Hoe Romeins is het Romeinse leger?

Als ene Lucius uit de familie Octavius nogal bebaard is kan hij bijvoorbeeld Lucius Octavius Barbatus genoemd worden.

Beste barbaarse burgers! Het is al bijna maart en de Romeinenweek komt steeds dichterbij. Op de website ervan kun je al kennismaken met wat collega’s en vrienden van mij, met de vraag in hoeverre zij nu eigenlijk wel of niet Romeins zijn. Want dat ligt natuurlijk ingewikkeld in zo’n groot rijk. Dat begint eigenlijk al bij mijzelf, als Romeinse soldaat. Veel mensen zijn geneigd te denken dat het Romeinse leger alle wapens, uitrustingen en tactieken zelf bedacht had. Maar was dat ook zo? Was het Romeinse leger wel 100% Romeins?

Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.
Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.

In de eerste eeuwen van haar bestaan was Rome niet heel veel meer dan een stadstaatje. Al in die tijd onderging het natuurlijk veel invloed van de andere stammen, culturen en rijkjes in Italië. Dit begint al bij de Romeinse taal, Latijn, die niet naar Rome maar naar de nabijgelegen streek Latium is genoemd. Ook van zeer sterke invloed op de vroege Romeinen waren de machtige Etrusken, die op hun beurt weer Griekse invloed ondergingen. De eerste Romeinse wapenrustingen waren dus sterk beïnvloed door de Etrusken. Dit met name in de helmen en wapenrustingen. Andere sterke invloeden waren de Samnieten en natuurlijk ook de Grieken in directe zin. DAt laatste gold trouwens ook weer voor de taal, want Grieks was nog lange tijd de taal van de Romeinse elite en bleef in het oosten van het rijk de internationale taal. Vroeg-Republikeinse legionairs zullen veel op Griekse hoplieten (zwaar bewapende soldaten) geleken hebben. Deze soldaten werden gekenmerkt door een curas, speer, dekkende helm en een rond schild.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. De meeste invloed komt hier van de Grieken en van Italische buurvolkeren.

Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat de Romeinen de wapenrustingen en stijlen van hun buren blindelings overnamen. Er werd regelmatig gewerkt aan verbetering van tactieken en materialen, zodat de Romeinen wel degelijk een eigen stijl ontwikkelden. De Griekse falanx, een starre formatie gekenmerkt door het naar voren steken van uiterst lange speren, lag de Romeinen niet zo goed. Hun eigen opstelling in manipels en centuries (en later cohorten) bleek veel flexibeler en leverde hen uiteindelijk de overwinning op. Van de ene kant konden buren, zelfs vijandige, dus een hoop leerzaam materiaal opleveren, maar van de andere kant was het verstandig om zelf na te blijven denken aan de hand van de sterke en zwakke punten van zowel de tegenstander als het Romeinse leger zelf. Op een zelfde manier leerden de Romeinen ook veel van de Carthagers. De Romeinse marine stelde voor de Punische Oorlogen zeer weinig voor, maar op grond van Griekse en Carthaagse voorbeelden kwam hier snel verbetering in.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De Germanen en Kelten waren, in tegenstelling tot wat je op veel schilderijen ziet, geen mislukte holbewoners zonder kleren. Het waren goed geoefende krijgers!

Een patroon dat je in dit verhaal snel zult zien is dat het hier tot nu toe nog steeds om tegenstanders gaat die we al snel zullen associëren met de term “oude beschavingen”. Misschien waren niet alle stammen in Italië even ver ontwikkeld, maar hoewel het niet allemaal om grote, sterke rijken ging, hadden belangrijke tegenstanders als de Etrusken, Grieken, Macedoniërs en Carthagers in elk geval een duidelijke staat en beheersten zij het schrift. De Grieken waren hier het meest invloedrijk geweest door hun sterk ontwikkelde cultuur en het feit dat zij vanwege overbevolking en handel over de hele Middellandse Zee waren uitgezwermd. Al deze sterke tegenstanders waren hierdoor beïnvloed en worden dus als gehelleniseerd beschouwd. Maar uiteindelijk vielen al deze tegenstanders en raakten de Hellenistische vijanden dus “op”. Dus toen waren de belangrijkste tegenstanders onbeschaafde barbaren, die als een ongeorganiseerde meute erop los knokten met speren en knotsen, gekleed in hooguit een beestenvelletje… dacht je!

Een Keltische elitekrijger. Voor een "barbaar" ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?
Een Keltische elitekrijger. Voor een “barbaar” ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?

Niets is minder waar, want al lang voor de laatste Hellenistische tegenstanders verslagen waren hadden de Romeinen kennis gemaakt met de Keltische cultuur in West-Europa. De eerste kennismaking was allesbehalve prettig geweest, namelijk toen de Galliërs uit de Po-Vlakte door Italië trokken en Rome in 387 v. Chr. zelfs innamen! Maar ook nog lang daarna bleken die Kelten zo gek nog niet. De Romeinse gladius, het korte steekzwaard, was bijvoorbeeld overgenomen van een Keltiberische versie, die in eerste instantie overigens iets groter was. Deze gladius zou uiteindelijk het primaire wapen van de legioensoldaten worden. Ook erg interessant was een pantser van duizenden kleine metalen ringetjes, dat gedragen werd door de Keltische elitekrijgers. Dat dit voor de meeste Kelten niet was weggelegd was logisch, want door het enorme productieproces en de grote hoeveelheid metaal was zo’n maliënkolder ontzettend duur! Tegelijkertijd was het echter praktischer dan de simpele metalen borstplaten van de vroege Romeinen, die maar een beperkt deel van de romp beschermden. Bovendien was het flexibeler en eenvoudiger te onderhouden dan een schubbenpantser.

Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.
Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.

Ook de bronzen Keltische helm, die archeologen de montefortino noemen, werd overgenomen. Maar waar zwaarden en bepantsering bij de Kelten alleen door de elite gedragen werden, werd het bij de Romeinen standaarduitrusting na de legerhervormingen van Marius! Zelfs in de Gallische oorlog, onder Julius Caesar, staken de Romeinen nog het een en ander op van de Kelten, die tegen die tijd ook ijzeren helmen bleken te dragen, die door een rondere vorm en wat meer reliëf net wat steviger waren gemaakt. Nog lang na de verovering van Gallië werden hier de beste legionairshelmen geproduceerd, die ondertussen maar bleven ontwikkelen. Helmproducties van buiten Gallië zouden op den duur ook in kwaliteit toenemen, maar waren in eerste instantie eigenlijk vooral goedkope imitaties.

Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.
Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.

De Romeinse uitrusting bleef ondertussen natuurlijk gewoon doorontwikkelen omdat er steeds nieuwe dingen werden bedacht om de strijd te kunnen blijven winnen. De Romeinen maakten nu kennis met de Germanen in het noorden en de Parthen en later Perzen in het oosten. Hoewel de Romeinen meerdere keren ver in deze gebieden doordrongen en er overwinningen behaalden, bleven de gebieden niet bezet. De beruchte Varusslag uit 9 na Chr. toont wel aan dat de Germanen, waarvan net als bij de Kelten het overgrote deel slechts een speer, schild en mes had en geen pantser droeg, helemaal geen domme jongens waren. In het woud waren ze bijna onmogelijk te verslaan omdat ze hier de weg kenden en met hun lichte uitrustingen razendsnel konden aanvallen en terugtrekken, terwijl de Romeinen hier niet in staat waren om hun formaties aan te nemen door de beperkte ruimte. De Germanen bleken geduchte tegenstanders en koene krijgers, die regelmatig stonden te dringen om het in hun ogen zo welvarende Romeinse rijk binnen te vallen. Een oplossing hiervoor was een verdeel-en-heerstactiek, waarbij bepaalde Germanen werd toegestaan in het rijk te wonen in ruil voor een bijdrage aan de grensbewaking. Als er tekorten waren werd het Romeinse leger bovendien vaak met Germaanse huurlingen aangevuld. Zo werd het Romeinse leger steeds Germaanser. Maar de meest zichtbare invloed op de uitrusting was de schildknop met ronde rand.

De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.
De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.

De Parthische en Perzische aartsvijanden in het oosten waren vooral bekend om hun gebruik van katafrakten, zwaar bepantserde ruiters, die soms wel van top tot teen bedekt waren en dus heel moeilijk te raken. Dat zette de Romeinen flink aan het denken, zodat zij in de 4e en 5e eeuw ook hard werkten om een zware cavalerie te maken. In de praktijk werd deze cavalerie echter niet veel ingezet tegen de Perzen – die waren te goed! Naast de inspiratie voor katafrakten waren sommige Laat-Romeinse helmontwerpen ook van de Perzen afgekeken. Een voorbeeld hiervan is de Peel-helm in het Rijksmuseum van Oudheden. Andere helmen waren juist gebaseerd op modellen uit de Balkan, want ook hier ondervonden de late Romeinen sterke invloed. Het Laat-Romeinse leger wordt namelijk ook gekenmerkt door zogenaamde Dacische mutsen. Ook de Laat-Romeinse drakenvaandels zijn uit Dacië (Roemenië) afkomstig.

Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.
Deze ruiter zou een Bataaf moeten zijn. Toch vind ik zijn uitrusting niet zoveel verschillen van de Romeinse…

Kortom, is dat Romeinse leger wel 100% Romeins? Ik zeg van wel. En dat terwijl tal van uitrustingen en wapens gebaseerd zijn op die van andere volken. En dat terwijl het Romeinse leger etnisch ook niet echt Romeins was: meer dan de helft ervan bestond uit hulptroepen, geleverd door onderworpen volkeren en vazallen, terwijl het Laat-Romeinse leger steeds Germaanser in samenstelling werd. Allemaal waar, maar het is en blijft natuurlijk het leger van de Romeinen. De Romeinen namen tal van ideeën over, maar bleven hier aan werken zodat zij op den duur hun eigen versies ontwikkelden. En bovendien, wat is etnisch gezien nu een echte Romein in zo’n groot rijk? Ik kom zelf niet eens uit Rome, terwijl ik een Romeins staatsburger ben en optio ben in het legioen!

