Het laatste herstel van Germania Secunda: Julianus en Valentinianus (355 t/m 378 na Chr.)

Frankish_FoederatusIn 355 was het al een tijd onrustig aan de Rijngrens. Een deel ervan werd bewoond door de Franken, die zich met enige regelmaat opstandig hadden getoond en de laatste tijd ook weer op oorlogspad waren, zoals tal van andere Germanen met hen. Ook de Saksen roerden zich en de Alemannen waren ver in Gallië doorgedrongen. Zo onderhand moest er echt iets gebeuren, maar keizer Constantius II richtte zijn aandacht op het oosten van het rijk. Maar uiteindelijk besefte de keizer dat een ingrijpen in het westen echt nodig was. Competente generaals waren er wel, maar een bloedverwant als symbolische bevelhebber zou ongetwijfeld het moreel van de troepen opkrikken.

JulianusII-antioch(360-363)-CNG
Een munt van keizer Julianus. Zijn baard is nogal opvallend omdat de meeste keizers in de 4e eeuw gladgeschoren waren. Julianus verlangde dan ook terug naar de tijden van de Adoptiefkeizers.

Constantius vond die bloedverwant in de vorm van zijn neef Julianus. Die zou zeker een symbolische leider zijn, want zijn ervaringen in het leger en bestuur waren nogal beperkt: hij had zich meer beziggehouden met studies in letterkunde, Griekse cultuur en filosofie. Als het meezat zou hij dus niet al te machtig worden, zodat Constantius hem met een gerust hart tot Caesar (onderkeizer) benoemde op 6 november 355. Julianus zou vooral de militaire leiding van Gallië op zich nemen, terwijl de ambtenaren nog steeds aan Constantius zouden beantwoorden. Al snel ging Julianus met frisse moed aan de slag: hij bevrijdde Keulen in de zomer van 356 en wist verdragen te sluiten met de Franken achter de Rijn. In 357 stelde hij ook de Alemannen buiten gevecht: hij trok de Rijn over en dwong daar gehoorzaamheid af.

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!
Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!

Toen gebeurde er iets onvoorziens. Severus, het hoofd van de cavalerie, was voor zijn terugtocht uit Keulen niet via Trier gereisd maar via Iuliacum (Gulik) en Mosae Traiectum (Maastricht). Bij de Maas was hij onverwachts op 600 gewapende Franken gestuit. Zij hadden van de oorlog tussen de Romeinen en Alemannen gebruik willen maken om de het land rondom de Maas te plunderen en Maastricht in te nemen. Het nieuws van de naderende Romeinen had hen doen omkeren, maar Severus had nu zonder het te weten hun terugweg afgesneden. Daarom verschansten zij zich in twee oude, verlaten forten. Toen Julianus hoorde dat Severus deze Franken daar belegerde, was het al november. Toch besloot hij niet naar het winterkamp te gaan met het leger, maar Severus te hulp te komen. Met een wal liet hij de forten omsluiten. Het beleg duurde enkele maanden terwijl de winter inviel. Julianus liet schepen over de Maas heen en weer varen zodat de rivier niet dichtvroor en de Franken dus niet over het ijs konden ontsnappen. Eind januari 358 gingen de belegerden dan ook door de knieën. Net op tijd, want er naderden Frankische versterkingen. Toen die echter van de overgave hoorden keerden ze onverrichter zake om.

Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.
Een klein standbeeld voor Julianus in Tongeren herinnert aan zijn grote rol in de Romeinse strijd met de Franken aldaar. De stad onderging veel schade door de oorlogen.

De brutaliteit van de Franken riep om vergelding dus trok Julianus er in het voorjaar van 358 opnieuw op uit. De Salische Franken woonden op dat moment in Toxandrië, in Noord-Brabant, waar zij waarschijnlijk rond 350 waren doorgedrongen terwijl Magnentius probeerde de troon te veroveren en daarmee de Rijn verwaarloosd had. Zij deden daar praktisch wat ze wilden en waren een ernstig probleem voor de scheepvaart over de Rijn. Julianus liet zijn 200 schepen tellende vloot met nog eens 400 uitbreiden. Zelf ging hij vanuit Parijs naar het noorden. Bij Tongeren kwam hij Frankische onderhandelaars tegen, die gehoopt hadden de veldtocht te voorkomen (niet wetende dat deze al begonnen was). In de onderhandelingen probeerden de Salische Franken Julianus zover te krijgen hen in Toxandrië te laten wonen, want achter de Rijn waren vacante gebieden onmiddellijk weer opgevuld door nieuwkomers. Het was een lange onderhandeling, maar uiteindelijk stuurde Julianus de gezanten met de nodige eerbewijzen weer noordwaarts. In plaats van af te wachten volgde hij hen echter langs de Maas, terwijl Severus langs de linker Rijnoever trok. Het werd een verrassingsaanval die Julianus won. Toch stond hij de verslagen partij toe in Toxandrië te blijven wonen als foederati. Zo kwam het dat een groot deel van Germania Secunda en Belgica nu bewoond werd door amper geromaniseerde Germanen, hetgeen wellicht aan de moderne Belgische taalgrens bijgedragen heeft. [N.b.: Voor een wat genuanceerdere uitleg, zie de reacties hieronder.]

De Peutinger kaart (middeleeuws kopie van een laat-Romeinse kaart) vermeld ten noorden van Batavia (het Nederlands rivierengebied) "Hamavi qui et Pranci", wat erop duidt dat de Chamaven onder de Franken gerekend werden.
De Peutinger kaart (middeleeuws kopie van een laat-Romeinse kaart) vermeld ten noorden van Batavia (het Nederlands rivierengebied) “Hamavi qui et Pranci”, wat erop duidt dat de Chamaven onder de Franken gerekend werden.

Maar de Franken waren geen eenheid. Dat de Saliërs onderworpen waren, wilde niet zeggen dat Julianus’ werk klaar was. Nu richtte hij zich op de Chamaven. Deze naam had van oorsprong gestaan voor een stam achter de Rijn, die in de Achterhoek en het zuiden van Twente had gewoond, maar die in de 4e eeuw onder de Franken gerekend werd. Ook zij waren het rijk binnengedrongen en woonden nu waarschijnlijk op de Betuwe of in Opper-Gelre, nadat de Saksen hen hadden opgejaagd. Door schepen te bouwen hadden ze naar een westelijker deel van de Rijn kunnen uitwijken: de oostelijke Ripuarische Franken waren een hindernis geweest, maar de Saliërs lieten hen ongemoeid. Julianus gaf het bevel om de Chamaven zo hard mogelijk te bevechten maar vluchtende Saliërs met rust te laten. De Saliërs die nog op de Betuwe waren vluchtten nu zo snel mogelijk de Waal over naar Toxandrië. Nu de Chamaven het gebied voor henzelf hadden wensten zij verder geen oorlog, terwijl een aanval ook een veel te grote gok voor Julianus was.

De Frank Charietto bleek een zeer geschikte persoon om in te zetten tegen diverse Germaanse tegenstanders.
De Frank Charietto bleek een zeer geschikte persoon om in te zetten tegen diverse Germaanse tegenstanders.

Julianus vond een bondgenoot in Charietto, een Frank die zich na een lange tijd roven en plunderen in Trier had gevestigd en daarna op eigen gezag al tegen Germaanse invallers had gevochten. Charietto hanteerde hierbij de strategie om de vijand ’s nachts te overvallen en de hoofden van verslagen tegenstanders als oorlogsbuit mee te nemen. Dat joeg de Germanen veel schrik aan maar maakte Charietto erg populair in de Romeinse steden. Voor Julianus kwam het extra mooi uit omdat de Chamaven ook vaker ’s nachts dan overdag ten strijde gingen. Charietto bleek dus geknipt om de strijd te leiden en maakte tal van krijgsgevangenen, waaronder Nebisgastus, de zoon van de Chamaafse koning. Voor Julianus aan zijn eigen veldtocht beginnen kon vroegen de Chamaven al om vrede. In de onderhandelingen eiste Julianus om gijzelaars, onder wie Nebisgastus, die hij in goede staat aan de Chamaven toonde. Uiteindelijk werd afgesproken dat de Chamaven in het door hen veroverde land mochten blijven in ruil voor de gijzelaars, soldaten en een schatting in de vorm van koeien. Drie vervallen forten bij de Maas werden door Julianus hersteld, mogelijk die bij Maastricht, Heel (Catualium) en Blerick (Blariacum).

Het castellum van Meinerswijk (Arnhem), aan een zijtak van de Rijn, is jarenlang aangezien voor Castra Herculis. Ten onrechte, want er pasten hooguit 500 soldaten in.
Het castellum van Meinerswijk (Arnhem), aan een zijtak van de Rijn, is jarenlang aangezien voor Castra Herculis. Ten onrechte, want er pasten hooguit 500 soldaten in.

Zo leek het erop dat Julianus de orde weer voor een tijdje hersteld had. De rivieren en de grens werden bewaakt, zodat de bevoorrading vanuit Brittannië ook weer gewaarborgd was. Althans, dat dacht men. De bevoorrading van de troepen bleek nog steeds niet goed te werken, zodat er een oproer onder de soldaten ontstond. Er waren een hoop concessies nodig om de gemoederen te bedaren, zodat Julianus zijn strijd met de Alemannen kon voortzetten. Charietto stond hem hierin terzijde. In 359 zette Julianus het werk aan de defensie van de Neder-Rijn voort, met het doel de vestingen te herstellen en te zorgen voor een goede aanvoer en opslag van voedsel. De Germaanse foederati leverden zovele materiaal als ze konden, terwijl er grote hoeveelheden graan uit Brittannia kwamen. Eén van de volledig herbouwde kampen was Castra Herculis: traditioneel gaat men ervan uit dat dit bij Arnhem lag, maar dat lijkt onjuist aangezien in Arnhem-Meinerswijk enkel een castellum gevonden is en geen grote castra. Er zijn ook theorieën dat het nieuwe kamp in Nijmegen, op het Valkhof, de Castra Herculis was.

Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.
Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.

Vanuit Mainz drong Julianus tot ver achter de Rijn door tot vlakbij het rijk van de Bourgonden. Julianus, van oorsprong alleen bedoeld als een symbolisch leider, had de orde in feite beter weten te herstellen dan de meeste keizers in de afgelopen eeuw. De Alemannen en Franken waren voorlopig onderworpen en de scheepvaart was daarmee ook veiliggesteld: bovendien was scheepvaart goedkoper en sneller dan transport over de wegen, zodat dit ook de economie weer een kans gaf. De eerste nieuwe verstoring van de orde kwam dan ook niet van invallers, maar van Julianus’ eigen leger. Keizer Constantius II had in het oosten zijn handen vol aan de Perzen, zodat hij Julianus nu gelastte versterkingen te sturen. Eerst kreeg Julianus nog wel voor elkaar dat er een keurkorps vertrok, maar toen hij meer troepen sturen moest begonnen de soldaten te morren. Menigeen had een gezin in Gallië en voelde er niets voor om naar de andere kant van het rijk te gaan. Julianus deed de belofte dat vrouwen en kinderen mee mochten en liet de troepen in februari 360 naar Parijs komen, om hen daar op tegemoetkomende wijze toe te spreken. ’s Nachts sloegen de mannen echter aan het muiten: het paleis werd bezet en voor Julianus het goed en wel wist riepen zijn soldaten hem tot keizer uit, door hem de torque van een draconarius (laat-Romeins drakenvaandel) op het hoofd te zetten en hem in Germaanse stijl op het schild te heffen. Het volk schaarde zich hier achter.

Keizer Constantius II was helemaal niet blij dat Julianus tot keizer uitgeroepen werd, maar stierf voor de confrontatie. Een nieuwe burgeroorlog had Gallië weer ernstig bloot kunnen leggen!
Keizer Constantius II was helemaal niet blij dat Julianus tot keizer uitgeroepen werd, maar stierf voor de confrontatie. Een nieuwe burgeroorlog had Gallië weer ernstig bloot kunnen leggen!

