De ondoordringbare wouden van Germania (9 v. Chr. t/m 16 na Chr.)

helpNa de dood van Drusus, in 9 na Chr., kwamen zijn oudere broer Tiberius en stiefvader keizer Augustus in actie om ervoor te zorgen dat het werk van Drusus vakkundig werd voortgezet. Augustus kwam opnieuw naar Gallië, terwijl Tiberius werd aangesteld als de nieuwe bevelhebber van de oorlog in Germanië. Meerdere Germaanse stammen stuurden afgevaardigden naar Gallië om met de keizer te onderhandelen, maar Augustus sloeg dit aanbod af omdat de zo beruchte Sugambren nog steeds niet vertegenwoordigd waren. Toen de Sugambren dit alsnog deden liet Caesar de onderhandelaars, inclusief de Sugambrische hoofdman Maelo, gevangennemen. Een snode list, zeker als men bedenkt dat onderhandelaars als onschendbaar werden beschouwd. Maar het resultaat loog er niet om: veel Germaanse stammen waren nu van hun leiders beroofd. Tiberius, die liever op subtiele dan op hardvochtige wijze omging met de Germanen, wist het probleem van de vijandige Sugambren op te lossen: de 40.000 zielen tellende stam werd voor een groot deel naar de linkeroever van de Rijn verplaatst, in de omgeving van Castra Vetera (niet ver van Xanten), zodat de legioensoldaten vanuit hen daar gemakkelijk in de gaten konden houden. De Sugambren smolten hier samen met de plaatselijke bevolking tot een groep die de Cugerni genoemd werd. De overgebleven Sugambren achter de Rijn waren met te weinig om nog van enig belang te zijn.

De veldtochten van Tiberius en Ahenobarbus, 3-6 na Chr.
De veldtochten van Tiberius en Ahenobarbus, 3-6 na Chr.

Zo werd Germania gedeeltelijk gepacificeerd en in 7 v. Chr. werd het mogelijk als provincie aanvaardt. Het jaar daarop aanvaardde Tiberius het gouverneurschap echter niet opnieuw, daar hij in een persoonlijk conflict met Augustus kwam. In de tien jaar daarna waren er in zijn plaats verschillende andere keizerlijke legaten, waaronder Lucius Domitius Ahenobarbus, de grootvader van keizer Nero. Ahenobarbus wist van hen het verst door te dringen in Germania, tot aan de Elbe, nadat hij vanaf de Donau noordwaarts getrokken was. Zowel hij als de latere legaat Marcus Vicinius zijn in Rome als triomfators onthaald, maar van hun exacte daden is maar weinig duidelijk. Vicinius ondervond echter ook nieuwe moeilijkheden in het gebied. Dat was genoeg reden om het jaar daarop, in 4 na Chr., Tiberius weer naar het gebied te sturen. Hij en Augustus hadden hun geschillen tegen die tijd bijgelegd en Tiberius was tot zijn opvolger benoemd, zij het onder de voorwaarde dat hij Drusus’ zoon Germanicus adopteerde.

Germanicus, die oorspronkelijk Nero Claudius Drusus heette, noemde zich na adoptie door Tiberius Germanicus Iulius Caesar.
Germanicus, die oorspronkelijk Nero Claudius Drusus heette, noemde zich na adoptie door Tiberius Germanicus Iulius Caesar.

Het probleem met Germania was namelijk nog steeds dat er sprake was van een sterk Romeins gezag in het noorden en bij de Donau, maar dat het gebied ertussen nog steeds nauwelijks onder Romeinse invloed viel. Vandaar dat Tiberius nieuwe tochten begon en er een groot aantal onderwerpingen van stammen plaatsvond of werd vernieuwd, zoals bij de Frisii. Volgens Velleius Paterculus, die als ooggetuige een verslag van de tocht schreef, zouden de Cananefaten hier ook bij zijn onderworpen, wat diverse wetenschappers doet vermoeden dat zij toentertijd nog niet in Zuid-Holland woonachtig waren, maar meer naar het oosten bij de IJssel. Wat sowieso vaststaat is dat Tiberius als eerste bevelhebber zijn troepen in Germanië liet overwinteren. Via de Noordzee bereikten zijn troepen het jaar daarop ook voor het eerst de Elbemonding, waarna een deel zelfs voorbij Denemarken naar de Oostzee voer. In die expeditie hoefde hij maar één echte veldslag te voeren, die hij won. Een grootscheepse veldtocht met twaalf legioenen tegen de Marcomannische koning Marodobuus en zijn rijk, in 6 na Chr., werd enkel gestuit omdat Tiberius zijn aandacht moest verleggen naar een opstand op de Balkan. De droom van Augustus om alle Germanen te onderwerpen kwam voorlopig nog niet uit, maar er was in elk geval een groot gebied waarover de triomf een feit leek te zijn.

Munt waar Varus vermoedelijk op is afgebeeld, getuige de letters VAR.
Munt waar Varus vermoedelijk op is afgebeeld, getuige de letters VAR.

Let wel: leek te zijn. De Germanen hadden geen strakke organisatie en afgezien van een lokale aristocratie kenden zij alleen overkoepelende leiders in oorlogstijd. Een besluit van leiders wordt niet per definitie geaccepteerd door het individu. Bovendien wil een vreedzame onderwerping nog niet zeggen dat zelfs de leiders de Romeinen niet als vijandige overheersers beschouwden. Maar vooral was Germanië een onsamenhangend geheel, zonder enige vorm van bestuursorganen waar de Romeinen gebruik van konden maken. Het gebrek aan een dergelijk bestuur maakte het nog moeilijker om vat op de bevolking te krijgen. Hoewel het gebied dus nog onder Romeinse periferie viel, moest er dus alsnog een Romeins bestuur worden ingevoerd. Die taak werd in 7 na Chr. gegeven aan Publius Quinctilius Varus, een persoonlijke vriend van Augustus. De fout hiervan was echter dat men veel te abrupt probeerde om een volledig Romeins bestuur door te drukken: Varus was vooral een burgerlijk bestuurder, maar de Romeinse overheersing was nog van veel te korte duur om al op zo’n bestuur over te gaan. Er waren nog steeds enorm dichte wouden, met heel weinig wegen, zodat het gebied nog nauwelijks ontsloten was. Daar de militaire bezetting beperkt was tot slechts vijf legioenen (Tiberius had een buitengewone volmacht gehad, maar voor zijn opvolgers gold dit niet) waren de wouden nog gemakkelijk broeihaarden van verzet. Varus drukte veel Romeinse wetten en gewoonten er echter op koppige wijze door, zoals een vrij hoge belasting en de toepassing van het Romeinse recht. In Germanië braken met enige regelmaat conflicten uit tussen verschillende groepen en individuen, waarbij de Germanen vooral een gewoonterecht toepasten, waarin vetes en bloedwraak normaal waren. Als het Romeinse rechtssysteem, dat laatstgenoemde zaken verbood, niet strookte met de Germaanse gewoontes was dat dus een behoorlijke aantasting van het eergevoel van de bevolking.

