Traiectum ad Mosam: Maastricht als Romeins centrum

Maastricht,_maquette_laat-Romeins_Maastricht_(F_Schiffeleers,_1992)_05Na de Roerstreek en de Limburgse engte volgen we de Romeinse weg langs de Maas zuidwaarts en bereiken Zuid-Limburg. In deze streek kruisen meerdere wegen elkaar, waarvan de Via Belgica, die van Keulen naar Boulogne lag, de belangrijkste was, terwijl ook de Maas door het gebied stroomt en er vanaf de Via Belgica zijwegen zijn die leidden naar Nijmegen en Xanten. Geen wonder dat het een economisch rijk gebied was, waar het eenvoudigweg wemelde van de villa’s. Het is de weg tussen Nijmegen en Xanten die we volgen, langs al deze villa’s, nederzettingen en grafvelden, tot we uiteindelijk de plek bereiken waar deze weg de Via Belgica ontmoet. Hier stak de Via Belgica de Maas over en derhalve heette de plaats vermoedelijk Mosae Traiectum of Traiectum ad Mosam.

De Via Belgica, de Romeinse weg tussen Keulen en de westkust, is nog gedeeltelijk terug te vinden in het landschap ten westen van Maastricht.
De Via Belgica, de Romeinse weg tussen Keulen en de westkust, is nog gedeeltelijk terug te vinden in het landschap ten westen van Maastricht.

Vermoedelijk, want antieke bronnen waarin de oversteekplaats aan de Maas zo genoemd werd zijn er niet: de Latijnse naam stamt uit middeleeuwse bronnen. Pons ad Mosam is ook geopperd, maar deze naam slaat op een brug, terwijl er in eerste instantie waarschijnlijk slechts een voorde oftewel doorwaadbare plaats was. De plek moet wel in een vroeg stadium al van belang zijn geweest, omdat de Romeinen vrij vroeg aan de slag gingen met het aanleggen van bruikbare wegen om de verschillende bestuurscentra in Germania Inferior goed te verbinden. De Via Belgica was nodig om hoofdstad Keulen met Tongeren te verbinden, van waaruit men verder kon reizen naar de zee.

Romeinse bruggen zoals bij Maastricht zijn wereldberoemd. In eerste instantie was de brug volledig van hout, maar in de 4e eeuw kreeg hij stenen peilers.
Romeinse bruggen zoals bij Maastricht zijn wereldberoemd. In eerste instantie was de brug volledig van hout, maar in de 4e eeuw kreeg hij stenen peilers.

De oude Romeinse weg, die bedekt was met grind, viel gedeeltelijk samen met de Tongerseweg die vanuit België Maastricht binnengaat (en in België naar Tongeren leidt als de Maastrichtersteenweg). De eerste bouwwerken in Tongeren, Keulen en Bavay moeten ergens tussen 37 en 19 v. Chr. gebouwd zijn, en gezien het grote militaire belang van de regio in de jaren daarna, is het niet ondenkbaar dat de brug al in een vroeg stadium gebouwd werd. Dit suggereert de optie dat Drusus misschien al verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de aanleg van de brug. Waarschijnlijk lag er voor die tijd al een inheemse nederzetting op de plek, maar daar is niet veel over bekend. Er zou een heiligdom geweest kunnen zijn.

Een peiler met leeuw geeft de plek van de Romeinse brug aan. Op de achtergrond de 13e-eeuwse Servaasbrug, vernoemd naar de Laat-Romeinse bisschop.
Een peiler met leeuw geeft de plek van de Romeinse brug aan. Op de achtergrond de 13e-eeuwse Servaasbrug, vernoemd naar de Laat-Romeinse bisschop.

In elk geval moet de brug al in het derde kwart van de eerste eeuw van onze jaartelling bestaan hebben. Tacitus vermeldt de brug namelijk in zijn verslag van de Bataafse opstand als de plek waar Julius Civilis zijn neef en rivaal Claudius Labeo verslagen zou hebben. Een verwoesting en wederopbouw van de brug is mogelijk, maar wordt niet vermeld. In elk geval groeide de plek aan de Maas uit tot een interessante handelsplaats. Aan de weg vanuit het westen moet een grafveld hebben gelegen ter hoogte van de Vrijthof. Bij de Vrijthof sloeg de weg rechtsaf, langs de tegenwoordige Havenstraat, om ter hoogte van de Plankstraat weer linksaf te slaan en naar de Maas te trekken. Opgravingen hebben aangetoond dat er in de Vroege Keizertijd al een aardige nederzetting bij de economisch zo aantrekkelijke oversteekplaats was: er zijn huizen van onder andere een schoenlapper en een apotheker teruggevonden.

De Jupitertempel onder Hotel Derlon.
De Jupitertempel onder Hotel Derlon.