Constantius zat hier uiteraard niet op te wachten en er dreigde een gewapende confrontatie. Toch besloot Julianus, die in dit geval tact verkoos, zich eerst op de Chattuarische Franken te richten, die hij bevocht door bij Xanten de Rijn over te steken. In 361 vielen de Alemannen echter weer aan. Julianus versloeg hen en maakte bekend dat zij door Constantius waren overgehaald om Gallië aan te vallen. Of dit waar is, is nog maar de vraag, maar het was een goede aanleiding om nu wél naar het oosten te marcheren. Charietto bleef achter om de Rijn te bewaken. Dat Constantius op 3 november 361 overleed voorkwam een burgeroorlog, maar zijn tijd als alleenheerser duurde maar kort. In 363 sneuvelde hij in Perzië. Zijn opvolger Jovianus, ten velde verkozen, regeerde nog geen jaar, maar de nieuwe keizer Valentinianus bood vanaf 364 weer stabiliteit.

De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.
De 5,11 meter hoge Colossus van Barletta, stelt mogelijk Valentinianus I voor, al zijn er meer opties.

Het opvallende is dat, toen Valentinianus het rijk weer in tweeën verdeelde, hij voor de verandering juist het westen onder zijn hoede nam! Misschien speelden de gevaren aan de Rijngrens een rol, want hij bevocht in de jaren daarna met name de Saksen, Bourgonden en Alemannen. In 365 vielen de laatsten Gallië weer binnen, wat Valentinianus onderweg naar Parijs ter ore kwam. Charietto werd samen met een andere bevelhebber vooruitgestuurd om de tegenaanval te leiden, maar sneuvelde samen met zijn collega. Valentinianus slaagde erin de Alemannen te verdrijven en nog meerdere nieuwe invallen te stuiten, maar de verliezen waren groot. Een dux van Germania Secunda wordt in zijn tijd niet genoemd. Wel reorganiseerde de keizer de defensie en benoemde nieuwe bevelhebbers, zoals ene Flavius Theodosius, de vader van de latere keizer. Theodosius bevocht de Frankische en Saksische zeerovers om hun plundertochten af te straffen, hetgeen hij mogelijk in ons land deed tussen 367 en 370.

Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?
Romeinse soldaat in de 4e eeuw. Wie herkent hier het stereotype legionair nog in?

In dat laatste jaar vond er nog een oorlog plaats tussen de Rijn en de Waal. De Saksen waren het gebied van de Franken binnengevallen en hadden de comes Nannenus omsingeld. Toen er versterking kwam opdagen krabbelden de Saksen echter terug: zij boden manschappen voor het Romeinse leger en mochten met achterlating van hun buit vertrekken. Op hun terugreis werden zij echter alsnog aangevallen door de Romeinen en verpletterd. De Franken waren tammer onder Valentinianus, die in 375 overleed. Aan de Neder-Rijn was een eigen koninkrijkje ontstaan. Een aanval hierop door de Alemannen, kort na 378, werd verslagen, waarop de Franken hun macht tot aan de Main uitbreidden. De Frankische koning was tegelijkertijd bevelhebber van het Romeinse leger, hetgeen de sterke band met de Romeinen wel aantoont. Die band zouden de Romeinen spoedig nodig hebben, want hoewel nog niemand het met zekerheid kon voorspellen zou het westen van het rijk duistere tijden tegemoet gaan. De burgeroorlogen hadden regelmatig verwaarloosde grenzen gecreëerd, wat had geleid tot invallen. Dat had men geprobeerd te stuiten door het toelaten van foederati, maar hun sterke autonomie maakte de Rijngrens zeker niet zo sterk als hij ooit geweest was. Ondertussen was Gallië door de invallen en burgeroorlog goed verzwakt. Nu Valentinianus dood was en zijn broer Valens in 378 sneuvelde bij Adrianopel was het rijk in handen van hun zwakke erfgenamen, wat de chaos versterkte. Kleine invallen waren één ding, maar een massale zou onmogelijk te stuiten zijn…

Germania Secunda onder de Tetrarchie en de Constantijnen (285 t/m 355 na Chr.)

comitatussoldier15De Crisis van de Derde Eeuw wordt vanaf het jaar 285 geacht afgelopen te zijn. Voor het eerst sinds tijden kwam er een sterke alleenheerser op de troon die een langdurig en stabiel regime wist te handhaven. De drastische bestuurshervormingen die keizer Diocletianus hierbij hanteerde veranderden de aard van het keizerschap, dat een meer monarchale en sacrale rol kreeg: het zogenaamde Dominaat. Tevens verdeelde hij het rijk in twee bestuurshelften, wat op lange termijn de splitsing van het Romeinse rijk ten gevolg zou hebben. Provincies werden hervormd en in 292 uitgebreid heringedeeld: Gallia Belgica werd opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior wordt vanaf deze periode vaak Germania Secunda genoemd.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.

Diocletianus werkte hard aan de hervormingen van het rijk. Ook het belastingstelsel werd hervormd. Daarbij werd er met harde hand geëist dat de boeren hun land bewerkten en bleven bewerken. Het was de eerste stap naar het erfelijk worden van de boerenstatus, wat in de middeleeuwen zou uitmonden in horigheid en lijfeigenschap. Nodeloos te zeggen dat de regering en het leger niet populair waren bij de boerenbevolking. Het leger had de laatste decennia de nodige verwoesting aangericht en het platteland had hier zwaar onder geleden. Omdat handel en bescherming sterk gelokaliseerd waren, was de loyaliteit aan de staat flink gedaald. Het leger had ondertussen geen binding meer met de staat, mede omdat de senatoren niet meer mochten functioneren als opperofficieren en steeds meer manschappen buitenlandse huurlingen waren. Toen Diocletianus de regering van de westelijke rijkshelft overliet aan Maximianus, werkte deze hard aan de hernieuwing van de grenslinie en het verslaan van de Bagauden, een troep van rondzwervende opstandige Gallische boeren.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt. Bij de Wezer de Saksen.

Zoals gezegd werd een groot deel van de bevolking van ons land in deze tijd geacht te vallen onder het losse verbond van de Franken. De etnische en politieke eenheid van deze Germanen moet niet worden overschat. Nog tot laat in de 5e eeuw is er sprake van tal van kleine koninkrijkjes: de Romeinen hadden in de loop der eeuwen wel vaker arbitraire verzamelnamen gebruikt voor bepaalde bevolkingsconcentraties (“Germanen” en “Belgen” zijn hier al voorbeelden van). De Franken waren dus geen Germaanse stam of een hechte coalitie, maar meer een verzamelnaam van stammen die op een bepaald punt als een verbond gezien waren, ofschoon zij in de loop der eeuwen nog vaak genoeg verdeeld waren. Maximianus kreeg het in elk geval al vroeg in zijn keizerlijke carrière aan de stok met deze mensen. Aan de Neder-Rijn, nabij Colonia Agrippinensis, moest hij een taaie strijd leveren met een groep Franken van achter de Rijn. Hoewel hij hen niet wist te onderwerpen, slaagde hij erin hen buiten het rijk te houden.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

De bevolking in de Lage Landen was in de loop van de 3e eeuw flink in “beweging”. Niet alle mensen die deze kant op kwamen werden door de Romeinen onder de Franken gerekend. De meer noordoostelijke bevolking werd door de Romeinen vaak als onderdeel van de Saksen aangeduid. Maar of men nu als Frank of als Saks werd aangemerkt: beide groepen konden een gevaar vormen voor de Romeinen. De Saksen waren beruchte zeerovers op het Kanaal en de Noordzee, waar de Franken overigens ook wat van konden. Rond 285 waren de zogenaamde Salische Franken bovendien onder Saksische druk de IJssel overgestoken en op de Veluwe neergestreken. Niet-onderworpenen zo dicht bij de Rijn konden een aardige bedreiging vormen voor de scheepvaart. Om van opstandige onderworpenen nog maar helemaal te zwijgen, want de Frankische foederati op de Betuwe konden soms vrij onbetrouwbaar uit de hoek komen.

De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.
De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.

In 287 beoorloogde Maximianus dan ook Gennobaudes, de oudste Frankische vorst die nog bij naam bekend is. Gennobaudes en zijn chiefdom werden niet verdreven: in plaats daarvan werd hij als vazal onderworpen en officieel door Maximianus tot koning verheven, zoals de Romeinen wel vaker met Germaanse vazallen gedaan hadden. Een dergelijke eer maakte de kans op loyaliteit van de vorst iets groter, terwijl zijn mensen op deze manier ook aan hem alleen gebonden bleven. Dat betekende echter nog niet dat de groep Franken onder zijn controle betrouwbaar was. Als er opstand of iets dergelijks uitbrak, was Germania Secunda een ideaal doorgangsgebied naar het zuiden, in welke richting de Frankische invloed zich langzaam maar zeker zou uitbreiden. Om de piraterij op het Kanaal te verminderen werd een grote nieuwe vloot opgebouwd en gestationeerd in Gesoriacum (Boulogne). Hier ontstonden echter nieuwe problemen mee toen vlootcommandant Carausius, vermoedelijk een Romeins-Menapische militair, ervan werd beschuldigd de piraten hun gang te hebben laten gaan om vervolgens de buit in te pikken. Carausius reageerde op zijn doodvonnis door naar Brittannia te varen en zichzelf hier tot keizer uit te roepen. Buiten het eiland vond hij minder aanhang, maar hij was genoeg geïsoleerd en verdedigd met Frankische en Saksische huurlingen om het nog jaren vol te houden. Met wat steun uit Gallië wist hij voorlopig bovendien het Kanaal te beheersen.

Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.
Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.

Diocletianus en Maximianus hadden er geen trek in om de tijd van de Soldatenkeizers en het Gallische Keizerrijk weer te zien terugkeren, dus stelden zij de Tetrarchie in, waarin naast iedere Augustus (keizer) een Caesar (troonopvolger en onderkeizer) werd aangesteld, met zijn eigen leger en bestuurlijke gebied. Hierbij kreeg Constantius Chlorus de controle over Gallië toegewezen. Constantius was minder hard en koppig dan Maximianus, dus koos hij voor een subtielere aanpak van Carausius. Eerst nam hij middels een beleg Gesoriacum in, de enige stad op het vasteland die duidelijk aan Carausius’ kant stond. Vervolgens trok hij in 293 naar Batavia, de Rijndelta, om de Frankische hulp aan Carausius af te snijden. Constantius wist de hier woonachtige stammen wat gevoelige klappen uit te delen. Hij herstelde wat oude vestingen en liet een hoop van de verslagen Germanen naar verlaten streken in Gallië verplaatsen. Gennobaudes en de zijnen mochten op de Betuwe neerstrijken. In het verslag van deze oorlog worden de Frisii en Chamaven overigens ook genoemd, alsof zij nu onder de Frankische verzamelnaam vallen. Constantius’ overwinning betekende nog niet het einde van de oorlog, evenmin als de moord op Carausius in 294. Carausius’ opvolger Allectus, die achter de moord zat, zou nog drie jaar lang een lastpak zijn, terwijl er hetzelfde jaar nog Germanen over de bevroren Rijn het rijk binnenvielen. Opnieuw werden zij verslagen en werden meerdere van hen gedeporteerd.

Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.
Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.

Onderwijl werd er nog steeds hard gewerkt aan de hervorming van staat en leger. Zoals gezegd waren de provincies heringedeeld in 292. De verdediging in de diepte werd geperfectioneerd: grenslegers stonden onder bevel van een dux, een benaming die in de Romaanse talen en de Engelse taal doorklinkt in de vertaling van “hertog” (waarbij de Nederlandse term voortkomt uit de benaming voor een Germaanse vorst of bevelhebber). Bij invoering van de titel in de middeleeuwen had een hertog immers een soortgelijke rol van opperbevelhebber. Het leger in het achterland stond onder bevel van een comes, wat weer doorwerkt in de Romaanse benaming voor een graaf. Een dergelijke legereenheid, een comitatus, was veel mobieler en bevatte onder andere zware cavalerie, naar Perzisch voorbeeld.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.