Lucius Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Laurium: Woerden

004 - WoerdenWij volgen de Limes oostwaarts en trekken verder het land in. Stonden de afgelopen drie castella, van Alphen, Zwammerdam en Woerden, opvallend dicht op elkaar, het volgende ligt een ietsje verderop. Wemelde het rondom Leiden en Katwijk nog van de nederzettingen, hier zijn er veel minder teruggevonden. Wellicht speelt de destijds zo moerassige bodem daar een rol in? Maar na zo’n 11 kilometer staan we in het centrum van Woerden. Opnieuw de plaats van een castellum, dat Laurium of Laurum heette. En opnieuw zijn er allerlei vondsten in en om het fort gedaan.

Betonnen tegels in het centrum van Woerden geven de omtrek van Laurium aan. Op de tegels staat uitleg over de geschiedenis van het castellum.
Betonnen tegels in het centrum van Woerden geven de omtrek van Laurium aan. Op de tegels staat uitleg over de geschiedenis van het castellum.

De reden dat de naam van het castellum verschillend gespeld wordt is de wijze waarop dit op de Peutinger Kaart vermeld staat. Er lijkt Laurum te staan, maar middenin het woord zit een opvallend gaatje in de kaart, precies op de plek waar nog een letter zou kunnen hebben gestaan. Een naam als Laurium ligt derhalve voor de hand. Deze naam werd in eerste instantie nog niet aan Woerden verbonden, daar een castellum lange tijd enkele vermoed werd in verband met de schepen die hier gevonden zijn. Pas in 1999 en 2000 werd de exacte ligging van het castellum ontdekt toen men de omwalling terugvond. De contouren zijn nu terug te zien rondom de Petruskerk, met tekst en afbeeldingen op het tegelwerk. De gebouwen binnen de muren zijn tot op heden nooit uitgebreid onderzocht. Het opvallendste aspect van het fort is de houten damwand van de gracht, die elders niet voorkomt.

Maquette van hoe Laurium er uitgezien kan hebben, in het Stadsmuseum Woerden. Hoe de gebouwen er werkelijk uitzagen en welk gebouw welke functie had is (nog) niet bekend.
Maquette van hoe Laurium er uitgezien kan hebben, in het Stadsmuseum Woerden. Hoe de gebouwen er werkelijk uitzagen en welk gebouw welke functie had is (nog) niet bekend.

Het castellum werd vermoedelijk op last van keizer Caligula gebouwd rond 40 na Chr. Al snel raakte men er echter in de problemen toen de Rijn buiten zijn oevers trad en ook nog eens van loop veranderde. De eerste versie van Laurium werd dan ook snel verlaten, waarna gouverneur Corbulo rond 47 na Chr. een nieuw fort liet bouwen. Waar Caligula’s vesting een keurige ligging had op noord en zuid, lag dit nieuwe fort iets “schever”. Zoals de meeste Limesforten overleefde Laurium de Bataafse opstand niet, maar werd het daarna herbouwd. De meeste huizen van de nabijgelegen vicus zijn uit deze tijd.

De Nederlandse levende geschiedenisvereniging Pax Romana beeldt o.a. soldaten van het Cohors XV uit.
Cohors XV zat ook enige tijd in Matilo (Leiden) gelegerd. Vereniging Pax Romana beeldt soldaten van dit cohort uit.

Inscripties op dakpannen uit de 2e eeuw tonen aan dat het Cohors XV Voluntariorum Civium Romanorum in Laurium heeft gezeten. Fase 4, de verstening van de muren, werd waarschijnlijk eind 2e eeuw ingezet, waarvoor men met schepen de rivier op en af moest varen om stenen uit de Eifel en ander bouwmateriaal te leveren. Een werkelijke vondst van stenen muren ontbreekt in Woerden, maar wordt aangenomen omdat dit voor de meeste castella gold en het proces rond het jaar 200 overal was afgerond. Bovendien is er natuursteen in de omgeving aangetroffen. In die tijd was het fort bezet door het Cohors III Breucorum, uit de Balkan. Rond 274 werd Laurium waarschijnlijk opgegeven en verlaten. Muntvondsten in de omgeving duiden echter op een vijfde fase, daar het munten uit de regeringen van o.a. Constantijn de Grote en Theodosius de Grote betreft. De laatste stierf in 395, dus zou Laurium vrij laat in de 4e eeuw nog in gebruik kunnen zijn geweest. Een deel van de bouwstenen zijn later gebruikt voor de aanleg van de Petruskerk.

De Woerden 7, zoals opgegraven is in 2003. (Afbeelding: Hazenberg Archeologie Leiden)
De Woerden 7, zoals opgegraven is in 2003. (Afbeelding: Hazenberg Archeologie Leiden)

Scheepsvondsten waren de eerste aanwijzing van een castellum in Woerden. Net als in Zwammerdam zijn hier tal van schepen teruggevonden. De “Woerden 1” was een 25 meter lang een graanschip, wat blijkt uit het feit dat er bij de vondst in 1978, aan de Groenendaal, nog graan aan boord was. Het houtwerk kwam uit 169, waarna het schip begin 3e eeuw waarschijnlijk gezonken is. Het werd gebruikt om graan uit het zuiden van België aan te voeren naar het castellum. Ook de “Woerden 2/6” (voor het eerst ontdekt in 1988, maar herontdekt en opgegraven in 1998) is een platbodem of zogenaamd Zwammerdamschip en was zo’n 20 meter lang.