Op het Onze-Lieve-Vrouweplein moet een tempel gestaan hebben, die in 1983 werd ontdekt onder Hotel Derlon en rond het jaar 100 gebouwd moet zijn. De tempel van Maastricht moet een ommuurd terrein van ongeveer 17 meter breed zijn geweest, gebouwd in steen met een waterput bij de voorgevel. De binnenhof van de tempel had een vloer van beton, roze om op marmer te lijken. Midden op het terrein stond een Jupiterzuil, met daaromheen meerdere nissen met beeltenissen van andere goden. In de hoek van het hofje stond een klein gebouw. We weten niet exact waar het voor diende, maar het zou een winkeltje kunnen zijn geweest. In het zuiden van het terrein stond het hoofdgebouw, met de cella, waar de beeltenis moet hebben gestaan van de godheid aan wie de tempel gewijd was. Welke godheid dit was is niet bekend: Jupiter is vanwege de grote zuil geopperd, maar dergelijke zuilen kwamen vaker voor op een tempelterrein zonder dat Jupiter zich ook in de cella bevond. Over dit deel van de tempel staat tegenwoordig de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek, wat verder opgravingen lastig maakt.

De thermen van Maastricht, opgegraven in de Stokstraat.
De thermen van Maastricht, opgegraven in de Stokstraat. Een straat daar vlakbij heet zelfs letterlijk Op De Thermen.

Ten noorden van de tempel lag het badhuis, dat rond dezelfde tijd gebouwd moet zijn. De exacte datum is niet te bepalen omdat er meerdere bouwfasen zijn. Daarnaast zullen er ook herbergen en taveernes geweest zijn. Zo konden deze gelegenheden plaats bieden aan vrije tijd of zakelijke ontmoetingen en dus hun graantje meepikken van alle handelsreizigers en tempelbezoekers. Er lag dan ook zonder enige twijfel een haventje aan de Maas. Dat maakt het ook aannemelijk dat er een vorm van militair gezag aanwezig was, bijvoorbeeld in de vorm van een statio. Dit is tot op heden echter niet ontdekt.

Zelfs toen de Franken eenmaal als foederati op de Betuwe en later ook in Noord-Brabant woonden, konden ze een reële bedreiging voor Maastricht vormen.
Zelfs toen de Franken eenmaal als foederati op de Betuwe en later ook in Noord-Brabant woonden, konden ze een reële bedreiging voor Maastricht vormen.

Als de militaire aanwezigheid in de eerste t/m derde eeuw enkel tot een statio beperkt was, moet zich dat aardig gewroken hebben. Als handelsknooppunt bij een zeer belangrijke brug moet Maastricht een geliefd doelwit in tijden van oorlog zijn geweest. In 275, toen de Crisis van de Derde Eeuw zijn hoogtepunt in Germania Inferior bereikte, was dit opnieuw het geval. Keizer Aurelianus had met zijn herovering van de Gallische provincies het grensleger uitgedund en maakte dit nog erger door veel troepen over te plaatsen naar andere vuurhaarden. De Franken maakte hier dankbaar gebruik van door Germania Inferior binnen te vallen. Maastricht viel ten prooi aan hun plunderingen. Waarschijnlijk hebben de tempel en andere gebouwen hier zwaar onder geleden of zijn zelfs verwoest.

Model van het castellum van Maastricht met rechts de stenen brug. Let op de opvallende vorm van het castellum.
Model van het castellum van Maastricht met rechts de stenen brug. Let op de opvallende vorm van het castellum.

Begin vierde eeuw wisten de Romeinen echter hun controle over het rivierengebied te herstellen. Constantijn de Grote beval de plaats te versterken met stevige stenen muren. De brug werd in steen herbouwd rond 333 en op de plek waar de tempel en het badhuis hadden gestaan verrees een stevig stenen fort, 170 bij 90 meter, wat opvallend langwerpig is. De anderhalve meter dikke muren waren vermoedelijk 4 of 5 meter hoog. Aangezien de brug aan de andere kant even kwetsbaar of zelfs kwetsbaarder was, is er een sterk vermoeden dat hier een tweede versterking stond, hoewel dit niet ontdekt is. Het castellum van Maastricht was niet keurig rechthoekig, maar lichtjes gekromd. In het stratenpatroon van het ietwat verhoogde Stokstraatkwartier is de ligging van het fort duidelijk terug te herkennen.

Eén van de castellumtorens toen deze werd opgegraven aan de Houtmaas.
Eén van de castellumtorens toen deze werd opgegraven aan de Houtmaas.

Het fort had een toren op elke hoek, een poort op oost en west en zes gewone muurtorens: eentje aan zowel noord als zuid en twee aan zowel oost als west. Zes meter buiten de castellummuur lag de gracht die ongeveer 9 meter breed en 3,8 meter diep was, met een v-vormige doorsnee. De noord- en westkant van de gracht lagen waarschijnlijk droog terwijl door de zuidelijke gracht water van de Jeker stroomde. In het oosten lag geen gracht omdat hier de rivier stroomde. Tevens werd er in de vierde eeuw een horreum oftewel graanschuur aan toegevoegd, ongeveer ter hoogte van het oude badhuis. Deze bevond zich ten zuiden van de weg die door het fort heen liep. Andere gebouwen in het fort zijn moeilijker te identificeren. Bisschop Servatius van Tongeren, ook wel bekend als Sint-Servaas, bouwde ten zuiden het horreum een kapel, ongeveer op de plek van het oude heiligdom. Hier is de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek later gebouwd. Het fort en de brug bleven lang na de dood van Constantijn in stand. Ze overleefden ook een inname door opstandige Franken in de herfst van 358, waarna onderkeizer Julianus het fort waarschijnlijk liet herstellen.