Tegen 296 achtte Constantius leger en vloot sterk genoeg om Brittannia aan te vallen en Allectus te verslaan. Kort hierna moest hij zijn aandacht alweer op Gallië richten, want een groep Chamaven en Friezen probeerde de Rijn over te steken om het Scheldegebied te plunderen. Nadat de onderkeizer deze invallers verslagen had, werden de meeste krijgsgevangenen als slaven verkocht. Bij oude vestingplaatsen als Bonna en Novaesium liet hij nieuwe forten bouwen, maar er zijn geen aanwijzingen dat dergelijk “herstel” ook in ons land plaatsvond. Het is zelfs mogelijk dat Constantius de Betuwe eerder liet ontruimen dan dat hij er nieuwe forten liet bouwen. In 297 moet hij veel Chamaven, Franken en Friezen uit dat gebied verjaagd hebben. Daarna volgen een lange tijd weinig berichten over deze streken, wat wellicht betekent dat zich een stabiele periode aandeed. Constantius kreeg volwaardig keizerschap in 305, toen Maximianus en Diocletianus aftraden.

Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.
Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.

Constantius stierf echter al snel, in 306 te Eboracum (York). Op 25 juli riepen de troepen aldaar zijn zoon Constantinus (alias Constantijn de Grote) tot keizer uit, ondanks dat deze buiten de regering gehouden was. Costantijn speelde het spel echter tactvol en nam genoegen met de titel van Caesar. Vrij snel moest hij de strijd aanbinden met een nieuwe Frankische inval, die hij wist te stuiten, waarna hij Augusta Treverorum (Trier) als zijn residentie nam. De Frankische koningen Ascarius en Merogaisus werden krijgsgevangen gemaakt in Treverorum voor de wilde beesten geworpen. Een zwaardere dobber had Constantijn aan Maxentius, de zoon van Maximianus, die in Rome door de Praetorianen tot keizer uitgeroepen was. Een bijeenkomst van alle keizers, inclusief Maximianus en Diocletianus, in 308, tegen Maxentius, bood geen oplossing. In 309 trachtte Maximianus Constantijn zelfs van de troon te stoten. De Franken maakten van de verwarring gebruik om opnieuw een aanval te wagen. Constantijn reageerde met een grote tegenaanval en trok de Rijn over. Krijgsgevangenen werden gedwongen om soldaat of horige te worden, of eindigden in de arena. Toen Constantijn in 311 echter naar Italië trok om Maxentius te verslaan dreigde er echter meteen weer een Frankische inval en werd de Gallische kust geplunderd.

Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.
Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.

Toen Constantijn in 313 Maxentius klein gekregen had, was het dus tijd voor represailles tegen de grensvolkeren. Constantijn lokte de Franken in de val door hen de Rijn over te laten trekken, waarna hij hun land binnenviel en grote verwoesting aanrichtte. “Francia” (in dit geval het Frankisch gebied achter de Rijn) werd nu als vazalstaat aangeduid en Constantijn kon zich op zijn gemak op andere zaken richtte. Na 314 kwam hij nog maar weinig in Gallië en naar Germanië ging hij nooit weer. In plaats daarvan liet hij in Gallië zijn zoons optreden als zijn vertegenwoordigers. Zijn oudste zoon Crispus deed dit in 321 toen hij de Franken versloeg – of eigenlijk liet verslaan door een generaal die in zijn opdracht handelde.  Tegelijkertijd werd het gezag op de Betuwe hersteld. Op het Valkhof, de heuvel waar vroeger Oppidum Batavorum had gelegen, werd een nieuwe vesting gebouwd, waar Frankische hulptroepen in gelegerd werden. Daar vlakbij, op de Waalkade, verrees een nieuwe stadskern, al was deze veel kleiner dan die van het oude Noviomagus. Andere castella, zoals Praetorium Agrippina en meerdere kustforten, werden ook hersteld. De garnizoenssteden in het achterland kregen versterkte muren en er werd ook een castellum gebouwd bij de brug van Mosae Traiectum (Maastricht).

Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.
Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.

Een gevolg van de voltooiing van de verdediging in de diepte was dat het achterland ook militariseerde. Zowel grens als achterland in Germania Secunda werden nu gekenmerkt door een sterke militaire aanwezigheid, terwijl er aanzienlijk minder boeren waren. Voor het voedsel waren de garnizoenen dus van import afhankelijk. Een nadeel van het nieuwe systeem was dat er ondanks alles beduidend minder troepen aan de grens zaten: in het slechtste scenario konden de grenstroepen weinig anders doen dan zich in hun fort terugtrekken en wachten op versterking, zodat de invallers vrij spel hadden tot de comitati uit het achterland kwamen opdagen. Van de andere kant was de kans dat een doorbraak aan de grens het hele rijk openstelde voor de invallers nu veel kleiner. Blijkbaar werkte het systeem, want zolang Constantijn nog regeerde was er relatieve rust in ons land. Het vertrouwen in de geldeconomie krabbelde weer een beetje overeind. De Franken kregen een steeds grotere rol in het leger: ene Botinus kreeg een hoge positie van hem toegewezen.

De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.
De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.

Pas na de dood van Constantijn de Grote, in 337, begonnen er weer echt grote moeilijkheden met de Franken te komen. Echt helemaal tembaar en trouw leken zij hierna niet meer te worden, ofschoon er geen sprake was van een Frankische eenheid. De Saliërs woonden op de Betuwe als foederati, terwijl vele anderen die ook onder de Frankische noemer geplaatst werden nog buiten het rijk woonden. Dat de keizer vanaf Constantijns regering regelmatig in Treverorum resideerde, dus vrij dichtbij, kon soms echter nog het nodige gezag afdwingen bij de Germanen. Constantijn II zetelde hier enige tijd, maar raakte in 340 al in conflict met zijn broers en sneuvelde. De Franken maakten van zijn veldtocht naar Italië meteen weer gebruik voor een inval, maar werden door Constans, die nu het hele westen beheerde, teruggedreven. Er werden wat vazalkoningen aangesteld en een aantal Franken werd als foederati in het rijk toegelaten.

Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.
Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.

Dat het militair belang van de Franken sterk was toegenomen, blijkt wel uit de rol van ene Silvanus, een zoon van Botinus. Silvanus had al onder Constantijn II een greep naar de macht geprobeerd te doen en was mogelijk ook betrokken in de opstand van Magnus Magnentius, die in 350 als tegenkeizer opstond tegen Constans. Dat kostte Constans het leven, maar zijn broer Constantius II liet het uiteraard niet bij zitten. Magnentius wierf een hoop Frankische en Saksische huurlingen voor de strijd, die bij Mursa (Osijek, in Kroatië) werd uitgevochten. Silvanus was tegen die tijd alweer overgelopen naar Constantius. Magnentius verloor, maar de burgeroorlog was een ramp voor Gallië, daar hij de oude fout had gemaakt om troepen van de Rijngrens weg te halen. Dat Constantius de Germaanse Alemannen had opgestookt om zijn vijand af te leiden, maakte de zaak nog erger en Constantius deed na zijn overwinning zelf niet veel aan deze plunderingen. Uiteindelijk stelde hij Silvanus aan als bevelhebber over Gallië, zodat die de Alemannen uiteindelijk terugdreef. Het succes steeg hem blijkbaar naar het hoofd: zoals menig generaal de afgelopen 125 jaar had gedaan riep hij zich in Colonia Agrippinensis tot keizer uit. Dat was van korte duur: al na 28 dagen werd Silvanus hier vermoord.

De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?
De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?

De dood van Silvanus bracht echter geen rust. Er was een sterke bevelhebber aan de grens mee weggevallen, zodat Gallië de zwaarste invallen sinds tientallen jaren te wachten stond. Franken, Alemannen en Saksen begonnen massaal aan te vallen. Ook de Salische Franken kwamen in opstand en de steden langs de Rijn werden met gemak bezet. Colonia Agrippinensis werd in 355 ingenomen na een kort beleg. Gallië werd zover binnengedrongen dat meerdere Germanen erover begonnen te denken zich er permanent te vestigen. Constantius had ondertussen geen kinderen, dus moest hij zijn opvolging elders zoeken. Hij vond deze in de vorm van zijn neef Julianus. Op 6 november 355 benoemde hij hem tot Caesar en stuurde hem naar Gallië…

Onzekere tijden: Germania Inferior en de Limes in verval (180 t/m 280 na Chr.)

crisis van de derde eeuwZo rond het jaar 180 was de glorietijd van Germania Inferior duidelijk voorbij aan het gaan. Ondanks haar stadsrechten was Noviomagus economisch niet erg interessant meer, terwijl het ook duidelijk was dat de Rijngrens toch niet zo veilig was als men had gehoopt. Commodus, die in dit jaar keizer werd, liet het regeren vooral over aan enkele dienaren, die soms meer met hun eigen belangen dan met die van het rijk bezig waren. Zijn dood, op oudjaar 192, liet net als bij Nero een rijk zonder opvolger achter. Toen stadsprefect Pertinax, die rond het jaar 160 commandant van de Rijnvloot was geweest, keizer werd gemaakt om al snel door de Praetorianen vermoord te worden, was duidelijk dat er opnieuw een bestuurlijke chaos aan het uitbreken was. Didius Julianus, die zich in 172 verdienstelijk had gemaakt met het bestrijden van de Chauken en van 181 tot 183 gouverneur van Germania Inferior was geweest, kocht de loyaliteit van de garde en daarmee ook de troon. Het resultaat was een nieuwe burgeroorlog, zodat er een Vijfkeizerjaar uitbrak.

Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.
Keizer Septimius Severus. Onder hem begon de militarisering van het Romeinse rijk en het keizerschap.

De winnaar van de strijd om de macht was Septimius Severus. Hoewel hij nog hetzelfde jaar Didius Julianus klein kreeg, kostte het hem nog ongeveer vijf jaar om twee andere tegenkeizers uit te schakelen, wat grote verwoestingen in Gallië tot gevolg had. Onder Severus werd de toon van het keizerschap veel militaristischer: de keizers hielden zich nu meer dan ooit zelf met de oorlogen bezig, terwijl Severus zijn zoons op zijn sterfbed adviseerde om zich alleen om het leger te bekommeren. Wat niet wilde zeggen dat Severus een onbekwaam keizer was. Net als Hadrianus hield hij inspectiereizen, waarbij hij ook Germania Inferior aandeed en het proces van de “verstening” van de castella voortzette en voltooide. Geen overbodige luxe, want de invallen van de Chauken, enkele decennia eerder, hadden enorme gevolgen gehad. In het meer zuidelijke Gallia Belgica waren tot dan nauwelijks troepen gelegerd, zodat dit gebied praktisch open lag voor de plunderaars. Meerdere steden waren verwoest of verlaten door hun vluchtende bevolking. Ook had men daarvoor al grote stadswijken moeten platbranden vanwege de Antonijnse Pest.

Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.
Het mini-fort van Ockenburgh, wat een kleine cavalerie-eenheid bevatte, diende ongetwijfeld om de westkust te beveiligen tegen de Chauken.

Didius Julianus was als gouverneur in elk geval verstandig genoeg geweest om te snappen dat er iets had moeten veranderen. Hij had meer forten langs de westkust laten bouwen. Meerdere hiervan waren tot in de 17e eeuw waarschijnlijk nog te zien op Walcheren, Goeree en Voorne. Bij Aardenburg, in Zeeuws-Vlaanderen, moet het zuidelijkste kustfort van Nederland hebben gestaan. Septimius Severus voltooide op zijn beurt de vernieuwing van de defensie dus. Ook hervormde hij de organisatie van de hulptroepen, die werden opgedeeld in numeri (infanterie) en cunei (cavalerie). In ons land werd zo bijvoorbeeld een Cuneus Frisiorum opgericht, waarin Frisii en Tubanten dienst deden. Deze werd gelegerd in Brittannia. In Matilo (Leiden) zat de Numerus exploratorum Batavorum. Verder aarzelde Severus niet om met preventieve aanvallen de volkeren aan de grens af te schrikken.

Caracalla's besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.
Caracalla’s besluit om alle vrije mannen staatsburger te maken had een dubbele agenda. Op lange termijn bleek het echter averechts te werken.

