering van Brittannia had prioriteit en hij kon zich niet veroorloven dat de rijksgrens bedreigd zou worden. Dat kon immers grote gevolgen hebben voor de situatie in Gallië en dat was allerminst een prettig vooruitzicht. Corbulo werd dan ook teruggefloten en kon niet anders dan gehoorzamen. Na zijn offensieve daden ging hij nu terug naar een defensief beleid. De Frisii werden vermoedelijk niet langer bezet, omdat Claudius de Rijn als grens verkoos. Wel hebben zij vermoedelijk een soort vazalstatus gehad: de Romeinse instellingen hielden er geen stand, maar wel leverden zij nog wat schatting en hulptroepen, waarbij overigens niet duidelijk is hoe lang dit precies heeft standgehouden. Het drama onder Gannascus indachtig, versterkte Corbulo de Rijngrens in het westen, van de kust tot aan Fectio. Ten oosten daarvan was de toestand aanzienlijk stabieler, mede door de beperkte bewoning van de Veluwe, zodat dit hier nog niet nodig werd geacht.

Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg.
Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg,waar tegenwoordig een openbaar park aan het fort herinnert.

In het westen werd de grenscontrole echter versterkt door massale houtkap en de bouw van castella op strategische punten, zoals bij watersplitsingen of grote bochten in de Rijn. Elk castellum bevatte een cohort van zo’n 500 hulptroepen, met uitzondering van Fectio dat de vlootbasis was en derhalve een stuk groter was. De castella werden verbonden door de Romeinse hoofdweg die langs de Rijn liep. Die hoofdweg werd bewaakt door wachttorens, doorgaans met een onderlinge afstand van zo’n 800 à 1500 meter, bemand door minimaal vier soldaten. Zo ontstond er een netwerk van posten die elkaar in geval van nood snel konden waarschuwen. Kleine bendes konden door de cohorten gemakkelijk worden tegengehouden. Vermoedelijk was deze grensverdediging, die wij de Romeinse limes noemen, in de tijd van Corbulo nog niet zo optimaal als een halve eeuw later, maar de basis was nu definitief gelegd. De Romeinen zelf spraken overigens niet van een limes maar van de ripa Rheni (Rijnoever).

Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.
Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.

Het beroemdste werk van Corbulo werd echter zijn kanaal, ook wel de Fossa Corbulonis of Corbulogracht genoemd. Het Kanaal van Corbulo diende om de Rijn en de Maas in Zuid-Holland te verbinden, zodat Romeinse schepen de woelige Noordzee zoveel mogelijk konden vermijden. Volgens Tacitus deed Corbulo dit vooral om de soldaten bezig te houden, wat impliceert dat dit dus na de veldtocht in het noorden gebeurde. Het lijkt er echter ook op dat het wel degelijk gaat om de efficiëntie van de grensbewaking te verhogen en het is niet ondenkbaar dat het een onderdeel was van zijn strijd met de piraten. Door het kanaal konden immers niet alleen handelsschepen maar ook militaire schepen sneller heen en weer. Dit voor schepen die goederen of materiaal aan de forten af kwamen leveren, maar uiteraard ook voor de Romeinse marine.

Standbeeld van Corbulo in Voorburg.
Standbeeld van Corbulo in Voorburg.

Waarschijnlijk liep het kanaal van Matilo (Leiden-Roomburg) naar Helinium (mogelijk Naaldwijk). Het betrof geen volledig nieuwe waterweg, maar eerder de verbinding van al bestaande beken en zijriviertjes. Niet alleen was het goed voor de militaire logistiek, maar ook voor de handel! Het administratief centrum van het Cananefaats grondgebied werd aan het kanaal ingericht, waar het uiteindelijk tot een klein Gallo-Romeins stadje zou uitgroeien, op de plaats waar nu Voorburg ligt. Piraterij en kleine invallen waren niet voorgoed uitgebannen, maar de middelen om het te bestrijden waren veel effectiever aan het worden. Corbulo zelf werd voor zijn werk als triomfator in Rome onthaald. Zijn carrière zou hem later naar het oosten van het rijk voeren, waar hij de Parthen met succes bevocht. Helaas kwam hij ongelukkig aan zijn einde. Toen in 67 een opstand in Judaea uitbrak, stuurde keizer Nero Vespasianus erheen en riep Corbulo juist terug. Nero was hem namelijk gaan wantrouwen omdat zijn eigen schoonzoon bij een samenzwering betrokken was geweest. Na zijn ontmoeting met de keizer werd de veldheer gedwongen tot zelfmoord.

Caligula in Katwijk? (39-40 na Chr.)