De uit Armenië afkomstige Sint-Servatius, de eerste bisschop actief op Nederlandse bodem, zou volgens de overlevering de eerste bisschop van Maastricht zijn geweest. Hij zou zijn gestorven in de stad, die nog altijd relieken van hem bevat. (De mijter op de buste is anachronistisch.)
De uit Armenië afkomstige Sint-Servatius, de eerste bisschop actief op Nederlandse bodem, zou volgens de overlevering de eerste bisschop van Maastricht zijn geweest. Hij zou zijn gestorven in de stad, die nog altijd relieken van hem bevat. (De mijter op de buste is anachronistisch.)

Servatius overleed laat in de 4e eeuw (mogelijk in 384) en zou in Maastricht begraven zijn als haar eerste bisschop. Dit is echter allemaal overlevering: of Servatius werkelijk in Maastricht stierf of begraven is blijft de vraag, hoewel er een basiliek naar hem vernoemd is. De grafsteen van de vierjarige Amabilis, uit begin 5e eeuw, is het eerste echte bewijs van een christelijke begrafenis in Maastricht. De kerk op het graf van Servatius werd pas later, in 560 gebouwd. Zowel deze kerk als de kerk in het oude fort bleven in gebruik: tot op de dag van vandaag staan hier de twee eerdergenoemde basilieken. De muren van het fort bleven tot in de 9e eeuw in gebruik en de brug wel tot 1275, toen hij vervangen werd door de Servaasbrug. Een bruggenhoofdje markeert echter nog de plek van de Romeinse brug. Resten van de tempel zijn te zien in de museumkelder van Hotel Derlon. Ook bevat Maastricht het Centre Céramique en zijn er relieken van Servatius te vinden in de St.Servaas. De binnenhof van de tempel stond tenslotte model voor de ommuring van de tempel in Archeon.

Catualium en Mederiacum: Romeinen nabij Roermond

Roman_roads_Atuatuca_noviomagusWe vervolgen onze tocht stroomopwaarts langs de Maas, waar we de vorige keer Venlo aandeden. Een interessante tocht, want het Limburgse landschap waarin we ons begeven is rijk aan vondsten: villa’s, inheemse nederzettingen en al wat meer. Het is dus duidelijk dat het Maasgebied zeer populair was bij de toenmalige elite, die vermoedelijk geromaniseerde inheemsen bestaan zal hebben. De route over de Romeinse weg aan de westoever voert ons langs Limburgs Kessel, waar een driegodensteen met Jupiter, Juno en Minerva werd aangetroffen bij afbraak van de kerk in 1869: de steen was in het kerkaltaar verwerkt! De oostelijk weg, op ruim 5 kilometer ten oosten van de Maas, voert ons tegelijkertijd langs de villa van Swalmen. Uiteindelijk bereikt de oostelijke weg Roermond en het westen het daar tegenover gelegen Heel. In deze omgeving bevonden zich mogelijk twee Romeinse plaatsen: Catualium en Mederiacum.

Het altaar voor Mercurius, ten westen van de Maas bij Horn.
Het altaar voor Mercurius, ten westen van de Maas bij Horn.

Catualium staat, zoals de meeste plaatsen aan de westoever van de Maas, op de Peutinger kaart vermeld. Het zou bij Heel gelegen kunnen hebben. Vondsten rondom de Stefanuskerk wijzen op een vicus, maar gezien de locatie is het niet onmogelijk dat er ook een legerplaats aanwezig kan zijn geweest. Op het terrein van Stichting Daelzicht werd in 2009 bovendien een groot grafveld ontdekt, met maar liefst 200 zeer diverse graven. Tevens waren hier sporen van een Romeinse weg aanwezig. Ten oosten van Heel, bij Beegden, bevond zich een tweede grafveld, wat tientallen graven met giften bevatte. Ten zuiden van Beegden moet zich ook een villa bevonden hebben. Dat zich bij Haelen, ongeveer 10 km ten noorden van Heel, nog 15 graven van de 1e t/m 3e eeuw gevonden zijn, wijst ook op bewoning in die omgeving. In Horn werd in 1838 ook Romeinse materialen als bouwmateriaal van een oude kerk terug. Er bevonden zich onder andere wijaltaren bij voor Mercurius Avernus en Mars Halamarthus.

Het in Roermond opgeviste votief van Rura.
Het in Roermond opgeviste votief van Rura.