Ondanks alle maatregelen kostte het veel moeite om de controle te herstellen. Er was definitief iets veranderd na de Antonijnse Pest en de daaropvolgende invallen. Vijandige invallen zouden hierna steeds frequenter worden. Ook Severus’ zoon Caracalla kreeg te maken met Germaanse invallen. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij in 212 middels de constitutio Antoniniana invoerde, de wet die bepaalde dat alle vrije mannen in het rijk (dus geen slaven, halfvrijen, buitenlandse bondgenoten, lijfeigenen of vrouwen) tot staatsburger gemaakt werden. Staatsburgers betaalden vijf procent inkomstenbelasting, dus deze nieuwe wet bracht meer geld voor het dure leger in het laatje, terwijl hij ook de loyaliteit van de mensen aan de staat zou kunnen vergroten. Op lange termijn was de wet echter een misrekening: legionairs verdienden meer dan hulptroepen en alleen staatsburgers konden legionair worden. Wie staatsburger was moest dus wel gek zijn om bij de hulptroepen in plaats van de legioenen te gaan. Kans op staatsburgerschap was voor de vrije mannen in het rijk geen motivatie meer om bij de hulptroepen te gaan.

Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt.
Met de dood van Severus Alexander begon de chaos in het Romeinse rijk pas echt. En dat was slecht voor de Limes!

Na Caracalla’s dood in 217 volgde weer een labiele periode en een strijd om de macht, die gewonnen werd door de uiterst labiele Elagabalus, die het als keizer maar enkele jaren volhield. Zijn neef en opvolger, Severus Alexander, was stabieler en verstandiger, maar kreeg het opnieuw met invallers aan de stok. In 231 moet er een inval aan de Neder-Rijn hebben plaatsgevonden, die met moeite werd teruggeslagen door Legio I Minervia. In 235 reisde Alexander af naar Germania, maar werd hier door zijn ontevreden soldaten vermoord. Severus Alexander was niet populair geweest bij zijn soldaten, wat hem in deze militaristische tijden zuur opbrak. De legioenen in de regio schoven hun bevelhebber, Maximinus Thrax, naar voren als keizer: de eerste maal dat het keizerschap werd opgeëist door iemand van gewone komaf, een mogelijkheid geschapen door de wet van Caracalla, die meer staatsburger creëerde en het belang van een militaire carrière deed toenemen. Het resultaat was een halve eeuw aan politieke en militaire chaos: de soldaten schoven hun eigen keizers naar voren, maar aarzelden ook niet om hen uit ontevredenheid te vermoorden.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Tijdens deze Crisis van de Derde Eeuw ontbrak vrijwel elk centraal gezag in Germania Inferior. Invallen waren nauwelijks te stuiten en de economie stortte volledig in. De burgeroorlogen leidden namelijk tot een hoop verwoesting en een hogere belastingdruk. Bovendien hadden veel keizers al lange tijd de soldij betaalbaarder gemaakt door het gehalte van edelmetaal in de munten te verminderen, zodat het goedkoper werd om meer munten te slaan. Wanneer kooplui en bankiers dat doorkregen stegen de prijzen dus, zodat een carrière in het leger minder aantrekkelijk werd. Dus moest de soldij weer omhoog en dat kon alleen door het geld nog verder te devalueren. In de loop van de 3e eeuw steeg de graanprijs zelfs tot het honderdvoudige. Bijgevolg kwam de ruilhandel weer op terwijl oude munten opzij werden gezet of omgesmolten: geld gebruiken was voor de gewone man simpelweg niet meer rendabel!

Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.
Een votiefsteen van de Keltische of Germaanse godin Nehalennia uit het Rijksmuseum van Oudheden. Dergelijke votiefstenen zijn in grote hoeveelheden opgevist uit de Oosterschelde, doordat de tempel in de derde eeuw weggespoeld is.

Doordat de handel en geldeconomie instortten verloren de steden, die wat voedsel betreft niet zelfvoorzienend waren, sterk aan belang. Grote plattelandshoeves werden nu meer de economische centra van de streek. Versterkte hoeves, want van veiligheid was geen sprake meer in Germania Inferior. Niet alleen vanwege de invallen, want ook failliete boeren en andere lieden gingen in hun wanhoop op rooftocht. Ook ecologisch kampte men hier met ernstige problemen. De gemiddelde jaartemperatuur daalde rond deze tijd met een graad of 2, wat de opbrengst van de landbouw deed dalen (zodat de prijzen dus nog meer stegen). Door ongeremde cultivatie van veengrond in Zeeland en Noord-Nederland, was de grond hier letterlijk ingezakt, wat grote overstromingen tot gevolg had. Was Zeeland rond het begin van de Romeinse tijd nog vooral moerassige grond geweest, nu veranderde het langzaam maar zeker in een archipel van erg kleine eilanden (veel kleiner dan tegenwoordig). Veel gebouwen, ook de Nehalennia-tempel van Ganuenta (bij Colijnsplaat) werden weggespoeld. Ook de landbouwgrond van de Frisii begon steeds vaker door zoutwater overspoeld te raken. Dat kwam omdat de stroom tussen het Flevomeer en de Waddenzee verwijdde, wat resulteerde in een flinke vergroting van het meer. Op de bedorven landbouwgrond was niet meer te leven, zodat veel mensen wegtrokken.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen gingen waarschijnlijk op in het verbond van de Franken.

Andere Germanen achter de Rijn verbonden zich in coalities, zodat zij minder onderling vochten en dus gevaarlijker werden voor de Romeinen. In 241 was er voor het eerst een aanval gekomen door een nieuwe coalitie van achter de Rijn: de Franken! Meerdere volkeren aan de IJssel en de Lahn vormden de basis van deze (overigens vrij losse) confederatie: de Saliërs, de Angrivariërs, de Chamaven, de Tubanten… Steeds meer stammen sloten zich aan. Ook oude vijanden van de Romeinen, zoals de Usipeten, de Tencteren en de Bructeren. De Chauken daarentegen gingen eind 3e eeuw mogelijk op in een ander stamverband, namelijk dat van de Saksen, die de rol van de Chauken als schrik van de Noordzee overnamen. Terwijl de Franken de Rijn regelmatig overstaken, zeker na bericht over leegstaande forten, teisterden de Saksen dus de Kanaalkusten. Keizer Gallienus was dan ook in 254 bij de Rijngrens geweest om oorlog tegen de Germanen te voeren. Om zijn macht te stabiliseren richtte hij een keurkorps op van enkele mobiele afdelingen, die hem overal zouden volgen en dus niet onder de invloed van een onbetrouwbare generaal zouden vallen.

Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.
Heerlen, bekend om haar fraaie Romeinse thermen, lag net als Maastricht aan de handelsroute Keulen-Boulogne.

Door manschappen weg te trekken voor burgeroorlogen hadden Gallienus en zijn voorgangers de grens flink verzwakt, dus nu was het maar goed dat hij een eigen leger meebracht. Meerdere keren gaf hij de Franken er behoorlijk van langs, hoewel ze ook telkens weer terugkwamen. Maar in 258 moest Gallienus zijn werkterrein noodgedwongen naar de Balkan verleggen om daar een tegenkeizer te verslaan, waarmee hij tal van soldaten met zich meenam. Om deze reden moet ook de zuidelijke helft van Nederland grotendeels ontvolkt zijn. Keizer Gallienus had rond die tijd de Limesforten leeg getrokken om deze soldaten in te zetten op de Balkan. Veel mensen trokken met hen mee omdat zij hun broodwinning of zelfs hun familie zagen vertrekken. Voor anderen was de veiligheid een goede reden om te gaan, want de Rijngrens was hiermee in de praktijk gewoon opgegeven. Wel erg belangrijk bleef de handelsweg tussen Colonia Agrippinensis (Keulen) en Gesoriacum (Boulogne-sur-Mer). De belangrijkste plaatsen op deze route in ons land waren Coriovallum (Heerlen) en Mosae Traiectum (Maastricht). De vestingen langs deze handelsweg zijn grotendeels in de 3e en 4e eeuw gebouwd. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse invloed echter veel minder merkbaar. Forum Hadriani en Noviomagus werden uiteindelijk ook verlaten.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.

Wel had Gallienus zijn minderjarige zoon Saloninus achtergelaten in Colonia Agrippinensis. De jonge onderkeizer viel onder toezicht van onder andere een generaal genaamd Marcus Cassianus Latinius Postumus. Postumus wist de Franken op de knie te krijgen, waarschijnlijk ter hoogte van het huidige Empel, waar een tempelcomplex stond voor de Bataafs-Romeinse meng-god Hercules Magusanus. Toen Saloninus echter de buit van de oorlog opeiste ontstond er onenigheid en belegerde Postumus de stad, die hij in 260 innam. Saloninus werd gedood en Postumus werd tot keizer uitgeroepen. Postumus, die ook van lage afkomst was en via een militaire carrière was opgeklommen, bleek nu een vrij bekwaam bestuurder te zijn. Hij heerste als keizer vooral over Gallië, waar hij zijn eigen regering en Senaat oprichtte zonder zich om de verdere verovering van het Romeinse rijk te bekommeren, wat de reden is dat zijn rijk vaak het Gallische Keizerrijk genoemd wordt, ondanks dat zijn rijk verder geen uitgesproken Gallisch karakter had. In elk geval sloten Brittannia en Hispania zich bij hem aan.

Een opvallend fraaie aureus met Postumus' beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus' munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.
Een opvallend fraaie aureus met Postumus’ beeltenis niet van opzij maar en profil. Postumus’ munten waren in eerste instantie van vrij hoge kwaliteit.

Postumus reorganiseerde de verdediging van de Rijngrens, waaraan hij bijna altijd verbleef. Uit Frankische krijgsgevangenen en huurlingen stelde hij nieuwe hulptroepen samen, die wisten hoe zij de Franken moesten bestrijden. Stadsmuren van de steden werden versterkt en er werden nu meer forten in het achterland aangelegd, zoals langs de Maas, zodat de bevolking een toevluchtsoord had in tijd van nood. De in het achterland aanwezige garnizoenen konden een eventuele aanval die door de grens heen wist te komen dan alsnog opvangen. Dit systeem van “verdediging in de diepte” was op dat moment wellicht de beste oplossing. Op lange termijn zou het minder succesvol worden, aangezien er na enkele decennia laksheid begon op te treden bij de troepen in de garnizoenssteden. Maar op dit moment was het een vakkundig uitgedacht systeem. Postumus was een sterk leider, die in tegenstelling tot Gallienus niet de grens onbewaakt achterliet om elders te gaan vechten, ofschoon Gallienus meerdere pogingen deed om deze separatist te verslaan. Ook een tegenkeizer in de vorm van ene Laelianus te Mogontiacum (Mainz) kreeg Postumus niet klein: het waren juist zijn eigen troepen die Postumus in 269 doodden nadat hij, toen Laelianus verslagen was, hen niet toestond om Mogontiacum te plunderen. Laelianus was zijn opstand echter wel begonnen nadat Postumus plotseling de muntwaarde opnieuw verlaagd had, voor de eerste keer in zijn regering.

Aurelianus noemde zich "hersteller van de wereld", maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.
Aurelianus noemde zich “hersteller van de wereld”, maar zo gemakkelijk ging dat niet. Hij deed weinig om de problemen in Germania Inferior te verhelpen.

De dood van Postumus maakte dat er geen sterke man meer was om zich op de Rijngrens te concentreren. Zijn opvolgers regeerden maar kort. De laatste van hen, Tetricus, werd in 273 verslagen door Aurelianus, die keizer was geworden na de dood van Gallienus en zijn opvolger Claudius Gothicus. Tetricus en Aurelianus kwamen daarna in het geheim overeen dat Tetricus zich vrijwillig zou overgeven. De verovering liet echter een aardig uitgedund leger achter, wat de defensie geen goed gedaan zal hebben. De Germanen roken hun kans opnieuw en vielen opnieuw de Rijnforten aan. Postumus’ garnizoenen in het achterland konden blijkbaar maar weinig uitrichten en de vijand drong diep tot in Gallië door, waarbij zelfs Parijs in vlammen opging. Ook Mosae Traiectum moest het ontgelden. Het castellum bij Aardenburg werd rond deze tijd waarschijnlijk voorgoed verlaten, net als het achterland van Colonia Agrippinensis. Aurelianus leek zich hier weinig om te bekommeren. Toen de boeren op de Gallische westkust zich echter verenigden ter verdediging van hun land, werd dit afgedaan als rebellie.

Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.
Romeinse soldaat eind 3e eeuw. De uitrusting is tegen die tijd sterk veranderd.

Keizer Probus, die vanaf 276 regeerde, deed iets beter zijn best om niet alleen in naam een hersteller te zijn. Hij versterkte de grenssteden en bouwde een nieuwe Rijnvloot op. Tussen de garnizoenssteden in bouwde hij nieuwe forten. Ook kreeg hij voor elkaar dat een aantal Germaanse koningen gijzelaars leverden en Rome als hun suzerein erkenden. Een deel van de Franken kreeg in 277 toestemming om aan de Neder-Rijn te komen wonen als foederati, semi-autonome bondgenoten binnen het rijk. De verdediging van de Neder-Rijn werd dan ook voorlopig aan hen overgelaten. Vanaf dat moment waren de Rijndelta en de Betuwe de primaire uitvalsbasis van de Franken, waar zij tot 286 dankbaar gebruik van maakten. Toen ene Proculus een gooi naar het keizerschap deed en de hulp van de Franken inriep, leverden zij de tegenkeizer nog wel uit aan Probus. Maar echt betrouwbare bondgenoten waren zij daarmee nog niet.

Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.
Een afbeelding die een Frankische krijger voorstelt. Omdat het om een losse confederatie ging, konden de Romeinen slechts een deel van hen toestaan op Romeinse grond te gaan wonen, in de hoop dat dit hen verdelen zou.

Hoe gewelddadig de overname van het rivierengebied door de Franken precies verlopen is, is niet bekend. Vaststaat dat ons land voor 277 erg dunbevolkt moet zijn geweest. Het is mogelijk dat achterblijvende Bataven en Cananefaten uiteindelijk zijn opgenomen in de Frankische coalitie, zoals ook met de Chamaven gebeurd lijkt te zijn: deze stam, die vermoedelijk in Twente en de Achterhoek woonde, werd bijvoorbeeld in 298 aangeduid als Frankisch. Het is echter ook mogelijk dat de resterende Bataven en Cananefaten zijn verdreven, tot slaaf gemaakt of gedood. Een exact bewijs voor één van deze theorieën is er niet, zodat het tot op de dag van vandaag een raadsel blijft. In elk geval zijn de Bataven waarschijnlijk niet de voornaamste voorouders van de moderne Nederlanders. De beperkte Romeinse macht ten noorden van de handelsroute Keulen-Boulogne heeft vermoedelijk een sterke invloed op moderne Belgische taalgrens: de grens tussen de Franse (Romaanse) taal en de Nederlandse (Germaanse) taal. Ten noorden van de handelsweg was de Romeinse macht weliswaar niet volledig verdwenen, maar wel sterk verzwakt. Het gebied tot aan de Rijn werd nog steeds opgeëist als deel van het rijk, maar was nu veel meer een soort periferie. Het wegennetwerk en de Romeinse staat waren hier nog amper van invloed en de loyaliteit aan Rome was grotendeels verdwenen. De eigen, lokale omgeving was nu veel belangrijker. Alleen de naam Batavia, zoals het rivierengebied nu vaak genoemd werd, herinnerde nog aan de hier ooit woonachtige Bataven. Het verlaten terpenland in het noorden stond bekend als Frisia. Het zou nog lang duren voor hier nieuwe bewoners neerstreken.

Julius Nepos e.v.a.: wie was nu eigenlijk de laatste keizer van het westen?

Julius_Nepos_TremissisNa het uitsterven van de Theodosiaanse dynastie werd het bestuur van het West-Romeinse rijk steeds chaotischer. De ooit zo machtige keizers waren met grote regelmaat niet meer dan een marionet van de opperbevelhebber en moesten lijdzaam toezien hoe hun rijk, verzwakt door al het interne geknok en de mede daardoor ingestorte economie, grote stukken land verloor aan allerlei invallers, terwijl ook veel interne bondgenoten of foederati zich steeds minder van het Romeinse gezag gingen aantrekken, een voorbeeld dat de paar overgebleven gouverneurs ook steeds meer volgden. De term “Val van Rome” is in deze context erg bekend, al is deze bij veel moderne wetenschappers niet erg populair. Dat komt vooral omdat de term een beeld oproept van een machtig Romeins rijk dat vrij abrupt ten onder gaat aan barbaarse plunderingen en de Grote Volksverhuizing. In feite waren de invallers niet zozeer volkeren maar krijgscoalities en waren de invallen zelf eerder het gevolg dan de oorzaak van de verzwakking. Maar bovenal ging enkel het West-Romeinse rijk ten onder en zelfs dat ligt op papier toch weer anders. Zelfs nadat in 476 de zogenaamde laatste keizer was afgezet, waren er nog altijd enkelen die de titel opeisten, zoals Julius Nepos.

Tarasicodissa als keizer Zeno. Zijn regering was niet geheel onbetwist, maar stabiliseerde uiteindelijk wel.
Tarasicodissa als keizer Zeno. Zijn regering was niet geheel onbetwist, maar stabiliseerde uiteindelijk wel.

Flavius Julius Nepos was waarschijnlijk rond 430 geboren, maar zijn afkomst is nogal troebel. Vaak gaat men ervan uit dat zijn vader generaal Nepotianus was, die voor keizer Majorianus actief was in Gallië en Spanje. Nepos’ moeder, wier naam wij niet kennen, was de zuster van Marcellinus, de bevelhebber van Dalmatia onder Leo I, die in 454 in opstand was gekomen tegen Valentinianus III. Daar Julius Nepos getrouwd was met de nicht van Leo I zou dit zijn naam kunnen verklaren, want nepos betekent “neef”. Waarschijnlijk was deze familieband de reden voor Leo om Nepos in 473 tot keizer van het West-Romeinse rijk te benoemen. Leo was het er niet mee eens dat de westelijke magister militum Gundobad ene Glycerius op de troon had gezet en beschouwde zichzelf als bevoegd om te bepalen wie er op de westelijke troon kwam. Nepos was op dat moment gouverneur van Dalmatia, zoals zijn oom voor hem geweest was. Het gebied viel officieel nog onder het westen, maar was in de praktijk min of meer onafhankelijk, waarbij de invloed uit Constantinopel eigenlijk groter was. Vanuit dat gebied was het gemakkelijk om Italië snel te bereiken, al lijkt Nepos dit toch via zee te hebben willen doen. Zijn vertrek werd dan ook enige maanden uitgesteld, tot de havens weer open waren. Toen Julius Nepos in 474 Ravenna bereikte, waar Glycerius resideerde, was Leo I al overleden en was hij opgevolgd door zijn kleinzoon Leo II. Omdat deze pas 7 jaar was, werd zijn vader Tarasicodissa op 9 februari gekroond tot keizer Zeno. Glycerius trad in elk geval zonder wapengekletter af ten gunste van Nepos, waarna deze hem wegstuurde naar de Dalmatische hoofdstad Salona (tegenwoordig een ruïne nabij Solin, in Kroatië), waar hij de bisschopszetel toegewezen kreeg.

De Romeinse wereld rond het jaar 475. De paarse gebieden vielen onder Romeinse controle en formeel onder de West-Romeinse keizer. Maar dat laatste was niet meer dan formeel.
De Romeinse wereld rond het jaar 475. De paarse gebieden vielen onder Romeinse controle en formeel onder de West-Romeinse keizer. Maar dat laatste was niet meer dan formeel.

Alles weer rust en vrede? Nou, vergeet het maar! Allereerst was het West-Romeinse rijk op dit moment niet meer dan een schaduw van wat het ooit was, afgekloven door alle Germaanse koninkrijken die zich erin en erom gevormd hadden en uitgehold door alle interne problemen. Na Afrika, Brittannia en het Iberisch Schiereiland, waren er ook steeds meer Gallische gebieden aan de Romeinse controle ontworsteld door het sterkere plaatselijke bestuur van onder andere de Franken en Bourgonden. Ook Sardinië en Corsica gingen verloren, zodat de Romeinse controle ophield bij Italië, Sicilië, de Alpenlanden, Dalmatië en het noorden van Gallië. Maar ook hier bedriegt de schijn. Zoals gezegd was Dalmatië in de praktijk onafhankelijk van het keizerlijk gezag en het noorden van Gallië, afgesneden van de rest van het West-Romeinse rijk, begon ook steeds meer op een eigen staatje te lijken, nadat Aegidius in 461 het keizerschap van Libius Severus niet erkend had. Hoewel hij in 464 verslagen en gedood werd nam Aegidius’ zoon Syagrius gewoon zijn positie in, die vanuit Novidunum (Soissons) zijn eigen rijkje regeerde.

De Balkan in de 5e eeuw, met in het blauw Dalmatia, waar Julius Nepos controle behield, net als zijn oom voor hem.
De Balkan in de 5e eeuw, met in het blauw Dalmatia, waar Julius Nepos controle behield, net als zijn oom voor hem.

Julius Nepos had dus op zijn beurt een sterke en betrouwbare opperbevelhebber nodig om zijn macht te consolideren. Alleen als dat lukte kon hij eventueel weer controle krijgen over de afvallige gebieden. Gundobad, die in deze functie niet betrouwbaar zou zijn geweest, was inmiddels teruggekeerd naar Gallië waar hij zijn overleden vader opvolgde als koning der Bourgondiërs. Of zijn vertrek daadwerkelijk met de komst van Nepos samenhangt is niet geheel duidelijk, maar in elk geval bleef Gundobad koning tot zijn overlijden in 516. Julius Nepos nam derhalve een nieuwe magister militum in de persoon van Orestes, een Romeinse aristocraat uit Pannonia, waarschijnlijk met Germaanse voorouders. Toen Pannonia in handen van de Hunnen was gekomen, was Orestes aan het hof van hun koning Attila gaan werken en daar opgeklommen tot secretaris, waarbij hij in 449 naar Constantinopel was gestuurd als gezant. Een bekwaam man die zijn sporen wel verdiend had dus. Maar ook een ambitieuze. Eenmaal in Ravenna nam Orestes leiding van de foederati en slaagde op 28 augustus 475 erin een staatsgreep te plegen. Julius Nepos trof hetzelfde lot als zijn voorganger: zonder gevecht werd hij afgezet en naar Dalmatië gestuurd. Maar Orestes begreep dat hij niet zelf op de troon plaats kon nemen. Wellicht had hij geleerd van het nieuws uit Constantinopel waar Zeno, die na het overlijden van Leo II in november 474 de enige keizer was geworden, vanwege zijn als barbaars beschouwde komaf niet populair was geworden bij Senaat en elite. Zijn schoonmoeder Verina had zich tegen hem gekeerd en zijn zwager Basiliscus was in opstand gekomen, zodat Zeno in januari 475 naar zijn geboorteland Isauria was gevlucht, waarna Basiliscus zichzelf tot keizer had uitgeroepen. Orestes, die vanwege zijn komaf of carrière niet als goede Romein werd beschouwd, had geen zin om dezelfde problemen te krijgen en zoontje Romulus op de troon op 30 oktober.

Keizer Romulus, die ironisch genoeg zijn naam deelt met de legendarische eerste koning van Rome. Ironisch omdat hij traditioneel als de laatste westelijke keizer beschouwd wordt (maar niet geheel terecht).
Keizer Romulus, die ironisch genoeg zijn naam deelt met de legendarische eerste koning van Rome. Ironisch omdat hij traditioneel (maar niet geheel terecht) als de laatste westelijke keizer beschouwd wordt.

