De Lex Publilia Voleronis: consuls contra volkstribunen (473 v. Chr.)

ditDe executie van Cassius Viscellinus in 485 v. Chr. bracht geen grote verandering in Rome teweeg. Rome bleef een stadstaat die regelmatig in oorlog verkeerde met naburige stammen en steden, terwijl onderling de patriciërs en plebejers met elkaar bleven botsen. De Fabische Oorlogen hadden Rome voorlopig de strijd met Veii doen weerstaan, maar was in 476 in een groot bloedbad onder de Fabii geëindigd. Consul Titus Menenius Lanatus was er niet in geslaagd tijdig in te grijpen, ondanks dat hij dat gezien de positie van zijn troepen gemakkelijk had kunnen doen. De strijd had er zo slecht voor gestaan dat Menenius bij Rome verslagen was door de Veientes en dat zijn collega Pulvillus er nog nét in was geslaagd om hen weer van de Janiculum te verdrijven. Het leidde echter ook tot een vervolging. Zodra Menenius’ ambtstermijn erop zat werd hij door de Volkstribunen voor het gerecht gesleept wegens zijn slechte militaire prestaties in het algemeen en het bloedbad onder de Fabii in het bijzonder. Volgens Livius speelde Menenius’ weerstand tegen de agrarische hervormingen van Viscellinus echter ook een rol.

De meeste openbare processen vonden in de Republiek gewoon op het Forum plaats. (De meeste ruïnes die daar nu staan zijn uit de Keizertijd, dus vele eeuwen later)
De meeste openbare processen vonden in de Republiek gewoon op het Forum plaats. (De meeste ruïnes die daar nu staan zijn uit de Keizertijd, dus vele eeuwen later)

Menenius kwam er juridisch gezien goed vanaf. De goede naam van zijn vader, die na de eerste Secessio Plebis (afscheiding der plebejers) patriciaat en plebs verzoend had, hielp waarschijnlijk in zijn voordeel. In plaats van de doodstraf of verbanning kreeg Menenius een boete van 2000 as. Let wel, een juridisch milde straf woog blijkbaar niet op tegen de persoonlijke vernedering. Volgens Livius stierf Menenius al snel, ziek van ellende. (Cassius Dio vertelt overigens een zeer andere versie van het verhaal waarin Menenius wel degelijk ter dood veroordeeld werd.) De zaak van Menenius mag dan een detail in de Romeinse geschiedenis lijken, maar het is wel tekenend voor de klassenstrijd in de Vroege Republiek. De landbouwhervormingen waar het plebs zo hard om riep gaf zoveel spanning dat er meerdere politici om werden aangeklaagd. De consuls van 474 werden na hun aftreden ook al voor het gerecht gedaagd omdat zij de landbouwwet van Viscellinus gehinderd zouden hebben. Net als bij Menenius werd de aanklacht gevoerd door volkstribuun Gnaeus Genucius, die meerdere malen op fanatieke wijze de consuls ter verantwoording trachtte te roepen langs gerechtelijke weg. Want ook consul Spurius Servilius, uit 476, was door hem aangeklaagd na een roekeloze aanval op de Veientes, die ook alleen door ingrijpen van zijn collega Aulus Verginius niet op een verpletterende nederlaag was uitgelopen.

De beroemdste drager van de zwarte toga pulla was Cato de Jongere, die hiermee in de 1e eeuw v. Chr. toonde dat hij rouwde om de in zijn ogen gestorven Republikeinse idealen.
De beroemdste drager van de zwarte toga pulla was Cato de Jongere (hier in de tv-serie Rome gespeeld door Karl Johnson), die hiermee in de 1e eeuw v. Chr. toonde dat hij rouwde om de in zijn ogen gestorven Republikeinse idealen.

Toen in 473 de nieuwe consuls aantraden, kleedden hun voorgangers Servilius en Verginius zich alsof zij in de rouw waren, in verfomfaaide zwarte toga, ongeschoren en haar in de war. Kanttekening hierbij is dat de rouwstijl ook vaak gedragen werd door beklaagden, die hiermee hun ellende toonden. De oud-consuls liepen nu jammerend door de straten, bewerend dat consul worden niets anders was dan jezelf blootstellen aan de tirannie van de volkstribunen. Blijkbaar had dit de nieuwe consuls er niet van weerhouden hun ambt op zich te nemen. De eerste, Vopiscus Julius Iulus, kwam dan ook uit een familie met reputatie: zijn broer Gaius was consul geweest in 482 v. Chr. en mogelijk was zijn vader (die ook Gaius heette) dezelfde als de consul uit 489 v. Chr. De andere, Lucius Aemilius Mamercinus, was al tweemaal consul geweest en volgens Livius had hij destijds samen met de Senaat getracht de macht van de tribunen in te perken, wat wel duidelijk maakt dat hij wel wat gewend was. Op de morgen van het proces gebeurde er echter iets totaal onverwachts: Gnaeus Genucius werd dood aangetroffen in zijn huis. De zo fanatieke volkstribuun was vermoord. De overgebleven tribunen schrokken hier zo van dat geen van hen de rol van aanklager over wilde nemen. Servilius en Verginius ontkwamen zo aan de vervolging. De patricische Senaat lachte in zijn vuistje en gaf vol goede moed het bevel tot lichting van de troepen. Nou ja, goede moed… Eerder overmoed. De gemoederen onder het volk waren door het drama natuurlijk flink opgelopen. Zeker toen de consuls, die onmiddellijk troepen begonnen te lichten, op strenge wijze te werk gingen.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
De verschillende vermogensklassen van het Romeinse leger verschilden in de 5e eeuw v. Chr. sterk van uitrusting.

Het Romeinse leger van de Vroege Republiek werkte nog met een dienstplicht: iedere man van 16 tot 46 jaar oud kon worden opgeroepen. Er waren vier legioenen, twee voor elke consul, wat destijds een totaal aantal soldaten gaf van 3000 à 4000 man infanterie en 300 man cavalerie. De legioenen werden volgens Livius nog opgesteld als een Griekse falanx, een starre muur van speren. Patriciërs dienden dan vanwege hun grotere draagkracht in de cavalerie (waaruit uiteindelijk de Romeinse ridderklasse zou ontstaan) en plebejers met voldoende vermogen werden opgeroepen voor de infanterie. De infanterie werd dan weer opgedeeld in vijf adsidui of vermogensklassen. De eersteklas-legionairs waren het rijkst en droegen een zwaar pantser met een lange lans, als in de stijl van een Griekse of Etruskische hopliet, zodat zij dus vooraan stonden in de falanx. De tweede klasse droegen ongeveer dezelfde uitrusting minus borstpantser, terwijl de derde en vierde het meer moesten hebben van een lichte wapenrusting met een werpspeer en stootlans. De vijfde klasse, de armsten, had een zeer beperkte uitrusting waarbij de voornaamste bewapening de slinger was. Zij konden voor het leger uitlopen om te provoceren en zo de manoeuvres van het legioen te verhullen. Bij dit alles moet worden gezegd dat dienstplicht werd gezien als een vanzelfsprekende plicht aan de staat. Wie totaal bezitsloos was werd vrijgesteld van militaire dienst, tenzij in geval van uiterste nood. Verder werden alle soldaten geacht zij aan zij te vechten, ongeacht leeftijd of dienstjaren, met uitzondering van de meest ervaren troepen die achterbleven om de stad te bewaken.