Ten oosten van de Maas, bij Roermond, is zo mogelijk nog veel meer gevonden. Rond 1960 zijn er uit de rivier zelf resten van een tempel opgevist, gewijd aan de godin Rura. Behalve wat pilaarresten bevond zich er namelijk ook een votiefsteen bij, aan Rura gewijd door ene Sextus Opsilius Geminus. Deze stenen zijn te zien in Historiehuis Roermond. Daarnaast bevat Roermond en omstreken ook meerdere grafvelden en inheemse nederzettingen. Ten noorden van Roermond staat het kerkje van Asselt, waar Romeins bouwmateriaal in verwerkt lijkt, zoals beton en dakpannen, wat doet vermoeden dat er op de plek een villa of militair gebouw stond met hypocaustum. Verder naar het noorden zou ook een wachtpost gelegen kunnen hebben. Een villa in Maasbracht is aangetoond, met hypocaustum en dakpannen. De villa werd verlaten rond 270, toen de Crisis van de Derde Eeuw op zijn hoogtepunt was.

Jupiterbeeldje uit Melick.
Jupiterbeeldje uit Melick.

Melick, het kerkdorp ten zuiden van Roermond, is aangeduid als Mederiacum, dat in het Itinerarium Antonini wordt vermeld. In de omgeving van het dorp zijn fraaie vondsten gedaan. In 2009 dook bijvoorbeeld een 37 centimeter hoog brokstuk van een Jupiterbeeldje op in een achtertuin. De steen wordt bewaard in het Roerstreekmuseum van Sint-Odiliënberg. Tussen de twee dorpen zijn op de Lorberg ook sporen van bewoning aangetroffen, die op een villacomplex of zelfs een vicus kunnen duiden. Het zou kunnen dat het om Mederiacum gaat of in elk geval om een opvolger daarvan.

De haan van Arcanua, gevonden in Buchten.
De haan van Arcanua, gevonden in Buchten.

De twee meer zuidelijke plaatsen aan beide wegen die op de Peutinger kaart en in het Itinerarium Antonini geplaatst worden, Feresne in het westen en Teudurum in het oosten, vallen waarschijnlijk buiten Nederland omdat zij ter hoogte van de Limburgse landengte vallen. Feresne zou Dilsen, Mulheim of een andere plaats in België kunnen zijn, terwijl Tüddern in Duitsland als Teudurum wordt aangeduid. Ook in dit deel van Limburg zijn meerdere villa’s en grafvelden aangetroffen. Opnieuw zijn ook hier indrukwekkende religieuze voorwerpen opgedoken, zoals een Jupiterzuil in Grevenbicht en een tempel in Buchten, die waarschijnlijk gewijd was aan een godin die Arcanua heette, wat bleek uit een inscriptie die op een bronzen haan gevonden werd.

Van hieruit bereiken we Zuid-Limburg, wat zo mogelijk nog veel meer villa’s en beroemde vondsten bevat.

Caspingium: Romeinen en Bataven van Heesbeen tot Empel

caspingioNa de Romeinse plaatsen aan de Waal behandeld te hebben keren we op onze schreden terug om de Maas te volgen. Vanuit de delta kunnen we verschillende takken landinwaarts volgen, tot we aan het punt komen waar we weer daadwerkelijk over één Maas spreken. Via de Noord-Brabantse zuidoever trekken we door naar het oosten, met de kanttekening dat de Maas in de Romeinse tijd wat zuidelijker lag. Misschien lag Caspingium, dat op de Peutinger kaart tussen Grinnes en Tablis ligt, wel op een plek die nu ten zuiden van de Maas ligt.

IJzeren helm gevonden bij Empel.
IJzeren helm gevonden bij Empel.

De locatie van het bovengenoemde Caspingium is, zoals veel plaatsen ten zuiden van de Rijn, onbekend. Asperen, in Gelderand aan de Linge, is van oudsher aangewezen als Caspingium, maar grondig bewijs is hier allerminst voor en de plaats ligt ver ten noorden van de Waal. Een nieuwer geluid is dat men denkt aan Heesbeen, op de zuidoever van de Maas ten westen van de vestingstad Heusden. Aangezien Heesbeen al die eeuwen geleden ten noorden van de Maas gelegen moet hebben, zou het een goede kandidaat zijn: de reiziger kon gewoon van Tablis naar Grinnes reizen, zonder voortdurend de rivier over te moeten steken. Andere theorieën verwijzen echter naar Gorinchem of de Biesbosch.

Een restant van een ornament uit de tempel van Empel.
Een restant van een ornament uit de tempel van Empel.

Een vicus of ander soort nederzetting is te Heesbeen niet ontdekt. Wel is er ten noorden van de Maas, bij Wijk en Aalburg, een Romeins-inheemse begraafplaats ontdekt. Ook bij Delwijnen werd een grafveld gevonden. Deze grafvelden bewijzen de aanwezigheid van een vicus met sterk Romeinse invloed niet per se, laat staan de locatie van Caspingium, maar in elk geval bewijzen ze dat de streek bewoond werd.

De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.
De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.