Buste_en_marbre_CaligulaNa de wraaktochten van Germanicus werden de expedities achter de Rijn niet voortgezet. De Opstand der Frisii maakte vermoedelijk ook een einde aan de Romeinse invloed in het tegenwoordige Noord-Holland, zodat de grens geconsolideerd werd en er een jarenlange periode van relatieve rust volgde. Tiberius, die zich als een verbitterde en wrede keizer had ontpopt, overleed in 37 na Chr. Hij werd opgevolgd door zijn achterneef Gaius, beter bekend onder de bijnaam Caligula. Hij was de laatste overlevende zoon van Germanicus en dus de kleinzoon van Drusus. Zijn naam had hij te danken aan het feit dat hij in de tijd van Germanicus’ militaire operaties als klein kind met zijn moeder in het militaire hoofdkwartier had gewoond (hij was geboren in 12 na Chr.), waarbij zijn vader hem een wapenrusting op kindermaat had gegeven, compleet met twee kleine caligae, de hoge sandalen van de soldaat.

De door Romeinse soldaten gedragen caliga, de stevige kruising tussen laars en sandaal, beslagen met ijzeren noppen tegen slijtage van de zool. In het Latijn geldt het gebruik van "ul" als op-één-na-laatste lettergreep als verkleinwoord ("-tje"). Caligula betekent dus "soldatenschoentje".
De door Romeinse soldaten gedragen caliga, de stevige kruising tussen laars en sandaal, beslagen met ijzeren noppen tegen slijtage van de zool. In het Latijn geldt het gebruik van “ul” als op-één-na-laatste lettergreep als verkleinwoord (“-tje”). Caligula betekent dus “soldatenschoentje”.

Hoewel Caligula’s regering in eerste instantie door het volk, dat Tiberius meer dan beu was, als een verlossing werd ervaren, bleek hij uiteindelijk geen stabiele keizer. Op een vrij jonge leeftijd had hij veel te abrupt zoveel macht gekregen, waarbij hij net als Tiberius een schrikbewind voerde onder de senatoren, met name na een ziekbed dat hem aan zijn eigen sterfelijkheid had herinnerd. In de daden van Caligula worden ook tekenen van grootheidswaan gezien, wat te vergelijken valt met de romantische trekken van zijn vader, maar dan veel extremer. Wellicht dat de roemvolle verhalen over zijn vader, grootvader en oudoom hem naar het hoofd stegen, net als de triomfen van keizer Augustus en Julius Caesar (met wie hij overigens zijn naam deelde). Caligula droomde van militaire triomfen, maar was hier zelf waarschijnlijk allerminst capabel voor. Toch hebben wij aan zijn vreemde plannen een mooi verhaal overgehouden.

De aquilifer van het Tiende Legioen zou bij Caesars inval in Brittannia als eerste van boord gesprongen zijn, daarmee de aarzelende soldaten overhalend dit ook te doen zodat de adelaar veilig bleef.
De aquilifer van het Tiende Legioen zou bij Caesars inval in Brittannia als eerste van boord gesprongen zijn, daarmee de aarzelende soldaten overhalend dit ook te doen zodat de adelaar veilig bleef.

In het jaar 39 vielen de Chatti Germania Superior binnen, waar zij echter vrij snel al verdreven werden door legaat Servius Sulpicius Galba, de man die 29 jaar later vanuit Spanje naar Rome zou marcheren en enkele maanden keizer zou zijn na de dood van Nero. Waarschijnlijk was de inval voor Caligula de aanleiding om dat jaar de landen uit zijn kindertijd weer op te zoeken. Caligula leidde een strafexpeditie over de Rijn, welke enig succes zou hebben gehad. Vervolgens richtte hij zijn pijlen echter op ander gebied: Brittannia. Het eiland was tijdens de Gallische Oorlog voor het eerst binnengevallen door een Romeinse legermacht, maar de eerste veldtocht was door het slechte weer op zee geen succes geweest en de tweede was door de Britten afgeslagen. Pas bij de derde poging had Julius Caesar de Britse coalitie onder leiding van Cassivellaunus verslagen, waarna er een verdrag was gesloten en de verslagen stammen gijzelaars en schatting geleverd hadden. Vervolgens waren alle Romeinen er weer vertrokken, zodat het nog maar de vraag is of er ook maar één cent aan schatting betaald is. In elk geval was Brittannia dus onafhankelijk gebleven – menig Gallische opstandeling was er nog eens naar uitgeweken. Als Caligula erin zou slagen het eiland te veroveren, zou dat betekenen dat hij slaagde waar Caesar gefaald had.

Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.