Komische afbeelding van de arrestatie van Publilius, hier afgebeeld in een 19e-eeuws officiersuniform en een leeuwenvacht.
Komische afbeelding van de arrestatie van Publilius, hier afgebeeld in een 19e-eeuws officiersuniform en een leeuwenvacht.

Wat de zaak bij de lichting van 473 v. Chr. deed escaleren was de oproep aan ene Volero Publilius om als gewoon soldaat dienst te nemen. Dat dit bij hem in het verkeerde keelgat schoot lijkt in contrast met bovenstaande visie op de dienstplicht, maar wordt al begrijpelijker als men bedenkt dat Publilius eerder als centurio had gediend en er dus niet op zat te wachten om weer helemaal “opnieuw” te beginnen. De consuls stuurden hierop één van hun lictoren om Publilius te arresteren, zodat hij op het Forum voor hen gebracht werd. Publilius trachtte in beroep te gaan tegen zijn arrestatie en riep de volkstribunen op om hem te verdedigen. De tribunen durfden echter niet in te grijpen, uit angst dat het hen net zo als Genucius zou vergaan. Maar toen bleek het aanwezige volk achter de arrestant te staan: een boze menigte slaagde erin om Publilius aan de greep van de lictoren te ontworstelen. De consuls begrepen dat ze in een lastig parket zaten: ze hadden alleen hun 24 lictoren ter bescherming, terwijl enkele van hen nu al bont en blauw gemept waren door de menigte. Bovendien waren al deze lictoren plebejers!

De twee consuls kwamen tijdens de Republiek het dichtst bij een staatshoofd. In de Oudheid kwamen wel meer staten voor met twee mannen aan het hoofd.
De lictoren dienden in de Romeinse republiek als lijfwacht van hoge magistraten. Ze konden ook worden uitgestuurd voor arrestaties en waren soms bevoegd om te doden.

Aemilius en Vopiscius konden niet anders dan zich wijselijk uit de voeten maken en zich voorlopig even schuilhouden in het Senaatsgebouw. Daar werd al snel druk gediscussieerd over hoe dit oproer op te lossen. De meest aristocratische senatoren pleitten voor een hard ingrijpen, hetgeen echter door minder heethoofdige collega’s verworpen werd. Uiteindelijk kalmeerde de situatie buiten en kon men het gebouw veilig verlaten. De rest van het jaar maakten Aemilius en Vopiscius hun consulaat door in een ongemakkelijke sfeer, vergelijkbaar met een gespannen wapenstilstand. Op het einde van datzelfde jaar werd er een nieuwe volkstribuun verkozen: niemand minder dan Publilius! Als nieuwe held van het plebs deed hij er alles aan om er een wet door te drukken waarmee het Concilium Plebis, waarop de volkstribunen en -aedielen werden verkozen, voortaan zou worden verdeeld in tribi (stammen) in plaats van curiae (districten), zodat de vergadering minder afhankelijk werd van patricische invloed.

Het staatsbestel van de Republiek. Naarmate de tijd verstreek werd het steeds complexer.
Het staatsbestel van de Republiek bevatte verschillende vergaderingen die verschillende magistraten verkozen. De volkstribunen en volksaedielen werden verkozen door een vergadering waar officieel alleen plebejers zitting in hadden, maar door het patronagesysteem hadden de patriciërs er alsnog invloed op.

De vergaderingen waarop het wetsvoorstel van Publilius besproken werden veranderden meer en meer in schreeuwpartijen. De elite was allerminst gecharmeerd van het hele plan, omdat haar invloed er sterk van achteruit zou gaan. Toen in 471 v. Chr. nieuwe consuls benoemd werden, was Appius Claudius Sabinus dan ook de havik die door de Senaat verkozen was om het wetsvoorstel te bevechten. Zijn collega, Titus Quinctius Barbatus, was meer een duif, die de rol van een bemiddelaar trachtte te spelen. Dat was maar goed ook, want uiteindelijk kwam het tot een hevige confrontatie. Toen Publilius’ collega Gaius Laetorius probeerde om Appius afgezet te krijgen vóór er over het wetsvoorstel gestemd zou worden, reageerde Appius met het bevel Laetorius te arresteren. Het resultaat was dat de gemoederen op het Forum zo hoog opliepen dat er bijna een rel uitbrak. Quinctius slaagde er in elk geval in de gemoederen van het volk wat meer tot bedaren te brengen, terwijl hij Appius door een groep senatoren de Curia Hostilia, het Senaatsgebouw, in liet sleuren. Nadat de menigte wat gekalmeerd was spoorde Quinctius de Senaat aan om het volk niet langer te tarten. Ze wilden de staat toch zeker niet in gevaar brengen?

Slinger
De slinger, het wapen van de armste vermogensklasse in de Vroege Republiek (en dus ook van veel plebejers op het slagveld)

Aldus geschiedde en werd de Lex Publilia Voleronis aangenomen. Voortaan waren de volkstribunen een stuk onafhankelijker van Senaat en patriciaat. De plebejers waren een stap dichter bij hun emancipatie en daardoor waren de gemoederen voorlopig gesust. Net op tijd. De Volsci en de Aequi hadden het nieuws over de onrust gehoord en roken hun kans om het Romeinse grondgebied aan te vallen. Opnieuw bleek het verschil in het beleid van de consuls: waar Quinctius’ troepen gehoorzaam waren en hij de Aequi met succes bestreed, had Appius in zijn strijd met de Volsci moeite om de orde in zijn leger te handhaven. De hardvochtige Appius paste decimatie toe: één op de tien soldaten werd uitgeloot om door de negen anderen gedood te worden. Quinctius keerde terug met een loyaal leger en had zelfs de buit onder zijn mannen verdeeld. Hij zou nog vijf keer consul worden. Appius niet één keer meer.

Servius Tullius, de tragische koning (578-534 v. Chr.)

serviusNa de dood van de wijze Tarquinius Priscus, werd het Romeinse koningschap toegewezen aan Servius Tullius. Dit was op handige wijze door Tarquinius’ weduwe Tanaquil erdoor gedrukt. Zij wist dat Tullius de meest geschikte was. Servius Tullius was aan het hof van de koning opgegroeid, al verschillen de Romeinse teksten erover hoe hij daar terechtgekomen was. Volgens Titus Livius stamde Tullius uit een koningsgeslacht dat door de Romeinen overwonnen was, wat zijn hooggeplaatste opvoeding aan het hof verklaren zou. Andere Romeinse schrijvers menen echter dat Tullius’ moeder Ocrisia een slavin aan het hof was. Beide verhalen zijn in theorie nog best te combineren.

Tanaquil, de pientere vrouw van Tarquinius Priscus, kreeg al snel door dat Servius voor het koningschap bestemd was.
Tanaquil, de pientere vrouw van Tarquinius Priscus, kreeg al snel door dat Servius voor het koningschap bestemd was.