Pakweg 17 kilometer ten oosten van Heesbeen komen we aan Empel, een stadsdeel van ‘s-Hertogenbosch en vindplaats van een grote tempel, gebouwd op een zanddonk. De tempel, die waarschijnlijk gewijd was aan Hercules Magusanus, moet rond het begin van de eerste eeuw van onze jaartelling zijn opgericht, maar waarschijnlijk was de locatie al eerder een heilige plaats voor de inheemse bevolking, hetgeen blijkt uit een grote hoeveelheid mantelspelden, bronzen zwaarden en Keltische munten. De Romeinse tempel is er één van het Gallo-Romeinse type: de cella, waar zich het godenbeeld bevond, werd volledig omgeven door een porticus met zuilen, waaromheen een ommuurd terrein lag. Interessant is ook dat de ommuring een groot voorgebouw bevatte aan de westkant. De tempelhof nam ongeveer 50 bij 50 meter in beslag.

Postumus, die later als keizer over Gallië en de Rijngrens regeerde, overwon de Franken bij Empel.
Postumus, die later als keizer over Gallië en de Rijngrens regeerde, overwon de Franken bij Empel.

De tempel van Empel moet in de derde eeuw verwoest zijn door brand. Wellicht speelde de inval van de Franken in het gebied een rol: de latere keizer Postumus van Gallië zou als generaal van keizer Galienus een grote overwinning op de Franken hebben behaald bij Empel, wat waarschijnlijk zijn toewijding aan Hercules Magusanus verklaart. (Zijn toewijding aan de cultus heeft vaak geleid tot de conclusie dat hij Bataaf was, wat toch erg veel weg heeft van “wishful thinking”.) De restanten van de tempel werden in de Laat-Romeinse tijd hergebruikt als stenen bouwmateriaal voor een fort bij Kessel. Er zijn zelfs schuren in Empel waar bouwmateriaal van de tempel in verwerkt zit. Hoewel we de locatie van Caspingium beter niet zomaar aan Heesden kunnen toewijzen, was de omgeving ervan in elk geval aardig interessant. Vondsten van de tempel van Empel, tot en met brokstukken van de timpaan aan toe, zijn in elk geval te zien in het Noordbrabants Museum, waar zich ook een fraaie maquette van de tempel bevindt.

Batavodurum, Oppidum Batavorum en laat Noviomagus: Romeinen en Bataven op en om het Valkhof

053In onze reeks over Romeinse plaatsen reizen we de Waal af en hebben inmiddels Nijmegen bereikt. Het beroemde Ulpia Noviomagus lag in het westen hiervan, aan de oever van de Waal. Een paar kilometer naar het oosten, aan de rand van het centrum van Nijmegen, komen we aan een heuvel die het Valkhof heet, waar het gelijknamige museum staat. Hier bevond zich nog een kern van de Romeinen, die voor Ulpia Noviomagus als centrum van de Bataafse gemeenschap diende. De nederzetting die hier lag stond bekend als Batavodurum of Oppidum Batavorum.

De Bataven waren vermaard om hun zwemmers en ruiters.
De Bataven waren vermaard om hun zwemmers en ruiters.

Wanneer het Valkhof door Bataven bewoond raakte is niet geheel duidelijk, maar aangezien de stam waarschijnlijk vrij vroeg in de Romeinse tijd of zelfs kort daarvoor al het gebied rondom de Waal binnen trok, kan dit tussen 50 en 12 v. Chr. al gebeurd zijn. De twee Romeinse namen waar de plek mee aangeduid wordt hebben tot discussie geleid of het niet over twee verschillende steden moet zijn gegaan, maar van de andere kant zijn namen wel vaker veranderd in de loop van de Romeinse tijd en is er verder geen bewijs van een tweede dominante Bataafse plaats. Beide namen duiden sterk op de Keltische invloed in de Lage Landen: Batavodurum is Gallisch voor “Bataafse markt” terwijl het Latijnse Oppidum Batavorum verwijst naar een Keltisch oppidum, oftewel versterkte nederzetting. De laatste naam zou dus zoveel als Batavenstad of Batavenburg kunnen betekenen.

Een kunstwerk op het Kelfkensbos, voor Museum het Valkhof, bevat een replica van de godenpijler.
Een kunstwerk op het Kelfkensbos, voor Museum het Valkhof, bevat een replica van de godenpijler.