De Germaanse krijgers tijdens de Varusslag moeten lichtbewapend zijn geweest. Ze waren razendsnel en levensgevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)
De Germaanse krijgers tijdens de Varusslag moeten lichtbewapend zijn geweest. Ze waren razendsnel en levensgevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)

Het verzet schaarde zich uiteindelijk onder ene Arminius. Deze Germaanse edelman was geboren in 17 v. Chr. als de zoon van de Cheruskische hoofdman Segimer en had samen met zijn broer Flavus dienst genomen in de Romeinse hulptroepen, wat hen (getuige hun Romeinse namen) het burgerrecht had opgeleverd. Bovendien was Arminius benoemd tot prefect van een cohort hulptroepen en in de ridderstand verheven. Flavus en Arminius’ toekomstige schoonvader Segestes bleven aan de zijde van de Romeinen, maar Arminius deserteerde en begon met andere edelen en leiders samen te zweren tegen de Romeinen. Niet alleen de Cherusken, maar ook de Chatti en enkele andere stammen sloten zich aan, hoewel deze stammen zich niet in hun geheel tegen de Romeinen keerden. Via Segestes kwam Varus dus wel nieuws over de samenzwering ter ore, maar blijkbaar geloofde hij het verhaal simpelweg niet, omdat Arminius juist zo’n trouwe dienaar geweest was. Inderdaad had Arminius zeer trouw aan Romeinse zijde gestreden… en nu wist hij dus alles van het Romeinse leger. Hij wist hoe sterk zij waren in het open veld, maar ook dat zij in dichte bossen en onoverzichtelijke terreinen veel minder ervaren waren.

'De Rechtspleegingen in de legerplaats van Varus.' Prent uit De antiquitate reipublicae Batavicae, door Hugo de Groot.
‘De Rechtspleegingen in de legerplaats van Varus.’ Prent uit De antiquitate reipublicae Batavicae, door Hugo de Groot.

In de zomer van 9 na Chr. bevond Varus zich met de drie legioenen van Germania Inferior in het grote zomerkamp, aan de Wezer, terwijl de twee andere legioenen zich in Mogontiacum bevonden. Al die tijd werd Varus, vermaard om zijn liefde voor rechtsspraak, in de luren gelegd en met allerlei valse geschillen, om hem zo lang mogelijk in Germania gehouden. Na elk proces bedankten de Germanen hem zo uitvoerig dat hij steeds meer het idee kreeg dat zijn beleid ook echt werkte. Varus was zo zelfverzekerd dat hij zelfs de gewoonte om de troepen in Mogontiacum te laten overwinteren weer had opgepakt. Zo ook dit najaar, toen hij met zijn drie legioenen, drie ruiterafdelingen en zes cohorten aan hulptroepen het grote zomerkamp verliet, de dag nadat de waarschuwing van Segestes gekomen was. Omdat alle soldaten weggingen, gingen ook alle non-combattanten mee, waarbij men moet denken aan allerlei specialisten zoals landmeters, artsen, klerken en smeden. Ook de rondom het kamp woonachtige vrouwen en kinderen gingen mee, terwijl de nodige wapens met materialen de stoet nog groter maakten, 15 tot 20 kilometer lang! Van een gesloten formatie was hierdoor geen sprake, maar dat was natuurlijk niet echt nodig daar men niet op veldtocht was. Wel was er nog nieuws gekomen van een klein opstootje in het noordwesten, dus besloot Varus even een omweg te maken om ermee af te rekenen. Arminius deed hem vriendelijk uitgeleide, na een tijdje omkerend met de mededeling dat hij versterking zou gaan halen. In werkelijkheid was het nieuws van de opstand een valstrik, zodat Varus een minder bekende weg zou nemen. Zodra de legioenen hun hielen hadden gelicht, overvielen de Germanen alle kleinere legerposten in het land.

Kaart van de vermoedelijke locaties van de slag. De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese. Ten noorden daarvan werden ze opgewacht.
Kaart van de vermoedelijke locaties van de slag. De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese. Ten noorden daarvan werden ze opgewacht.

De ongebruikelijke route gaf de nodige problemen. Het gebied was vrij onbekend en tot overmaat van ramp regende het pijpenstelen, zodat de zwaar bepakte soldaten maar moeizaam vooruitkwamen. Moeizaam ploeterden zij door het modderige woud, ten noordoosten van het huidige Osnabrück. Toen gebeurde het. Plotseling doken van alle kanten Germaanse krijgers op, bewapend met speren en korte werpspiesen, waarmee zij bliksemsnelle aanvallen uit konden voeren. Doordat de Romeinse stoet zo uitgespreid was, waren zij gemakkelijk aan te vallen, terwijl de Germanen door hun lichte uitrusting zich heel eenvoudig terug konden trekken. Met veel moeite slaagden de Romeinen erin om een heuvel te bereiken en hier een marskamp met gracht en omheining (zij het van lage kwaliteit) op te zetten waar zij de nacht door konden brengen.

Gedenksteen van centurio Marcus Caelius, "gevallen in de Varusslag". Het monument is later op de vermoedelijke plek opgericht door zijn broer.
Gedenksteen van centurio Marcus Caelius, “gevallen in de Varusslag”. Het monument is later op de vermoedelijke plek opgericht door zijn broer, zo zegt het onderschrift.