De Romeinse schepen in de haven van Woerden varen echt! Ze zijn echter gebaseerd op schepen uit De Meern.
De Romeinse schepen in de haven van Woerden varen echt! Ze zijn echter gebaseerd op schepen uit De Meern.

Vervolgens werden er ook enkele boomstamkano’s ontdekt: de Woerden 3 en 5. “Woerden 3” werd in 1988 ontdekt aan de Oranjestraat, waar ook de “Woerden 2/6” lag. Laat u niet misleiden door het woord kano: het schip had een verhoogd plankenboord met een mastgat en de boot was zo’n 12 meter lang. De “Woerden 5” werd in 1998 niet ver daarvandaan ontdekt, maar van dit scheepje is veel minder bewaard. De “Woerden 7” werd in 2003 ontdekt aan de Meulmansweg en was weer een platbodem. Waarschijnlijk ging het schip in 163 voor het eerst te water en diende het om bouwmaterialen aan te voeren. Een los spant in het ruim ervan was van een heel andere bouwtechniek en duidt op een “Woerden 8”. Het meest geheimzinnig is echter de “Woerden 4”, die in 1576 werd aangetroffen bij de aanleg van het Holle Bolwerk, in het noordoosten van de oude binnenstad. De vondst is niet bewaard gebleven.

Het mini-museum in Parkeergarage Castellum.
Het mini-museum in Parkeergarage Castellum.

Natuurlijk zijn de vondsten in Woerden niet beperkt tot het castellum en schepen. In 1999 werd bij het uitbaggeren van de singel een prachtige helm, vermoedelijk van een ruiter van rond 200 na Chr., aangetroffen. Deze bevindt zich nu in het Stadsmuseum Woerden, waar ook tal van andere zaken te zien zijn, zoals aardewerk en andere gebruiksvoorwerpen. Erg interessant is een altaarsteen gewijd aan de Syrisch-Romeinse zonnegod Heliogabalus, wiens verering in ons land zeldzaam was, en de godin Minerva. Hoewel Heliogabalus (een Romeinse vorm van El Gebal) het bekendst is van vermelding uit de 3e eeuw, verwijst de tekst naar keizer Antoninus Pius, die regeerde van 138 t/m 161. De steen vermeld zoals zo vaak de naam van de schenker: Lucius Terentius Bassus, signifer (vaandeldrager) van Cohors III Breucorum, wat ook iets zegt over de troepen die in Laurium gelegerd waren. De oudste vondst in het museum zijn twee molenstenen, die in 1590 aan de Bodegraven-Kruittorenweg werden gevonden.

Vaandeldrager Lucius uit Woerden geeft interessante informatie in de Bibliotheek van Woerden.
Vaandeldrager Lucius uit Woerden vertelt in de bibliotheek van Woerden interessante verhalen aan je.

Naast het stadsmuseum zijn er nog veel andere bezienswaardigheden in Woerden. Aan de Meulmansweg bevindt zich een Limeszuiltje met hierin een stuk terra sigillata, terwijl de hier aangelegde parkeergarage de naam Parkeergarage Castellum gekregen heeft en er binnenin een soort museum, in de vorm van grote afbeeldingen met uitleg, gemaakt is. In Woerden zijn ook twee varende reconstructies van Romeinse schepen te vinden. De Per Ad Mare Laurium is een reconstructie van het vrachtschip “De Meern 1”. Het andere schip, de Fiducia, is een reconstructie van de kleine punter “De Meern 6”. In de bibliotheek is een altaartje met soldaat Lucius uit Woerden te vinden, die op interactieve wijze vertelt over verschillende voorwerpen die in Woerden gevonden zijn. Lucius is gebaseerd op de vaandeldrager van de altaarsteen en heeft zijn eigen twitter- en facebookpagina. Ook is er rondom hem de interactieve app Legend of Lvcivs gemaakt, waarin de speler een misdaad moet oplossen aan de hand van een aantal verdachten in en om Romeins Woerden (gemaakt met behulp van opnames in onder andere Museumpark Orientalis en Eindhoven Museum). De app is niet alleen een leuk spel, maar ook leerzaam omtrent de verschillende figuren in de samenleving van de Limes.

Venster op de Romeinse Limes, aan de Barwoutswaarder richting Woerden.
Venster op de Romeinse Limes, aan de Barwoutswaarder richting Woerden.

Tot slot zijn er enkele kunstwerken in en om Woerden te vinden die aan de Romeinen herinneren. Voor de ingang van het Brediusbos staan letters in de vorm van de naam Laurium zoals op de Peutingerkaart, dus met een gat op de plek van de “I”. Op de brug aan de Breeveld zijn twee Romeinse schoenen geplaatst, gemaakt van klei uit de omgeving zoals de Romeinen voor dakpannen gebruikt zullen hebben. Een speeltuin aan de Barwoutswaarder toont blokken in de vorm van een enorme voetafdruk, verwijzend naar de noppen van Romeins soldatenschoeisel. Wie vanuit het westen langs de Rijn naar Woerden trekt komt bovendien een afbeelding van het landschap uit de Romeinse tijd tegen, evenals een bord met de naam Laurium.

