Flenium en Tablis: het oosten van de Romeinse Maasmonding

peutDe vorige keer hebben we enkele Romeinse plaatsen rondom de monding van de Maas behandeld, zoals Naaldwijk en Oostvoorne, maar de nederzettingen van stadsregio Rotterdam en de Maasmonding zijn hiermee nog niet volledig besproken. Er lagen nog minstens twee nederzettingen rondom dit deltagebied. Hoewel we onmogelijk kunnen zeggen hoe de plaatsen in werkelijkheid heetten, worden twee namen van de Peutinger kaart vaak aan hen toegeschreven: Flenium en Tablis.

Impressie van een inheemse boerderij in Vlaardingen (bron: geschiedenisvanvlaardingen.nl)
Impressie van een inheemse boerderij in Vlaardingen (bron: geschiedenisvanvlaardingen.nl)

Flenio of Flenium wordt genoemd op de Peutinger kaart, waarbij het vermoeden bestaat dat dit een verschrijving is van Helinium. De kaart in kwestie is namelijk niet volledig betrouwbaar: er lijken meerdere verschrijvingen op te staan en er worden enkele plaatsen weggelaten. Volgens de kaart zou de afstand tussen Forum Hadriani en Flenium 12 mijl moeten zijn, wat als we uitgaan van Gallische mijlen zou komen op ruim 26 kilometer, een afstand die dus wel lijkt te kloppen als we ervan uitgaan dat Flenium ter hoogte van Vlaardingen zou liggen. Sporen van Romeinse bewoning zijn zeker aangetroffen in Vlaardingen, zoals hout en liggend vlechtwerk, wat kan duiden op een verharde oeverzone of een verstevigde Romeinse weg.

terraVerder zijn er in de regio Rotterdam nog wat sporen aangetroffen van 2e-eeuwse bewoning. Schiedam kent een eigen boerderij, in de buurt van de Parkweg. Deze boerderij bevatte veel verschillende vondsten, zoals terra sigilata, wat impliceert dat het niet om zomaar een boerderijtje ging. Er moet iemand van enige stand gewoond hebben. In de buurt van de Schiebocht, in Rotterdam zelf, zijn ook sporen uit de 2e eeuw gevonden, zoals een haardplek, stukken dakpan en geïmporteerd aardewerk. Bovendien trof men er een slotenpatroon uit de Romeinse tijd aan.

Op dit terrein in Alblasserdam zijn Romeinse vondsten gedaan (Rijksmonumenten.nl)
Op dit terrein in Alblasserdam zijn Romeinse vondsten gedaan (Rijksmonumenten.nl)

Hiermee eindigt echter het meest concrete over de stadsregio Rotterdam. Wanneer we ons langs de wateren naar het oosten begeven, komen we in al het stadse gebied geen Romeinse of inheemse nederzettingen meer tegen. De eerste duidelijke aanwijzingen komen we weer tegen bij Alblasserdam, niet ver van Dordrecht. Aan de Hogendijk werden bewoningssporen gevonden die op een nederzetting wijzen. Ten oosten ervan, in Oud-Alblas ook een aantal resten gevonden. Mogelijk betrof dit een nederzetting met een statio, een militair punt dat diende als pleisterplaats maar ook de taak had om de omgeving in de gaten te houden. Gretig als men dit soort vondsten aan bestaande namen verbindt, is de traditionele conclusie dat het opnieuw een plaats van de Peutinger kaart betreft, namelijk Tablis. Bewezen is dit echter niet.

Met deze tamelijk beknopte informatie eindigen onze verslagen over de Maasmonding. De belangrijkste plaatsen die onze reeks over Romeinse plaatsen in Nederland nog onbehandeld zijn liggen grotendeels aan de Waal en Maas. (De Lek was in de Romeinse tijd nog een onbeduidend zijriviertje, niet de hoofdstroom van de Rijn die het tegenwoordig vormt.) In de komende artikelen zullen we ervoor kiezen om eerst de Waal landinwaarts te volgen.

Helinium: de Romeinen aan de monding van de Maas

034Na Forum Hadriani bezocht te hebben trekken we verder zuidwaarts langs het Kanaal van Corbulo, tot we komen aan het punt waar het kanaal uitmondt in de Maasmonding. Tegenwoordig mondt de Maas uit in zee via zowel het Haringvliet als de verschillende riviertakken en kanalen in de Rotterdamse havenregio. In de Romeinse tijd moet er op ongeveer deze hoogte, tussen Hellevoetsluis en Naaldwijk, een zeer brede riviermonding gelegen hebben, door de Romeinen het Helinium genoemd. Volgens Plinius de Oudere lag het Bataveneiland tussen het Flevomeer en het Helinium.

Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.
Een bronzen plaat van de Classis Germanica zou misschien op een vlootstation kunnen wijzen.

Het zuideinde van het Kanaal van Corbulo lag vermoedelijk ergens in Naaldwijk. De vondst van een bronzen plaat die verwijst naar de Classis Germanica Pia Fidelis, de vloot van Germania, duidt op de aanwezigheid van de marine, zodat vermoed wordt dat er te Naaldwijk een vlootbasis lag. Een basis of ander fort is tot op heden echter niet gevonden, ofschoon de locatie, zowel aan de monding van de Maas als van het kanaal, de plaats natuurlijk veel strategisch belang gaven. De aanwezigheid van burgerlijke nederzetting of vicus is daarentegen wel degelijk aangetoond. Daarnaast bevat Naaldwijk een inheems nederzettinkje, dat op een lichte verhoging in het landschap gebouwd was. Een Romeinse villa die vlak buiten Naaldwijk gevonden is, vermoedelijk niet ver van het kanaal, is vrij bijzonder omdat het huis gedeeltelijk van steen gebouwd was en bovendien een hypocaustum bevatte, een Romeinse vloerverwarming. Iets raadselachtiger is een mijlpaal die rond het jaar 1500 teruggevonden werd; niet vanwege de inscriptie (die is overduidelijk van Marcus Aurelius en Lucius Verus, met een omschrijving die het jaar 162 aantoont) maar omdat men niet meer exact kan zeggen of de mijlpaal nu in Naaldwijk of Monster gevonden was.

Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.
Zuid-Holland in de Romeinse tijd. Rondom de Maasmonding vermoeden we minstens twee forten, misschien meer.