Als kind zou een voorteken Tullius’ toekomst als koning hebben aangetoond: terwijl hij sliep zou er een kroon van vlammen om zijn hoofd zijn verschenen. Tanaquil, die ook het voorteken had gezien dat het koningschap van haar man aangekondigd had, begreep ook hier onmiddellijk hoe de vork in de steel zat, maar hield het voorteken geheim. Servius Tullius werd in het gezin opgenomen, huwde Tarquinius’ dochter Gegania en verdrong Tarquinius’ zonen zelfs als favoriet van de koning. Dat Servius de beoogde troonopvolger leek schoot bij de zonen van Ancus Marcius, Tarquinius’ voorganger, in het verkeerde keelgat. De koning werd in een door hen geënsceneerde rel gedood, maar Tanaquil hield met opzet een paar dagen vol dat Tarquinius alleen gewond was. Zo kon ze Tullius als regent laten aanwijzen. Toen de dood van Tarquinius Priscus bekend werd gemaakt, zat Tullius dus stevig in het zadel.

De Muur van Servius Tullius (tekenaar onbekend)
De Muur van Servius Tullius (tekenaar onbekend)

Als koning voltooide Servius Tullius de bouw van de stadsmuren van Rome, waar zijn voorganger aan begonnen was. Daarnaast voerde hij bestuurlijke hervormingen in, onder meer door de instelling van de tribus. Oorspronkelijk was een tribus een patricische stam geweest, maar nu stond deze voor een district: zes voor de stad Rome en 26 voor de omringende gebieden. Ook stelde hij 193 centuriae in, waar je deel van uitmaakte op grond van vermogen. Zo konden de plebejers meer voor het zeggen krijgen: niet afkomst maar vermogen deelde nu de burgerij in. Tegelijkertijd moesten de rijken met hun grotere politieke inspraak ook meer bijdragen aan staat en leger. Meerdere teksten noemen Servius Tullius daarom “de tweede stichter van Rome” en vergelijken hem zelfs met Republikeinse magistraten. Daar moet bij gezegd worden dat het leven van Tullius net zo legendarisch is als dat van alle Romeinse koningen en de hervormingen dus ook achteraf aan hem toegeschreven kunnen zijn.

Servius Tullius als 6e koning van Rome. (16e-eeuwse afbeelding door Frans Huys)
Servius Tullius als 6e koning van Rome. (16e-eeuwse afbeelding door Frans Huys)

Tullius had tegen die tijd al twee dochters die zijn familienaam droegen: Tullia maior en Tullia minor. Om zich te verzoenen met de gepasseerde zoons van Tarquinius huwelijkte hij zijn dochters aan hen uit. Het was Tullius echter niet ontgaan dat zowel zijn dochters als de twee Tarquinii verschillende karakters hadden. Tullia minor was even eerzuchtig en vals als haar oudere zuster goed en zachtaardig was. Lucius Tarquinius was even trots en driftig als Arruns Tarquinius bescheiden en vriendelijk was. Het leek dus slim om de huwelijken tactisch te regelen: Lucius zou wellicht getemperd worden als hij Tullia maior als vrouw kreeg, terwijl Tullia minor vast wat nederigheid zou leren met een bescheiden echtgenoot.

De gewetenloze Tullia rijdt het lijk van haar eigen vader over. (Schilderij door Michel-François Dandré-Bardon)
De gewetenloze Tullia rijdt het lijk van haar eigen vader over. (Schilderij door Michel-François Dandré-Bardon)

Het bleek een flater: Tullia minor koesterde enkel minachting voor Arruns, die in haar ogen een slapjanus zonder ambitie was. Al snel begon zij dus een affaire met Lucius. Tot overmaat van ramp bleek het boze koppel niet verheven te zijn boven moord op hun eigen familie: omdat Arruns en Tullia maior hun relatie in de weg stonden, ontdeden zij zich uiteindelijk van de twee. Nu konden zij zich richten op het veroveren van de troon. Lucius stookte de Senaat op tegen Tullius door middel van steekpenningen en mooie woorden. Vervolgens ging hij met een groep gewapende mannen naar de vergadering, waar hij Servius fel bekritiseerde vanwege zijn afkomst als slaaf en het feit dat hij koning was geworden zonder verkiezing. Ook werd de koning aangevallen op zijn voorkeur voor de armere klassen ten koste van de rijken en adel. Toen Tullius arriveerde om zich te verdedigen werd hij door de mannen van Lucius eruit gegooid. In de steek gelaten door zijn eigen lijfwacht werd de koning op straat vermoord. Tullia reed zelfs met haar wagen over zijn lijk heen om zeker te weten dat hij dood was. Tarquinius ging zelf op de troon zitten. Met Servius Tullius was de laatste rechtvaardige koning van Rome ten onder gegaan. Dat zou niet zonder gevolgen blijven…

1 januari en de Romeinse kalender

kalender2De kalender die wij in de zgn. Westerse Wereld gebruiken, is tot op de dag van vandaag de Romeinse. Niet de jaartelling zelf, maar wel de indeling van het jaar in 12 maanden. En juist in dit nieuwe jaar is het wel eens interessant om toe te lichten hoe de indeling van onze kalender nou precies tot stand gekomen is.

De Fasti Capitolini. Fasti is de benaming voor een Romeinse kalender, maar ook voor bepaalde dagen (zie onder).
De Fasti Capitolini. Fasti is de benaming voor een Romeinse kalender, maar ook voor bepaalde dagen (zie onder).

Volgens de legende zou de Romeinse kalender zijn ingevoerd door niemand minder dan Romulus, de eerste koning van Rome. De kalender zou in die tijd maar 10 maanden hebben gehad, wat meteen verklaart waarom de maanden met een cijfer in hun naam niet corresponderen met hun nummer. Zoals sommige lezers wellicht weten is onze twaalfde maand, december, vernoemd naar het Latijnse cijfer tien, decem. Datzelfde geldt natuurlijk voor september, oktober en november. Ook de vijfde en zesde maand van de Romeinse kalender (onze zevende en achtste) hadden een genummerde naam: quintilis en sextilis. Zes van de tien oorspronkelijke maanden hadden 30 dagen: aprilis, iunius, sextilis, septembris, novembris en decembris. De overige vier maanden, martius, maius, quintilis en octobris hadden er 31. Een kleine rekensom vertelt ons dan ook dat het jaar 304 dagen had, wat aanzienlijk korter is dan ons moderne jaar. Daar staat tegenover dat de winterdagen tussen 31 december en 1 maart blijkbaar niet geteld werden. Uiteraard maakte dat de kalender (die door veel gewone mensen waarschijnlijk niet gebruikt werd) er niet overzichtelijker op.

De Romeinse kalender zou al zijn ingevoerd door de eerste koning, Romulus. Zijn opvolger Numa Pompilius bracht al wijzigingen aan.
De Romeinse kalender zou al zijn ingevoerd door de eerste koning, Romulus. Zijn opvolger Numa Pompilius bracht al wijzigingen aan.

De tweede koning, Numa Pompilius, zou dit hebben omgezet in 12 maanden door er ianuarius en februarius aan toe te voegen. Tegelijkertijd werd er van elke maand met 30 dagen een dag afgetrokken, want even getallen zouden volgens Romeins bijgeloof ongeluk brengen. Hierdoor waren er dus 51 winterdagen over die over januari en februari werden verdeeld: beide maanden kregen respectievelijk 29 en 28 dagen. Februari was dus korter om het restje op te vangen, maar gold bovendien als een sobere maand, waarvoor het ongeluksgetal wel toepasselijk was. Nu had de kalender dus 355 dagen. Dat dit aantal dagen niet helemaal klopt met omlooptijd van de Aarde om de zon (en dus met de zonnestanden die men destijds waarnam) is te wijten aan het feit dat het hier “maanmaanden” betrof: hun lengte correspondeerde zo ongeveer met het wassen van de maan. De Romeinse kalender was dus van oorsprong een maankalender.

