De Romeinse soldaat door de eeuwen heen

Etruskische helmBeste barbaarse burgers, wat kom ik toch vaak mensen tegen die vragen of ik voor Julius Caesar werk. Of misschien ik moet vechten tegen de Franken of Bataven. Die mensen moesten eens weten dat dit hele verschillende periodes zijn en dat je aan mij kunt zien uit welke periode ik kom. Of aan welke Romeinse soldaat dan ook. De Romeinen hebben immers een hele lange tijd bestaan. Je snapt dat er daarom flink wat veranderde in de loop der eeuwen. Zeker voor de Romeinse soldaten, want zodra je op een tegenstander stuitte die een nieuw trucje had, moest je je oorlogvoering en uitrusting daarop aanpassen om te kunnen winnen!

De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door omringende Italische stammen.
De eerste Romeinse soldaten (of eigenlijk meer krijgers) werden mogelijk sterk beïnvloed door omringende Italische stammen.

In de eerste eeuwen van Rome, de legendarische koningstijd, zullen de uitrustingen van de Romeinse krijgers beïnvloed zijn door de omringende oude Italische culturen, zoals de Etrusken en de Villanova-cultuur.  De helmen beschermden vooral de bovenkant van het hoofd en een bronzen plaat beschermde de borst. De meeste pantsers en wapens waren nog van brons. Tegen 500 v. Chr. (volgens de Romeinen begon de Romeinse Republiek 9 jaar daarvoor) waren er via de Etrusken en Griekse koloniën in Zuid-Italië steeds sterkere Griekse invloeden gekomen, zodat er ook echte hoplieten actief waren bij de Romeinen: zwaar bepantserde soldaten met een bijna 2,5 meter lange lans en een rond schild dat hoplon heet. Dat schild was sterk maar ook erg zwaar, want het was van hout met een laag brons erop. De voornaamste formatie waarin gevochten werd was natuurlijk de Griekse falanx.

Het Romeinse leger nam ook een tijdje de Griekse hoplieten-uitrusting en de falanx over.
Het Romeinse leger nam ook een tijdje de Griekse hoplieten-uitrusting en de falanx over.

Geleidelijk aan ontwikkelden de Romeinen steeds meer een eigen stijl. De zware hoplieten-uitrusting hield geen stand en werd langzaam vervangen door een andere uitrusting. De schilden werden meer ovaal, half gebogen om beter te beschermen en steviger te zijn. Via de Galliërs of Kelten in Noord-Italië (en later ook in het Gallisch gebied achter de Alpen) maakten de Romeinen kennis met een praktische bronzen helm, die de moderne archeologen een montefortino-helm noemen, al bleef een variant op de Griekse helm ook in gebruik, maar dan eentje die je gezicht niet afdekte. Het legioen bevatte in die tijd drie klassen infanterie. Of eigenlijk vier: voorop, voor de keurige formaties uit, gingen de velites, jonge soldaten die zeer licht bepantserd waren en als voornaamste taak hadden de vijand te provoceren, oftewel met snelle aanvallen met slingers en speren zoveel mogelijk schade aanrichten voor de legers elkaar troffen.

Romeinen uit de Vroege Republiek in gevecht met buren. Let op de helm in Griekse stijl en de Keltische helm.
Romeinen uit de Vroege Republiek in gevecht met buren. Let op de helm in Griekse stijl en de Keltische helm.

Als de vijand te dicht naderde weken de 1200 velites opzij en trad het echte legioen naar voren, opgesteld in manipels (blokken van 2 centuries van elk 60 of later 80 man). De voorste tien manipels heetten de hastati, wat lijkt te verwijzen naar de hasta of stootlans. De hastati (ook 1200 man) gebruikten echter wel degelijk de pilum of werpspeer, want waarschijnlijk betekende hasta oorspronkelijk gewoon speer, zonder dat het uitmaakte welke soort. De tweede rij van tien manipels bestond uit de 1200 principes: ondanks dat hun naam “eersten” betekent, stonden ze dus op de tweede plaats, maar ze waren dan ook meer ervaren en beter bepantserd dan de hastati. Als de vijand dus tussen de hastati doordrong was het aan de principes om de aanval op te vangen. Als het meezat hoefden de 600 triarii, de achterste klasse die bestond uit echte veteranen, dus niet veel werk te doen. Omdat zij achteraan stonden werden ze met hastae in plaats van pila uitgerust. Niet voor niets bestond in het oude Rome de uitdrukking dat iets “tot de triarii doorgedrongen” was als het sterk uit de hand liep.

De hastatus draagt nog een vrij lichte uitrusting en is een jaar of 20. De principus en triarius zijn veel meer ervaren.
De hastatus draagt nog een vrij lichte uitrusting en is een jaar of 20. De principus en triarius zijn veel meer ervaren.