Bodegraven: het geheimzinnige castellum

bodegraven fortAls volgende stop langs de Limes komen we voor het eerst aan een plek die niet met een Romeinse naam geassocieerd wordt: Bodegraven. Uiteraard weten we niet van elk fort langs de Limes honderd procent zeker of de eraan toegeschreven Romeinse naam juist is (Lugdunum is eeuwenlang ten onrechte als Leiden aangemerkt) maar in Bodegraven stuiten we werkelijk op een castellum zonder bekende naam. Toch lag er wel degelijk een castellum in Bodegraven, want in 1995 werd in de Willemstraat een houten poortgebouw ontdekt door de AWN-Rijnstreek.

De Willemstraat, waar het poortgebouw van het castellum werd ontdekt.
De Willemstraat, waar het poortgebouw van het castellum werd ontdekt. Op de sokkel staat een replica van een ruiterhelm.

Met behulp van dendrochronologie is het poortgebouw gedateerd op het jaar 61 na Chr., dus nog voor de Bataafse Opstand. Veel castella in ons land kenden hun eerste bouw in de jaren 40 van de eerste eeuw of juist na de Bataafse Opstand. Vondsten rondom het castellum, zoals munten en houten beschoeiingen van de rivieroevers, geven een duidelijkere indicatie van de periode waarin het fort in kwestie in gebruik was. Waarschijnlijk is het al tussen 40 en 50 na Chr. gebouwd, dus in dat geval zou het kunnen dat het poortgebouw rond  het jaar 61 is herbouwd of gerepareerd. Het castellum was op een strategische plek gebouwd, namelijk waar de Oude Bodegrave, een zijstroompje, in de Oude Rijn uitmondde. Er zaten dan ook beschoeiingen aan de oevers van beide rivieren. Over de Oude Bodegrave lag vast en zeker een brug. Gezien de relatieve onbekendheid van het fort is er geopperd dat het om een mini-fort ging, al zijn er verder geen soortgelijke voorbeelden van gevonden langs de Nederlandse Limes, wat het idee twijfelachtig maakt.

Het castellum van Bodegraven lag bij een zijstroom, zoals te zien op de app van Timetravel.world.
Het castellum van Bodegraven lag bij een zijstroom, zoals te zien op de app van Timetravel.world. Hierbij is niet uitgegaan van een mini-fort, omdat dit idee niet meer zo sterk wordt geaccepteerd.

Een brandlaag in de grond toont aan dat ook dit castellum is afgebrand tijdens de Bataafse opstand, maar waarschijnlijk is het wel na 70 na Chr. herbouwd. De beschoeiingen en muntvondsten doen namelijk vermoeden dat het fort van Bodegraven tot ongeveer 270 in gebruik kan zijn geweest, zoals voor de meeste castella het geval is. Over de bezetting van het fort is nauwelijks iets bekend, al zijn er dakpannen in Bodegraven gevonden die door het Legio X Gemina geproduceerd waren, waarschijnlijk in de periode dat dit legioen in Nijmegen zat (70-102 na Chr.). Een andere dakpan toont de aanwezigheid van het Cohors II Asturum, uit Noord-Spanje, aan. Vermoedelijk werden er echter ook soldaten uit het Donau-gebied gelegerd in Bodegraven. Wanneer deze verschillende eenheden elkaar hebben afgewisseld is onbekend. Het is ook mogelijk dat de eenheid in naam nog steeds de Spaanse was, zonder dat hier qua invulling nog sprake van was.

Vervloeking uit Bodegraven
Het vervloekingsplaatje uit Bodegraven.

De aanwezigheid van soldaten uit verschillende gebieden blijkt uit de vondst van het beroemde vervloekingstabletje in 2000: op een loden tabletje van 17 bij 6,5 tot 7,5 centimeter waren de namen van 21 soldaten gekerfd met een vervloeking voor hen erbij, waarna het tabletje was opgerold en waarschijnlijk in het kampement verstopt omdat dit de vervloeking zou doen uitkomen. Het woord “Avern” duidt waarschijnlijk op de onderwereld, waar het meer van Averno toegang tot zou bieden. De plaat bevat namen als Ingenuus, Placidus, Priscus, Lupus en Pastor. De namen lijken uit meerdere delen van het rijk te komen. De plaat is tegenwoordig in Museum het Valkhof te vinden.

Een Romeinse soldaat middenin Bodegraven.
Een Romeinse soldaat middenin Bodegraven.

De vicus van het fort kan aan vrijwel elke kant van het fort hebben gelegen, met uitzondering van de noordzijde waar de Rijn stroomde. Een exacte positie van de nederzetting is helaas niet te bepalen, want er is niet veel concreets van teruggevonden, behalve wat lemen vloeren en mogelijke funderingen. Aan de Oud-Bodegraafseweg is in 1964 wel een hoop Romeins en inheems aardewerk uit de 2e eeuw aangetroffen, zodat het mogelijk is dat hier ook nog een nederzettinkje lag.

rmo_helm_bodegraven
De ruiterhelm die ten oosten van Bodegraven gevonden is.