De Romeinse kalender in Archeon, een reconstructie van de Fasti Antates Maiores, de enige teruggevonden republikeinse kalender.
De Romeinse kalender in Archeon, een reconstructie van de Fasti Antates Maiores, de enige teruggevonden republikeinse kalender.

Week- en dagnummers bestonden in die tijd nog niet. Toch was er een systeem om de dagen bij te houden, aan de hand van enkele maandelijkse rituelen. De eerste dag van de maand werd de Kalendae genoemd, de dag waarop de maand werd afgeroepen. Van oorsprong vielen deze dus op de nieuwe maan. Op de dag van de Kalendae riepen de pontifices, de Romeinse hogepriesters, de maand ritueel af en kondigden aan hoeveel dagen deze zou duren. Na een kort aantal dagen (7 dagen in maart, mei, juli en oktober, 5 dagen in de andere maanden) volgden de Nonae, die oorspronkelijk geacht werden te vallen op het eerste kwartier (eerste halve maan) maar op den duur eigenlijk gewoon 8 dagen voor de Idus vielen. De Idus viel oorspronkelijk dus op volle maan: op de maanden met 31 dagen viel hij op de 15e en in de andere maanden op de 13e. Wat de telling op grond van deze dagen betreft moet men zich overigens niet laten misleiden: er werd niet geteld vanaf de eerste dag van de maand! In plaats daarvan telde men hoeveel dagen het voor de volgende Kalendae, Idus of Nonae was. Men dateerde 15 maart dus als “de Idus van maart”, terwijl vier dagen daarvoor werden gedateerd als “vier dagen voor de Idus van maart”. Dagen na die Idus werden dan gedateerd als “zoveel dagen voor de Kalendae van april”. Dagen als zondag, maandag en dergelijke kwamen niet voor. Wel was er sprake van een soort acht dagen durende “marktweek”, op de kalender aangegeven met de letters A t/m H. De 9e dag gold als marktdag en omdat het aantal dagen in een jaar niet door 8 te delen was, werd er altijd gewoon doorgeteld. De marktdag kon in het ene jaar dus bijvoorbeeld op de A’s vallen en in een ander jaar op de F’s.  Verder waren veel dagen in het jaar aangeduid met een extra F. Dit waren de dies fasti, de dagen waarop recht gesproken mocht worden. Op de dies nefasti, aangeduid met N, waren rechtspraak en andere politieke activiteiten verboden. De dies comitialis, aangeduid met C, was de dag waarop de volksvergadering bijeenkwam.

Fragment van de Fasti Praenestini. De opeenvolgende letters geven de dagen van de marktweek aan.
Fragment van de Fasti Praenestini. De opeenvolgende letters geven de dagen van de marktweek aan.

Het systeem was hiermee natuurlijk nog lang niet volmaakt, nog afgezien van hoe ingewikkeld dergelijke datering is. Zoals gezegd was de kalender afgestemd op de maancyclus en liep hij daardoor niet gelijk met de zonnestanden. Een manier om dit op te lossen deed zich, net als bij ons, aan in de vorm van schrikkeljaren. Maar zoals wel duidelijk zal zijn loopt een maand van 355 dagen veel meer achter op de zonnestanden dan een jaar van 365 dagen. In plaats van een enkele schrikkeldag werd er dan ook om de zoveel tijd een soort schrikkelmaand ingevoerd, een intercalaris (de Romeinse schrijver Plutarchus noemt de maand Mercedonius). Deze extra maand werd om de zoveel tijd na februari ingevoerd, waarbij februari dan weer een dag of vier verloor. De lengte van de intercalaris zelf kon variëren, afhankelijk van over hoeveel dagen er een nieuwe maan zou zijn. Uiteraard maakte dat de kalender er niet ordelijker op. Het verliep te rommelig en zaaide teveel verwarring, maar bovendien was het de Pontifex Maximus die bepaalde of er wel of geen schrikkelmaand kwam. En hoewel dat in de praktijk meestal om het jaar gebeurde, kon de Pontifex, die in feite een Romeinse politicus was, er soms baat bij hebben om het jaar extra op te rekken in het belang van hemzelf of zijn bondgenoten. Julius Caesar kreeg bijvoorbeeld voor elkaar dat het derde jaar van zijn consulaat verlengd werd naar 445 dagen!

"Hoedt u voor de Idus van maart!" De datum werd legendarisch doordat Caesar op die dag in de Senaat vermoord werd. (Vincenzo Camuccini, "Morte di Cesare", 1798.)
“Hoedt u voor de Idus van maart!” De datum werd legendarisch doordat Caesar op die dag in de Senaat vermoord werd. (Vincenzo Camuccini, “Morte di Cesare”, 1798.)

Toch was het de alleenheerschappij van Julius Caesar die orde in de chaos schiep. Het was tegen die tijd al bekend dat een zonnejaar (de omlooptijd van de Aarde) 365¼ dag moest tellen. De Egyptische en Iraanse kalender kwamen daar al erg dicht bij in de buurt. Waarschijnlijk maakte Caesar in 48 v. Chr. in Egypte kennis met deze kalender, waar hij volgens de schrijver Lucanus zou hebben bekendgemaakt dat hij van plan was een nog veel betere kalender te maken. Zijn belangrijkste adviseur in dit project zou volgens Plutarchus Sosigenes van Alexandrië geweest zijn. Het verlengen van het jaar 46 v. Chr. (het jaar 708 Ab Urbe Condita, “vanaf de stichting van de stad”, de Romeinse jaartelling) paste uiteraard handig in dit project. Het zou het “laatste jaar van verwarring” geweest zijn. Zo kwam 1 januari uit op een datum die volgens de astronomen het meest klopte met hoe de kalender zou moeten lopen, en werd dit de eerste dag van het jaar volgens de officiële jaartelling. Het jaar kreeg 365 dagen, met elke vier jaar een schrikkeldag. Maart, mei, quintilis, september, november en januari kregen 31 dagen, de rest 30. Uitzondering bleef februari, dat nu 28 dagen telde en de eventuele schrikkeldag. De marktweek werd van 8 naar 7 dagen ingekort (waarna Constantijn de Grote er in 321 de moderne week van maakte). Dit was de Juliaanse kalender.

De gekke keizer Commodus wilde alle maanden in het jaar naar zichzelf vernoemen. Hij nam hier zelfs twaalf nieuwe namen voor aan.
De gekke keizer Commodus wilde alle maanden in het jaar naar zichzelf vernoemen. Hij nam hier zelfs twaalf nieuwe namen voor aan.