Ten zuiden van het Rotterdams havengebied, te Oostvoorne, zijn in 1752 brokken van funderingen waargenomen toen het water extreem laag stond. Jan Kluit uit Brielle noemde de aangetroffen ruïne de Zeeburg. Gezien de locatie ervan is het aannemelijk dat het hier een tweede Romeins fort betrof, waarschijnlijk om het andere uiteinde van het grote Helinium te overzien. Het vermoeden is dat het valt onder de kustforten die na 173 zijn opgericht om nieuwe aanvallen van plunderaars over zee te weren, nadat Didius Julianus als gouverneur van Gallia Belgica een grootscheepse Chaukische aanval had weerstaan. Als het fort de woelige ecologische veranderingen uit de 3e eeuw overleefde, moet het dus niet letterlijk aan de kust maar wat meer naar het zuiden gelegen hebben. Het fort was vast en zeker van steen gebouwd (of herbouwd) zodat de ruïnes nog eeuwen bestonden. Wanneer het fort verzwolgen werd door de zee is niet zeker, maar het moet ergens tussen de 4e en 12e eeuw gebeurd zijn.

De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.
De mijlpaal uit Monster of Naaldwijk is nog steeds te zien in het RMO.

De zuidelijkste plaats in Zuid-Holland die een nederzetting bevat is Goedereede. Goedereede bevatte een vicus en havenplaats, maar wellicht ook een kustfort. Resten ervan werden in 1618 gezien en Oude Wereld genoemd. Opnieuw is er waarschijnlijk sprake van verstening, wat de lange bewaring van de resten verklaart. Van zowel de Zeeburg als Oude Wereld vermoeden we dat de verstening in de vierde eeuw plaatsvond. Vandaag de dag is er van de vermoede forten in Naaldwijk, Oostvoorne en Goedereede nauwelijks nog een spoor te bekennen. In elk geval is de mijlpaal nog altijd te zien in het Rijksmuseum van Oudheden.

Romeinenweek 2017, dag 3 (1 mei): “Het kanaal van Corbulo weer gevonden?” in Leidschendam

Wim en AnsGegroet, waarde barbaren! In de loop van dit weekend heb ik mijn drinkbeker en soldatenriem teruggevonden, maar mijn uitrusting was bij lange na nog niet compleet. ‘Zak de rivieren af en ga naar het kanaal ertussen. Zoek daar de veroorzaker.’ Zo luidde het nieuwe raadsel dat ik gisteren aantrof in Zutphen. Het was mij in elk geval duidelijk dat ik weer aan boord moest van het Romeinse schip dat mij erheen gebracht had. Hiermee voeren we terug naar de Rijn.

Leiden Matilo2
Castellum Matilo, in het oosten van Leiden, is tegenwoordig een prachtig openbaar park dat de omtrek en hoofdwegen van het castellum weergeeft!

Toen ik vanmorgen wakker werd, bleek dat we inderdaad de Rijn af waren gezakt: de rivier was beduidend smaller dan in het oosten, met stevige kades. Het leek me duidelijk dat het om de Oude Rijn ging. Dat vermoeden werd snel bevestigd toen ik niet ver van de aanlegplaats een castellum ontdekte. Ik hoefde niet lang na te denken waar ik was: het was Matilo, het castellum dat in Leiden-Roomburg ligt en in jullie tijd wordt gemarkeerd met een compleet openbaar park. Dit herinnerde me er ook aan dat bij Matilo het Kanaal van Corbulo op de Rijn uit kwam. Gouverneur Gnaeus Domitius Corbulo liet rond 47 na Chr., om zijn soldaten bezig te houden en de waterwegen beter te verbinden, een kanaal graven tussen de Maas en de Rijn. Tussen de rivieren dus! Ik wist dat ik op het goede spoor zat en besloot de loop van het kanaal naar het zuiden te volgen.

Zie ik daar ineens de MobiLimes staan!
Zie ik daar ineens de MobiLimes staan!

Na een uurtje of twee lopen stuitte ik op iets interessants. Voor de deur van een tuincentrum in Leidschendam zag ik de MobiLimes staan, de mobiele bus van Romeinse Limes Nederland, die ik de afgelopen jaren al wel eerder ben tegengekomen. Binnenin vind je een kleine interactieve tentoonstelling over de Limes. Dit gaf mij de indruk dat ik warm zat. Op de deur van het centrum, Life & Garden, hing een tekst over de herontdekking van het kanaal, dus ging ik nieuwsgierig het centrum binnen. Het bleek dat ik het gebouw door moest lopen, helemaal naar achteren. Daar trof ik een vitrine, met wat vondsten uit de Romeinse tijd, maar ook uit oudere en latere tijden, van de steentijd tot de 17e eeuw.

Kijk eens wat een enorme sleuf! Daar valt vast wat in te vinden voor een archeoloog!
Kijk eens wat een enorme sleuf! Daar valt vast wat in te vinden voor een archeoloog!

Ieder halfuur ging er een rondleiding van start, die vanuit de oranjerie van het tuincentrum het weiland in ging. Hier, in de Vlietvoorde bij Leidschendam, worden namelijk archeologische opgravingen gedaan: het is de bedoeling dat er woningen gebouwd gaan worden, maar dan moet volgens de Nederlandse wet de bodem eerst onderzocht worden. De gids legde uit hoe de bodem hier in elkaar zit: van oorsprong was het westelijke deel van het terrein een zogenaamde strandwal, die bestaat uit stevige zandgrond. Meer naar het oosten, richting een modern kanaal dat de Vliet heet, was de grond een lagere strandvlakte, van veen. Het is moeilijk om veel sporen van bewoning in de grond te vinden, want de bovenlaag van de strandwal, die oorspronkelijk veel hoger lag, is op den duur weggesleten, terwijl de bovenlaag van het veen in de loop der eeuwen door turfstekers is verwijderd. Toch is er wel degelijk het een en ander te zien en te vinden.

Over de zwarte veengrond ligt nog een dun zandlaagje.
Over de zwarte veengrond ligt nog een dun zandlaagje.

De gids nam ons door het hoge gras mee naar de sleuven op het terrein. In de eerste was een grote graafmachine bezig om de aarde voorzichtig te verwijderen, al schrapend, zodat eventuele voorwerpen niet beschadigen. Het verschil tussen de zand- en veengrond was goed te zien: het veen was donker, terwijl de zandgrond er veel lichter en droger uit zag. Zo kun je dus goed zien dat de lagen op den duur over elkaar zijn gegaan. In de tweede sleuf, die behoorlijk lang was, was geen machine meer, maar er werd niet minder hard om gewerkt. Waar de kaartjes op de aarde voor waren, wilde één van de kinderen weten. Het antwoord luidde dat die dienen om te onthouden op welke exacte plek een voorwerp gevonden is. Meerdere voorwerpen die ik in de vitrine had gezien, kwamen rechtstreeks uit deze sleuf.

Tussen het lichte zand en de zwarte veengrond is grijze klei te zien. Daaraan kun je het Kanaal van Corbulo herkennen!
Tussen het lichte zand en de zwarte veengrond is grijze klei te zien. Daaraan kun je het Kanaal van Corbulo herkennen!