Wie in Bodegraven goed zoekt en de Willemstraat weet te vinden komt hier nog een klein kunstwerkje ter herinnering aan het geheimzinnige castellum tegen. Dit in de vorm van een voetstuk met hierop een replica van een Romeinse ruiterhelm. De werkelijke helm is in 1937 bij zandwinning tussen Nieuwerbrug en Wierickerschans aangetroffen, op de plek waar nu de Put van Broekhoven ligt. (Wie vanuit Bodegraven de zuidoever van de Rijn volgt komt langs de plek, voorbij Fort Wierickerschans.) De helm is van verguld en verzilverd brons, met uitgebreide ornamenten. Hij is gedateerd op 175-225 na Chr. en bevindt zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden.

De Adelaars van Rome: visueel spektakel vol details

adelaarsOp mijn Romeinen.info behandelen we ook met enige regelmaat de Romeinen in de pop-cultuur, waarin ook het beeldverhaal niet mag ontbreken. Uiteraard zijn we allemaal bekend met De Avonturen van Asterix de Galliër, maar hoewel ondergetekende zonder deze stripreeks misschien niet half zo veel interesse in de Romeinen zou hebben als nu, moet ik eerlijk gezegd toegeven dat de educatieve waarde ervan zeer beperkt is. Dat dit ook anders kan blijkt wel uit meer serieuze strips, zoals De Adelaars van Rome, van Enrico Marini. Deze strip verhaalt over de beroemde Germaan Arminius en zijn uiteindelijke overwinning op de Romeinen, door de ogen van hemzelf en zijn fictieve vroegere vriend Marcus Falco. Het vijfde deel van deze reeks ligt nu in de winkel!

Een tekening uit het album. Op https://www.youtube.com/watch?v=qGbnS0xjXg8 is te zien hoe Marini de tekening inkt.
Een tekening uit het album. Op https://www.youtube.com/watch?v=qGbnS0xjXg8 is te zien hoe Marini de tekening inkt, maar voor de ingekleurde versie moet je het album lezen!

Afgelopen jaar hebben we op deze website aandacht besteedt aan het (inmiddels verschenen) laatste deel van de strip Apostata, door Ken Broeders, waar ik op internet al veel over had meegekregen. De Adelaars van Rome was mij op dat moment nog onbekend (mea culpa, mea culpa), maar net als Apostata is het een zeer visuele strip, die een vrij serieus verhaal vertelt en daarbij niet aarzelt om het grove geweld van een historische oorlog in beeld te brengen. Waar Ken Broeders een schilderachtige tekenstijl met dromerige kleuren hanteert, die mij persoonlijk veel doet denken aan het latere werk van Don Lawrence, is Marini’s stijl net iets harder en gestileerder. Wat niet wil zeggen dat de strip niet fraai gekleurd is, overigens. Marini gebruikt een interessante tekenstijl waarbij de lijnen van figuren en voorwerpen op de voorgrond duidelijk zijn geïnkt maar dingen op de achtergrond alleen zijn ingekleurd, zodat er een soort vervaging lijkt te ontstaan. Zowel het tekenwerk als de inkleuring zijn overigens zeer gedetailleerd. In combinatie met de flink grote kaders ontstaat er dus een behoorlijk schouwspel.

Onze Germaanse vriend Marbod houdt waarschijnlijk ook niet van onnodig veel tekst in een strip. Zijn vriend Marcus daarentegen...
Onze Germaanse vriend Marbod houdt waarschijnlijk ook niet van onnodig veel tekst in een strip. Zijn vriend Marcus daarentegen…

Een minpunt van strips met dergelijke grote kaders is altijd dat er hierdoor minder op een pagina vertelt kan worden. Het gebeurt mij tegenwoordig steeds vaker dat als ik een Europees stripalbum koop, ik voor mijn gevoel door het verhaal heen roetsj. Dat ik dit vroeger niet had zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat ik toen nog geen Amerikaanse strips had gelezen (Amerikaanse stripalbums zijn veel dikker) al vraag ik me wel eens af of het ook niet aan een stijlverandering ligt. De Adelaars van Rome hanteert bijvoorbeeld niet de ouderwetse (en in mijn ogen vrij irritante) gewoonte om actiescènes in strips te begeleiden van kopteksten die uitgebreid beschrijven wat er gebeurt. Als je dit goed uitbeeldt is dit immers niet nodig. Deze strip hanteert zelfs helemaal geen kopteksten, zonder dat je het gevoel hebt dat je er iets aan mist. Ook zijn er hele pagina’s met niet of nauwelijks dialoog, wat in de actiescènes erg goed te begrijpen is, want ook de ouderwetse gewoonte om vecht-scènes in strips vol dialoog te zetten werkte mij vroeger vaak genoeg op de zenuwen. (In een situatie op leven en dood heb je immers de tijd niet om van alles te zeggen, toch?) Tot slot telt het album 60 pagina’s, zodat er meer tijd is om het verhaal te vertellen, wat ook een hoop goed doet.