Ironisch genoeg stierf Caesar zelf op een gemakkelijk te onthouden datum van de Romeinse kalender: hij werd op de Idus van maart 710 AUC (15 maart 44 v. Chr.) vermoord in de Senaatsvergadering. Nog hetzelfde jaar werd de maand quintilis omgedoopt tot Iulius, oftewel juli, naar de geslachtsnaam van de dictator. Dat sextilis in 8 na Chr. werd hernoemd naar keizer Augustus zou volgens sommige wetenschappers te maken hebben met een laatste hervorming: het schrikkeljaar zou door een misverstand in eerste instantie niet op het vierde maar op het derde jaar geplaatst zijn, wat keizer Augustus in 4 na Chr. zou hebben laten verhelpen. De vernoeming naar Augustus verklaart in elk geval wel waarom zowel juli als augustus 31 dagen hebben: Augustus kon qua aantal dagen uiteraard niet onderdoen voor Julius Caesar, laat staan een ongelukkig even aantal dagen hebben. Dat hij hiervoor de een dag van het 29 dagen tellende februari zou hebben afgehaald is een bekend verhaal, maar dit is zeer onwaarschijnlijk. De maand telde al 28 dagen onder Numa Pompilius. Wel werden de maanden na augustus in volgorde van 30 en 31 dagen aangepast. Men had uiteraard ook een andere maand kunnen kiezen, maar volgens Macrobius koos men de maand sextilis omdat Augustus in deze maand grote overwinningen op zijn tegenstanders had behaald. Verder zijn er nooit meer maanden naar Romeinse keizers vernoemd of zijn de vernoemingen nooit in stand gebleven. Nero probeerde in 65 na Chr. de maanden april, mei en juni respectievelijk Neroneus, Claudius en Germanicus te noemen, allemaal naar hemzelf. Ook keizer Domitianus trachtte maanden naar zichzelf te noemen, waarbij september Germanicus en oktober Domitianus zou worden. Tiberius en Antoninus Pius wezen allebei het aanbod om de maand september naar zich vernoemd te krijgen zelfs af. De megalomane keizer Commodus nam zelfs twaalf nieuwe namen aan, met het bizarre plan om elke maand in het jaar één van die namen te geven.

Paus Gregorius XIII zette de puntjes op de i door de Juliaanse kalender te laten hervormen.
Paus Gregorius XIII zette de puntjes op de i door de Juliaanse kalender te laten hervormen.

In Oosterse en Orthodoxe kerken is de Juliaanse kalender nog altijd in gebruik voor de feestdagen. Deze kalender loopt inmiddels echter nadrukkelijk achter op degene die wij gebruiken, want er was nog een klein verschil van enkele minuten met het astronomische jaar. Dit verschil was zo klein dat het gemakkelijk over het hoofd gezien werd, maar dat het in de loop der eeuwen enkele dagen verschil opleverde. Paus Gregorius XIII liet in 1582 de fout herstellen en liet dat jaar 15 oktober op 4 oktober volgen – er was besloten te rekenen vanaf het Concilie van Nicea (325 na Chr.) in plaats vanaf het begin van de jaartelling. Sindsdien zijn de jaren die door 100 deelbaar zijn (zoals 1800 en 1900) geen schrikkeljaar, maar de jaren die door 400 deelbaar zijn (zoals het jaar 2000) weer wel. Daardoor is de Juliaanse kalender de laatste eeuwen nog drie dagen meer gaan achterlopen op de Gregoriaanse. Het duurde overigens ook nog een poos voordat deze in veel landen werd aangenomen. Nederland zelf was één van de eerste: in 1582 nam de regering van de Republiek der Verenigde Nederlanden de Gregoriaanse kalender in gebruik. Ook ging Nederland in 1583 over op de 1e januari als eerste dag van de maand, want ook dat was nog lang geen vanzelfsprekendheid. Ondanks Caesars hervorming duurde het bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk nog tot 1752 voor men 1 januari weer als officieel begin van het jaar aannam, waar men tot die tijd 25 maart (9 maanden voor kerst) hanteerde. En dat gaf bij internationale correspondentie uiteraard de nodige verwarring…

Diocletianus en de Tetrarchie: een nieuwe orde

Diocletian_bustVijftig jaar lang had het Romeinse rijk in chaos verkeert. Een stabiele dynastie was er niet geweest. Zelfs als een keizer door zijn zoon of broer was opgevolgd, was deze al kort daarna afgezet of gesneuveld. Slechts een enkele dynastie had het langer dan 10 jaar volgehouden, en op Gallienus na wist niet één keizer meer dan 10 jaar te overleven. Pas in 284 zou er een keizer aan de macht komen die de macht geruime tijd wist te behouden, een natuurlijke dood stierf en werd opgevolgd door de opvolger die hij zelf verkozen had. Na een halve eeuw wist er eindelijk iemand een stabiel bewind te creëren, zodat het Romeinse rijk de kans kreeg om voorlopig te herstellen. Deze heerser zou daarom misschien wel als een redder van het Romeinse rijk beschouwd kunnen worden, althans voor zijn eigen periode. En deze redder was keizer Diocletianus.

Het amfitheater van Salona, de geboorteplaats van Diocletianus.
Het amfitheater van Salona, de geboorteplaats van Diocletianus.

Diocletianus was afkomstig uit Salona in Dalmatia (nu Solin, in Kroatië). Over zijn vroege leven is weinig zeker. Zijn precieze geboortedatum is onzeker, al wordt 22 december 244 vermoed. Bij geboorte heette hij Diocles of Diocles Valerius en was hij van bescheiden afkomst, al is het niet duidelijk uit wat voor milieu. Beweringen dat hij een vrijgelatene of zoon van een vrijgelatene was, zijn vooral van de hand van schrijvers die hem geen warm hart toedragen. In elk geval volgde zijn vroege leven het scenario van de soldatenkeizer: een eenvoudig man die opklimt binnen het leger tot hij een hoge bevelhebber is. Joannes Zonaras (een Byzantijns geschiedschrijver uit de 11/12e eeuw) zegt dat Diocles dux (aanvoerder van een veldleger van meerdere detachementen) van de provincie Moesia was, aan de benedenloop van de Donau. De Historia Augusta beweert dat hij ook in Gallië diende, maar gezien de zeer beperkte betrouwbaarheid van de tekst negeren veel historici dit. In 282 werd hij benoemd tot commandant van de Protectores domestici, het keurkorps van ruiters dat met het keizerlijk hof meereisde. Deze benoeming kreeg hij van keizer Carus, één van de laatste soldatenkeizers.

Keizer Diocletianus vermoordt Aper, Reinier Vinkeles, 1804. De tekenaar lijkt niet op de hoogte van de sterk veranderde mode van eind 3e eeuw, en leunt in plaats daarvan op de stereotype uitbeelding van Romeinen. (Bron: Rijksmuseum)
Keizer Diocletianus vermoordt Aper, Reinier Vinkeles, 1804. De tekenaar lijkt niet op de hoogte van de sterk veranderde mode van eind 3e eeuw, en leunt in plaats daarvan op de stereotype uitbeelding van Romeinen. (Bron: Rijksmuseum)