Romulus was vermoedelijk in het jaar 461 geboren en was bij zijn aanstelling dus nog minderjarig. Vandaar dat zijn keizerlijke naam Romulus Augustus door de historici is veranderd in Romulus Augustulus, waarbij de laatste naam een verkleinwoord is en dus zoveel betekent als “keizertje”. Zowel Zeno als Basiliscus erkenden de kind-keizer niet, maar konden vanwege hun burgeroorlog nog niets tegen hem beginnen. In hun ogen was Julius Nepos echter nog steeds de rechtmatige keizer en hij regeerde zo goed en zo kwaad als het ging Dalmatië, waarschijnlijk vanuit Salona, waar hij Glycerius vermoedelijk weer ontmoette. Ook ontving hij hier nog de nodige tributen van buiten Italië, wat impliceert dat menig bestuurder hem nog als keizer erkende. Orestes kon in elk geval in alle rust Italië besturen… dacht hij. Voor de machtsovername had hij namelijk op handige wijze gebruik gemaakt van Germaanse huurlingen, met name de Skyriërs en de Herulen. Hij had hen van tevoren een derde beloofd van het land in Italië als beloning, maar ging nu niet op hun eisen in. Het resultaat was een opstand onder leiding van de geheimzinnige Odoaker.

Romulus Augustulus treedt af ten overstaan van Odoaker, hier afgebeeld als een stereotype Wagneriaanse Germaan.
Romulus Augustulus treedt af ten overstaan van Odoaker, hier afgebeeld als een stereotype Wagneriaanse Germaan.

Odoakers vermoedelijke geboortejaar was 433. Over zijn etnische komaf weten we nog veel minder. Vaak ging men ervan uit dat hij een Germaan was, wellicht een Skyriër, Rugiër of Heruul, maar moderne historici zijn hier niet zo zeker van. Het beeld dat veel mensen van Odoaker hebben is sowieso onjuist, daar de popcultuur hem vaak neerzet als een woeste barbaar die met zijn krijgers Italië binnenvalt en Rome verwoest. In feite was Odoaker een officier in het Romeinse leger, als dan niet als buitenlandse huurling. Volgens Johannes van Antiochië was hij in dienst bij Ricimer en volgens Procopius zelfs lid van de keizerlijke lijfwacht. Er was immers geen sprake van een inval, maar van een opstand van de Germaanse huurlingen in het Romeinse leger. De opstandelingen riepen Odoaker op 23 augustus 476 uit tot hun leider of zelfs koning en begonnen muitend en plunderend door het noorden van Italië te trekken. Orestes vluchtte naar Ticinum (Pavia) waar de bisschop hem asiel gaf, maar wist op het nippertje te ontkomen toen Odoakers mannen de stad binnendrongen. In de tussentijd wist hij echter zijn troepen (of wat daar nog van over was) te verzamelen om slag te leveren. Orestes bleek als veldheer onervaren en zijn soldaten waren slecht voorbereid, zodat zij werden weggevaagd. De verslagen bevelhebber werd op 28 augustus geëxecuteerd. Niet veel later bereikten de muiters Ravenna. Odoaker dwong Romulus tot aftreden op 4 september. Tegen die tijd had Zeno Constantinopel ingenomen en Odoaker stuurde de keizerlijke regalia dan ook naar het oosten met het verzoek een einde te maken aan de tweedeling van oost en west en Odoaker tot gouverneur en opperbevelhebber van Italië te benoemen. Een slimme zet, want zo kon hij Italië direct besturen. Romulus het keizertje mocht in Campanië gaan wonen en kreeg volgens sommige schrijvers zelfs een jaargeld van 6000 solidi. Hij moet hier rond 507 nog in leven zijn geweest.

Odoaker op een muntstuk uit Ravenna, ca. 477. Opvallend is zijn grote snor, die destijds als typisch barbaars gold.
Odoaker op een muntstuk uit Ravenna, ca. 477. Opvallend is zijn grote snor, die destijds als typisch barbaars gold.

Zeno was bereid om aan Odoakers verzoeken te voldoen en erkende hem als machthebber in Italië, maar wel met de nadrukkelijke eis dat Odoaker Julius Nepos als keizer zou moeten erkennen en zijn volmachten dus van hem moest ontvangen. Zodoende liet Odoaker munten slaan met de beeltenis van Nepos erop, als blijk van zijn erkenning van diens keizerschap. In de praktijk regeerde hij Italië gewoon zelf als zijn eigen koninkrijk en had Nepos er amper iets te vertellen. Odoaker versterkte in alle rust zijn positie en kreeg de Vandalenkoning Geiseric zo ver dat hij Sicilië afstond, waarna Geiseric in 477 overleed. Het zal ondertussen niemand verbazen dat Julius Nepos waarschijnlijk niet zo blij was met deze regeling. In 479 begon hij plannen te smeden om Italië weer in handen te krijgen. Odoaker moet echter ook lont geroken hebben, want in het voorjaar van 480 werd Julius Nepos in zijn villa doodgestoken. Mogelijk had Glycerius, die zijn kans op wraak gevonden had, hem verklikt. Het bewind werd na de moord waargenomen door een generaal genaamd Ovida, maar dat duurde niet lang. Odoaker wierp zich nu op als de rechtvaardige heerser die de moord kwam wreken en viel Dalmatië binnen. Daarbij was hij zo pienter om de Senaat een wat sterkere positie te geven, zodat er niemand zou terugverlangen naar het keizerschap. Glycerius werd op tactvolle wijze bisschop van Milaan gemaakt. Zijn macht was zo voldoende beveiligd en Odoaker aarzelde derhalve niet langer om zichzelf openlijk koning te noemen.

Het zogenaamde "Koninkrijk Soissons" waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486.
Het zogenaamde “Koninkrijk Soissons” waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Buitenstaanders noemden hem koning van de Romeinen.

Was hiermee nou de Romeinse tijd definitief ten einde? Nou, het Romeinse rijk als zodanig in elk geval niet. Zeno regeerde nog steeds in Constantinopel en had nog steeds directe controle over de oorspronkelijk oostelijke helft. Maar ook in Gallië bestuurde Syagrius nog steeds het Romeinse rompstaatje als dux (hertog of provinciaal bevelhebber), waarbij de omringende Germaanse koningen hem steeds vaker de “koning der Romeinen” noemden. Er was met het afzetten van Romulus Augustulus dan ook geen politieke aardverschuiving gekomen. Buiten Italië was de macht van West-Romeinse keizer in de loop van de 5e eeuw steeds verder afgekalfd, zodat het verdwijnen van het westelijke keizerschap tegen 476 of 480 eerder een bevestiging van de realiteit dan iets wereldschokkends was. De gewone man in gebieden als Spanje of de Rijndelta zal er in feite niets van gemerkt hebben. Wie beweert dat het Romeinse rijk in 476 ineens instort en ophoudt te bestaan, stelt de zaken dus niet goed voor. Ten eerste werd met Romulus Augustulus een volkomen machteloos heerser afgezet, die bovendien als tegenkeizer beschouwd kan worden, wat dus zou betekenen dat niet Romulus maar Julius Nepos de laatste West-Romeinse keizer is. Dat de historici dit in vroeger tijden anders zagen, lag wellicht aan het feit dat Nepos in ballingschap verkeerde en Italië nu in “barbaarse” handen was. Bovendien deelt keizertje Romulus zijn naam met de eerste koning van Rome, wat een romantische ironie oproept bij het idee dat hij de laatste keizer zou zijn. Maar zelfs als men het bestuur van Nepos doorrekent en Syagrius niet als keizer beschouwt, dan nog zou men kunnen betogen dat er sprake was van een West-Romeinse keizer, daar Zeno na de dood van Nepos formeel de algehele Romeinse keizer werd. Bovendien regeerde Zeno nog lang na de dood van Syagrius, die in 486 door de Frankische koning Clovis I verslagen werd, waarna de Visigotische koning Alarik II hem een jaar later uitleverde aan de Franken.

De Romeinse glorie herleeft! Justinianus de Grote herovert grote delen van het Middellandse Zeegebied in de 6e eeuw. Maar erg lang weet Constantinopel die macht niet te behouden.
De Romeinse glorie herleeft! Justinianus de Grote herovert grote delen van het Middellandse Zeegebied in de 6e eeuw. Maar erg lang weet Constantinopel die macht niet te behouden.

Met Odoaker liep het niet veel beter af. Nadat Zeno in 488 had afgerekend met de laatste opstanden en intriganten stuurde hij de Ostrogotische koning Theodorik de Grote naar Italië. Odoaker had teveel praatjes gekregen en werd niet langer als betrouwbaar gezien. De inval in Italië leidde in 493 tot een patstelling bij Ravenna, waarna beide koningen overeenkwamen het land samen te gaan regeren. Een list, want op 15 maart werd Odoaker tijdens een banket vermoord door Theodorik, waarna deze zijn eigen koninkrijk in Italië inrichtte, wat hij regeerde tot zijn dood in 526. Kort daarna leefde de oude Romeinse macht nog één keer op. Tussen 527 en 565 werd het (Oost-)Romeinse rijk geregeerd door Justinianus de Grote. Deze keizer heroverde Dalmatië, Italië, grote delen van Noord-Afrika en zelfs gebieden in Spanje. Het rijk der Vandalen werd vernietigd en ook de Ostrogoten moesten het onderspit delven. Toch was dit niet meer dan een tijdelijke opleving. Zijn beleid putte de schatkist uit en veel van het heroverd gebied ging niet lang na zijn dood (of zelfs al ervoor) weer verloren. Tijdens de oorlog met de Ostrogoten in Italië kwam er bovendien een derde partij om de hoek kijken in de vorm van de Franken. Clovis had grote delen van Gallië veroverd en na zijn dood was het koninkrijk opgesplitst tussen zijn zoons. Theudebert I, een kleinzoon van Clovis, liet door zijn bemoeienis in Italië en het slaan van munten met zijn eigen beeltenis merken dat hij de keizer in Constantinopel niet langer als zijn suzerein beschouwde. Hiermee eindigt dus de Romeinse invloed in het westen.

Constantijn XI Palaiologos, de laatste keizer van Byzantium en daarmee de laatste officiële Romeinse keizer, sneuvelde in 1453.
Constantijn XI Palaiologos, de laatste keizer van Byzantium en daarmee de laatste officiële Romeinse keizer, sneuvelde in 1453.

Toch bleef dat rijk in het oosten, dat zichzelf officieel nog steeds het Romeinse rijk noemde, nog lange tijd bestaan. Dat wij dit rijk het Byzantijnse rijk noemen, dient vooral om verwarring te voorkomen, daar de Romeinen veelal geassocieerd worden met de Oudheid en de cultuur van het overgebleven rijk overwegend Grieks en christelijk was. Voor het overgrote deel van zijn bestaan zou dit rijk echter vooral Griekse en Klein-Aziatische gebieden omvatten. De rest ging met vallen en opstaan. In 717 bezat het nog nauwelijks Griekse gebieden, met wat strategische territoria in en om Italië, maar in 1025 omvatte het weer vrijwel de gehele Balkan en in 1081 vooral Griekenland en Bulgarije. Het Byzantijnse rijk ging voor het eerst ten onder in 1204 toen de kruisvaarders Constantinopel veroverden en hun eigen Latijnse Keizerrijk stichtten, terwijl zich in ballingschap ook opvolgers aandeden in de vorm van Keizerrijk Nicea, Keizerrijk Trebizonde en het despotaat Epirus. De herovering van Constantinopel in 1261 door Nicea leidde tot de wederopstanding, maar net zoals met Rome was het niet meer dan een klein eiland omringt door vijanden. De komst van de Turken naar Klein-Azië en de Balkan maakte korte metten met de laatste resten van het Romeinse rijk. Constantinopel viel in 1453, toen de Ottomanen met hun kanonnen de Theodosiaanse muren verwoestten. Trebizonde volgde in 1461. De Ottomaanse sultans beschouwden zich sindsdien, tot hun val in 1922, als de opvolgers van het Byzantijnse rijk. De grootvorst van Moskou, Ivan IV, noemde zich vanaf 1547 tsaar van Rusland en claimde hiermee (als kleinzoon van een nicht van de laatste Byzantijnse keizer) ook opvolger te zijn van de Byzantijnen, waarbij Moskou het Derde Rome genoemd werd.