De volgende morgen braken de Romeinen hun kamp op en staken alles wat niet onmisbaar was, ook hun wagens, in brand, in een poging zichzelf van onnodige lasten te verlossen en ondertussen niets prijs te geven aan de vijand. Ordelijk marcheren was hierdoor in elk geval weer mogelijk, maar de Germanen kwamen natuurlijk meteen weer tevoorschijn, zodat de Romeinen met zware verliezen het open terrein wisten te bereiken, nabij Ostercappeln. Buiten het woud werden de Romeinen weer even met rust gelaten, maar zodra zij opnieuw een bos binnengingen werden zij weer aangevallen. Arminius wist namelijk dat de Romeinen geen fatsoenlijke slagorde konden vormen in een dicht woud. De regen bleef ondertussen maar aanhouden en de pezen van de Romeinse bogen waren hier zodanig nat van geworden dat zij onbruikbaar waren geworden. De legioensoldaten en de Romeinse cavalerie zaten elkaar ondertussen lelijk in de weg, zodat de chaos toenam en de slag steeds moeilijker te coördineren was. Grote verliezen waren weer het gevolg. Bij gebrek aan ruimte werd er die nacht niet eens een kamp met een greppel gemaakt! In plaats daarvan trachtten de Romeinen er in de nacht vandoor te sluipen. Uiteindelijk slaagden ze erin het bos door te komen en gingen een open terrein op, waarschijnlijk bij het moderne Kalkriese. In de 19e eeuw duidde men de plaats ten onrechte op de heuvelrug Osning, die toen werd omgedoopt tot het Teutoburgerwoud (naar Tacitus, die sprak van de saltus Teutoburgiensis). Pollenonderzoek heeft aangetoond dat de Romeinen zich in het open veld bevonden, waarbij archeologische vondsten op Kalkriese duiden, zo’n 60 km ten noordwesten van de Osning.

De wallen, vermoedelijk voorzien van kleine hekken, waren bijna onmogelijk te nemen voor de Romeinen zolang de Germanen hen bleven bestoken. (Illustratie door Peter Dennis)
De wallen, vermoedelijk voorzien van kleine hekken, waren bijna onmogelijk te nemen voor de Romeinen zolang de Germanen hen bleven bestoken. (Illustratie door Peter Dennis)

Op dat open terrein was een klein stuk zandgrond waarover de Romeinen konden marcheren, gelegen tussen de heuvel en het moeras. De ideale plek voor een nieuwe valstrik: een grote greppel blokkeerde de weg, terwijl aan de woudzijde een grote aarden wal was opgeworpen. Vanachter die wal openden de Germanen opnieuw hun aanvallen. De Germanen waren in het voordeel, zowel strategisch als numeriek, want er hadden zich telkens weer nieuwe krijgers aangesloten. Tot overmaat van ramp had de regen en storm de vastgelopen Romeinen gedwongen hun zware schilden weg te werpen, wat hun kwetsbaarheid vergrootte. De ingesloten Romeinen deden meerdere pogingen om de wal te bestormen, maar dit mislukte telkens weer. Nominius Vala, de hoogste officier na Varus, raakte uiteindelijk in paniek en kneep er met de cavalerie tussenuit, waarschijnlijk om kort daarna alsnog door de vijand gedood te worden.

De overlevende soldaten van de hinderlaag bij de wal werden in het woud grotendeels gedood.
De overlevende soldaten van de hinderlaag bij de wal werden in het woud grotendeels gedood.

Blijkbaar zagen de Germanen dit als een teken van Romeinse ontmoediging, want hierna sprongen zij over de wal heen en stormden het terrein op, waarbij de Romeinen in de pan gehakt werden. Toen Varus besefte dat de slag verloren was, pleegde hij zelfmoord door zich op zijn zwaard te werpen. De Romeinse voorhoedes werden volledig uitgemoord en met hen vele anderen. Ook sloegen meerdere Romeinen de hand aan zichzelf of gaven zich over. De rest vluchtte in paniek het woud in, om daar alsnog afgemaakt te worden. Van degene die gevangen genomen werden, werden de meesten gekruisigd, levend begraven of geofferd aan de goden, al werden er ook officieren voor losgeld gegijzeld en werden sommige gewone soldaten slaaf gemaakt. Drie legioenen waren uitgeroeid en drie legioensadelaars waren buitgemaakt (in één geval had de drager zich ermee in het moeras gestort, al was het ding later weer opgevist). De Romeinse verliezen worden tussen de 15.000 en 18.000 geschat! Varus’ hoofd werd als geschenk opgestuurd naar Marodobuus, in Bohemen, die geweigerd had deel te nemen aan het plan.

Reconstructie van de wal die de Germanen bij Kalkriese hadden opgeworpen.
Reconstructie van de wal die de Germanen bij Kalkriese hadden opgeworpen.

Toen Tiberius van de clades Variana hoorde maakte hij zo snel mogelijk dat hij in Rome kwam. Hij trof de stad praktisch in staat van beleg aan. De op leeftijd geraakte keizer Augustus, die het hoofd van Varus opgestuurd zou krijgen van Marodobuus, was zeer aangeslagen door het slechte nieuws en vreesde nu voor het behoud van vrijwel heel Gallië. Zeer beroemd is dan ook zijn uitroep ‘Vare, vare, redde mihi legiones!‘ (“Varus, Varus, geef me mijn legioenen!”) Menigeen dacht aan de oude nederlagen tegen de Cimbren en Teutonen en sommigen vreesden dat de Germanen tot in Italië door zouden dringen. Uit angst ontbond Augustus zelfs zijn Germaanse lijfwacht, terwijl veteranen en niet-burgers snel bij de legioenen ingelijfd werden. Al die reacties waren natuurlijk wel erg overdreven, maar Tiberius moest wel zo snel mogelijk terug naar Germanië om deze extreme vernedering te wreken. Het oude verlaten kamp op de Hunnerberg, bij Nijmegen, werd herbouwd om er de Bataafse cavalerie te huisvesten. Er werd een verdedigingslinie langs de Rijn gebouwd en in 11 na Chr. begon Tiberius een strafexpeditie, samen met Germanicus. En hoewel Tiberius in 13 na Chr. in Rome een triomftocht houden mocht, was er eigenlijk geen sprake geweest van een nieuwe grote overwinning aan Romeinse zijde. Tiberius keerde echter niet terug naar Germanië: het jaar daarop overleed zijn stiefvader waarna Tiberius hem opvolgde als keizer. Het opperbevel viel nu aan Germanicus toe en de jonge veldheer moest onmiddellijk zijn morrende troepen, die hem als keizer verkozen boven Tiberius, tot bedaren brengen.