De uitrusting van de soldaten kon verschillen, zowel op grond van persoonlijke rijkdom als in welk manipel je opgesteld was. Een dure lorica hamata of maliënkolder (ook een Keltische uitvinding) was voor een triarius gemakkelijker te betalen dan voor een hastatus, die vaak genoegen moest nemen met een eenvoudiger borstpantser, in de vorm van een kleine rechthoekige plaat. Van de andere kant kreeg hij vaak wel een scheenplaat op zijn linkerbeen om daar in slagorde (waarin dat been voorstond) wat minder kwetsbaar te zijn. De velites kwamen qua bepantsering niet verder dan een helm en schild, soms met een wolvenvel op de helm. Als zwaard kwam de Hispania afkomstige gladius in gebruik: een steekzwaard dat oorspronkelijk ongeveer een halve meter lang was, maar later korter werd.

De velites zijn echt uit de tijd van de republikeinse milities. Na de hervormingen van Marius verdwenen zij.
De velites zijn echt uit de tijd van de republikeinse milities. Na de hervormingen van Marius verdwenen zij.

Zoals je kan begrijpen was het dus moeilijk voor de gewone man om zijn uitrusting te kunnen betalen. Dat gaf in eerste instantie niet, want het Romeinse leger kende aanvankelijk dienstplicht met een vermogensgrens, zodat je alleen werd opgetrommeld om in milities te vechten als je jezelf in een uitrusting steken kon. Op den duur werkte dit echter niet meer. Er waren te veel oorlogen, zodat de Romeinse boeren en andere dienstplichtigen te vaak van huis waren en daardoor hun echte beroep niet meer konden beoefenen. Resultaat was dat het aantal armen dus steeg: veel boeren werden gedwongen hun grond te verkopen en moesten als proletarii of dagloners bij de dag leven, vaak in een armoeiig appartementje in de stad. Het leger kampte dus met een ernstig rekrutentekort, terwijl de overgebleven dienstplichten dus nog meer werk kregen, zodat hen hetzelfde probleem wachtte en het aantal dienstplichten nog verder afnam.

Ze zeggen dat de barse generaal Marius het Romeinse leger drastisch hervormde. Of zou het meer geleidelijk zijn gegaan?
Ze zeggen dat de barse generaal Marius het Romeinse leger drastisch hervormde. Of zou het meer geleidelijk zijn gegaan?

Eind 2e eeuw v. Chr. kwam hier een einde aan dankzij wat handige hervormingen, toegeschreven aan consul Marius. Het legioen werd een beroepsleger, waarin de soldaten dienst namen voor minimaal 20 (later 25) jaar. Je kreeg voortaan betaald en na je pensioen wachtte je een woonplaats in de provincies, misschien een fraai appartement of een woonhuis in een colonia (een voor Romeinse staatsburgers gestichte stad) of zelfs een stuk grond met genoeg ruimte voor je eigen boerderij! De uitrustingen werden meer gelijk geschakeld: er was nog steeds geen uniform, maar een goed pantser en goede bewapening moest er voor elke soldaat zijn! Wie dat niet betalen kon hoefde niet in paniek te raken: het bedrag dat je het leger nog schuldig was werd in etappes ingehouden op je soldij. Het onderscheid tussen de manipels verdween hiermee: de namen werden vooral nog gebruikt om de verschillende centuries uit elkaar te houden binnen de nieuwe cohorten: eenheden van zes centuries. Tien cohorten vormden een legioen.

Bronzen helmen met grote pluimen en veel maliënkolders. Dat zijn de soldaten uit de tijd van Julius Caesar!
Bronzen helmen met grote pluimen en veel maliënkolders. Dat zijn de soldaten uit de tijd van Julius Caesar!

Zo komt het dat in de tijd van Julius Caesar (rond 50 v. Chr.) de meeste legionairs een stevige bronzen helm en een maliënkolder of schubbenkolder (lorica squamata of lorica squamea) dragen als bepantsering. Rond die tijd maakten de Romeinen echter ook kennis met ijzeren helmen die sommige Galliërs droegen, vaak voorzien van wat handige verstevigingen. De Kelten stonden namelijk ook niet stil en nog lang nadat de Romeinen Gallië veroverd hadden kwamen hun beste helmen nog steeds uit Gallië. Rond de tijd van keizer Augustus waren er al ijzeren helmen in omloop (maar ook bronzen) en hadden veel Romeinse helmen een stevige nek-klep gekregen. Om hun middel droegen de soldaten in deze periode twee met metaal beslagen soldatenriemen (eentje voor het zwaard en eentje voor dolk) waar op den duur bovendien de cingulum, het schort van leren riempjes, aan verscheen. Waar dat laatste onderdeel nu voor diende is nog steeds niet duidelijk.

De stevig bepantserde legionair van rond het jaar 200.
De stevig bepantserde legionair van rond het jaar 200.