Dat de stichting van de plaats vrij vroeg moet hebben plaatsgevonden, blijkt uit de vondst van de zogenaamde Godenpijler op het Valkhof. De pijler in kwestie is een overwinningsmonument dat Romeinse goden afbeeldt evenals een man in toga die Tiberius zou kunnen voorstellen. Als de pijler bedoeld is om Tiberius te eren in zijn periode als veldheer in de regio, moet hij tussen 8 v.Chr. en 5 na Chr. gemaakt zijn. De plaats werd in elk geval gekozen als centrum van het Romeinse bestuur over de Bataafse gemeenschap en diende dus in feite als hoofdstad van de stam. Dit maakte dat de Bataafse elite, met name degene die als veteranen uit de Romeinse hulptroepen afzwaaiden, zich liever in Romeinse stijl vestigden, bij voorkeur in de buurt van dit machtscentrum. Tegelijkertijd trok die elite natuurlijk ook weer handelaren aan, die van hieruit ook gemakkelijk goederen naar de militaire vestingen in het oosten konden brengen. De Batavenburg moet dus tot een aardige stad zijn uitgegroeid. Waarschijnlijk reikte hij van middenin het huidige centrum van Nijmegen tot pakweg een kilometer naar het oosten, tot aan de Barbarossastraat op de Hunnerberg, op nog geen 500 meter van de militaire vesting daar. Van noord naar zuid nam de stad een meter of 300 in beslag.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Ondanks de vrij organische omtrek op deze kaart was Batavodurum (rood) waarschijnlijk in vrij (Gallo-)Romeinse stijl gebouwd.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. Ondanks de vrij organische omtrek op deze kaart was Batavodurum (rood) waarschijnlijk in vrij (Gallo-)Romeinse stijl gebouwd.

Het is een misvatting dat Oppidum Batavorum er als Bataafse hoofdstad uit zou zien als een Keltisch oppidum of een hele grote versie van een Germaans dorp. In feite moet de stad qua ontwerp meer op een Romeinse stad hebben geleken, met rechte straten in keurige hoeken van 90 graden en met stadswoningen in stijl van een Romeins provinciestadje. Provinciestadje, want bij grotere steden als Keulen of Xanten haalde de stad het vast niet, laat staan bij een metropool als Rome. Uit vondsten die in 2006 en 2007 op het Sint Josephhof zijn gedaan blijkt dat er echter wel degelijk bewoners waren die zich fresco’s en andere luxeproducten konden veroorloven. De straten moeten met grint bedekt zijn geweest. Op grond van de nabijgelegen grafvelden valt een schatting van het aantal inwoners te maken, waarbij we aan een stuk of duizend kunnen denken.

De Bataven in de opstand waren mogelijk te herkennen aan de wezels rondom hun helmen.
De Bataven in de opstand waren mogelijk te herkennen aan de wezels rondom hun helmen.

Uiteindelijk ging de Batavenstad ten onder in de Opstand der Bataven. In de latere fasen van de opstand, in 70 na Chr., werden de rebellen gedwongen om zich terug te trekken achter de Waal. Volgens Tacitus staken de Bataven hierbij hun eigen stad in brand, om deze niet aan de Romeinen prijs te hoeven geven. Als dit werkelijk zo gegaan is kan het de trots zijn geweest waar Tacitus op duidt, maar ook praktische oorlogvoering. Indertijd was het vaker gebruikelijk om een ontruimde plaats aan de vlammen prijs te geven en deze zo onbruikbaar voor de vijand te maken. Hoe het ook zij, de stad werd na 70 na Chr. zo goed als ontruimd. De weg die er doorheen had gelopen over het Kops Plateau, werd hierna omgeven door begraafplaatsen, terwijl Ulpia Noviomagus in het westen floreerde.

Een zichtbaar hypocaustum aan de voorzijde van het casino aan de Nijmeegse Waalkade. Het is een overblijfsel van laat-Romeins Noviomagus.
Een zichtbaar hypocaustum aan de voorzijde van het casino aan de Nijmeegse Waalkade. Het is een overblijfsel van laat-Romeins Noviomagus.

Pas in de 4e eeuw werd het Valkhof weer het centrum van Romeins Nijmegen. Na de herovering van het Gallische Keizerrijk door keizer Aurelianus waren de grenslegers volledig uitgedund, zodat de Franken rond 275 praktisch vrij spel hadden. Ulpia Noviomagus verviel en het Romeinse gezag was jarenlang nauwelijks merkbaar in de Rijndelta. Pas eind 3e eeuw veranderde dat toen Constantius Chlorus de orde herstelde. Vanaf die tijd moeten er twee belangrijke plaatsen zijn geweest op het Valkhof. De eerste was een militaire versterking, bovenop de heuvel. De tweede was een handelsnederzetting aan de oever van de Waal. Waarschijnlijk was deze al in de tijd van Batavodurum ontstaan als havenplaats van de stad, waarna ze met vallen en opstaan was blijven bestaan en nu de belangrijkste burgerlijke nederzetting in de omgeving was. Hoewel de nederzetting niet op de plek van het oude Ulpia Noviomagus lag, werd deze wel als Noviomagus aangeduid.

Het fort op het Valkhof was ongeveer 200 bij 250 meter, met een dubbele gracht eromheen. Wanneer het fort exact is gebouwd is niet duidelijk, maar dit zou gebeurd kunnen zijn op last van Constantius’ zoon Constantijn de Grote, die rond 311 actief was in dit gebied. Rond het jaar 350 kwamen de Franken opnieuw in opstand, om door onderkeizer Julianus opnieuw onderworpen te worden. Degene die in het rijk woonden kregen toestemming er te blijven en zo ontstond er ook een Frankische nederzetting ten zuiden van het castellum, wat sindsdien gemakkelijk lokale rekruten opleverde. Valentinianus I (364-375) liet het castellum vervolgens herbouwen in steen. Naarmate het Romeinse gezag in de jaren hierna verzwakte, werden de Franken hier meer onafhankelijk. Het fort bleven zij hierna dan ook gewoon gebruiken, zodat het moeilijk te zeggen is wanneer het nu precies ten onder is gegaan.