Der Triumph Hermanns, door Tischbein. Arminius wordt neergezet als een Duitse volksheld, gehuld in schitterende kledij (tot en met een pantervel aan toe) terwijl de overige Germanen eruitzien als woestelingen in beestenvellen.
Der Triumph Hermanns, door Tischbein. Arminius wordt neergezet als een Duitse volksheld, gehuld in schitterende kledij (tot en met een pantervel aan toe) terwijl de overige Germanen eruitzien als woestelingen in beestenvellen.

Germanicus, die veel romantischer aangelegd was dan Tiberius, hoopte met nieuwe expedities de smet van de Varusslag te wreken en de eer van zijn vader Drusus hoog te houden. Meerdere Germaanse stammen kregen er flink van langs, ook de Tubanten die (ten dele) in Twente woonden. Het gebied van de Marsi werd zelfs verwoest. De verhouding tussen Arminius en zijn schoonvader Segestes was tegen die tijd zo mogelijk nog slechter dan eerst. Segestes was namelijk Arminius’ schoonvader tegen wil en dank: Arminius had diens dochter Thusnelda, ondanks haar verloving met een ander, gewoon geschaakt in 13 na Chr. Daar kon Germanicus goed gebruik van maken in zijn plannen om de Cherusken en de Chatti af te straffen. Toen Segestes de zwangere Thusnelda ontvoerde, werd zijn burcht door Arminius belegerd, zodat vaderlief de hulp van de Romeinen inriep. Segestes werd ontzet en samen met zijn dochter onschendbaar verklaard en naar Gallië gebracht, tot woede van Arminius en de zijnen. In 15 na Chr. maakte Germanicus zich dan ook op om nu definitief met Arminius af te rekenen. Zelf voer hij met de hoofdmacht via het Flevomeer en de Waddenzee naar de Eemsmonding, terwijl de cavalerie door het land van de Frisii trok en vier andere legioenen via de binnenlanden naar de Eems gingen. De Bructeren boden daarbij weerstand, maar werden verslagen, waarbij één van de verloren adelaars teruggevonden werd. Tijdens deze wraaktocht slaagde men er ook in om het terrein van de slag te bereiken. Men wist het dagmarskamp van de eerste nacht terug te vinden en de plek waar men op de tweede nacht verbleven had. Tussen die twee plaatsen waren nog gebeenten van soldaten te vinden, tot en met schedels die aan boomstammen waren vastgespijkerd aan toe. Germanicus liet een grote grafheuvel opbouwen voor de aangetroffen lijken.

De laatste veldtocht van Germanicus, in 16 na Chr.
De laatste veldtocht van Germanicus, in 16 na Chr.

Uiteindelijk kwam het tot een treffen met de aanstichter van dit bloedbad. Arminius trok zich echter tijdig terug en tijd om de veldtocht voort te zetten was er niet meer, door het late najaar. Op de Waddenzee werd de vloot weer eens door een grote storm getroffen, met veel doden tot gevolg: meerdere schipbreukelingen verdronken, terwijl anderen op kleine waddeneilandjes terecht kwamen. In feite was het effect van deze wraaktocht dus zelfs averechts geweest: Arminius was in aanzien gestegen en de terugtocht had vooral problemen opgeleverd. In de winter vernielden de Germanen de grafheuvel zelfs. Het jaar daarop besloot Germanicus zich dus meer te concentreren op de vloot, die verzameld werd bij Fectio (Vechten). De hulptroepen en cavalerie trokken over het land mee, al werden zij op het laatst verrast door de vloed, zodat een stel zwemmende Bataven aan hun eigen overmoed ten onder ging. Achter de Wezer wachtte Arminius hen op. Flavus, die nog aan Romeinse zijde streed, trachtte met hem te onderhandelen, maar dat haalde niets uit, dus liet hij de troepen de Wezer oversteken. Het Bataafse korps, onder leiding van ene Chariovalda, deed dit ook, maar werd door ogenschijnlijk vluchtende Cherusken in een hinderlaag gelokt die opnieuw gebruik maakte van heuvels, zodat de Bataven nog net op tijd door de Romeinen ontzet werden, met verlies van hun commandant. Germanicus haalde alsnog twee grote overwinningen op Arminius, maar de Cherusk zelf wist te ontkomen. Op de andermaal rumoerige terugtocht wist Germanicus ook nog een legioensadelaar terug te krijgen.

Het Hermannsdenkmal, gebouwd tussen 1838 en 1875 op de plek waar men ten onrechte de Varusslag aan toeschreef. Het nationalisme vereiste dat Arminius "Hermann" genoemd werd, om zo Duitser te klinken. Het uiterlijk van het 24 meter hoge beeld is verzonnen.
Het Hermannsdenkmal, gebouwd tussen 1838 en 1875 op de plek waar men ten onrechte de Varusslag aan toeschreef. Het nationalisme vereiste dat Arminius “Hermann” genoemd werd, om zo Duitser te klinken. Het uiterlijk van het 24 meter hoge beeld is een romantisch verzinsel.