Zo komen we uiteindelijk op het bekende plaatje van een Romeinse soldaat. Vanaf het midden van de 1e eeuw worden er naast maliënkolders en schubbenpantsers ook plaatharnassen gedragen (lorica laminata of lorica segmentata), terwijl om het middel op den duur nog maar één riem gedragen werd. Zo’n soldaat van eind eerste of begin tweede eeuw ben ik. Maar ook dat plaatje houdt niet eeuwig stand. Al rond die tijd beginnen de soldaten bijvoorbeeld vaker dichte schoenen te dragen in plaats van hun beroemde caligae, wat in het noorden van het rijk ook wel te begrijpen is, net als de opkomst van de braccae, de soldatenbroek. Dat het Romeinse leger nog steeds innoveerde bleek begin 2e eeuw wel, toen tijdens de Dacische oorlog de ijzeren helmen razendsnel verstevigd moesten worden omdat de Dacische falx hier veel te gemakkelijk een gat in sloeg. In de tweede eeuw wordt de manica, een bepantsering voor de rechterarm, ook populairder, al wil dat niet zeggen dat elke soldaat hem droeg. Ondertussen werden de helmen steeds groter en steviger. En werd de uitrusting steeds meer gericht op flexibele formaties: de gladius verdween en werd vervangen door de spatha, het lange slagzwaard. Ook raakte de pilum uit de mode en gingen de legionairs in plaats daarvan over op de hasta of een korte werpspeer. De plaatpantsers verdwenen ook weer.

Laat-Romeinse soldaten, met een lange hasta, spatha en Berkasovo-helm.
Laat-Romeinse soldaten, met een lange hasta, spatha en Berkasovo-helm.

Een legionair van rond het jaar 200 zag er dus duidelijk anders uit dan eentje van 100 jaar eerder zoals ik, maar toch zullen jullie hem nog wel als Romein herkennen. Eind 3e eeuw wordt dat wellicht moeilijker. Meer ronde helmen uit de Balkan en uit Perzië komen dan in opkomst, zoals de Intercisa-helm of de Berkasovo-helm, terwijl de rechthoekige, gebogen schilden worden vervangen door ronde. In plaats van door een beugel op het voorhoofd werd de neus nu soms (zoals bij de Berkasovo) beschermd door een directe neusbeschermer, terwijl veel soldaten ook beenkappen droegen. Bovendien werd in de 4e eeuw de hasta flink langer gemaakt, zodat het bereik groter was. Een ander nieuw wapen in de Laat-Romeinse tijd zijn de plumbata, de werppijlen. De strakke formaties uit mijn tijd gaan dan allang niet meer: het Romeinse leger heeft een veel minder hecht gelid en is nu vooral op mobiliteit gericht. De troepen werden verdeeld over een grensleger (limitanei) en een mobiel veldleger in het achterland (comitatenses). De indeling van de legioenen uit deze tijd is wat onduidelijker, maar in elk geval waren de legioenen veel kleiner. In plaats van vijf- of zesduizend man telde een legioen nu een soldaat of duizend.

peelEn natuurlijk bleef er tot ver in de 15e eeuw een rijk bestaan in het oosten dat zichzelf nog steeds als het Romeinse rijk beschouwde. Maar laat ik niet nog al die Byzantijnse uitrustingen behandelen, want dan wordt het verhaal wel erg lang. Als je maar bedenkt dat het Romeinse leger altijd in ontwikkeling was. In de loop van een paar decennia konden er een paar details veranderen, in de loop van een eeuw al veel meer. Er ging immers veel tijd voorbij en de tijd doet dingen veranderen. Tempus fugit…

L. Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Hoe Romeins is het Romeinse leger?

Als ene Lucius uit de familie Octavius nogal bebaard is kan hij bijvoorbeeld Lucius Octavius Barbatus genoemd worden.

Beste barbaarse burgers! Het is al bijna maart en de Romeinenweek komt steeds dichterbij. Op de website ervan kun je al kennismaken met wat collega’s en vrienden van mij, met de vraag in hoeverre zij nu eigenlijk wel of niet Romeins zijn. Want dat ligt natuurlijk ingewikkeld in zo’n groot rijk. Dat begint eigenlijk al bij mijzelf, als Romeinse soldaat. Veel mensen zijn geneigd te denken dat het Romeinse leger alle wapens, uitrustingen en tactieken zelf bedacht had. Maar was dat ook zo? Was het Romeinse leger wel 100% Romeins?

Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.
Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.

In de eerste eeuwen van haar bestaan was Rome niet heel veel meer dan een stadstaatje. Al in die tijd onderging het natuurlijk veel invloed van de andere stammen, culturen en rijkjes in Italië. Dit begint al bij de Romeinse taal, Latijn, die niet naar Rome maar naar de nabijgelegen streek Latium is genoemd. Ook van zeer sterke invloed op de vroege Romeinen waren de machtige Etrusken, die op hun beurt weer Griekse invloed ondergingen. De eerste Romeinse wapenrustingen waren dus sterk beïnvloed door de Etrusken. Dit met name in de helmen en wapenrustingen. Andere sterke invloeden waren de Samnieten en natuurlijk ook de Grieken in directe zin. DAt laatste gold trouwens ook weer voor de taal, want Grieks was nog lange tijd de taal van de Romeinse elite en bleef in het oosten van het rijk de internationale taal. Vroeg-Republikeinse legionairs zullen veel op Griekse hoplieten (zwaar bewapende soldaten) geleken hebben. Deze soldaten werden gekenmerkt door een curas, speer, dekkende helm en een rond schild.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. De meeste invloed komt hier van de Grieken en van Italische buurvolkeren.

Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat de Romeinen de wapenrustingen en stijlen van hun buren blindelings overnamen. Er werd regelmatig gewerkt aan verbetering van tactieken en materialen, zodat de Romeinen wel degelijk een eigen stijl ontwikkelden. De Griekse falanx, een starre formatie gekenmerkt door het naar voren steken van uiterst lange speren, lag de Romeinen niet zo goed. Hun eigen opstelling in manipels en centuries (en later cohorten) bleek veel flexibeler en leverde hen uiteindelijk de overwinning op. Van de ene kant konden buren, zelfs vijandige, dus een hoop leerzaam materiaal opleveren, maar van de andere kant was het verstandig om zelf na te blijven denken aan de hand van de sterke en zwakke punten van zowel de tegenstander als het Romeinse leger zelf. Op een zelfde manier leerden de Romeinen ook veel van de Carthagers. De Romeinse marine stelde voor de Punische Oorlogen zeer weinig voor, maar op grond van Griekse en Carthaagse voorbeelden kwam hier snel verbetering in.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De Germanen en Kelten waren, in tegenstelling tot wat je op veel schilderijen ziet, geen mislukte holbewoners zonder kleren. Het waren goed geoefende krijgers!

Een patroon dat je in dit verhaal snel zult zien is dat het hier tot nu toe nog steeds om tegenstanders gaat die we al snel zullen associëren met de term “oude beschavingen”. Misschien waren niet alle stammen in Italië even ver ontwikkeld, maar hoewel het niet allemaal om grote, sterke rijken ging, hadden belangrijke tegenstanders als de Etrusken, Grieken, Macedoniërs en Carthagers in elk geval een duidelijke staat en beheersten zij het schrift. De Grieken waren hier het meest invloedrijk geweest door hun sterk ontwikkelde cultuur en het feit dat zij vanwege overbevolking en handel over de hele Middellandse Zee waren uitgezwermd. Al deze sterke tegenstanders waren hierdoor beïnvloed en worden dus als gehelleniseerd beschouwd. Maar uiteindelijk vielen al deze tegenstanders en raakten de Hellenistische vijanden dus “op”. Dus toen waren de belangrijkste tegenstanders onbeschaafde barbaren, die als een ongeorganiseerde meute erop los knokten met speren en knotsen, gekleed in hooguit een beestenvelletje… dacht je!

Een Keltische elitekrijger. Voor een "barbaar" ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?
Een Keltische elitekrijger. Voor een “barbaar” ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?

Niets is minder waar, want al lang voor de laatste Hellenistische tegenstanders verslagen waren hadden de Romeinen kennis gemaakt met de Keltische cultuur in West-Europa. De eerste kennismaking was allesbehalve prettig geweest, namelijk toen de Galliërs uit de Po-Vlakte door Italië trokken en Rome in 387 v. Chr. zelfs innamen! Maar ook nog lang daarna bleken die Kelten zo gek nog niet. De Romeinse gladius, het korte steekzwaard, was bijvoorbeeld overgenomen van een Keltiberische versie, die in eerste instantie overigens iets groter was. Deze gladius zou uiteindelijk het primaire wapen van de legioensoldaten worden. Ook erg interessant was een pantser van duizenden kleine metalen ringetjes, dat gedragen werd door de Keltische elitekrijgers. Dat dit voor de meeste Kelten niet was weggelegd was logisch, want door het enorme productieproces en de grote hoeveelheid metaal was zo’n maliënkolder ontzettend duur! Tegelijkertijd was het echter praktischer dan de simpele metalen borstplaten van de vroege Romeinen, die maar een beperkt deel van de romp beschermden. Bovendien was het flexibeler en eenvoudiger te onderhouden dan een schubbenpantser.

Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.
Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.

Ook de bronzen Keltische helm, die archeologen de montefortino noemen, werd overgenomen. Maar waar zwaarden en bepantsering bij de Kelten alleen door de elite gedragen werden, werd het bij de Romeinen standaarduitrusting na de legerhervormingen van Marius! Zelfs in de Gallische oorlog, onder Julius Caesar, staken de Romeinen nog het een en ander op van de Kelten, die tegen die tijd ook ijzeren helmen bleken te dragen, die door een rondere vorm en wat meer reliëf net wat steviger waren gemaakt. Nog lang na de verovering van Gallië werden hier de beste legionairshelmen geproduceerd, die ondertussen maar bleven ontwikkelen. Helmproducties van buiten Gallië zouden op den duur ook in kwaliteit toenemen, maar waren in eerste instantie eigenlijk vooral goedkope imitaties.

Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.
Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.