Trots als men graag is op zijn vaderlandse geschiedenis, is men er in Nederland traditioneel vanuit gegaan dat Caligula zich voor zijn invasieplannen naar het huidige Katwijk begeven heeft. De teksten spreken echter vooral van “de Gallische kust”, waarbij andere plaatsen zoals Boulogne-sur-Mer, aan het Kanaal, dus ook logische kandidaten zijn. Het lijkt er echter wel op dat er rond deze tijd militaire bouwprojecten aan de gang geweest zijn in ons land. Vermoedelijk is het castellum van Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH) rond deze tijd gebouwd. Ook van Laurium (Woerden) zijn er sterke aanwijzingen dat het fort rond deze tijd gebouwd is en ook van Albanianae (Alphen aan den Rijn) en het castellum op de Hoge Woerd in De Meern (mogelijk heette dit castellum Fletio) wordt vermoed dat de eerste constructie rond deze tijd plaatsvond. Opmerkelijk is dat er waarschijnlijk ook gebouwd werd aan Fectio, de grote basis van de Classis Germanica, de vloot van Germanië, wat een verzameling van manschappen en schepen doet vermoeden. Het castellum bij Velsen, aan het IJ, dat waarschijnlijk Flevum heette, lijkt ook weer in gebruik te zijn geweest. Allemaal zaken die duiden op een verhoogde militaire activiteit.

In het Britse jeugdprogramma Horrible Histories wordt Caligula's "veldtocht" op de hak genomen.
In het Britse jeugdprogramma Horrible Histories wordt Caligula’s “veldtocht” op de hak genomen.

Volgens het verhaal zou de hele veldtocht zijn uitgelopen op een lachwekkend debacle, waarbij hij de soldaten schelpjes liet rapen op het strand, die vervolgens als oorlogsbuit van strijd tegen de zee moesten worden meegenomen. Verder liet hij naar het schijnt pijlen in de zee schieten. Ook zou hij voor zijn triomftocht Gallische gladiatoren hebben willen opvoeren als krijgsgevangenen van de veldtocht, al lijkt het erop dat het zover niet gekomen is. Menig Romeins schrijver zag dit vreemde verhaal als een bewijs van Caligula’s krankzinnigheid, maar tegenwoordig probeert men rekening te houden met meer logische verklaringen. Volgens bepaalde versies van het verhaal zou Caligula wel degelijk zijn uitgevaren, maar zijn omgekeerd toen hij merkte dat de andere schepen hem niet volgden. In deze formulering klinkt dat nogal komisch, maar indien het werkelijk het geval is geweest zou dat gelden als muiterij. Wellicht zou dat verklaren waarom de invasie geen doorgang vond, waarbij de opdracht om dan maar schelpen te rapen misschien gold als een soort vernederende straf voor de soldaten die de zee niet op durfden.

Op veel munten lijkt Caligula als militair triomfator te worden neergezet. Dat zou kunnen betekenen dat zijn werk aan de Gallische kust toch niet zo idioot was als men beweerde.
Op veel munten lijkt Caligula als militair triomfator te worden neergezet. Dat zou kunnen betekenen dat zijn werk aan de Gallische kust toch niet zo idioot was als men beweerde.

Een andere mogelijkheid is dat het om niet veel meer ging dan een verkenningsmissie of een oefening in het verplaatsen van een grote hoeveelheid soldaten, als voorbereiding op een latere echte veldtocht (die tijdens Caligula’s leven overigens niet meer plaatsvond, want al in 41 na Chr. werd de jonge keizer vermoord). Het “bevechten” van de zee zou zelfs een soort godsdienstig ritueel kunnen zijn geweest. Ook zijn er theorieën dat er helemaal geen sprake is van het letterlijk rapen van schelpen. Het is mogelijk dat met het woord iets in figuurlijke zin bedoeld wordt, dat men echter letterlijk is gaan nemen. Misschien stond de term “zeeschelpen” wel voor schepen die op het Kanaal of de Noordzee werden buitgemaakt: schepen van de Britten of van Germaanse zeerovers. Er is zelfs een theorie dat het woord staat voor vrouwelijke genitaliën, wat kan duiden op grootschalig bordeelbezoek door de soldaten… of erger…

Katwijk
Bij de monding van de Oude Rijn, in Katwijk, staat een monument voor Caligula’s “strijd” met de zee.

Hoe het precies gegaan is, zullen we wel nooit helemaal zeker weten. En hoe onzeker Caligula’s aanwezigheid in ons land dan ook is, men kon het toch niet laten om een monument voor de gebeurtenis te plaatsen in Katwijk, vlakbij de monding van de Rijn. Dit ondanks de zeer beruchte reputatie van Caligula en de wijze waarop de Romeinse geschiedschrijvers het verhaal als pure waanzin hebben uitgelegd. Tot slot nog één enkele aanwijzing waarom het allemaal in Zuid-Holland zou hebben kunnen afspelen. Volgens Tacitus verwierf een hoofdman aanzien onder zijn volk door de spot te drijven met Caligula’s belachelijke onderneming. Die hoofdman was een Cananefaat.