Hierna schrapte Tiberius ineens de plannen om de strijd voort te zetten. Zijn motivatie hiervoor is onduidelijk, want aartsvijand Arminius was nog steeds op vrije voeten. Mogelijk vond hij dat de veldtochten te veel tijd en moeite kostten en te weinig opleverden, wat zeker het geval was. Het is ook mogelijk dat hij vreesde voor de groeiende populariteit van Germanicus, die in Rome een triomftocht kreeg, waarin hij ook Thusnelda en haar zoontje Thumelicus meevoerde. Wel werd in Rome een triomfboog voor zowel Germanicus als Tiberius opgericht. Het kamp op de Hunnerberg werd ontruimd en de wraaktochten waren ten einde. Germanicus werd uiteindelijk naar het oosten van het rijk gestuurd, waarna hij en Tiberius ernstig uit elkaar gegroeid lijken te zijn. Op 33-jarige leeftijd (19 na Chr.) stierf hij plotseling in Syrië, zeer waarschijnlijk door vergiftiging, al is het niet duidelijk of Tiberius erin betrokken was. Over het lot van Thusnelda en Thumelicus is weinig bekend, al zou Thumelicus volgens Tacitus schandelijk zijn behandeld in Ravenna, hetgeen gladiatorschap impliceert. Arminius zelf raakte in oorlog met Marodobuus, die na een grote nederlaag van de troon werd gestoten en naar het Romeinse rijk vluchtte. Arminius overspeelde hierna echter op dezelfde wijze zijn hand door zichzelf tot koning uit te roepen, hetgeen bij menigeen niet in de smaak valt. In de hierop volgende burgeroorlog werd hij zelf het slachtoffer van een samenzwering.

Keizers uit de barakken

Maximinus Thrax ("de Thraciër"), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.

Ze waren met velen en regeerden vrijwel allemaal maar kort. Hun labiele machtsbasis bracht telkens nieuwe usurpatoren en pretendenten op het toneel. Velen werden door hun eigen troepen tot keizer uitgeroepen, maar meerdere van hen werden ook weer door hun eigen troepen omgebracht. Anderen stierven in het harnas of vielen ten prooi aan een complot. Slechts een enkeling van hen stierf een natuurlijke dood maar vrijwel allemaal kwamen ze uit het leger. Midden 3e eeuw regeerden 50 jaar lang de Soldatenkeizers!

De Romeinse Cursus Honorum. Waar veel keizers van oorsprong deze carrière hadden gevolgd, verdween in de 3e eeuw het belang hiervan voor het keizerschap.

Het Romeinse rijk wordt vaak met militarisme geassocieerd, waarschijnlijk door het enorme Romeinse leger met zijn relatief moderne organisatie, die zeer indrukwekkend afstak tegenover minder georganiseerde krijgers. Toch viel de militarisering lange tijd wel mee. Tot het einde van de tweede eeuw werd de carrière met de toga als waardevoller gezien dan die van het harnas. Opklimmen als soldaat, dat was natuurlijk interessant, maar de kans dat je de ridderklasse haalde was al klein, laat staan de kans dat je hoger kwam. Hoewel meerdere ambten zoals prefect en procurator uit die klasse werden geworven, moest je voor echt hoge ambten van senatoriale rang zijn, wat je alleen kon bereiken als je van zeer gegoede huize kwam. Bovendien was Romeins burgerrecht hiervoor vereist. Wie de biografieën van de Adoptiefkeizers erop naslaat, zal al snel concluderen dat deze stuk voor stuk een vooral politieke loopbaan beoefenden. Trajanus had als legaat (een militaire rang die vaak uit de senatoriale stand kwam) misschien nog de meest militaire ervaring, al hadden de andere keizers hun sporen ook wel verdiend. Marcus Aurelius en Lucius Verus waren in feite nog het slechtst voorbereid op militaire zaken: als jongelingen hielden zij zich vooral bezig met hun intellectuele opleiding en politieke ambten.

caracalla
Keizers als Septimius Severus en Caracalla versterkten de militarisering van het Romeinse rijk. De gevolgen bleken rampzalig.

De eerste veranderingen moeten toen ongeveer in gang zijn gezet, al zouden de zichtbare effecten nog lang op zich laten wachten. Onder Marcus Aurelius wordt het rijk voor het eerst sinds tijden geplaagd door grootscheepse invallen, terwijl de Antonijnse Pest ernstig huisgehouden had. Juist deze epidemie had zowel leger als Senaat aardig uitgedund. Niet alleen bood dit veel mogelijkheden voor nieuwelingen om in de Senaat te komen, maar ook gaven de ernstige tekorten in het leger grote problemen. Er moest dus extra veel aandacht aan het leger besteed worden, terwijl opklimmen naar hogere stand eenvoudiger was geworden. De echte militarisering van het rijk lijkt te beginnen na de dood van Commodus, als meerdere militaire leiders strijden om de macht. Dit was ook gebeurd na de dood van Nero, in het Vierkeizerjaar, maar de zaken stonden er nu beduidend anders voor. De opstand tegen Nero was begonnen door Gaius Iulius Vindex, maar diens partij werd uiteindelijk geleid door Galba. Niet alleen omdat Vindex relatief vroeg in de opstand sneuvelde, maar ook omdat Vindex wist dat hijzelf nooit naar het keizerschap kon dingen. Vindex was weliswaar gouverneur van Gallia Lugdunensis en van senatoriale rang (hetgeen nodig was om een dergelijke grote provincie te leiden) maar van oorsprong was hij van Aquitanische komaf, wat maakte dat hij in de ogen van de Romeinse elite onacceptabel zou zijn geweest als keizer.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Zo was de mentaliteit van het jaar 69. Nu verplaatsen we ons naar 193, het jaar waarin Septimius Severus de macht greep. Severus was evengoed als Vindex een Romeins staatsburger, gouverneur en senator, maar zoals Vindex eigenlijk een Aquitaniër was geweest, stroomde bij Severus van vaderskant Punisch bloed door de aderen. Dat laatste weerhield hem er echter niet van om door de Senaat als keizer erkend te worden. Wellicht betekent dit eerder dat de scheidslijn tussen “echte” Romeinen en de geromaniseerde bovenlaag uit de provinciën vervaagd was, maar van de andere kant duidt dat wel op de groeiende carrièremogelijkheden. In tegenstelling tot Vespasianus, de winnaar van het Vierkeizerjaar, richtte Severus zich niet op een civiel bestuur maar op zoveel mogelijk militaire zaken. Niet alleen omdat hij eerst zijn mededingers verslaan moest, maar ook omdat hij nu eenmaal een sterke band met het leger had. Dit blijkt ook uit zijn verhoging van de soldij en zijn boodschap aan zijn zoons om vooral voor het leger te zorgen. Caracalla hield zich op zijn beurt ook vooral met militarisme bezig en lijkt meer als een ruwe soldaat dan als een wijze filosoof te zijn afgebeeld. Bovendien verschafte Caracalla iedere vrije man in het rijk burgerrecht, wat veel meer mannen kans bood om van gewone soldaat steeds hogerop te komen. Na de moord op Caracalla werd de troon voor het eerst opgeëist door een officier die niet eens senator was! En hoewel de verontwaardiging van de Senaat groot was, ging men toch schoorvoetend akkoord. Maar Macrinus bleek een zwak civiel bestuurder, waarop de Severen met behulp van het leger opnieuw aan de macht kwamen. Na het fiasco van Elagabalus kwam Severus Alexander op de troon. Hoewel zijn civiele bestuur uitstekend was, bleek hij een matig opperbevelhebber, wat hem juist de das om deed. Juist het feit dat hij afstand hield van het front en oorlog trachtte te vermijden zette kwaad bloed bij zijn soldaten, wat resulteerde in zijn dood.