De Romeinse uitrusting bleef ondertussen natuurlijk gewoon doorontwikkelen omdat er steeds nieuwe dingen werden bedacht om de strijd te kunnen blijven winnen. De Romeinen maakten nu kennis met de Germanen in het noorden en de Parthen en later Perzen in het oosten. Hoewel de Romeinen meerdere keren ver in deze gebieden doordrongen en er overwinningen behaalden, bleven de gebieden niet bezet. De beruchte Varusslag uit 9 na Chr. toont wel aan dat de Germanen, waarvan net als bij de Kelten het overgrote deel slechts een speer, schild en mes had en geen pantser droeg, helemaal geen domme jongens waren. In het woud waren ze bijna onmogelijk te verslaan omdat ze hier de weg kenden en met hun lichte uitrustingen razendsnel konden aanvallen en terugtrekken, terwijl de Romeinen hier niet in staat waren om hun formaties aan te nemen door de beperkte ruimte. De Germanen bleken geduchte tegenstanders en koene krijgers, die regelmatig stonden te dringen om het in hun ogen zo welvarende Romeinse rijk binnen te vallen. Een oplossing hiervoor was een verdeel-en-heerstactiek, waarbij bepaalde Germanen werd toegestaan in het rijk te wonen in ruil voor een bijdrage aan de grensbewaking. Als er tekorten waren werd het Romeinse leger bovendien vaak met Germaanse huurlingen aangevuld. Zo werd het Romeinse leger steeds Germaanser. Maar de meest zichtbare invloed op de uitrusting was de schildknop met ronde rand.

De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.
De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.

De Parthische en Perzische aartsvijanden in het oosten waren vooral bekend om hun gebruik van katafrakten, zwaar bepantserde ruiters, die soms wel van top tot teen bedekt waren en dus heel moeilijk te raken. Dat zette de Romeinen flink aan het denken, zodat zij in de 4e en 5e eeuw ook hard werkten om een zware cavalerie te maken. In de praktijk werd deze cavalerie echter niet veel ingezet tegen de Perzen – die waren te goed! Naast de inspiratie voor katafrakten waren sommige Laat-Romeinse helmontwerpen ook van de Perzen afgekeken. Een voorbeeld hiervan is de Peel-helm in het Rijksmuseum van Oudheden. Andere helmen waren juist gebaseerd op modellen uit de Balkan, want ook hier ondervonden de late Romeinen sterke invloed. Het Laat-Romeinse leger wordt namelijk ook gekenmerkt door zogenaamde Dacische mutsen. Ook de Laat-Romeinse drakenvaandels zijn uit Dacië (Roemenië) afkomstig.

Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.
Deze ruiter zou een Bataaf moeten zijn. Toch vind ik zijn uitrusting niet zoveel verschillen van de Romeinse…

Kortom, is dat Romeinse leger wel 100% Romeins? Ik zeg van wel. En dat terwijl tal van uitrustingen en wapens gebaseerd zijn op die van andere volken. En dat terwijl het Romeinse leger etnisch ook niet echt Romeins was: meer dan de helft ervan bestond uit hulptroepen, geleverd door onderworpen volkeren en vazallen, terwijl het Laat-Romeinse leger steeds Germaanser in samenstelling werd. Allemaal waar, maar het is en blijft natuurlijk het leger van de Romeinen. De Romeinen namen tal van ideeën over, maar bleven hier aan werken zodat zij op den duur hun eigen versies ontwikkelden. En bovendien, wat is etnisch gezien nu een echte Romein in zo’n groot rijk? Ik kom zelf niet eens uit Rome, terwijl ik een Romeins staatsburger ben en optio ben in het legioen!

Lucius Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Bodegraven: het geheimzinnige castellum

bodegraven fortAls volgende stop langs de Limes komen we voor het eerst aan een plek die niet met een Romeinse naam geassocieerd wordt: Bodegraven. Uiteraard weten we niet van elk fort langs de Limes honderd procent zeker of de eraan toegeschreven Romeinse naam juist is (Lugdunum is eeuwenlang ten onrechte als Leiden aangemerkt) maar in Bodegraven stuiten we werkelijk op een castellum zonder bekende naam. Toch lag er wel degelijk een castellum in Bodegraven, want in 1995 werd in de Willemstraat een houten poortgebouw ontdekt door de AWN-Rijnstreek.

De Willemstraat, waar het poortgebouw van het castellum werd ontdekt.
De Willemstraat, waar het poortgebouw van het castellum werd ontdekt. Op de sokkel staat een replica van een ruiterhelm.

Met behulp van dendrochronologie is het poortgebouw gedateerd op het jaar 61 na Chr., dus nog voor de Bataafse Opstand. Veel castella in ons land kenden hun eerste bouw in de jaren 40 van de eerste eeuw of juist na de Bataafse Opstand. Vondsten rondom het castellum, zoals munten en houten beschoeiingen van de rivieroevers, geven een duidelijkere indicatie van de periode waarin het fort in kwestie in gebruik was. Waarschijnlijk is het al tussen 40 en 50 na Chr. gebouwd, dus in dat geval zou het kunnen dat het poortgebouw rond  het jaar 61 is herbouwd of gerepareerd. Het castellum was op een strategische plek gebouwd, namelijk waar de Oude Bodegrave, een zijstroompje, in de Oude Rijn uitmondde. Er zaten dan ook beschoeiingen aan de oevers van beide rivieren. Over de Oude Bodegrave lag vast en zeker een brug. Gezien de relatieve onbekendheid van het fort is er geopperd dat het om een mini-fort ging, al zijn er verder geen soortgelijke voorbeelden van gevonden langs de Nederlandse Limes, wat het idee twijfelachtig maakt.