In die hoedanigheid ging Diocles dan ook mee met Carus naar Mesopotamië, om daar de Perzen te bevechten. Carus kwam hier op geheimzinnige wijze om het leven, volgens het verhaal omdat zijn tent door de bliksem geraakt werd. Zijn zoon Carinus verbleef op dat moment in Gallië, en ging zodra het nieuws bekend was naar Rome. Carus’ andere zoon Numerianus bleef in het oosten, maar keerde uiteindelijk terug naar wens van zijn soldaten. Het moet een vredige terugtocht zijn geweest, want de Perzen verkeerden in chaos en konden geen leger sturen. In maart 284 bereikten de Romeinen Emesa (Homs), waar Numerianus nog in goede gezondheid geweest moet zijn. Daarna kwam er echter slecht nieuws. Lucius Flavius Aper, de prefect van de Praetoriaanse Garde en schoonvader van Numerianus, liet weten dat de jonge keizer een ernstige oogontsteking had en zich derhalve terugtrok in een gesloten koets. Tegen de tijd dat de stoet in Bithynië (nu het westen van Turkije) was aangekomen, merkten de soldaten een vreemde geur op, die uit de koets leek te komen. Het bleek een lijklucht: Numerianus bleek bij het openen van de koets al geruime tijd dood te zijn. In Nicomedia maakte Aper dit nieuws officieel bekend. De generaals kwamen bijeen om de opvolging van Numerianus te bespreken. Aper trachtte een greep naar de troon te doen, maar blijkbaar zag men meer in Diocles, die unaniem verkozen zou zijn. Diocles nam het zwaard in de hand ten overstaan van de troepen en zwoer een eed, waarbij hij verklaarde niets te maken te hebben met de dood van Numerianus. In plaats daarvan beschuldigde hij Aper en doodde hem ter plekke. Niet lang daarna nam hij een naam aan die minder Grieks en meer Romeins klonk: Gaius Aurelius Valerius Diocletianus. De moord op Aper zou later verbonden worden aan een legende dat Diocles in het land van de Tungriërs (noordoost-België) een voorspelling zou hebben gehoord dat hij keizer zou worden als hij een wild zwijn (aper) had gedood.

Antoninianus van Diocletianus, met zonnekroon.
Antoninianus van Diocletianus, met zonnekroon.

Diocletianus was in de eerste plaats militair en had weinig ervaring met bestuurszaken. Hij was zelf echter zo wijs om die zwakheid in te zien en benoemde zo snel hij kon niet alleen zichzelf maar ook een zekere Lucius Caesonius Bassius tot consul. Bassius kwam uit een senatoriale familie uit Campania. Hij was eerder consul geweest en had als proconsul de provincie Africa bestuurd, zodat hij zijn sporen wel verdiend had. De benoeming was niet alleen een slimme zet vanwege Bassius’ bestuurlijke ervaring, maar ook vanwege zijn afkomst, waarmee Diocletianus de Senaat trachtte te paaien, zodat hij sneller op hun steun kon rekenen bij een mars naar Rome. Hiermee werd het bestuur van Carinus in Rome dus feitelijk verworpen, zodat Diocletianus vanaf dit moment als tegenkeizer gezien kon worden. Via de Balkan trok hij op naar Rome. Het leger van Carinus was al in de buurt, daar het kort daarvoor had afgerekend met een tegenkeizer die Noord-Italië en Pannonia onder controle had gehad. De confrontatie vond plaats aan de rivier de Margus (Morava) in Moesia. Mogelijk vond de slag in mei plaats tussen de Mons Aureus (Seone) en Viminacium (een toen zeer belangrijke maar nu niet meer bestaande stad, in de buurt van Kostolac, op zo’n 100 kilometer van Belgrado). Mogelijk was de gouverneur van Dalmatia, Constantius Chlorus, al vroeg in het voorjaar overgelopen naar Diocletianus. Bij de Slag aan de Margus liep Aristobulus, de prefect van de Praetorianen, ook over. Het resultaat was een grote overwinning voor Diocletianus en de dood van Carinus. Diocletianus was nu de alleenheerser van het rijk.

Romeinse troepen uit de tijd van Diocletianus, herkenbaar aan hun dekkende helm met neusbeschermer, naar Perzisch voorbeeld, evenals hun Germaanse schildknoppen. (foto: pinterest)
Romeinse troepen uit de tijd van Diocletianus, herkenbaar aan hun dekkende helm met neusbeschermer, naar Perzisch voorbeeld, evenals hun Germaanse schildknoppen. (foto: pinterest)

Natuurlijk betekende dit nog niet dat de Crisis van de Derde Eeuw automatisch voorbij was. Er was geen garantie dat er geen nieuwe tegenkeizers het gezag van Diocletianus zouden betwisten, dus moest hij alles doen om te voorkomen dat hij niet hetzelfde lot als veel van zijn voorgangers zou ondergaan. Diocletianus besefte dat de burgeroorlogen het rijk flink verzwakt hadden en er ondertussen van twee kanten een grote externe dreiging was. De Germaanse invasies waren de laatste jaren flink verminderd en de Perzen verkeerden in chaos, maar voor hoe lang nog? Aan beide gevaren moest het hoofd kunnen worden geboden, maar zoals de politieke cultuur in de 3e eeuw was, werd de keizer geacht zelf aan dergelijke campagnes deel te nemen. Met een enorm rijk en twee ver bij elkaar vandaan liggende fronten leek dat eigenlijk totaal niet haalbaar en als beide vijanden toevallig tegelijkertijd zouden toeslaan, zou de chaos weer niet te overzien zijn. Alsof dat nog niet genoeg was, was het nog steeds onrustig in tal van provinciën. De structuur van het rijk was ontstaan toen deze problemen nog nauwelijks speelden, dus moest dit worden aangepast. Diocletianus’ meende dat het rijk gewoon te groot was voor één keizer, maar in tegenstelling tot keizers als Marcus Aurelius, Valerianus of Carus, had hij geen zoons om hem terzijde te staan. In 285 benoemde hij zijn generaal Maximianus daarom tot Caesar, onderkeizer en troonopvolger, om hem een jaar later zelfs tot Augustus te verheffen. Om hun verhouding in religieuze termen te versterken noemde Diocletianus zichzelf Iovius, naar de oppergod Jupiter, en noemde Maximianus zich Herculius, naar Jupiters zoon Hercules. Dit benadrukte in feite dat Diocletianus vooralsnog een stapje hoger stond dan Maximianus. Tegelijkertijd vertegenwoordigden de twee keizers hiermee de goden op Aarde. Juist deze ietwat theocratische rol verminderde de aandacht op de militaire belangen, zodat het leger wat aan kracht verloor.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Net als zijn opvolger Allectus en Constantius Chlorus, die Brittannië heroverde, is hij opgenomen in de legendarische Britse koningslijst van Geoffrey of Monmouth.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Net als zijn opvolger Allectus en Constantius Chlorus, die Brittannië heroverde, is hij opgenomen in de legendarische Britse koningslijst van Geoffrey of Monmouth. Ook Geta en Caracalla staan in deze lijst.

Dat kon geen kwaad want hier en daar staken er nog wel eens onlusten de kop op. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Carausius, een Romeins-Menapische vlootaanvoerder die Saksische en Frankische piraten in het Kanaal en de Noordzee bestreed. Toen Carausius van piraterij en het verduisteren van de buit werd beschuldigd, veroordeelde Maximianus hem ter dood, waarop Carausius in 286 uitweek naar Brittannia en zichzelf tot keizer uitriep. Het Brits-Romeinse keizerrijk van Carausius was geen lang leven beschoren, want al in 293 werd hij vermoord. Weliswaar had hij getracht zich neer te zetten als een derde keizer, in vrede met Maximianus en Diocletianus, maar van vrede was geen sprake geweest. Wel had het de benoeming van Maximianus tot Augustus versneld: Maximianus nam de titel aan zonder dat Diocletianus hierbij was, wat zelfs de vraag doet rijzen of Maximianus soms zelf het initiatief nam en Diocletianus dit maar zo liet om burgeroorlog te vermijden. Het is echter ook niet ondenkbaar dat Diocletianus met de benoeming zijn band met Maximianus wilde versterken. Maximianus voerde in elk geval oorlog rondom de Rijn, om Carausius’ Frankische bondgenoten mores te leren.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. De westelijke keizer moest zich toch vaak plooien naar de wil van zijn "meerdere" in het oosten, maar deed dit niet altijd van harte.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Hij moest zich toch vaak plooien naar de wil van zijn “meerdere”, maar deed dit niet altijd van harte.