Strijd met de Goten.
Strijd met de Goten. Deze bedreigden in de 3e eeuw voortdurend de Balkan. In ons land rukten de Franken op.

Het moge dus duidelijk zijn dat een sterke band met het leger tegen 235 een vereiste was als een keizer wilde overleven. Populariteit bij de soldaten was de enige manier om muiterij of opstand te voorkomen. Verder was een militaire carrière nu ineens veel interessanter dan een politieke, daar je met de steun van een paar legioenen veel machtiger kon zijn dan met een of andere administratieve benoeming. Een groot verschil met Vespasianus en Septimius Severus was dan ook dat veel van de soldatenkeizers van zeer bescheiden komaf waren. Vespasianus en Severus waren weliswaar niet in buitengewoon vermogende kringen geboren, maar wel in ridderlijke families, waarbij zij zelf middels een politieke loopbaan waren opgeklommen naar hogere rang. Menig soldatenkeizer was in veel lagere status geboren, maar had in het leger promotie gemaakt, net zolang tot hij bevelhebber van een legioen of provincie geworden was.

Maximinus Thrax ("de Thraciër"), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.
Maximinus Thrax (“de Thraciër”), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.

De eerste Soldatenkeizer, Maximinus Thrax, is daar een goed voorbeeld van. Zoals zijn bijnaam aangeeft was hij Thraciër van geboorte, afkomstig uit een familie van veehouders, geboren rond het jaar 173. Als jongeman ging hij waarschijnlijk bij de hulptroepen, maar door het Edict van Caracalla kon hij uiteindelijk terecht in de legioenen. Pas in de tijd van Severus Alexander was hij op een echt hoge positie gekomen, als hoofd van het nieuwe Legio IV Italica. Toen het leger zich tegen Alexander keerde schaarden Legio IV en Legio XXII zich achter Maximinus, waarna de Praetorianen hem ook tot keizer uitriepen. En hoewel de Senaat dit eigenlijk niet zag zitten, gezien zijn lagere status en in hun ogen barbaarse komaf, moesten zijn uiteindelijk wel akkoord gaan. Maximinus bleek een vrij meedogenloos en wantrouwig heerser die zijn afkeer van de Romeinse adel niet onder stoelen of banken stak. Meerdere senatoren en aanhangers van Alexander begonnen dan ook tegen hem samen te zweren, maar tevergeefs. In 238 begonnen er echter al tegenkeizers op te staan. Niet zonder reden, want Maximinus besteedde meer aandacht aan het leger dan goed was voor de overige inwoners van het rijk. Hij wist de Alemannen, Sarmaten en Daciërs met succes te bevechten, wat zijn populariteit bij het leger goed deed, maar om de soldaten pas echt voor zich te winnen bood hij hen dubbele soldij. De enige manier om dat te bekostigen was door hogere belastingen, hetgeen zware protesten tot gevolg had.

Antoninianus (zilveren munt ter waarde van 2 denariën) van keizer Gordianus III. Hij draagt geen lauwerkrans maar de in de 3e eeuw ook populaire zonnekroon.
Antoninianus (zilveren munt ter waarde van 2 denariën) van keizer Gordianus III. Hij draagt geen lauwerkrans maar de in de 3e eeuw ook populaire zonnekroon.

In Africa brak er opstand uit en riepen de rijke landeigenaren de bejaarde gouverneur uit tot keizer Gordianus I. De Senaat verklaarde Maximinus vervallen van de troon en riep hem uit tot staatsvijand, ondertussen Gordianus I als keizer erkennend, samen met zijn zoon Gordianus II. Maximinus wist de Gordianen echter te verslaan. Gordianus II sneuvelde en zijn vader pleegde zelfmoord. De senatoren waren nu uiteraard aan Maximinus’ genade overgeleverd en zaten met de handen in het haar. Twee van hen, Pupienus en Balbinus, werden tot keizer uitgeroepen, tot woede van het volk dat geen trek had in twee patricische senatoren op de troon. Een andere groep eiste dat Gordianus III, de kleinzoon van de eerste Gordianus, op de troon kwam, en grote rellen waren het gevolg. Maximinus trok weer naar Rome, maar verspilde een hoop tijd aan de belegering van Aquileia. Daar kwamen de soldaten van Legio II Parthica in opstand en vermoordden hem samen met zijn zoon en ministers. Pupienus en Balbinus, die Gordianus III vakkundig tot onderkeizer hadden benoemd, konden nu in alle rust regeren… dacht je. Pupienus en Balbinus bleken totaal niet door één deur te kunnen en beide keizers waren als de dood om door de ander vermoord te worden. Hun felle ruzies leidden uiteindelijk tot sterke onvrede van de Praetorianen, die op 29 juli tijdens de zoveelste ruzie binnenstormden en hun keizers doodstaken. Zo werd 238 een Zeskeizerjaar! De 13-jarige Gordianus III was nu de onbetwiste keizer. Hij hield het langer vol, maar niet langer dan zes jaar.