Het castellum van Bodegraven lag bij een zijstroom, zoals te zien op de app van Timetravel.world.
Het castellum van Bodegraven lag bij een zijstroom, zoals te zien op de app van Timetravel.world. Hierbij is niet uitgegaan van een mini-fort, omdat dit idee niet meer zo sterk wordt geaccepteerd.

Een brandlaag in de grond toont aan dat ook dit castellum is afgebrand tijdens de Bataafse opstand, maar waarschijnlijk is het wel na 70 na Chr. herbouwd. De beschoeiingen en muntvondsten doen namelijk vermoeden dat het fort van Bodegraven tot ongeveer 270 in gebruik kan zijn geweest, zoals voor de meeste castella het geval is. Over de bezetting van het fort is nauwelijks iets bekend, al zijn er dakpannen in Bodegraven gevonden die door het Legio X Gemina geproduceerd waren, waarschijnlijk in de periode dat dit legioen in Nijmegen zat (70-102 na Chr.). Een andere dakpan toont de aanwezigheid van het Cohors II Asturum, uit Noord-Spanje, aan. Vermoedelijk werden er echter ook soldaten uit het Donau-gebied gelegerd in Bodegraven. Wanneer deze verschillende eenheden elkaar hebben afgewisseld is onbekend. Het is ook mogelijk dat de eenheid in naam nog steeds de Spaanse was, zonder dat hier qua invulling nog sprake van was.

Vervloeking uit Bodegraven
Het vervloekingsplaatje uit Bodegraven.

De aanwezigheid van soldaten uit verschillende gebieden blijkt uit de vondst van het beroemde vervloekingstabletje in 2000: op een loden tabletje van 17 bij 6,5 tot 7,5 centimeter waren de namen van 21 soldaten gekerfd met een vervloeking voor hen erbij, waarna het tabletje was opgerold en waarschijnlijk in het kampement verstopt omdat dit de vervloeking zou doen uitkomen. Het woord “Avern” duidt waarschijnlijk op de onderwereld, waar het meer van Averno toegang tot zou bieden. De plaat bevat namen als Ingenuus, Placidus, Priscus, Lupus en Pastor. De namen lijken uit meerdere delen van het rijk te komen. De plaat is tegenwoordig in Museum het Valkhof te vinden.

Een Romeinse soldaat middenin Bodegraven.
Een Romeinse soldaat middenin Bodegraven.

De vicus van het fort kan aan vrijwel elke kant van het fort hebben gelegen, met uitzondering van de noordzijde waar de Rijn stroomde. Een exacte positie van de nederzetting is helaas niet te bepalen, want er is niet veel concreets van teruggevonden, behalve wat lemen vloeren en mogelijke funderingen. Aan de Oud-Bodegraafseweg is in 1964 wel een hoop Romeins en inheems aardewerk uit de 2e eeuw aangetroffen, zodat het mogelijk is dat hier ook nog een nederzettinkje lag.

rmo_helm_bodegraven
De ruiterhelm die ten oosten van Bodegraven gevonden is.

Wie in Bodegraven goed zoekt en de Willemstraat weet te vinden komt hier nog een klein kunstwerkje ter herinnering aan het geheimzinnige castellum tegen. Dit in de vorm van een voetstuk met hierop een replica van een Romeinse ruiterhelm. De werkelijke helm is in 1937 bij zandwinning tussen Nieuwerbrug en Wierickerschans aangetroffen, op de plek waar nu de Put van Broekhoven ligt. (Wie vanuit Bodegraven de zuidoever van de Rijn volgt komt langs de plek, voorbij Fort Wierickerschans.) De helm is van verguld en verzilverd brons, met uitgebreide ornamenten. Hij is gedateerd op 175-225 na Chr. en bevindt zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden.

Vitellius grijpt de macht: het Vierkeizerjaar en de vooravond van de Opstand der Bataven

germaniaVan 68 tot en met 70 na Chr. zou de vrede in het hele Romeinse rijk ernstig verstoord worden. Al enkele jaren eerder was er een opstand in Judea uitgebroken, maar dat was nog niets vergeleken met de burgeroorlog die het hele rijk op zijn kop zette en waar ook Germania Inferior een grote rol in zou spelen. Waarschijnlijk werden de zaden voor de opstand die hier zou uitbreken al in de laatste jaren van keizer Nero gezaaid, maar de burgeroorlog zelf zou de ontevredenheid pas echt goed doen ontkiemen.