Een goed voorbeeld van translatio imperii: Karel de Grote op een munt uit 814 afgebeeld op een manier die aan een Romeinse keizer doet denken, compleet met lauwerkrans en de afkortingen voor Imperator Augustus.
Een goed voorbeeld van translatio imperii: Karel de Grote op een munt uit 814 afgebeeld op een manier die aan een Romeinse keizer doet denken, compleet met lauwerkrans en de afkortingen voor Imperator Augustus.

Dergelijke translatio imperii was vanaf 800 ook weer in het westen ontstaan toen de Frankische koning Karel de Grote door de paus tot Imperator Romanum gekroond werd (tot onvrede van Constantinopel). Door de splitsing van het Frankische rijk kwam de keizerskroon terecht bij de oostelijke, Duitse koning, wiens rijk dan ook het Heilige Roomse Rijk werd genoemd, wat in zijn laatste eeuwen volgens Voltaire niet heilig, niet Romeins en ook geen rijk was. Toch bleef er in West-Europa lange tijd maar één enkele keizer, als hoogste vorst van allemaal, een overblijfsel uit de Laat-Romeinse tijd waarin de Germaanse koningen werden geacht vazallen te zijn van de Romeinse keizer. Napoleon, dit het Heilige Roomse Rijk ontbond, kroonde zichzelf tot keizer der Fransen om de glorie van Karel de Grote over te nemen. De voormalige Duitse keizer reageerde door zijn landen tot Keizerrijk Oostenrijk te verheffen. En toen in 1870 het Duitse Keizerrijk werd opgericht, was dit nog altijd een federatie van meerdere staten, waaronder enkele koninkrijken.

In de educatieve strip Van Nul Tot Nu (door Thom Roep en Co Loerakker, 1982) zien we het beeld dat bijna iedereen bij het jaar 476 heeft: een brandend Rome, door woeste barbaren in puin gelegd, waarna hun beestachtige hoofdman de keizer afzet. Helaas moet dit beeld dus naar de prullenbak verwezen worden. (Nog afgezien van de anachronistische kostuums.)
In de educatieve strip Van Nul Tot Nu (door Thom Roep en Co Loerakker, 1982) zien we het beeld dat bijna iedereen bij het jaar 476 heeft: een brandend Rome, door woeste barbaren in puin gelegd, waarna hun beestachtige hoofdman de keizer afzet. Helaas moet dit beeld dus naar de prullenbak verwezen worden, zelfs als men Romulus Augustulus als laatste keizer zou beschouwen. (Nog afgezien van de anachronistische kostuums.)

Al deze “opvolgers” van het Romeinse keizerschap verdwenen echter één voor één, net als soortgelijke keizerstitels in Mexico, Brazilië en India. De Japanse monarch die wij keizer noemen, ontleent zijn titel niet aan het Romeinse keizerschap, het keizerschap dat in eerste instantie werd neergezet als een soort presidentschap. Toen betrof het een monarchale dictatuur waarbij vooral bestuurlijke bekwaamheid belangrijk werd geacht. Keizers die zich in die tijden meer autoritair of monarchaal hadden willen opstellen, waren gruwelijk aan hun einde gekomen, terwijl de meer bescheiden keizers vaak jaren leefden. De onrust na de dood van Commodus deed de militarisering van het rijk echter toenemen en daarmee ook van het keizerschap, dat zich niet kon veroorloven de steun van het leger te verliezen. Na de chaosperiode van de Soldatenkeizers had zich een meer monarchaal en theocratisch keizerschap aangedaan, met een keizer als levende god op Aarde. Maar ook een meer praktisch keizerschap waarbij het normaal was om meerder keizers tegelijk te hebben. De verzwakking van het West-Romeinse rijk door falende economie en onderlinge burgeroorlog maakten het keizerschap ook zwakker en kwetsbaarder, zeker toen er onbekwame zwakkelingen op de troon kwamen, zodat de laatste West-Romeinse keizers overschaduwd werden door hun opperbevelhebber, die bij het wegvallen van de keizer een nieuwe marionet op de troon plaatste. Het verdwijnen van het West-Romeinse keizerschap was daardoor geen wereldschokkende zaak meer. Toch bleef het idee van de keizer als hogere autoriteit aanwezig, tot in de wonderlijkste verhalen over machtige keizers die een sterrenrijk regeren. De titel blijft blijkbaar tot de verbeelding spreken, zeker in Romeinse stijl. Maar hiermee komen onze verslagen over de Romeinse keizers tot een eind.

Leo I en de ondergangskeizers: het West-Romeinse rijk verbrokkelt

Leo IIn 455 werd keizer Valentinianus III, de laatste Theodosiaan, vermoord en Rome geplunderd door de Vandalen. Twee jaar later stierf keizer Marcianus, aangetrouwd lid van de dynastie die hiermee definitief ten einde kwam. In het oosten kwam een nieuwe keizer op de troon die zich ontpopte als een fanatiek heerser en een ruim aantal jaren stabiel regeerde. In het westen greep de chaos om zich heen. Het West-Romeinse rijk was steeds verder afgebrokkeld. De Germaanse koninkrijken in Gallië en Spanje leidden in feite een eigen leven, terwijl men Brittannië al een halve eeuw daarvoor had moeten opgeven en veel Afrikaanse gebieden nu ook als verloren moesten worden beschouwd. Het westen was door de eeuwen van interne strijd verzwakt en verarmd, zodat het niet langer in staat was geweest rondtrekkende vijanden te weerstaan, in tegenstelling tot het veel rijkere en moeilijker binnen te vallen oosten. Terwijl Leo I in Constantinopel op de troon zat ging het westen langzaam ten onder.

De Missiorum van Aspar (detail) waarop Ardabur Aspar is afgebeeld met zijn zoon.
De Missiorum van Aspar (detail) waarop Ardabur Aspar is afgebeeld met zijn zoon. Wie niet beter zou weten zou denken dat het hier om een echte monarch gaat.

Keizer Leo I was vermoedelijk in 401 als Leo Marcellus geboren in Thracië, wat de reden is dat zijn dynastie bekendstaat als de Thracische. In de loop der jaren werkte hij zich op middels een carrière in het leger, waarin hij het tot comes schopte. Na de dood van Marcianus werd hij op de troon gezet door Flavius Ardabur Aspar, de oostelijke magister militum. Aspar, die van Gotisch-Alaanse afkomst was, had al in 424 een cruciale rol gespeeld toen Valentinianus III op de westelijke troon geplaatst werd. In 450 had hij, na het overlijden van Theodosius II, een huwelijk geregeld tussen diens zuster Pulcheria en Marcianus, en deze zodoende op de troon weten te zetten. Na de dood van Marcianus werd diens schoonzoon als keizer overwogen, al zei men dat tijdens de 11 dagen durende vergadering de kroon ook aan Aspar was aangeboden, die geweigerd zou hebben. In plaats daarvan schoof Aspar zijn tribuun Leo naar voren als keizer Leo I, bijgenaamd “de Thraciër”. Hij werd in 457 als eerste Romeinse of Byzantijnse keizer gekroond door de patriarch van Constantinopel.

Keizer Majorianus
Keizer Majorianus

Het westen verkeerde onderwijl in chaos. Vlak voor de plundering van Rome was keizer Petronius Maximus, die middels de moord op Valentinianus III aan de macht gekomen was, door een woedende menigte gedood en zijn opvolger Avitus was door allerlei spanningen en geldproblemen ook in een lastig parket geraakt. Uiteindelijk was Avitus in 456 door de Senaat afgezet en verslagen. Deze opstand was begonnen door de bevelhebbers Ricimer en Majorianus. De Suebisch-Visigotische Ricimer was generaal van het leger in Italië en de kleinzoon van de Visigotische koning Wallia. Majorianus was ook van interessante komaf, want zijn grootvader was nog magister militum geweest onder Theodosius de Grote. Beide hadden onder Aëtius gediend en waren zo bevriend geraakt. Valentinianus III had nog overwogen zijn dochter Placidia uit te huwelijken aan Majorianus, in de hoop zo toch een mannelijke erfgenaam te hebben. Dergelijke ambities hadden hem niet populair gemaakt bij Aëtius, zodat hij tussen 450 en 454 zich even uit de spotlights had moeten terugtrekken. Na enkele goede overwinningen onder Avitus had deze hen naar hun topposities gepromoveerd. Wellicht was dat ook bedoeld om hen te paaien – hun erkenning van Avitus als keizer was niet van harte gegaan – maar nu begonnen zij juist dankbaar misbruik van hun positie te maken, mede omdat de oostelijke keizer Marcianus Avitus nooit erkend had. In 456 waren zij dan ook de opstand tegen hem begonnen. Tegen de tijd dat Avitus uitgeschakeld was, was Marcianus overleden en opgevolgd door Leo I, die Ricimer opperbevelhebber van het westen maakte en Majorianus het bevel over Italië gaf. De troon liet hij bewust vacant in de hoop zelf weer controle over het westen te krijgen. Want ondanks de plannen van Aspar was Leo een zelfbewuste heerser met een eigen wil.

Op deze kaart lijkt het West-Romeinse rijk nog grotendeels intact. Maar vergis u niet: de verliezen waren enorm en ook in Gallië, Spanje en Dalmatie was het gezag erg zwak.
Op deze kaart lijkt het West-Romeinse rijk nog grotendeels intact. Maar vergis u niet: de verliezen waren enorm en ook in Gallië, Spanje en Dalmatie was het gezag erg zwak.

De situatie in Italië was hiermee voorlopig weer even in balans, maar niet voor lang: een oude vijand diende zich aan in de vorm van de Alemannen. Majorianus greep in door een leger te sturen onder leiding van ene Burco. Die behaalde de overwinning, maar de soldaten schreven deze vooralsnog toe aan de beslissing van de bij hen zeer populaire Majorianus. Ricimer was evengoed populair, maar werd nu eenmaal beschouwd als zijnde van barbaarse afkomst. Op 1 april 457 riepen de troepen Majorianus dan ook uit tot keizer, terwijl Ricimer genoegen nam met de gebruikelijke vinger in de pap van de opperbevelhebber – althans dat dacht hij, maar uiteindelijk keek hij net als Aspar lelijk op zijn neus. Leo was hier ongetwijfeld niet overgelukkig mee, al waren er ook niet veel andere opties. Pas op 28 december kwam de erkenning vanuit Constantinopel binnen en beide keizers gingen het nieuwe jaar in als consuls. Voor Majorianus waren de belangrijkste kwesties op korte termijn het veiligstellen van Italië en het heroveren van Gallië, dat steeds verder aan Romeinse invloed ontworsteld werd, mede omdat Visigotische en Bourgondische veroveringen het afsneden van Italië. Bovendien erkende een groot deel van Gallië Majorianus niet. In de zomer van 458 werden de Romeinen er bovendien op pijnlijke wijze aan herinnerd dat Italië vanuit het zuiden bedreigd werd door de Vandalen, toen de zwager van Geiseric de monding van de Liri of de Garigliano plunderde.

Majorianus vocht als een leeuw om het West-Romeinse rijk te herstellen. Achteraf was het niet meer dan een laatste stuiptrekking.
Majorianus vocht als een leeuw om het West-Romeinse rijk te herstellen. Achteraf was het niet meer dan een laatste stuiptrekking.

Majorianus besloot het initiatief te nemen en leidde eind 458 persoonlijk de veldtocht in Gallië. Hij dreef de Visigoten terug uit Septimania (de zuidoostkust). Zijn overwinning op de Visigoten was zo groot dat zij hun Spaanse gebieden terug moesten geven en weer de status van foederati kregen. Ook werd het opstandige Lugdunum heroverd, maar de Gallo-Romeinse adel, die de kant van Avitus gekozen had, werd tegemoet gekomen. De veldtocht in Spanje verliep grotendeels goed, maar tegen de tijd dat hij Cartagena bereikte ging er iets ernstig fout. De bedoeling van de veldtocht was geweest om middels de herovering van Spanje de “achterdeur” naar Afrika open te zetten. Toen Majorianus bij Cartagena kwam werd zijn vloot, die niet ver daarvandaan voor anker lag, door de vijand vernietigd met behulp van verraders. Majorianus kon zijn plannen nu niet meer uitvoeren en moest met hangende pootjes de gezanten van Vandalenkoning Geiseric ontvangen, met wie hij een nieuw verdrag sloot. In Rome sloeg het nieuws van de nederlaag erg slecht aan. Hoewel Majorianus de senatoriale elite altijd met respect behandeld had, wist Ricimer na het slechte nieuws blijkbaar de Senaat tegen de keizer op te zetten. Door de groeiende onafhankelijkheid van Majorianus was de relatie met de magister militum ernstig bekoeld, zodat de laatste niet aarzelde om zich op opportunistische wijze tegen zijn oude vriend te keren. De naar huis terugkerende Majorianus werd door Ricimer en een detachement soldaten tegemoet gereisd, maar niet bij wijze van eervolle ontvangst. Majorianus werd opgepakt en op 3 augustus 461 afgezet. Vier dagen later werd hij onthoofd.