De Crisis van de Derde Eeuw op zijn hoogtepunt in 271. Maar al lang daarvoor was de chaos in volle gang.
De Crisis van de Derde Eeuw op zijn hoogtepunt in 271. Maar al lang daarvoor was de chaos in volle gang.

Een crisisjaar als dit was er al eerder geweest. Het Vierkeizerjaar van 69 en het Vijfkeizerjaar van 193 waren uiteindelijk voorbijgegaan waarna de orde hersteld was. Maar ditmaal lag de zaak blijkbaar anders. Misschien omdat deze burgeroorlog chaotischer was dan de vorige? In elk geval was er ditmaal een hoger aantal pretendenten, terwijl de aanspraken op de troon niet altijd gewaardeerd werden door andere legioenen. Dat de burgeroorlogen regelmatig opnieuw aanwakkerden was wellicht een stimulans voor buitenlandse vijanden om de aanvallen op te voeren. Op eenzelfde manier brak in 69 de Bataafse Opstand uit, ook in een gebied waar een deel van de troepen was weggetrokken op last van hun bevelhebber die een greep naar de macht deed. Op die wijze werden er nu ook regelmatig troepen van de grenzen ingezet om onderling te vechten, zodat de grens open lag voor vijanden zoals de Germanen en de Sassanidische Perzen onder Shapur I. Daar komt nog bij dat de legioenen tegenwoordig niet erg loyaal meer waren aan hun keizer, zeker niet als deze als bevelhebber van een ander legioen de macht gegrepen had. Als het ene legioen zijn bevelhebber naar voren kon schuiven, waarom het andere dan niet? Af en toe gebeurde het zelfs dat een door zijn troepen uitgeroepen keizer weer door diezelfde troepen vermoord werd, vaak uit onvrede over diens prestaties. Het gevolg was een decennia durende chaos, de Crisis van de Derde Eeuw!

Philippus I Arabs. Onder hem vierde Rome haar duizendjarig bestaan, maar verder was het allerminst feest.
Philippus I Arabs. Onder hem vierde Rome haar duizendjarig bestaan, maar verder was het allerminst feest.

Gordianus III, die gezien zijn jonge leeftijd in feite onder controle van de aristocratie stond, kampte al in 240 met een tegenkeizer, niet veel later gevolgd door een Perzische inval in Mesopotamië. Gordianus overleefde die oorlog niet, al is het de vraag hoe hij aan zijn einde kwam. Mogelijk viel hij ten prooi aan zijn ontevreden leger, maar de Perzen beweerden dat de jonge keizer in de strijd sneuvelde. Een andere mogelijkheid is dat hij vermoord werd door de prefect van de Praetorianen, Philippus Arabs, “de Arabier”, die onmiddellijk de troon in bezit nam. Philippus was zo wijs de slecht verlopende oorlog te beëindigen, zodat hij bovendien naar Rome kon om een goede relatie met de Senaat te bewerkstelligen. Die opzet slaagde en Philippus hield zich nadien bezig met de verdediging van de Donaugrens, evenals met het organiseren van spelen voor het duizendjarig bestaan van Rome in 248. De grensverdediging trachtte hij echter voor elkaar te krijgen door de Germanen af te kopen, wat opnieuw belastingverhoging inhield. En dat is kenmerkend voor nog een ander ernstig probleem tijdens de Crisis van de Derde Eeuw: de instortende Romeinse economie. De devaluatie van de denarius was zo groot geweest dat het zilvergehalte van de munt tijdens de Crisis onder de tien procent zakte! Dit werd telkens gedaan om het produceren van de munt goedkoper te maken, maar vanzelfsprekend verminderde dat de waarde van de munt zodra de kooplui het trucje door hadden. Bijgevolg was een militaire carrière minder aantrekkelijk en moest die aantrekkelijker worden gemaakt door de soldij te verhogen, wat alleen kon door verhoogde belasting of… devaluatie. Gedurende de Crisis van de Derde Eeuw steeg de graanprijs tot het honderdvoudige. Oude munten werden omgesmolten of opzij gezet, terwijl het gebruik van de nieuwere, bijna waardeloze munten zo onaantrekkelijk was, dat men zich weer op ruilhandel ging richten. De geldeconomie stortte eenvoudigweg in! Tot overmaat van ramp daalde de gemiddelde jaartemperatuur rond die tijd een paar graden, wat de oogstopbrengsten deed dalen, zodat de prijzen nog meer stegen.

Keizer Trajanus Decius trachtte terug te grijpen op oude idealen en de orde met harde hand te herstellen.
Keizer Trajanus Decius trachtte terug te grijpen op oude idealen en de orde met harde hand te herstellen. Hij kreeg echter niet de kans zijn werk te voltooien.

Ook Philippus Arabs hield het niet lang vol. Kort na het millenniumfeest braken er opstanden en nieuwe invallen uit. Binnen 1 jaar kreeg Philippus het met wel 3 tegenkeizers aan de stok. De keizer overwoog zelfs af te treden, maar de Senaat weigerde dit te aanvaarden. Philippus was erg onder de indruk en stuurde de senator en stadsprefect Decius, één van zijn sterkste verdedigers, naar de Balkan om de opstand aldaar neer te slaan. Die opzet slaagde, maar de legioenen bleven ontevreden en riepen in 249 Decius ineens tot keizer uit. Decius had de zaak best uit willen praten, maar Philippus trok met de Praetorianen en een paar legioenen tegen hem op, ondanks dat Decius over tweemaal zoveel legioenen beschikte. Bij Verona kwam het tot een veldslag, waar Philippus omkwam. Nu Decius alle macht had noemde hij zich Trajanus Decius, als eerbetoon aan de vroegere Adoptiefkeizer. Hij besloot zich sterker op de eenheid van het rijk te richten, wat hij onder meer uitte door onvoorwaardelijke loyaliteit van het volk te eisen en als eerste keizer de christenen systematisch te vervolgen. Maar de vijandige invallen deden hem al snel de das om. In juni 251 sneuvelde Decius tegen de Goten. Zijn zoon Herennius Etruscus, die hetzelfde jaar zijn medekeizer was geworden, kwam ook om, waarmee zij de eerste keizers waren die sneuvelden tegen een buitenlands leger. Herennius’ broer Hostilianus werd in Rome tot keizer benoemd, maar had nauwelijks gezag buiten de stad, om kort daarna te sterven aan de Pest van Cyprianus (waarschijnlijk de pokken). Dat Hostilianus’ natuurlijke dood zo uitzonderlijk is voor een soldatenkeizer, bewijst wel hoe labiel deze periode was. De soldaten op de Balkan zagen in elk geval meer in hun bevelhebber Trebonianus Gallus, die overigens een goede verhouding met Decius had gehad. Gallus erkende Hostilianus overigens wel. Waarschijnlijk trachtte hij op deze manier een nieuwe burgeroorlog te voorkomen, zonder zijn eigen leven in gevaar te brengen met een weigering.