Zichtbare resten van mogelijk Romeins bouwmateriaal, hergebruikt in de zaal van keizer Frederik Barbarossa.
Zichtbare resten van mogelijk Romeins bouwmateriaal, hergebruikt in de zaal van keizer Frederik Barbarossa.

De Frankische koning Karel de Grote gaf in 777 opdracht een palts (paleis) op het Valkhof te bouwen, waar waarschijnlijk Romeins bouwmateriaal bij hergebruikt is, evenals bij een latere versie van de palts die in 1155 gebouwd werd in opdracht van keizer Frederik Barbarossa. Nadat de palts in 1797 grotendeels gesloopt werd, zijn enkele bouwresten nog te zien in de overlevende Nicolaaskapel en de resten van Barbarossa’s koningszaal. Vlakbij, aan de achterzijde van het gebouw van Holland Casino, op de Waalkade, is een rest van de Laat-Romeinse stadsmuur te zien, terwijl de voorzijde de resten van een hypocaustum laat zien. In de Burchtstraat geeft een roestvrij stalen plaat de “Loden Lady” aan, de vindplaats van een loden grafkist van een rijke Romeinse dame van rond het jaar 350. De kist zelf is te zien in Museum het Valkhof, met nog talloze andere vondsten.

Ulpia Noviomagus: de grote kleine stad aan de Waal

ulpia noviomagusOnze tocht langs de Waal heeft tot nu toe weinig zekerheden opgeleverd. Alleen wat plaatsnamen op de Peutinger kaart waarvan de werkelijke locatie onbekend is en we eigenlijk niet eens met zekerheid kunnen zeggen of het wel aan de Waal lag. Dat wordt vandaag eindelijk anders, want we bereiken één van de beroemdste Romeinse plaatsen in het land: de stad Ulpia Noviomagus Batavorum, het centrum van het Romeinse bestuur over de Bataven.

Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.
Het Romeinse villacomplex van Ewijk is één van de meest luxueuze uit heel Nederland.

Wanneer we langs de zuidoever van de Waal stroomopwaarts trekken merken we al snel dat de streek ten westen van Nijmegen aardig welvarend was. Er zijn meerdere villa’s aangetroffen, onder andere met hypocaustum oftewel vloerverwarming. Het villacomplex van Ewijk-De Groote Aalst is hier het meest treffende voorbeeld van, want het was één van de meest luxe villa’s die ooit in Nederland is teruggevonden, met drie grote gebouwen en vijf schuren. Er moeten zandstenen zuilen en zelfs marmeren vloeren en mozaïeken in gelegen hebben. Resten van 4e-eeuwse militaire riemen duiden erop dat de villa in de Laat-Romeinse tijd als militair steunpunt gebruikt werd. De dakpannen zijn gestempeld met de Vexillatio Brittanica, een detachement dat van 103 t/m 120 na Chr. in de castra van Nijmegen-oost gelegerd zat.

Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.
Nijmegen na de Bataafse opstand. Ulpia Noviomagus ligt in het westen. De groene gebieden zijn grafvelden.

Wanneer we verder reizen langs de Waal komen we vanzelf in Nijmegen. In het westen van de stad, ter hoogte van de wijk Biezen en het Haven- en Industrieterrein Nijmegen, moet Noviomagus hebben gelegen. In tegenstelling tot wat velen denken is de stad niet bij aanvang van de Romeinse tijd gesticht. Het daadwerkelijke Noviomagus is na de Opstand der Bataven ontstaan als handelscentrum, nadat de meer naar het oosten gelegen stad Oppidum Batavorum in de opstand verwoest was, waarna een nieuwe stad in het westen werd opgericht om als nieuw bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap te dienen. Noviomagus is dan ook Gallisch voor “nieuwe markt”. Het voorvoegsel Ulpia, dat de stad vanaf begin 2e eeuw begon te dragen, verwijst naar keizer Marcus Ulpius Traianus, wat bij velen tot de conclusie heeft geleid dat keizer Trajanus marktrechten of zelfs stadsrechten aan de stad gegeven zou hebben. Waarschijnlijk waren er echter al marktrechten aan de hoofdplaats van de Bataven gegeven zodra deze stam in het rijk opgenomen was. Waarschijnlijk heeft Trajanus niet veel meer voor de stad betekent dan het feit dat hij zijn familienaam eraan gaf.

Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.
Markeringen op de straatstenen geven de contouren van de tempels van Noviomagus aan.