De sleuf in kwestie had ook een opvallende laag die veel weg had van grijze klei, min of meer in de vorm van een halve ovaal, 14 meter breed. Dit was waarschijnlijk het kanaal van Corbulo: de klei zal op den duur door het water zijn aangevoerd en het kanaal zou een meter of 12 breed moeten zijn. Een stuk verderop lijkt er echter nog een gang van het kanaal gevonden, legde de gids uit, maar dan met een breedte van 8 meter. Het vreemde is dat beide delen niet op één lijn liggen en ook niet handig met elkaar te verbinden lijken. Wellicht is er op den duur dus een nieuw kanaal aangelegd of in elk geval een nieuw gedeelte omdat het oude deel aan het verzanden was.

Archeologisch talent in voorbereiding!
Archeologisch talent in voorbereiding!

De laatste sleuf die de gids ons toonde bevatte geen Romeinse opgravingen: in plaats daarvan was de fundering van een 17e-eeuws landgoed blootgelegd. Extra leuk hier was dat de kinderen de gelegenheid kregen om zelf archeoloog te zijn: in een klein zandterreintje had één van de projectmedewerkers meerdere munten en andere metalen voorwerpen begraven. De jongelui konden dit met metaaldetectors opsporen en vervolgens met een schop of troffel uitgraven. Het enthousiasme vierde hoogtij!

Gannascus! Een Cananefaatse auxiliair die het blijkbaar leuker vond om zijn eigen land te teisteren.
Gannascus! Een Cananefaatse auxiliair die het blijkbaar leuker vond om zijn eigen land te teisteren.

Ondertussen was er echter nog geen spoor van mijn spullen. Ik vroeg mij af of ik Corbulo soms zoeken moest, maar die leek geen deel van de 9 te zijn. De aanwezige Romeinen, een gepensioneerde cavalerist en zijn echtgenote, verklaarden ook dat ze gouverneur Corbulo niet gezien hadden. Toen realiseerde ik mij dat Corbulo bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te kampen had met zoetwaterpiraten, die vanuit het noorden langs de kust trokken en dan de rivieren opvoeren om de nederzettingen te plunderen. De beruchte aanvoerder van deze bende was Gannascus, een Cananefaat uit de hulptroepen die was gedeserteerd en de Rijndelta op zijn duimpje kende. Het zou kunnen dat Corbulo het kanaal liet aanleggen om zijn schepen gemakkelijker van Maas en Rijn te laten wisselen en zo de waterdefensie van het westen te verbeteren. Met de veroorzaker van het kanaal bedoelde het raadsel dus niet Corbulo maar Gannascus!

Mijn pugio! Ik ben nu in elk geval weer wat beter bewapend voor als ik een schurk tegenkom.
Mijn pugio! Ik ben nu in elk geval weer wat beter bewapend voor als ik een schurk tegenkom.

Inderdaad troffen we in de sleuven van het onderzoeksterrein één van mijn voorwerpen aan, met een brief erbij. Het was mijn pugio, mijn militaire dolk die als reservewapen dient. Toepasselijk, want Gannascus eindigde bij wijze van spreken met een “dolk in zijn rug”: Corbulo veinsde dat hij onderhandelen wilde maar liet zijn onderhandelaars Gannascus vermoorden. Dat gebeurde in het land van de Chauken, rond de Eemsmonding, wat bijna een grote oorlog gaf omdat de Chauken deze actie als een grote belediging zagen. Corbulo kreeg van keizer Claudius echter geen toestemming voor een oorlog en moest zich terugtrekken: ook de Frisii, die hij een Romeins bestuur had opgelegd, moest hij met rust laten. Maar de piraterij was flink ingedamd en de Limes goed versterkt.

Dit monument in Park Arentsburgh, in Voorburg, geeft de plek van Forum Hadriani aan.
Dit monument in Park Arentsburgh, in Voorburg, geeft de plek van Forum Hadriani aan.

De brief bij mijn dolk had Gannascus geheel in zijn stijl geschreven: “Hee, Romeinse dienstklopper! Als je je zooi terug wil, ga naar Grinnes en dan naar het zuiden! Ga daar naar een dorp vol Romeinen, Germanen en Kelten! Zoek de vrouw uit de hoofdstad!” Weer een raadsel. En wat Gannascus hier nu mee bedoelt… Grinnes ken ik in elk geval wel. Dat ligt aan de Waal, maar dan flink naar het oosten. Het beste wat ik dus doen kon was het kanaal blijven volgen en dan uiteindelijk linksaf slaan en langs de Maas trekken. Gelukkig mocht ik het paard van de oude ruiter lenen. Zo reed ik verder vanuit Leidschendam en kwam ik langs Forum Hadriani, oftewel Voorburg. Het is de hoofdstad van de Cananefaten (eigenlijk heet het Municipium Aelium Cananefatum) en is genoemd naar keizer Aelius Hadrianus, die de stad marktrechten gaf.

De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.
De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.

Al volgend kwam ik terecht in Den Haag, waar ik in Wateringseveld langs een monument met drie mijlpalen kwam. Geen wonder, want langs de weg aan het kanaal zijn meerdere mijlpalen gevonden en op de plek van het monument zelfs vier! Uiteindelijk eindigde ik in Naaldwijk, waar misschien ook een mijlpaal gevonden is, maar dan wel lang voor jullie tijd. Naaldwijk bevatte sowieso een vicus, maar misschien ook een militair fort met een vlootbasis. Als dat zo was zou het de vlootbasis Helinium geweest kunnen zijn. Afslaand naar het oosten kwam ik in de loop van de avond door meer plekken waar Gallo-Romeinse nederzettingen en wellicht ook forten of pleisterplaatsen gestaan kunnen hebben. Dit zijn onder andere Flenium (Vlaardingen?) en Tablis (Alblasserdam?). Grinnes ligt vermoedelijk wat verderop, misschien bij Rossum, waar de Waal en Maas dicht bij elkaar liggen. Terwijl ik probeer dit te bereiken voor het donker wordt, stuur ik alvast dit bericht aan jullie. Hopelijk kan ik het geheimzinnige dorp morgen vinden…

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Roma Victrix: de opstand op de knieën gedwongen

brugIn het voorjaar van 70 na Christus waren de Germaanse provincies en een groot deel van Gallia Belgica in handen van de Bataafse opstandelingen en hun Gallische en Germaanse bondgenoten. Maar de regering in Rome pikte dit uiteraard niet en zond in totaal acht legioenen naar de opstandige gebieden, onder leiding van Quintus Petillius Cerialis, een veteraan van de strijd tegen de opstandige Iceni in Brittannia, die volgens Tacitus onwrikbare loyaliteit jegens zijn superieuren koesterde. Overmoedig geworden door hun succes bereidden de rebellen zich slecht voor op de naderende versterkingen. Ook werkten zij veel te rommelig samen. Maar het neerslaan van de opstand zou vooralsnog geen eenvoudige klus zijn.