Nero verviel op het eind van zijn leven in een paranoïde schrikbewind. Dat had hij beter niet kunnen doen.
Nero verviel op het eind van zijn leven in een paranoïde schrikbewind. Dat had hij beter niet kunnen doen.

Keizer Nero was geen stabiele persoon. Op 17-jarige leeftijd, jong en slecht voorbereid, was hij op de troon gekomen en hij bleek meer een losbandige romanticus dan een goed bestuurder, die vermoedelijk ook met een ernstige stoornis kampte. Naarmate de jaren voorbij gingen was Nero steeds labieler en vooral achterdochtiger geworden. Enkele ontmaskerde samenzweringen hadden zijn wantrouwen jegens de senatoriale klasse ernstig doen toenemen. Corbulo, de oud-gouverneur van Germania Inferior, viel ook ten prooi aan Nero’s “zuiveringen”, evenals Scribonius Rufus, die tot en met het jaar 67 gouverneur van dezelfde provincie was. Maar niet alleen de Romeinse elite viel ten prooi aan zijn angsten. Ook een belangrijke Bataafse bevelhebber werd ter dood gebracht. Zijn naam was Claudius Paulus. 

We weten eigenlijk bijna niets over Civilis uiterlijk. Een kroon zoals op dit schilderij van Rembradnt zal hij echter zeker niet hebben gedragen. Voor de opstand zag hij er waarschijnlijk erg geromaniseerd uit, dus zonder baard en met kort haar.
We weten eigenlijk bijna niets over Civilis uiterlijk. Een kroon zoals op dit schilderij van Rembrandt zal hij echter zeker niet hebben gedragen. Voor de opstand zag hij er waarschijnlijk erg geromaniseerd uit, dus zonder baard en met kort haar.

Claudius en zijn broer Julius Civilis (ook Claudius Civilis genoemd, maar waarschijnlijk is dat onjuist) zouden afstammen van een oud Bataafs koningsgeslacht of in elk geval uit de Bataafse adel afkomstig zijn. Zoals hun namen aantonen waren zij beide bekleed met het Romeins burgerrecht, wat zij verkregen hadden als aanvoerder van Bataafse cohorten, waarbij zij waarschijnlijk in Brittannia hun sporen hadden verdiend. Met al het verdiende geld en aanzien hadden zij grote landerijen op de Betuwe kunnen kopen, zodat zij met recht als onderdeel van zowel de oude als nieuwe elite gezien konden worden. Onder welke omstandigheden Paulus en Civilis in ongenade zijn gevallen blijft een raadsel. Tacitus vermeldt alleen dat het ten onrechte zou zijn geweest en dat gouverneur Gaius Fonteius Capito hen gevangen liet nemen wegens verraad. Of het nu gebeurde op last van Nero of op eigen initiatief van Capito (die bekendstond als corrupt), Paulus kon blijkbaar vrij snel geëxecuteerd worden. Wat Civilis betreft moet de zaak ingewikkelder hebben gelegen, zodat deze gevankelijk naar Rome werd gestuurd voor berechting.

Galba leidde uiteindelijk de opstand tegen Nero. Bij het consolideren van zijn macht maakte hij echter enkele fatale fouten.
Galba leidde uiteindelijk de opstand tegen Nero. Bij het consolideren van zijn macht maakte hij echter enkele fatale fouten.

Maar tegen de tijd dat Civilis in Rome arriveerde was Nero al dood. Al enkele maanden eerder was er in het zuidwesten van het Romeinse rijk een opstand uitgebroken. In maart had gouverneur Gaius Iulius Vindex besloten dat hij de corrupte regering van Nero, die middels hoge belastingen de bevolking uitzoog, niet langer pikte. De bevolking van zijn provincie, Gallia Lugdunensis, stond pal achter hem, maar zijn legermacht was beperkt en bovendien was Vindex van oorsprong een Aquitaniër (de aan de Basken verwante volkeren in zuidwest-Gallië). Als keizer zou hij nooit geaccepteerd worden en wilde Vindex een tegenregering uitroepen, dan moest hij een medestander vinden die zijn partij wel leiden kon. Die vond hij in de vorm van Servius Sulpicius Galba, de gouverneur van Hispania Tarraconensis. Galba sloot zich aan toen hij vernam dat hij op Nero’s dodenlijst stond. Vindex schoof hem derhalve naar voren en na enige aarzeling accepteerde Galba zijn leidersrol. Dat kon Vindex goed gebruiken, want zijn eigen hoofdstad Lugdunum (Lyon) steunde de opstand niet, terwijl de Gallische bevolking niet eendrachtig genoeg was. Toch kwam bij menig Romein het schrikbeeld naar boven van een opstand zoals die van Vercingetorix, inmiddels zo’n 120 jaar geleden. Lucius Verginius Rufus, de bevelhebber van Germania Superior, trok Gallië binnen en belegerde Vesontio (Besançon). De Bataafse ruiterij maakte ook deel uit van zijn troepen.