De wallen, vermoedelijk voorzien van kleine hekken, waren bijna onmogelijk te nemen voor de Romeinen zolang de Germanen hen bleven bestoken. (Illustratie door Peter Dennis)
Droegen alle Romeinen in 9 AD al ijzeren helmen? Op deze illustratie door Peter Dennis zijn er ook bronzen in gebruik. En de schilden zijn meer ovaal.

Actie zit er zeker in dit album, want het behandelt de Slag bij het Teutoburgerwoud (9 na Chr.). Omdat het al het vijfde deel in de reeks is, heeft het album een ietwat open begin, als de legioenen onderweg zijn naar het winterkamp. De slim opgezette valstrik van Arminius (die in de strip eigenlijk Ermanamer heet) en de naïeve arrogantie van Varus worden duidelijk uiteengezet, evenals het gevoel van verschrikking dat de continu belaagde legionairs in het woud moeten hebben gehad. Wat historiciteit verder betreft: in het zeer gedetailleerde tekenwerk van Marini is duidelijk te zien dat hij hard gewerkt heeft om kennis over de Romeinse uitrustingen op te doen. Het is bijvoorbeeld zichtbaar dat hij op de hoogte is van het feit dat het Romeinse leger geen uniform kende en elke soldaat er dus net een beetje anders bij kon lopen. Dit uit zich in verschillende kleuren tunica, verschillende pantsers, soldaten met en zonder pteruges, enzovoorts. Alle soldaten worden op hun doortocht ook met zeer uitgebreide bepakking afgebeeld. Wel vraag ik me af of de uitrustingen in sommige opzichten niet net iets te modern zijn voor 9 na Chr. De legionairshelmen bijvoorbeeld zijn prachtig getekend, maar hebben allemaal een vrij lage, grote nekklep. Ook vraag ik me af of het platenharnas al zoveel in gebruik was als in de tekeningen voorkomt. Ook meen ik dat de schilden er begin 1e eeuw nog meer ovaal dan rechthoekig uitzagen.

De Germaanse krijgers tijdens de Varusslag moeten lichtbewapend zijn geweest. Ze waren razendsnel en levensgevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)
Vermoedelijk zagen de Germaanse krijgers van de Varusslag er eerder zo uit. Maar dat maakte hen niet minder gevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)

Mijn kennis heeft uiteraard zijn grenzen (bij wie niet?) en deze punten zijn dus meer vraagtekens dan dat ik zeker weet dat ze fout zijn. Dat geldt ook voor de kleding van de Romeinse edelen en hoge officieren in deze strip, al heb ik hier wat sterkere vermoedens dat het om fantasie gaat. De versierde randjes aan de kleding ken ik nergens van terug. Ook bij de Germaanse krijgers heb ik soms mijn twijfels. Het grootste gedeelte van hen lijkt qua uiterlijk wel erg veel op een soort griezelige holbewoners: zij gaan gekleed in weinig meer dan lendendoeken en beestenvellen, met angstaanjagende dierenschedels op hun hoofd. Ook dragen zij opvallende kleuren, waar ik wat de Germanen betreft ook niet eerder van gehoord heb. Nogmaals, mijn kennis hierover is beperkt, maar uit teksten van wetenschappers weet ik niet anders dan dat de Germanen van de Varusslag vooral wollen en linnen kleding droegen. Misschien heeft de auteur hier bewust gekozen voor een woester uiterlijk, wat overigens de beangstigende sfeer van de aanvallen in het woud sterk ten goede komt.

Kaart van de vermoedelijke locaties van de slag. De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese. Ten noorden daarvan werden ze opgewacht.
De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese, waar ze om de haverklap belaagd werden. Toen ze het woud aan de noordzijde verlieten bleek Arminius hen hier op te wachten.

Zwakker is het feit dat de valstrik achter het woud niet zo goed wordt uitgelegd. De valstrik van Arminius was ingenieus door de aanleg van een wal aan de zijde van het woud, terwijl de enige uitweg geblokkeerd werd door een greppel; in de beperkte ruimte konden de Romeinen alsnog nauwelijks tot een formatie komen. Zoals de zaak nu in de strip verteld wordt is het eigenlijk niet duidelijk waarom de Romeinen hun formaties niet gewoon maken en waarom het daar per se tot een veldslag moet komen. Net zo goed bevat de strip wel weer wat typisch naakt dat blijkbaar per se in historische verhalen thuishoort tegenwoordig. Een bijkomstige verhaallijn over Marcus’ affaire met de vrouw van officier Lepidus vond ik ook wat minder sterk: Lepidus is alleen maar onsympathiek en wreed, maar het voegt niet veel aan het verhaal toe. Arminius bleef tegelijkertijd nogal onderbelicht in dit deel en leek meer een antagonist dan een hoofdpersoon. De hoofdrol wordt meer vervuld door Marcus die op wanhopige wijze probeert om de Romeinen te waarschuwen voor Arminius’ verraad, maar wiens waarschuwingen in de wind worden geslagen tot het te laat is. Het einde van het album is ietwat abrupt en ietwat open. Is dit een laatste deel of volgt er meer? Het album is duidelijk een climax, maar met de Varusslag was de oorlog in Germania Magna nog lang niet voorbij en de strijd tussen de Romeinen en Arminius was in feite pas net begonnen. In elk geval raad ik iedere Romeinenliefhebber de serie van harte aan.