De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.
De Opstand der Bataven op haar hoogtepunt, begin 70 AD. De in rode letters weergegeven stammen zijn de rebellen en hun bondgenoten. Maar het zou niet lang duren voor hier verandering in kwam.

In april bereikte Legio XXI Rapax ongehinderd Vindonissa (Windisch), via de Brennerpas, een nogal ongebruikelijke route die ongetwijfeld als verrassing diende. Toen de Treverische leider Julius Tutor hoorde van de komst van de Romeinen begreep hij blijkbaar pas werkelijk wat voor enorm leger er zijn kant op kwam en begon hij in allerijl zoveel mogelijk manschappen te verzamelen aan de Midden-Rijn, waaronder de afvallige legioenen van Mogontiacum. De loyaliteit van de overgelopen Romeinen bleek echter niet waterdicht, precies zoals Batavenleider Julius Civilis gevreesd had. Toen zij doorkregen hoe groot het vijandig leger was, schaarden zij zich prompt weer aan Romeinse zijde. Tal van Germanen volgden dit voorbeeld, zodat de Treveri alleen stonden en Tutor zijn mannen wijselijk terugtrok. Hij vermeed Mogontiacum en ging naar Bingium (Bingen am Rhein) waar hij stelling nam. In mei kwam het er tot een veldslag. Dat Tutor de brug had laten afbreken baatte niet, want de Romeinen ontdekten een doorwaadbare plaats in de rivier en konden de Treveri zo in de tang nemen. In de Treverische hoofdstad Augusta Treverorum (Trier) brak grote paniek uit, waarbij de bevolking de stad massaal ontvluchtte.

De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.
De raad van de Gallische stamhoofden werd door de Treveri aangegrepen om zoveel mogelijk Galliërs voor hun zaak te winnen. Veel succes had hun pleidooi niet.

De in Bonna en Novaesium achtergebleven legionairs volgden nu het voorbeeld van de troepen uit Mogontiacum en zwoeren Vespasianus trouw. De rebellenleiders reageerden onmiddellijk door deze onbetrouwbare “bondgenoten” zuidwaarts te sturen, naar het land van de Mediomatrici. Herennius Gallus en Numisius Rufus, de bevelhebbers van de legioenen, werden gedood, om de schrik er goed in te jagen. Cerialis zelf bereikte in mei Mogontiacum, waar hij de aanwezige legioenen zuiverde door hun nieuwste rekruten heen te zenden. Julius Civilis en Julius Classicus begonnen ondertussen ook in actie te komen, dus Cerialis moest opschieten. De legioenen bij de Mediomatrici gaf hij bevel tegen de Treveri op te trekken, terwijl hij zelf richting Treverorum trok, waar Tutor klaarstond samen met Julius Valentinus, die op de Gallische raad had geprobeerd de andere stamhoofden voor het Gallische rijk te winnen.

Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.
Quintus Petillius Cerialis maakte in de strijd nog wel eens de fout zijn tegenstanders te onderschatten. Maar op politiek terrein was hij uiterst tactvol.

Valentinus had nu stelling genomen bij Rigodulum (Riol) aan de Moezel, waar hij wallen en grachten had aangelegd die de Romeinse aanval bemoeilijkten. Maar Cerialis was hem te slim af: hij liet de infanterie de verdedigingswerken bestoken, terwijl de cavalerie omreed en de Treveri in de rug aanviel. De volgende dag reed Cerialis Treverorum binnen als overwinnaar. Inderdaad hadden Cerialis’ mannen de stad willen plunderen, maar de opperbevelhebber was zo wijs om te snappen dat dit een slechte indruk zou maken en verhinderde het. De Neder-Germaanse legioenen, die inmiddels gearriveerd waren, liet hij om dezelfde tactvolle redenen ook nog even ongemoeid, al zouden zij uiteindelijk moeten worden opgeheven om hun ontrouw. Voorlopig werden ze in hetzelfde kamp als Legio XXI ondergebracht. Ja, Cerialis was als bevelhebber soms wat onvoorzichtig, maar als politicus was hij vrij tactvol. Hij hield een redevoering waarin hij de Romeinen neerzette als bewakers van de orde in Gallië, die de bevolking beschermden tegen onderlinge twisten en Germaanse invallers.

Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis' loyaliteit aan de keizer smetteloos.
Vespasianus was in 70 AD de onbetwistbare keizer van het Romeinse rijk. Ondanks pogingen van Civilis om Cerialis van zijn opdracht af te doen dwalen, bleef Cerialis’ loyaliteit aan de keizer smetteloos.

Civilis en Classicus trachtten Cerialis met een list op het verkeerde been te zetten: zij stuurden hem een brief met de bewering dat keizer Vespasianus dood was en Italië opnieuw in burgeroorlog was vervallen. Als hij de Treverische en Bataafse landen ongemoeid liet, zouden zij hem als keizer in Gallië erkennen. De trouwe Cerialis was echter niet op zijn achterhoofd gevallen: hij stuurde de boodschapper naar Rome en negeerde de brief verder. De leugen mag achteraf nogal wanhopig en ongeloofwaardig aandoen, maar in de tijd van trage en schaarse berichtgeving was het wellicht het proberen waard. Erger was het dat Classicus en Civilis het niet eens konden worden over de te volgen koers. Civilis wilde wachten op Germaanse versterking van achter de Rijn, wat Classicus juist als tijdverspilling zag. Hij had een punt, want Legio XIV Gemina was op de westkust geland en er naderden nog meer legioenen uit Italië en Spanje, terwijl Cerialis nu nog een relatief klein leger had, wat op Legio XXI na vooral uit onbetrouwbare troepen bestond. Ook vertrouwde Classicus de Germanen niet geheel.

Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.
Trier was in de 1e eeuw (als Augusta Treverorum) de hoofdstad van de Treveri. Vanaf eind 3e eeuw zou de stad een keizerlijke regeringszetel zijn. De beroemde Porta Nigra werd tussen 160 en 180 na Chr. gebouwd.