Noviomagus maakte in de tweede eeuw zijn meest welvarende periode door. De stad was gebouwd volgens een keurig schaakbord-patroon met kaarsrechte straten zoals de Romeinen gewend waren. Enkele van de duidelijk teruggevonden gebouwen zijn het badhuis (bij het Honig-complex), de villa aan het Maasplein en de twee tempels, respectievelijk voor Fortuna en voor Mercurius. Binnen het hele Romeinse rijk zal Noviomagus met maar 5000 inwoners niet meer dan een klein handelsstadje geweest zijn, maar voor Romeins Nederland is het een grote stad. Zo groot zelfs dat voedsel van elders moest worden aangevoerd, puur omdat er teveel inwoners waren om te kunnen overleven van wat de boeren in de omgeving verbouwden. Waarschijnlijk liep er vlakbij een brug over de Waal, wellicht op de plek waar nu ook een brug staat, namelijk de zogeheten Snelbinder.

Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.
Markeringen en een klein gedenkteken voor de stadsvilla en tempels op het Maasplein.

Aan de zuidkant van Noviomagus lagen de grafvelden, die zowel vrij eenvoudige crematiegraven als enorme luxueuze grafmonumenten bevatten. Net als de stad zelf maakt het grafveld een erg geromaniseerde indruk, ondanks de van oorsprong zo inheemse bevolking. Ten oosten van de tempels, die ter hoogte van het Maasplein en de IJsselstraat lagen, woonden vooral ambachtslieden. In eerste instantie produceerden zij vooral voor afnemers van buiten de stad, maar vanaf midden tweede eeuw werd dit steeds minder. Het vermoeden bestaat dat de militaire vesting op de Hunnerberg een grote afnemer was, die echter wegviel naarmate de vesting aan belang verloor en uiteindelijk werd ontruimd.

De tempels
De tempels van Noviomagus zouden na de brand van ca. 180 AD niet meer herbouwd worden

Het was in diezelfde tijd dat Noviomagus langzaamaan in economisch verval raakte en een aantal crises doormaakte. Rond het jaar 180 brak er een verwoestende brand uit, waarvan we niet met zekerheid kunnen zeggen wat de oorzaak was. Het zou een ongeluk maar ook een vijandige aanval geweest kunnen zijn. Dat laatste is niet ondenkbaar, aangezien de situatie aan de grenzen destijds onrustiger werd. Vooral de Chauken, die op de terpen van het Duitse Oost-Friesland woonden, waren nu een reële bedreiging voor de kust en rivieren van Germania Inferior. Het was dan ook rond het jaar 170 dat er een stevige stadsmuur en een droge gracht rondom Noviomagus werden aangelegd. De noordelijke muur is hoogstwaarschijnlijk weggespoeld door de Waal en zal dus nooit meer gevonden worden. De vondst van de westelijke muur in 2008 maakte echter een hoop duidelijk over de afmetingen. De muur zal een meter of vijf hoog geweest zijn en de gracht was ongeveer tien meter breed en drie meter diep.

De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.
De tempels en de villa, hier uitgebeeld op een metalen plaat, werden al in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontdekt.

De muren en gracht konden aanvallers helpen weerstaan maar hielpen natuurlijk niet tegen de enorme brand. De ramp betekende een definitieve vermindering van het aanzien van de stad: de tempels en het badhuis werden nooit meer herbouwd. Toch wist Ulpia Noviomagus nog een eeuw lang door te modderen. Het lijkt erop dat de stad rond 275 grotendeels verlaten werd, rond de tijd dat er een grote Frankische inval plaatsvond na de herovering van het Gallische keizerrijk door keizer Aurelianus, wat het grensleger gruwelijk had uitgedund. Het Romeinse gezag werd het Nederlandse rivierengebied zodanig zwak dat de meeste Rijnforten werden opgeheven en steden als Noviomagus nog verder in economisch verval raakten dan ze na 40 jaar burgeroorlog en hyperinflatie al waren. Rond het jaar 300 wordt de naam Noviomagus echter ook gebruikt voor een ander stadje, aan de Waaloever vlakbij het Valkhof. Wat er in de 25 jaar hiertussen gebeurd was blijft echter onduidelijk. Wel verrees er in de vierde eeuw nog een Frankisch nederzettinkje op de locatie van het oude Ulpia Noviomagus.

Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.
Tot de vondsten uit Ulpia Noviomagus behoort ook een prachtige ruiterhelm, mogelijk als offer in de Waal geworpen.

De belangrijkste vondsten uit Ulpia Noviomagus zijn nog altijd te vinden in musea als Museum het Valkhof en het Rijksmuseum van Oudheden. In het eerstgenoemde museum behoort de ruiterhelm met gezichtsmasker, gevonden aan de Waalkade, tot één van de vele prachtstukken. Op het terrein van Noviomagus zelf zijn geen gebouwen zichtbaar. Wel maken enkele monumenten, informatieborden en speciaal plaveisel op de straten de locatie van enkele gebouwen duidelijk. Op het Maasplein worden de contouren van de stadsvilla en de twee tempels aangegeven. De tempels zijn ook nog zichtbaar in de IJsselstraat.