Maximianus was net als Diocletianus van eenvoudige komaf: vermoedelijk was hij rond 250 in Sirmium geboren als zoon van een winkelier, waarna hij een militaire carrière had gemaakt en bevriend was geraakt met Diocletianus. Er werden twee hoofdsteden ingericht: Milaan voor Maximianus en Nicomedia voor Diocletianus. Rome was gewoon te ver verwijderd van de grenzen. De invloed van de Senaat was hiermee bekeken. De raad had al onder het Principaat natuurlijk al sterk aan macht ingeboet, door de groeiende positie van de keizer en de opkomst van het reizende hof. In de 3e eeuw was dat verergerd door de opkomst van de soldatenkeizers, waarbij senatoriale rang dus niet meer vereist was, en door maatregelen van Gallienus, die had bepaald dat senatoren geen legioenen meer mochten leiden. Nu was het hof definitief van Rome verwijderd en was de Senaat in feite gereduceerd tot een soort gemeenteraad. Rome was politiek oninteressant geworden en moest dat maar eens leren inzien. De keizer is misschien zelf heel even in Rome geweest, maar liet zich uiteindelijk zelden in de stad zien. Ook stelde hij nieuwe keizerlijke lijfwachten in: de Ioviani voor hemzelf en de Herculiani voor Maximianus, om de macht van de Praetorianen te breken.

Militair uitgegeven munt van Diocletianus. De keizer was een fanatiek hervormer, die daarmee de ondergang van het rijk voor lange tijd wist te voorkomen.
Militair uitgegeven munt van Diocletianus. De keizer was een fanatiek hervormer, die daarmee de ondergang van het rijk voor lange tijd wist te voorkomen.

Andere hervormingen bleven ook niet van de lucht. In november 301 vaardigde Diocletianus een edict uit over de prijzen van koopwaren. De geldwaarde van munten werd vastgesteld en alle verantwoordelijken voor de hyperinflatie van de afgelopen 50 jaar werden vergeleken met barbaren. Het werd handelaren verboden te handelen met het buitenland en vervoerskosten mochten niet in de prijs worden doorgerekend. Op schuld aan inflatie werd de doodstraf ingesteld en voor meer dan duizend producten werd een maximumprijs bepaald. Deze harde maatregelen moesten de losgeslagen, chaotische economie aan banden leggen, zodat er in elk geval geen nieuwe ellende zou ontstaan. Het leger werd opgedeeld in grenstroepen en mobielere veldtroepen in het achterland. De grenstroepen bevonden zich dan ook in forten langs de limes, terwijl het veldleger, de comitatenses, erop was ingericht om bij eventueel gevaar snel uit te rukken en elders versterking te bieden. De officier van de comitatenses werd comes genoemd, waar het Romaanse woord voor graaf (bv. comte in het Frans) van is afgeleid. Door al deze militaire en monetaire hervormingen, waren er ook ingrijpende veranderingen in belasting en bestuur. De provincies werden ook heringedeeld. Het oude Gallia Belgica werd bijvoorbeeld opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior bleef één geheel, maar werd sindsdien wel Germania Secunda genoemd.

Het Romeinse rijk in vieren opgedeeld. De hoofdsteden waren hierbij afhankelijk van waar welke keizer woonde. Trier was dus eerst het centrum van de westelijke Caesar, tot deze tot Augustus verheven werd.
Het Romeinse rijk in vieren opgedeeld. De hoofdsteden waren hierbij afhankelijk van waar welke keizer woonde. Trier was dus eerst het centrum van de westelijke Caesar, tot deze tot Augustus verheven werd.

De belangrijkste bestuurlijke hervorming van Diocletianus is echter de invoering van de tetrarchie: “de vier heersers” (tettares is Grieks voor vier). Maximianus en Diocletianus bleven allebei Augustus, oftewel keizer, maar stelden ook allebei een Caesar aan als onderkeizer en opvolger. De titel Caesar had sinds de tweede eeuw vooral gediend om troonopvolgers aan te wijzen, maar nu kreeg de drager van deze titel ook echt het bevel over een deel van het rijk. Diocletianus gaf een deel van het oosten aan Galerius en Maximianus droeg een deel van het westen over aan zijn schoonzoon Constantius Chlorus. In 293 werd dit bestuursstelsel ingesteld, zodat Constantius zich kon bezighouden met Carausius. Constantius bestuurde Gallië en Brittannië, met Trier als zijn hoofdstad. Na de moord op Carausius in 293 hield de moordenaar en usurpator Allectus het nog drie jaar uit. Het rijk was nu in feite een eenheid door opdeling. Daarmee waren de oorlogen uiteraard nog niet van de lucht. De Tetrarchie van Diocletianus kreeg het nog aan de stok met Sarmaten op de Balkan, onrusten in Egypte en een grote oorlog met Perzië. Toen het Romeinse leger een grote nederlaag leed tegen de Perzen aarzelde Diocletianus niet om Galerius als zondebok neer te zetten en hem te vernederen: Galerius moest een hele mijl aan het hoofd van de keizerlijke karavaan lopen. Een Romeinse tegenaanval had meer succes en leidde tot de gevangenneming van de harem, koningin en kinderen van koning Narseh. Het gevolg was een gunstig vredesverdrag voor de Romeinen, met een grote invloedssfeer in het Midden-Oosten.

Diocletianus in gevecht met Narseh. Detail van de Boog van Galerius in Thessaloniki, waar Galerius meestal zetelde.
Diocletianus in gevecht met Narseh. Detail van de Boog van Galerius in Thessaloniki, waar Galerius meestal zetelde.

Die invloedssfeer van Diocletianus droeg ironisch genoeg bij aan de kerstening van Armenië. Ironisch genoeg omdat Diocletianus als één van de felste beoefenaars van christenvervolging onder de Romeinse keizers te boek staat. Ook al is dat misschien wat overdreven, al in 302 liet hij de Manicheeërs, aanhangers van een inmiddels uitgestorven Perzische religie, vervolgen. Dit zowel vanwege hun religieuze non-conformisme als vanwege hun steun aan Perzië. Hierna werden de christenen zijn doelwit. In 302 meende hij nog dat de christenen uitsluiten van bestuur en leger voldoende was, maar Galerius overtuigde hem dat uitroeiing noodzakelijk was, zeker na een uitspraak van het orakel van Delphi. Op 24 februari, een dag na het bevel om de kerk in Nicomedia af te breken, vaardigde hij een edict tegen de christenen uit. Nog voor het eind van de maand werd het paleis door een brand verwoest. Galerius was er zeker van dat de christenen dit gedaan hadden. De daders werden echter niet gevonden en na een tweede brand week Galerius uit naar Rome. Er volgden meer edicten die de arrestatie van christelijke priesters en een verbod op kerkdiensten afkondigden. Ondanks de naam van een felle vervolger wisten de meeste christenen echter aan Diocletianus’ maatregelen te ontkomen. Maximianus en Constantius deden er namelijk weinig mee en lieten de christenen in hun rijksdeel ongemoeid. Op de Balkan kreeg Diocletianus er echter een slechte naam door, die hij nog altijd heeft.

Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Het beeld werd in 1204 uit een Byzantijns paleis geroofd en staat nu in Venetië. Let op de mantels, lange mouwen en de Dacische hoofddeksels, allen typerend voor de Laat-Romeinse tijd.
Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Het beeld werd in 1204 uit een Byzantijns paleis geroofd en staat nu in Venetië. Let op de mantels, lange mouwen en de Dacische hoofddeksels, allen typerend voor de Laat-Romeinse tijd.

De nogal wrede houding jegens bepaalde godsdiensten is misschien te verklaren vanuit het nogal theocratische keizerschap dat onder Diocletianus begon. Onder invloed uit Perzië was het hofprotocol in deze tijd veel deftiger aan het worden. De monarchie werd niet langer verhuld en op munten noemde Diocletianus zich dominus et deus, heer en god. Vandaar dat men vanaf 284 ook wel spreekt van het Dominaat. Het Romeinse rijk was nu een openlijke monarchie, waarbij de keizer niet langer gelijk was aan een opgeklommen politicus of militair, maar de wil van de goden uitvoerde op Aarde. In plaats van na zijn dood werd hij bij zijn leven blijkbaar al vergoddelijkt, terwijl senator en consul niet meer dan eretitels waren. De keizer verscheen niet veel meer in het openbaar en als hij dit deed hield hij nog zoveel mogelijk afstand van het volk. En de enkeling die bij hem op audiëntie kwam moest diep knielen en de zoom van het gewaad van de keizer kussen. Zijn kleding was, net als zijn schoenen, met allerlei edelstenen en fraaie patronen versierd. De stijl van de keizers uit het Principaat mag dan in de popcultuur afgeschilderd worden als protserig en decadent, maar vergeleken met het Dominaat kleedden de klassieke keizers zich toch vrij eenvoudig. Deze rol van de keizer als ultieme machthebber zag Diocletianus graag benadrukt. Op 20 november 303 was Diocletianus weer in Rome, waar hij samen met Maximianus de twintigste verjaardag van zijn regering en de tiende verjaardag van de tetrarchie vierde. Diocletianus vond dat hij in Rome met te weinig waardigheid en veel te veel gelijkheid behandeld werd. Hij vertrok dan ook al snel uit de stad en hield de ceremoniën voor zijn nieuwe consulaat in Ravenna.

Reconstructie van het versterkte paleis waar Diocletianus zich na zijn aftreden terugtrok. (Tekening door Ernest Hébrard)
Reconstructie van het versterkte paleis waar Diocletianus zich na zijn aftreden terugtrok. (Tekening door Ernest Hébrard)

Vanuit Ravenna trok de keizer oostwaarts en voerde een veldtocht aan de Donau, waarbij hij ziek werd. Het was niet ernstig, maar het verergerde naarmate hij verder oostwaarts ging. In Nicomedia opende hij op 20 november het circus naast zijn paleis, maar stortte kort daarna in. De hele winter kwam hij het paleis niet uit en er begonnen geruchten te gaan dat de keizer overleden was. Half december begon men zelfs te rouwen in de stad, tot er bericht kwam dat de geruchten onjuist waren. Pas op 1 maart verscheen hij weer in het openbaar, vermagerd en bijna onherkenbaar veranderd. Kort daarna voegde Galerius zich bij hem. Op 1 mei 305 riep Diocletianus zijn generaals en andere vertegenwoordigers van de legioenen bij zich. De ontmoeting vond 5 kilometer buiten de stad plaats, op de heuvel waar hij in 284 tot keizer was uitgeroepen. Daar sprak hij de menigte toe met tranen in zijn ogen. Hij vertelde hen dat hij de kracht niet meer had om te besturen en dat het tijd was dat hij het keizerschap aan een sterker iemand toevertrouwde. Diocletianus deed in feite iets ongelooflijks: hij was de eerste Romeinse keizer die uit vrije wil troonsafstand deed! Op dezelfde dag deed Maximianus blijkbaar ook afstand van de troon. Constantius en Galerius zouden nu de Augusti worden. Maar in tegenstelling tot wat iedereen verwachtte, waren het niet hun zoons Constantinus en Maxentius die tot Caesar werden benoemd: in plaats daarvan werden Severus en Maximinus onderkeizer gemaakt. Diocletianus overhandigde zijn purperen mantel aan Maximinus op de heuvel bij Nicomedia, terwijl Maximianus de zijne in Milaan overhandigde aan Severus.

Het paleis van Diocletianus in Dalmatia is tegenwoordig het centrum van de Kroatische stad Split.
Het paleis van Diocletianus in Dalmatia is tegenwoordig het centrum van de Kroatische stad Split.

Diocletianus trok zich terug in Dalmatia, zijn oude thuisland, waar hij zijn laatste jaren wilde slijten in een enorm paleis, dat nu de historische stadskern van Split in Kroatië vormt. Maximianus trok zich op zijn beurt terug in het zuiden van Italië. Zo bleven ze ver van de hoofdsteden, maar konden ze wel onderling contact houden. Galerius zocht Diocletianus in 308 nog eens op voor advies en beide oud-keizers waren op 11 november dat jaar in Carnuntum aanwezig bij de benoeming van Licinius als Galerius’ nieuwe Caesar. Er was namelijk onrust ontstaan omdat Maximianus’ zoon Maxentius zich gepasseerd had gevoeld en een greep naar de macht deed. Ook Maximianus was blijkbaar niet tevreden met de koers van de laatste jaren en trachtte opnieuw de troon te bestijgen. Bij de ontmoeting in 308 gaf Diocletianus hem echter het bevel voorgoed af te treden. Hier smeekten meerdere mensen Diocletianus om de troon opnieuw te bestijgen en af te rekenen met Maxentius. Zijn antwoord luidde: ‘Als jullie de kool die ik met mijn eigen handen geplant heb jullie keizer zouden tonen, dan zou zelfs die niet durven suggereren dat ik de vrede en het geluk van deze plaats zou vervangen door de stormen van een onvervulbare hebzucht.’ Nog drie jaar leefde de keizer een rustig leven, waarbij hij de meeste tijd in zijn tuinen doorbracht. Het moet geen gelukkige tijd zijn geweest. De tetrarchie was ten onder gegaan aan de zelfzuchtigheid van zijn opvolgers. Zijn oude vriend Maximianus nam hier ook aan deel, wat uiteindelijk leidde tot zijn gedwongen zelfmoord en damnatio memoriae. Diocletianus stierf op 3 december 311. Gezien de bittere omstandigheden kan het zelfmoord geweest zijn. Toch liet hij een vernieuwd rijk achter, dat nog meer dan een eeuw zou blijven bestaan.

Septimius Severus: het Romeinse rijk militariseert

severusNa de dood van Commodus zou het Romeinse Rijk nog één krachtige heerser hebben die de orde herstelde, alvorens er een halve eeuw van chaos en anarchie zou uitbreken. Hij kwam niet uit Italië en was maar half Romein, maar was ook de laatste keizer die expandeerde, naar een grotere omvang dan het rijk ooit had gehad. En juist vanwege zijn afkomst is zijn succes in latere tijden ietwat verdoezeld. Zijn naam was Septimius Severus. Hij was de grondlegger van een nieuwe dynastie, maar hiervan was hij de enige die op natuurlijke wijze aan zijn einde kwam. Verder lezen Septimius Severus: het Romeinse rijk militariseert