Tutor was het met Classicus eens en half juni vielen de rebellen Augusta Treverorum bij verrassing aan via de Eifel. Cerialis zelf had de fout gemaakt een maand lang weinig te ondernemen, behalve het kamp enigszins te versterken. Volgens Tacitus was hij meer een moedige soldaat dan een behoedzame generaal: hij had derhalve de gewoonte zijn vijanden te onderschatten, wat hem nu zuur opbrak. De aanval was listig opgezet: in plaats vanuit het oosten te komen, zoals je zou verwachten, vielen de rebellen met een omtrekkende beweging uit het westen en zuidwesten aan, langs de Moezel. De Ubiërs en Lingones stonden in het midden opgesteld, met de Bataven op de rechtervleugel en de Bructeren en Tencteren op de linkervleugel. De reden voor deze opstelling was dat het terrein op de linkervleugel het meest heuvelachtig was, waar de Tencteren aan gewend waren. De aanval leek een flink succes: de Bataven wisten het kamp binnen te dringen. Maar tot hun verrassing was Cerialis hier niet aanwezig. Hij had de nacht in de stad doorgebracht, in de armen van ene Claudia Sacrata, zodat hij pas gewekt werd toen de strijd verderop in het kamp in volle gang was. Zonder zijn wapenrusting aan te doen haastte Cerialis zich naar het kamp om het bevel op zich te nemen. De legioenen uit Novaesium en Bonna wisten stand te houden, maar konden door ruimtegebrek geen slagorde aannemen, en het hoofdkwartier met de standaards dreigde ingesloten te raken. Cerialis hield het hoofd koel en wist de verdediging enigszins te organiseren, waarop Legio XXI de aanvallers terugdreef. De beperkte orde onder de Germanen maakte dat zij elkaar verkeerd begrepen, zodat zij uiteindelijk op de vlucht sloegen in de overtuiging dat de Romeinen zich opnieuw gegroepeerd hadden op de heuvels.

De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest...?
De toekomstige keizer Domitianus was tijdens de opstand een ambitieuze jongen die maar al te graag roem en eer in de strijd had willen verwerven. Maar of dat slim zou zijn geweest…?

Cerialis leerde van zijn fout: hij nam zo snel hij kon het kamp van de vijand in en trok door naar het noorden, richting Colonia Agrippinensis. De stadsbewoners waren erin geslaagd de Germaanse krijgers in de stad te doden. Men wist echter ook dat Civilis en de zijnen dit niet onbestraft zouden laten: niet ver van de stad, bij Tolbiacum (Zülpich) verbleven nog een boel Frisii en Chauken, die niet bij Treverorum hadden meegevochten en dus op volle sterkte waren. Deze krijgers werden met een list uitgeschakeld. Door de mannen een groot banket aan te bieden werden zij dronken gevoerd, waarna men het gebouw waarin zij verbleven afsloot en in brand stak. De Agrippinensen vertelden Cerialis ook dat zij Civilis’ vrouw en zuster in handen hadden, evenals Classicus’ dochter. De dames waren als gijzelaars aan de stad in bewaring gegeven, dus nu boden de Agrippinensen aan hen aan Cerialis uit te leveren. Kort daarna bereikte Cerialis Novaesium. Valentinus, die bij Treverorum gevangengenomen was, werd naar regent Mucianus en prins Domitianus gestuurd. Zij ontvingen de “zending” terwijl ze naar Gallië onderweg waren en brachten hem ter dood. De ambitieuze Domitianus droomde ervan het opperbevel over te nemen, maar Mucianus wist de jonge prins gelukkig tot bedaren te brengen.

Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.
Het arriveren van de Kanaalvloot en het 14e legioen was een ernstige bedreiging voor de rebellen in de Rijndelta.

De rebellen begonnen nu echt in moeilijkheden te komen. Fabius Priscus was met Legio XIV op de kust van Belgica geland en kwam nu steeds dichter in de buurt van Atuatuca Tungrorum (Tongeren). Toen hij de Nerviërs en Tungri eenmaal onderworpen had, vormde Priscus een directe bedreiging voor het Bataveneiland. De Cananefaten vielen hierop de Kanaalvloot aan en vernielden of veroverden de meeste schepen, waarna zij ook een aanval van de Nerviërs afsloegen. Zo wonnen zij nog wat tijd, maar Civilis besefte dat hij zich terug moest trekken om zijn eigen land te verdedigen. Hij trok zich terug naar Vetera waar hij Germaanse versterkingen ontving en een stelling bouwde. Toen Cerialis daar in juli arriveerde, bevatte zijn legermacht al tweemaal zoveel legioenen als bij Treverorum, terwijl er ook een boel hulptroepen uit Gallië waren gearriveerd. Civilis had zijn mannen echter op slimme wijze opgesteld in het met stromen en moerassen gevulde rivierdal, dat hij gedeeltelijk onder water had laten zetten. Daar waren de Germanen, die konden zwemmen en het terrein goed kenden, in het voordeel op de Romeinen, wier verkenners in de moerassen bleven steken. De Germanen waren ook zo wijs om het dal niet te verlaten, terwijl Cerialis zo wijs was het niet binnen te trekken met zijn legermacht.

De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)
De in de Oudheid gebruikte slingers konden, mits goed gehanteerd, gevaarlijker zijn dan pijl en boog. (Denk maar aan David en Goliath.)

Om de Germanen uit hun tent te lokken stelde Cerialis de volgende dag zijn leger op, met hulptroepen en cavalerie vooraan. Civilis stelde zijn troepen op in colonnes, maar verliet opnieuw het dal niet. In plaats daarvan liet hij de Romeinen bekogelen in de hoop hen het dal in te lokken. Maar Cerialis trapte er niet in en wachtte af. Toen de projectielen op waren vielen de Germanen alsnog aan, maar de Romeinen hielden stand. Toen wees een overloper op een hoger terrein aan de rand van het dal, zodat twee Romeinse cavalerieafdelingen achterom gingen en de vijand in de rug aanvielen. Paniek maakte zich meester van de Germanen, maar de meeste ontkwamen: het slechte weer en de invallende nacht maakte dat de cavalerie niet doorzette, terwijl de Rijnvloot ook niet ingreep. Hoewel Civilis nog lang niet verslagen was, besefte hij dat deze nederlaag heel ernstig was, zodat hij een moeilijke beslissing nam. Al het land ten zuiden van de Waal gaf hij op: de brug over de rivier werd verwoest en de Bataven gaven hun eigen hoofdstad Oppidum Batavorum (op het Valkhof in Nijmegen) aan de vlammen prijs. Bij gebrek aan schepen en een brug zou het in elk geval even duren voordat de Romeinen de Waal over konden steken, want zij zouden dit nooit zwemmend proberen, zo wist Civilis. Om het waterpeil te verhogen liet hij de Drususdam vernielen, zodat er veel meer water van de Rijn naar de Waal afvloeide. Bovendien stonden Tutor en Classicus nog aan zijn zijde en met hen 113 Treverische edellieden.

Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.
Liever dan hun hoofdstad prijs te geven aan de Romeinen, staken de trotse Bataven hem in brand.

Cerialis liet in reactie allerlei tijdelijke kampen langs de Waal aanleggen. Civilis viel vier van de oostelijke kampen aan: dat van Legio X Gemina bij Arenacum (Rindern), dat van Legio II Adiutrix bij Batavodurum (Nijmegen) en kampen van de hulptroepen bij Grinnes en Vada (mogelijk Rossum en Kessel). Civilis leidde de aanval samen met zijn neefje Verax, Tutor en Classicus. Een ploeg Bataven vielen Arenacum aan waarbij zij de houthakkende soldaten buiten het kamp overvielen, waarbij zij de commandant en vijf andere hoge officieren doodden. Een andere groep Bataven viel Batavodurum aan en vernielde de brug, terwijl Civilis zelf de aanval op Vada leidde en Classicus Grinnes aanviel. Toen Cerialis arriveerde met een keurkorps ruiters begonnen de Germaanse troepen te vluchten, waarop Civilis herkend werd en dus direct doelwit van het vijandelijke leger werd. Hij sprong van zijn paard en zwom de Waal over. Tutor en Classicus vluchtten op hun beurt in bootjes de rivier over.

008
De lederen Romeinse legertenten stonden al vast met scheerlijnen en haringen. Het kostte dan ook veel leer om een heel legioen van voldoende tenten te voorzien, terwijl er ook nog leer nodig was voor schoeisel, riemen, schildhoezen enzovoort. (De legertenten werden enkel gebruikt voor tijdelijk verblijf. In een permanent fort sliepen de soldaten in barakken.)

Het begon herfst te worden. September brak aan en Cerialis voer terug naar Novaesium en Bonna, waar herstelwerkzaamheden bezig waren. Opnieuw was hij onvoorzichtig, zodat hij de bewaking liet verslappen. Op een nacht kwamen de Germanen stilletjes langs de rivier aanvaren en bereikten het kamp, waar de wacht in slaap gevallen was. In het kamp sneden de Germanen de scheerlijnen van de tenten door, zodat de slapende soldaten onder het leren zeil bedolven werden en gemakkelijk konden worden gedood. Door touwen aan de schepen vast te binden konden ze deze wegslepen en stelen. Vervolgens begon met te schreeuwen om paniek te zaaien. Cerialis werd echter opnieuw gered door zijn vleselijke behoeften: hij bevond zich op dat moment in de armen van een Ubische vrouw en niet op zijn vlaggenschip, zoals de Germanen hadden gehoopt. Het schip werd alsnog de Lippe op gesleept en als geschenk opgestuurd naar Veleda, de Bructerische zieneres die met haar voorspellingen de opstand steunde. De ingeslapen nachtwacht van het kamp verdedigde zich met de smoes dat het roepen van de aflossing Cerialis zou hebben kunnen wekken!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze villa op de Betuwe.

De overval mag dan vrij onschuldig lijken, maar de diefstal van de schepen was een ernstig probleem. Hoe kon Cerialis nu nog het verkeer op de Rijn en Waal beheersen? De enige oplossing was de Kanaalvloot inschakelen. Civilis had echter ook een vloot klaarliggen bij Helinius, de monding van de Maas en Waal (wellicht in de buurt van Hellevoetsluis), waarmee hij de rivieren blokkeren kon. Civilis’ vloot was groter, maar die van Cerialis had grotere schepen, evenals betere roeiers en stuurlieden. De Romeinen hadden de stroom mee, maar de Germanen hadden de wind in hun voordeel. Het bleef bij een kleine schermutseling, want een zeeslag leek nog te riskant. Civilis kreeg het echter steeds benauwder. Ten slotte gaf hij ook het Bataveneiland op en trok de Rijn over. Cerialis stak de Waal over en verwoestte bij wijze van straf de Betuwe. Althans, gedeeltelijk. Nog altijd probeerde Cerialis gematigd op te treden om herhaling te voorkomen en de Romeinen de rol van vreedzame en rechtvaardige overheersers te geven. De landerijen van Civilis werden zelfs gespaard.

Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.
Oorlogvoeren in de koude, natte herfst van Germania ging de Romeinen niet in de kouwe kleren zitten, zeker niet toen het herfstweer ruwer dan ooit werd. Maar ook de Germanen waren aan het morren.

Nu was het echt herfst geworden en de zaak van de rebellen stond er slechter voor dan ooit. Er braken bovendien stormen en regenvlagen los, zodat de rivieren buiten hun oevers traden. Een groot probleem voor de Romeinen, want hun kampen dreigden overstroomd te worden. De vloot was niet in de buurt om te helpen en de voedselvoorziening was ook slecht. Civilis’ bondgenoten drongen dan ook aan op een laatste beslissende aanval: dit keer zou het hen vast wel lukken om de Romeinen te vernietigen. Maar Civilis voerde die aanval niet uit. Misschien omdat hij de strijd moe was en deze hopeloos achtte. Misschien ook omdat Cerialis’ gematigde optreden ruimte voor onderhandelingen creëerde. Ongetwijfeld hadden de geleden nederlagen en het verlies van het thuisland de populariteit van Civilis bij zijn eigen volk geen goed gedaan. Als voortzetting van de strijd tot meer ellende zou leiden, zou hij waarschijnlijk al helemaal de zondebok geworden zijn. Cerialis had ondertussen inderdaad bodes de Rijn overgestuurd. Ook naar Veleda, die hij zover had gekregen dat ze niet langer de ondergang van Rome voorspelde. Verder beloofde hij de Bataven gunstige vredesvoorwaarden, wat menigeen goed in de oren geklonken moet hebben.

Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een vernielde brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)
Cerialis en Civilis onderhandelen aan weerszijden van een “vernielde” brug. Ets uit 1880-1889 (bron:Rijksmuseum)

Midden oktober ontmoetten Civilis en Cerialis elkaar aan weerszijden van een vernielde brug, aan een tot op heden onbekende rivier die de Navalia zou heten. Civilis beweerde dat hij een vriend was van Vespasianus en de opstand was begonnen om diens zaak te helpen. Hij zou de opstand niet meer in de hand hebben gehad en de verraderlijke val van Vetera was buiten zijn zin gebeurd. Ook beweerde hij de aanval op de overstroomde Romeinse kampen verhinderd te hebben. Uiteindelijk hielden de Romeinen woord en werden de oude verdragen grotendeels hersteld. Wel werden de Bataafse en Cananefaatse hulptroepen voorlopig niet meer ondergebracht in hun eigen land. In plaats daarvan werden in Germania Inferior vaker Iberische hulptroepen ingeschakeld. Ook werd er een legioen gevestigd in de buurt van het verwoeste Oppidum Batavorum. De forten langs de Rijn werden hersteld en er werden er ten oosten van Fectio (Vechten) nog meerdere bij gebouwd.

Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.
Op het einde van de opstand verdwijnt haar beroemde leider op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Maar niet uit ons geheugen.

Met de carrière van Cerialis zat het na de opstand wel goed. In 71 werd hij benoemd tot gouverneur van Brittannia en hij werd consul in zowel 74 als 83, aan de zijde van de toen keizer geworden Domitianus. Julius Sabinus, de Lingonische hoofdman die zich keizer van Gallië had genoemd, werd ongeveer acht jaar later alsnog ontdekt in zijn schuilplaats. Hij en zijn vrouw Epponina werden gearresteerd en naar Rome gebracht. Toen Epponina’s smeekbedes voor het leven van haar man niets uithaalden sprak zij keizer Vespasianus zo brutaal toe dat hij ook haar liet executeren. Veleda belandde in het jaar 77 in Romeinse handen, al is het niet duidelijk of zij dit als gevangene of als vluchteling onderging. Rond 83 of 84 moet zij nog als bemiddelaarster hebben opgetreden, waarbij zij voor elkaar kreeg dat de Bructeren een Romeinsgezinde koning kregen. Wanneer ze overleed is onbekend. Datzelfde geldt voor Tutor, Classicus en Civilis. Tacitus’ verslag van de opstand eindigt bij de onderhandelingen en zwijgt verder over het lot van haar leider. Het was niet ongebruikelijk om de leiders van dergelijke opstanden ter dood te brengen, zeker als men bedenkt op welke schaal deze opstand effect had. Maar zeker weten doen we het nog steeds niet.

Corbulo: piratenjacht, een kanaal en de limes (46 t/m 51 na Chr.)

aanvalOf de militaire onderneming van keizer Caligula nu een dolkomisch fiasco of slechts een voorbereidende oefening was, de rust in ons land leed er niet onder. Caligula zelf kwam het jaar daarop al gruwelijk aan zijn einde toen zijn eigen lijfwacht zich tegen hem keerde. Hoewel het principaat hiermee eventjes wankelde, werd de republiek uiteindelijk niet hersteld en kwam Caligula’s timide en intellectuele oom op de troon. De nieuwe keizer, Claudius, was een broer van de vroegere veldheer Germanicus en dus ook een zoon van Drusus. In 43 na Chr. begon Claudius zich alsnog op te maken voor de Romeinse invasie van Brittannia. De onderneming werd een succes en de Romeinen stootten ver op het eiland door. Ook dit zou effect hebben voor de bevolking van ons land, waar immers veel mannen bij de hulptroepen dienden. Zeker wat betreft de Bataven, die wel acht cohorten aan infanterie leverden en een ruiterafdeling! Geen wonder dan ook dat zij van verdere belasting waren vrijgesteld. De Cananefaten daarentegen leverden weliswaar veel minder hulptroepen, maar toch… En hoewel veel van deze hulptroepen gewoon dienden bij de grensbewaking en militaire acties van Germania Inferior, wat in feite nog een militair district was, zouden op den duur meerdere van hen ook deelnemen aan expedities in Brittannia. Manschappen genoeg en in Germania Inferior was het toch rustig… dacht men.

chauci
Stammen rond de Noordzee in 150 na Chr. Een groot verschil met een eeuw eerder is dat de Ampsivariërs rond 50 na Chr. nog als buren van de Chauken golden. (De moderne kustlijn is weergegeven. In de Romeinse tijd was deze met name op Nederlands terrein zeer anders.)

Enkele jaren later werd de rust in de Rijndelta ernstig verstoord door een dreiging vanaf zee. Het land van de Chauken, het gebied rondom de Eemsmonding in het tegenwoordige Oost-Friesland, stond bekend als een waar piratennest. Vrij regelmatig voer er een ploeg zeerovers uit, vermoedelijk in kano’s, niet alleen om schepen aan te vallen, maar vooral ook om de dorpen te plunderen die langs de kust stonden. Ook nederzettingen langs de rivieren konden op het programma staan. Het was dan ook niet voor niets dat er af en toe Romeinse schepen als een soort waterpolitie op de rivieren patrouilleerden. Maar in het jaar 47 waren de plunderingen erger dan ooit. Het ging blijkbaar om een flink grote troep van Chaukische en ook Friese zeerovers, onder leiding van ene Gannascus. Gannascus was zelf geen Chauk of Fries maar een Cananefaat uit de hulptroepen. Toen in 46 na Chr. de Romeinse legaat Sanquinus Maximus overleed, was hij gedeserteerd en naar het noorden gevlucht. Daar had hij handig gebruik gemaakt van het tijdelijke machtsvacuüm en zijn kennis van alle waterwegen in de delta. Bovendien kende hij, net als Arminius, natuurlijk de Romeinse strategieën en de sterke en zwakke punten daarvan. Dat maakte deze troep piraten veel gevaarlijker en driester dan ooit tevoren. Het castellum Praetorium Agrippinae (Valkenburg) werd waarschijnlijk zelfs door hen platgebrand!

De zogenaamde "pseudo-Corbulo" uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.
De zogenaamde “pseudo-Corbulo” uit de Centrale Montemartini. Het is niet bekend wie deze buste voorstelt, maar jarenlang is hij ten onrechte aan Corbulo toegeschreven.

Uiteraard kon zoiets niet ongestraft blijven. De plunderaars hadden hun hand overspeeld en toen de opvolger van Sanquinus arriveerde liet hij dat merken ook. Gnaeus Domitius Corbulo, wiens dochter vele jaren later de vrouw van keizer Domitianus zou worden, werd de nieuwe legatus Augusti pro praetore (provinciale bevelhebber) en ging zo snel hij kon over tot actie. Om de wateren helemaal vrij van piraterij te maken, liet hij ze helemaal uitkammen. De kleinere schepen werden de kreken, zijriviertjes en wadden op gestuurd, terwijl de grotere schepen van de Rijnvloot opdracht kregen de Rijn af te varen. Zo werden de nog aanwezige piraten verjaagd of te grazen genomen. Verder deed Corbulo alles om de blijkbaar nogal ingeslapen troepen wakker te schudden, middels veel training en streng optreden. Twee soldaten die bij de zware opbouw van een dagmarskamp hun zwaarden hadden afgedaan zouden zelfs door hem geëxecuteerd zijn. Nadat de waterwegen gezuiverd waren trok Corbulo namelijk noordwaarts met vloot en leger. Het land van de Frisii werd weer bezet, waarbij de stam opnieuw gedwongen werd het Romeinse oppergezag te erkennen en gijzelaars te leveren. Het Friese grondgebied werd officieel afgebakend, er werd een nieuw fort gebouwd (wellicht op de plaats waar Flevum gestaan had, al is dit niet zeker) de hoofdmannen werden afgezet en er werd een Romeins ambtelijk bestuur en rechtssysteem ingevoerd. In feite was de onderwerping van de Frisii hernieuwd.

Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kanos'.
Wellicht gebruikten Gannascus en zijn mannen dit soort zeewaardige kano’s.

Gannascus was echter niet op zijn achterhoofd gevallen en hij was dan ook niet in onveilig gebied blijven hangen. In plaats daarvan had hij zich op het Chaukische grondgebied teruggetrokken. Corbulo zond de stam bericht dat hij ook hun onderwerping eiste. Hun hoofdmannen en Gannascus verklaarden zich toen bereid tot onderhandelen en Corbulo stuurde dan ook een afvaardiging naar de Chauken toe. Toen bleek echter dat de Romeinen niet erg eervol omsprongen met een deserteur en piraat: de onderhandelingen bleken een vals voorwendsel om het gebied binnen te komen en de booswicht te pakken te krijgen. Gannascus werd dan ook door de afgezanten vermoord. In Corbulo’s ogen was deze actie wellicht te rechtvaardigen, maar de Chauken waren woedend. Volgens zowel Germaanse als Romeinse gebruiken waren onderhandelaars en afgezanten in feite onschendbaar, zodat deze moord gezien kon worden als een grove wandaad en belediging. Onnodig te zeggen dat elke vorm van onderhandelingen werden afgebroken. Corbulo maakte zich op voor een grote strafexpeditie tegen de Chauken. Maar toen werd hij tegengehouden.

De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.
De Classis Germanica (Rijnvloot) bevatte een groot aantal oorlogsschepen om de zeerovers mee te bestrijden.

Keizer Claudius wenste een stabiele Rijngrens. De verovering van Brittannia had prioriteit en hij kon zich niet veroorloven dat de rijksgrens bedreigd zou worden. Dat kon immers grote gevolgen hebben voor de situatie in Gallië en dat was allerminst een prettig vooruitzicht. Corbulo werd dan ook teruggefloten en kon niet anders dan gehoorzamen. Na zijn offensieve daden ging hij nu terug naar een defensief beleid. De Frisii werden vermoedelijk niet langer bezet, omdat Claudius de Rijn als grens verkoos. Wel hebben zij vermoedelijk een soort vazalstatus gehad: de Romeinse instellingen hielden er geen stand, maar wel leverden zij nog wat schatting en hulptroepen, waarbij overigens niet duidelijk is hoe lang dit precies heeft standgehouden. Het drama onder Gannascus indachtig, versterkte Corbulo de Rijngrens in het westen, van de kust tot aan Fectio. Ten oosten daarvan was de toestand aanzienlijk stabieler, mede door de beperkte bewoning van de Veluwe, zodat dit hier nog niet nodig werd geacht.

Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg.
Door de ligging aan het kanaal is het zeer waarschijnlijk dat Corbulo verantwoordelijk is voor de bouw van het castellum in Leiden-Roomburg,waar tegenwoordig een openbaar park aan het fort herinnert.

In het westen werd de grenscontrole echter versterkt door massale houtkap en de bouw van castella op strategische punten, zoals bij watersplitsingen of grote bochten in de Rijn. Elk castellum bevatte een cohort van zo’n 500 hulptroepen, met uitzondering van Fectio dat de vlootbasis was en derhalve een stuk groter was. De castella werden verbonden door de Romeinse hoofdweg die langs de Rijn liep. Die hoofdweg werd bewaakt door wachttorens, doorgaans met een onderlinge afstand van zo’n 800 à 1500 meter, bemand door minimaal vier soldaten. Zo ontstond er een netwerk van posten die elkaar in geval van nood snel konden waarschuwen. Kleine bendes konden door de cohorten gemakkelijk worden tegengehouden. Vermoedelijk was deze grensverdediging, die wij de Romeinse limes noemen, in de tijd van Corbulo nog niet zo optimaal als een halve eeuw later, maar de basis was nu definitief gelegd. De Romeinen zelf spraken overigens niet van een limes maar van de ripa Rheni (Rijnoever).

Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.
Vermoedelijke loop van het Kanaal van Corbulo.

Het beroemdste werk van Corbulo werd echter zijn kanaal, ook wel de Fossa Corbulonis of Corbulogracht genoemd. Het Kanaal van Corbulo diende om de Rijn en de Maas in Zuid-Holland te verbinden, zodat Romeinse schepen de woelige Noordzee zoveel mogelijk konden vermijden. Volgens Tacitus deed Corbulo dit vooral om de soldaten bezig te houden, wat impliceert dat dit dus na de veldtocht in het noorden gebeurde. Het lijkt er echter ook op dat het wel degelijk gaat om de efficiëntie van de grensbewaking te verhogen en het is niet ondenkbaar dat het een onderdeel was van zijn strijd met de piraten. Door het kanaal konden immers niet alleen handelsschepen maar ook militaire schepen sneller heen en weer. Dit voor schepen die goederen of materiaal aan de forten af kwamen leveren, maar uiteraard ook voor de Romeinse marine.

Standbeeld van Corbulo in Voorburg.
Standbeeld van Corbulo in Voorburg.

Waarschijnlijk liep het kanaal van Matilo (Leiden-Roomburg) naar Helinium (mogelijk Naaldwijk). Het betrof geen volledig nieuwe waterweg, maar eerder de verbinding van al bestaande beken en zijriviertjes. Niet alleen was het goed voor de militaire logistiek, maar ook voor de handel! Het administratief centrum van het Cananefaats grondgebied werd aan het kanaal ingericht, waar het uiteindelijk tot een klein Gallo-Romeins stadje zou uitgroeien, op de plaats waar nu Voorburg ligt. Piraterij en kleine invallen waren niet voorgoed uitgebannen, maar de middelen om het te bestrijden waren veel effectiever aan het worden. Corbulo zelf werd voor zijn werk als triomfator in Rome onthaald. Zijn carrière zou hem later naar het oosten van het rijk voeren, waar hij de Parthen met succes bevocht. Helaas kwam hij ongelukkig aan zijn einde. Toen in 67 een opstand in Judaea uitbrak, stuurde keizer Nero Vespasianus erheen en riep Corbulo juist terug. Nero was hem namelijk gaan wantrouwen omdat zijn eigen schoonzoon bij een samenzwering betrokken was geweest. Na zijn ontmoeting met de keizer werd de veldheer gedwongen tot zelfmoord.