Versierde Ruiterhelm uit Bodegraven

rmo_helm_bodegravenIn 1937 is er vlakbij het 17e eeuwse fort Wierickerschans (Bodegraven) bij een zandwinning een rijkelijk versierde Romeinse helm gevonden. De helm, gemaakt van verzilverd en verguld brons, is al snel benoemd tot een ruiterhelm, mogelijkerwijs gebruikt voor parades en optochten.

De helm volgt een traditioneel Romeins voorbeeld met een ronde kap. Anders dan de populaire (Gallische) infanteriehelmen heeft dit exemplaar een lage en forse nekbeschermer, voorzien van een handgreep. Aan de voorzijde is de helm voorzien van een grote driehoekige stootrand, bedoeld om slagen tegen te houden. De wangkleppen zijn helaas niet gevonden, en aan de bovenzijde zit een gat waar de pluimboshouder gezeten zal hebben. De helm is rijkelijk versierd met gesoldeerde en geparelde banden. Stippellijnen en puntversieringen vormen verschillende ornamenten, bladmotieven, zeedieren en mensen.

De helm is te dateren tot de laat 2e- vroeg 3e eeuw n.C. en bevat een uit twee delen bestaande inscriptie:

QV(intus) SALNIVS T(urma) IONI POPNIS TI CASSIS IVSTI

Dit wordt geïnterpreteerd als de twee achtereenvolgende eigenaren van de helm. Allereerst betreft het een Quintus Salonius, die mogelijkerwijs tot de Turma (ruiterafdeling) van Ionus behoort. Vervolgens beschrijft ene Popnus hoe hij de rechtmatige eigenaar van de helm is.

Rijk versierde helm uit Bodegraven
Rijk versierde helm uit Bodegraven

De lage nekplaat en grote stootrand van de helm hebben geleid tot de classificatie als ruiterhelm. Dit type helmen, de “Niederbieber” helmen, beschermt speciaal tegen aanvallen van andere ruiters. Ruiterhelmen waren vaak voorzien van compleet gesloten wangkleppen, een lage helmkom en grotere nekbeschermers. Ook hadden deze helmen dikwijls een kruisband over de bovenkant, ter fortificatie van het geheel.

Traditioneel wordt er een tweedeling in de Romeinse cavaleristenhelmen gemaakt, gebaseerd op de decoraties. In eerste instantie was deze geënt op een verschil tussen hulptroepen (auxiliari) en Romeinse burgers, waarbij de minder versierde helmen voor de hulptroepen waren, maar deze theorie is ondertussen verworpen. Dit omdat de meeste cavalerie afkomstig was uit de ‘upper class’ van de hulptroepen. Een nieuw model maakt een onderscheid tussen enerzijds helmen voor parades en anderzijds helmen voor gebruik tijdens gevechten.

Tot de paradehelmen behoren de rijkelijk versierde helmen, waar vaak een gezichtsmasker bij werd gedragen (zoals onze eigen ‘Gordon’, gevonden in Matilo). Dit masker zat dan met scharnieren vast in de helm. Er is nog veel discussie over het gebruik van de gezichtsmaskers. Er zijn antieke bronnen die omschrijven dat de maskers tijdens parades gedragen werden en veel archeologen beargumenteren dat dergelijk masker zeer onpraktisch zou zijn in een gevecht. Er zijn echter ook bronnen die beweren dat de maskers ook tijdens het gevecht gedragen werden. Ook de complexe manoeuvres van een parade vergen goed zicht en coördinatie. Daarbij moeten we ook niet het effect van glimmende de-humaniserende maskers tijdens een veldslag. Enerzijds als intimiderende factor tegenover de vijanden, anderzijds als effect op het moreel van de medesoldaten.

Paradehelm uit Ribchester
Paradehelm uit Ribchester

De helm uit Bodegraven volgt redelijk het type Niederbieber (welke dus in eerste instantie niet als paradehelmen worden erkend). De ‘paradehelmen’ volgen meestal eerder een Attische vorm en missen de lage nekbeschermer. Ook zijn er geen sporen van een gezichtsmasker gevonden. Aan de andere kant mist onze helm de praktische kruisbanden aan de bovenkant, en is de versiering relatief erg rijkelijk uitgevoerd.

De tweedeling tussen ruiterhelmen die gebruikt worden tijdens een gevecht of tijdens een parade is dus vrij arbitrair, en de helm uit Bodegraven biedt al weer een tussenvariant. Momenteel valt dus ook niet te zeggen of de helm daadwerkelijk gebruikt is in de strijd, of meer een prestige object was. Wellicht dat onderzoek naar gebruikssporen nieuwe zaken aan het licht kan stellen!

De helm is te bewonderen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Een artistieke kopie van het origineel is in het centrum van Bodegraven te bewonderen!