8 denariën van 157 v. Chr. t/m 236 na Chr. De laatste is van Maximinus Thrax. Het zilvergehalte van de munt was tegen die tijd drastisch gedaald en zou nog verder dalen.
8 denariën van 157 v. Chr. t/m 236 na Chr. De laatste is van Maximinus Thrax. Het zilvergehalte van de munt was tegen die tijd drastisch gedaald en zou nog verder dalen.

Helaas bleek Gallus meer timide dan tactvol. Niet alleen sloot hij vrede met de Goten door ze hun buit te laten houden en een jaarlijkse afkoopsom te beloven, maar ook wist hij niets te beginnen tegen de Perzen die grote gebieden in het Midden-Oosten innamen. Aemilius Aemilianus, die Gallus als gouverneur van Moesia Superior verving, weigerde de schatting aan de Goten te betalen en leverde op eigen houtje slag tegen ze. Prompt riepen Aemilianus’ troepen hem tot keizer uit en marcheerden naar Rome in 253. Gallus en zijn zoon Volusianus trachtten een leger in elkaar te flansen, maar het moreel was zo laag dat deze soldaten aan het muiten sloegen en Gallus en Volusianus vermoordden. De Senaat erkende Aemilianus, die zichzelf neerzette als de ideale man om de orde te herstellen. Hij had immers de Goten verslagen op een zeer onverwacht moment. Maar Valerianus, de gouverneur van Noricum en Raetia (de Alpenlanden) dacht hier anders over en marcheerde op zijn beurt naar Rome, onder het mom dat Gallus hem ter versterking had geroepen en hij zijn keizer kwam wreken. De troepen van Aemilianus verloren het moreel en beseften niet te kunnen winnen van de legers van Valerianus. Prompt doodden zij de keizer waar zij eens zo dol op waren geweest. En aangezien Valerianus afkomstig was uit de senatoriale stand, had de Senaat weinig moeite om hem te erkennen.

Keizer Valerianus geeft zich over aan koning Shapur van Perzië, op het reliëf van Naqsh-e Rostam.
Keizer Valerianus geeft zich over aan koning Shapur van Perzië, op het reliëf van Naqsh-e Rostam.

Hoewel Valerianus de langst regerende keizer sinds Severus Alexander was, was het rijk in zijn tijd allerminst stabiel. Het was in feite chaotischer dan ooit. Het westen van het rijk stond bloot aan bijna onstuitbare Germaanse invallen, terwijl de Perzen in het oosten al tot Antiochië waren doorgedrongen en de Goten nog steeds een ernstige bedreiging vormden voor de Balkan en Klein-Azië. Ook ons land werd sinds 240 bedreigd door een Germaanse coalitie die bekendstaat als de Franken. Valerianus trachtte orde in deze chaos te scheppen door de macht te delen met zijn zoon Gallienus, die zich op het westen zou concentreren terwijl Valerianus de Perzen zou beoorlogen. Dat leek een redelijk succes. Antiochië en Syrië werden heroverd, zodat Valerianus zich in de tweede helft van 257 vanuit Keulen kon richten op de Frankische dreiging. Toen de Goten in 258 echter de noordkust van Klein-Azië plunderden keerde hij terug naar het oosten. In Edessa raakte hij het jaar daarop echter in de knoei. Er brak een epidemie uit onder de soldaten en de stad werd belegerd.

De vernedering van keizer Valerianus door de Perzische koning Shapur, door Hans Holbein de Jongere (ca. 1521)
De vernedering van keizer Valerianus door de Perzische koning Shapur, door Hans Holbein de Jongere (ca. 1521)

Na een beslissende nederlaag vroeg hij in 260 om een onderhandeling met koning Shapur. Deze lapte de onschendbaarheid van de keizer als onderhandelaar echter aan zijn laars en nam hem gevangen. Dit was zonder twijfel de grootste vernedering die het Romeinse rijk tot dan toe tegen een buitenlandse vijand geleden had. Dat het moreel van de soldaten en het gezag van Gallienus hier ernstig onder leed, blijkt wel uit het feit dat in de jaren hierna er weer meerdere tegenkeizers opstonden en er zelfs afscheidingen van het rijk plaatsvonden! Valerianus bracht de rest van zijn leven in gevangenschap door. Het is niet ondenkbaar dat hij mild werd behandeld, zoals gebruikelijk was met gevangen vorsten, maar volgens de schrijver Lactantius werd Valerianus gruwelijk vernederd, waarbij Shapur hem gebruikte als opstapje. Ergens tussen 260 en 264 moet de keizer zijn gestorven. Volgens het ene verhaal werd hij levend gevild. Volgens een ander verhaal bood hij Shapur een groot losgeld voor zijn vrijlating, waarop Shapur hem dwong om gesmolten goud te drinken, waarna hij alsnog gevild en opgezet zou zijn, om als versiering voor de tempel te dienen. Bij deze gruwelijke verhalen moet gezegd worden dat veel Romeinse schrijvers graag negatief spraken over de Perzen, waarbij Lactantius zowel Valerianus als de Perzen verachtte vanwege hun christenvervolgingen. In elk geval was de vernedering compleet en braken er overal tal van opstanden en invallen uit. Er zou zelfs een Gallisch rijk opkomen. Het was nog maar de vraag of het Romeinse rijk dit zou overleven…