Libius Severus, een vrij machteloze marionet van Ricimer.
Libius Severus, een vrij machteloze marionet van Ricimer, op de troon gezet om de tragische Majorianus te vervangen.

De actie van Ricimer was tegen het zere been van veel militairen: de commandanten van Gallië en Dalmatia keerden zich nu openlijk tegen hun meerdere. Dat konden zij gemakkelijk doen, want in de praktijk regeerden zij hun gebieden zo goed als onafhankelijk. Ricimer zelf probeerde net zo goed zelf zijn machtsgebied te besturen zonder keizer, maar Geiseric dacht er ondertussen anders over. De Vandalenkoning zag de ideale kandidaat in Anicius Olybrius, een Romeinse edelman die in 455 naar Constantinopel gevlucht was en die was getrouwd met Placidia, de dochter van Valentinianus III. Daar Geiserics zoon Huneric met een zus van Placidia getrouwd was, wist Geiseric dat hij via Olybrius gemakkelijk invloed uit zou kunnen oefenen op Rome. Geiseric verklaarde derhalve het verdrag met Majorianus ongeldig en begon de Italiaanse kusten aan te vallen om druk te leggen op Ricimer. Deze kreeg van de kant van de Senaat ook steeds meer kritiek, zodat hij na drie maanden toch een keizer benoemde. Zijn keuze viel op Libius Severus, een senator met een nogal bescheiden curriculum vitae. Zo werd de Italiaanse aristocratie tevreden gehouden en bleef Ricimer alsnog de machtigste man in het West-Romeinse rijk. De bestuurders van de Gallische en Dalmatische gebieden die nog niet in Germaanse handen waren weigerden echter om Libius te erkennen, zodat het machtsbereik van de keizer en Ricimer erg beperkt bleef. Leo I erkende hem ook niet, al wist hij Marcellinus, de generaal van Dalmatia, over te halen om niet naar Rome te marcheren, waarmee de Balkan in feite op het Oost-Romeins gezag overging. Aegidius, de generaal van Gallië, werd met Gotische hulp door zijn vervanger verslagen. De zwakke keizer overleed in 465, volgens sommigen door toedoen van Ricimer.

Ariadne, dochter van keizer Leo I, trouwde met Tarasicodissa, die later als Zeno op de troon kwam.
Ariadne, dochter van keizer Leo I, trouwde met Tarasicodissa, die later als Zeno op de troon kwam.

In het Oost-Romeinse rijk was er niet een dergelijk legitimiteitsprobleem, maar aan het hof vonden de nodige intriges plaats. Aspar had al snel gemerkt dat Leo I een sterke wil had en onmogelijk als marionet gebruikt kon worden. Omdat de spanningen met de magister militum ernstig opliepen begon Leo zijn heil te zoeken bij andere bondgenoten. Om niet te afhankelijk te zijn van Germaanse troepen richtte hij zich op de Isauriërs, een volk van niet helemaal duidelijke komaf dat in Klein-Azië woonde. Leunen op Germanen was gevaarlijk, want op militair terrein was de eigenzinnige Leo nu ook weer niet zo goed als hij zichzelf waande. De Ostrogoten hielden tijdens zijn regering hevig huis op de Balkan, nadat hun jonge leider Theodorik de Grote in botsing gekomen was met de keizer. Theodorik was opgevoed aan het hof in Constantinopel en kende derhalve alle Romeinse tactieken. Toch kon hij deze stad niet innemen, dankzij de enorme Theodosiaanse muren. Er moesten dus meer betrouwbare bondgenoten worden gezocht. In 466 liet Leo zijn dochter Ariadne trouwen met Tarasicodissa, het hoofd van de Isauriërs. Aspar zag hiermee uiteraard zijn positie ernstig in gevaar komen en probeerde in 469 om Tarasicodissa te vermoorden, hetgeen bijna lukte. Een paar jaar later kreeg Leo de aanleiding om Aspar op te ruimen toen zijn zoon Ardabur betrokken bleek een samenzwering tegen Leo. Vader en zoon werden in 471 door de eunuchen vermoord, volgens een plan dat keurig was opgezet door de keizer en de Isauriërs.

Een Tremissis van keizer Anthemius. Ook hij kwam om door verraad van Ricimer.
Een Tremissis van keizer Anthemius. Ook hij kwam om door verraad van Ricimer.

Leo oefende ook nog steeds invloed uit over het West-Romeinse rijk. Na de dood van Libius Severus wachtte Ricimer braaf tot Leo een nieuwe keizer benoemde, zelfs al bracht dit een interregnum van 18 maanden met zich mee. Geiseric probeerde opnieuw Olybrius op de troon te krijgen, wat Ricimer politiek buitenspel zou hebben gezet. Om de druk op keizer Leo op te voeren liet Geiseric zijn mensen steeds vaker Italië en Sicilië aanvallen en ook bewoners van de Balkan en Griekenland terroriseren. Leo reageerde echter door in 467 Procopius Anthemius, een bevelhebber op de Balkan en de schoonzoon van wijlen keizer Marcianus, tot keizer te benoemen. Ricimer trouwde op zijn beurt met Anthemius’ dochter Alypia. Door Anthemius’ connectie met Marcianus was hij een potentiële pretendent voor het oostelijk keizerschap, dus op deze manier kwam Leo mooi van hem af, terwijl er vooralsnog een bekwaam militair op de westelijke troon kwam. De verhoudingen tussen oost en west gingen er hierdoor behoorlijk op vooruit. Om Ricimer in toom te houden moest deze voortaan het opperbevel delen met Marcellinus – een machtsdeling die in het oosten heel gebruikelijk was.

Kaap Bon, in het huidige Tunesië. De latere Byzantijnse keizer Bailiscus leed hier een verpletterende nederlaag.
Kaap Bon, in het huidige Tunesië. De latere Byzantijnse keizer Bailiscus leed hier een verpletterende nederlaag.

Zowel de Oost- als West-Romeinen maakten zich in 468 op om gezamenlijk een veldtocht naar Afrika te houden. Het grootste deel van de vloot, onder leiding van Leo’s zwager Basiliscus, was hierbij bekostigd door het oosten. Dat mocht niet baten. Bij Kaap Bon werd de vloot vernietigend verslagen. Anthemius stond er nu ineens zeer slecht voor: de schatkist was zo goed als leeg en zijn bondgenoten lieten hem in de steek. Kort daarna werd Marcellinus ook nog vermoord. Derhalve ging Anthemius zich richten op Gallië, waar de Visigoten dankbaar gebruik hadden gemaakt van de verzwakking. Pogingen om hen te verslaan liepen op fiasco’s uit. Zowel deze miskleunen als zijn Griekse afkomst maakten hem erg impopulair bij de Italiaanse elite. Hoewel hij pogingen deed om dit te sussen, kon Anthemius niet voorkomen dat Ricimer zich aan het hoofd van de oppositie schaarde. Dit laaide enkele keren flink op en in 472, toen Anthemius zich onder het mom van ziekte schuilhield in de basiliek van Sint-Pieter, stuurde Leo Olybrius naar Rome om te bemiddelen in het conflict. Olybrius en Ricimer sloten echter de handen ineen. Volgens de 6e-eeuwse historicus Johannes Malalas zou Ricimer een brief onderschept hebben waarin Leo Anthemius aanspoorde om Olybrius te doden. Ricimer riep Olybrius tot keizer uit en belegerde de stad met zijn barbaarse legereenheden.

Olybrius was jarenlang Geiserics troonpretendent voor het West-Romeinse rijk. Maar uiteindelijk regeerde hij nog geen jaar.
Olybrius was jarenlang Geiserics troonpretendent voor het West-Romeinse rijk. Maar uiteindelijk regeerde hij nog geen jaar.

De strijd duurde vijf maanden. De troepen in Gallië kregen verzoeken om hulp van beide partijen. Hun leider, de Bourgondiër Gundobad, koos de kant van Ricimer, die zijn oom was. Een groep Gallische loyalisten trachtte Anthemius te ontzetten, maar werden verslagen. Anthemius trachtte de Germanen af te kopen, maar haalde zich hiermee blijkbaar de woede van het volk op de hals. Zijn mannen werden door de vijand afgeslacht en de keizer probeerde vermomd als bedelaar de stad te ontvluchten. Hij werd echter ontdekt en gevangengenomen, waarna Gundobad of Ricimer hem op 11 juli ter dood bracht. Ricimer kon niet lang genieten van de overwinning en overleed al een maand later, waarna Gundobad de magister militum werd. Ook Olybrius leefde niet lang meer en stierf al na zeven maanden keizerschap. Toch duurde het nog een paar maanden voor er een nieuwe keizer benoemd werd. Toen Euric in 473 met zijn Visigoten Italië binnenviel, besloot Gundobad niet langer af te wachten en zette de nogal onbekende Glycerius op de troon. Glycerius was waarschijnlijk comes domesticorum, het hoofd van de keizerlijke lijfwacht.

Keizer Leo I. Op het einde van zijn leven was hij impopulair bij het volk door zijn verbod op niet-christelijke feesten.
Keizer Leo I. Op het einde van zijn leven was hij impopulair bij het volk door zijn verbod op niet-christelijke feesten. Toch bracht hij het er beter van af dan zijn hele lijst westelijke tijdgenoten.

Over de regering van Glycerius is weinig bekend, al wist hij de inval in Italië te stuiten (of dit te laten doen door zijn officieren). Wel nam Euric Arles en Marseille in. Uit het oosten naderden ondertussen de Ostrogoten, wat uiteraard het schrikbeeld van een gecombineerde Gotische strijdmacht opriep. Door de Ostrogotische koning Widimir af te kopen en hem te overtuigen dat de Italiaanse gebieden die hij wilde al bezet werden door de Ostrogoten, boog deze af naar Gallië. Zo ontstond er in elk geval geen dubbele invasiemacht. Toch was dit een oplossing op korte termijn, want de Visigoten en Ostrogoten waren nu wel buren geworden. Veel meer is er niet bekend over de korte regering van Glycerius. Kort, want al in juni 474 kwam deze tot een einde. Leo I had Glycerius namelijk nooit erkend en benoemde derhalve Julius Nepos, de bevelhebber van Dalmatia, tot keizer. De enige reden dat het nog een jaar duurde voordat deze Italië bereikte, was dat de beslissing traag genomen was, zodat Nepos niet uit kon varen voor de winter, waarin de havens gesloten waren. In januari 474 stierf de 73-jarige Leo I aan dysenterie. Tarasicodissa benoemde hierop zijn zoontje, Flavius Leo Iunior, tot keizer Leo II. Glycerius zette dan ook alles op alles om de verhoudingen met Constantinopel te lijmen. Hij benoemde met opzet geen consul zodat Leo II als enige consul zou zijn. Het baatte niet. In het voorjaar van 474 stak Nepos de Adriatische Zee over en ging in juli aan land. Zonder enige veldslag wist hij Glycerius af te zetten. Het blijft een raadsel waarom Glycerius geen verzet bood. Wellicht stonden de adel en Senaat niet achter hem. Het is ook mogelijk dat Gundobad naar Gallië was gegaan om versterkingen te zoeken, zodat Glycerius achterbleef zonder de sterke man van het leger. Nepos stuurde Glycerius naar Dalmatia, waar hij bisschop van Salonae gemaakt werd. Later zouden zij elkaar hier weer ontmoeten…