De zelfmoord van Nero (1888), door Vasiliy Smirnov
De zelfmoord van Nero (1888), door Vasiliy Smirnov

Nadat Vindex de stad echter ontzet had ontmoette hij Rufus, die ook niet in zijn schik bleek met het bewind van Nero. Rufus en Vindex zouden zijn overeengekomen dat Rufus zich aan zou sluiten bij de opstand, maar zijn legioenen, die hier niet van op de hoogte waren, vochten door en vernietigden het leger van Vindex, die zelfmoord pleegde. Toch bleken de legioenen van Rufus ook niet loyaal aan Nero: zij riepen Rufus uit tot keizer, hetgeen hij echter nadrukkelijk afwees. Dit alles gebeurde in mei 68. Al eerder, op 9 april, had Galba het keizerschap aanvaardt. Uiteindelijk raakte Nero in paniek en leek het thuisfront zich ook tegen hem te keren, waarop hij op 9 juni zichzelf het leven benam. Dat betekende niet dat Galba niets meer in de weg stond. De legioenen in Germania waren hem nog allerminst trouw en in Italië was Legio XIV Gemina, dat hem niet erkende, nog aanwezig in gezelschap van Bataafse hulptroepen. Toen Galba Rome bereikte en door de Senaat erkend werd, werd besloten deze onbetrouwbare troepen weg te sturen. Galba stuurde de Bataven naar Brittannia.

Castra Vetera I, was groot genoeg voor twee legioenen!
Castra Vetera I, was groot genoeg voor twee legioenen!

In deze tijd waren er vier legioenen gevestigd in Germania Inferior en Superior, maar niet in ons land. In het uitzonderlijk grote Castra Vetera (Birten, bij Xanten) zaten Legio V Alaudae, onder Fabius Fabullus, en XV Primigenia, onder Munius Lupercus, gevestigd. In Novaesium (Neuss) zat Legio XVI Gallica, mogelijk onder leiding van Cornelius Aquinus, en Legio I Germanica zat in Bonna (Bonn). De Rijnvloot, de Classis Germanica, stond onder leiding van Julius Burdo. Germania Superior bevatte nog drie legioenen, waarvan Legio XXII Primigenia, dat onder Gaius Dillius Vocula in Mogontiacum (Mainz) gevestigd zat, nog een belangrijke rol zou spelen. De enige die meer in Galba zag was Fabius Valens, de bevelhebber van Legio I. Blijkbaar beschikte hij over genoeg overtuigingskracht om de anderen over te halen Galba te erkennen, wat zij met enige tegenzin deden. Valens, Aquinus en Burdo vertrouwden hun superieur, Fonteius Capito, echter nog altijd voor geen cent en verdachten hem ervan een staatsgreep te plannen. In de herfst van 68 werd Capito in hun opdracht vermoord door centurio Crispinus, tot woede van de legionairs, bij wie Capito ondanks alles toch vrij populair was. De bevelhebbers zagen zich uiteindelijk genoodzaakt om Crispinus alsnog ter dood te brengen.

Vitellius wordt niet voor niets altijd afgebeeld met grote onderkin. De man stond bekend als een enorme veelvraat en gokker, en maakte zoveel schulden dat hij zijn huis moest verpanden om naar Germania te kunnen gaan.
Vitellius wordt niet voor niets altijd afgebeeld met grote onderkin. De man stond bekend als een enorme veelvraat en gokker, en maakte zoveel schulden dat hij zijn huis in Rome moest verpanden om naar Germania te kunnen gaan.

Galba stemde achteraf in met de moord. Hoewel hij veel stabieler was dan Nero, kon de nieuwe keizer toch wreed omspringen met tegenstanders. Zowel dit feit als zijn slechte inschattingsvermogen maakte dat hij zijn populariteit al snel verspeelde. Dat gold ook voor zijn benoemingen van de nieuwe gouverneurs in Germania. Verginius Rufus was te populair bij zijn ontevreden soldaten en werd derhalve vervangen door de tamelijk ongevaarlijke Marcus Hordeonius Flaccus, een jichtige oude man, die zijn sporen onder meer als consul verdiend had. En hoewel Flaccus nooit een bedreiging zou vormen voor Galba, was zijn benoeming een misrekening. De milde en ziekelijke gouverneur zou er nooit in slagen om de morrende troepen in bedwang te houden. Galba’s keuze voor het gouverneurschap van Germania Inferior was nog veel curieuzer: hij koos hiervoor ene Aulus Vitellius, die bekendstond als een veelvraat en een gokker. Ook hier betrof het een poging tot een tactische zet: iemand die alleen maar aan eten dacht kon in Galba’s ogen geen gevaar vormen en zou in de provincie bovendien lekker zijn gang kunnen gaan. Deze benoeming zou een nog veel ernstigere fout blijken. Bovendien was Galba zo onverstandig om de legaten van de legioenen niet te vervangen. Valens, die verwacht had beloond te worden voor zijn trouw, voelde zich door de benoeming van Vitellius ernstig gepasseerd. Galba stelde zijn oude medestander Aulus Caecina Alienus aan als commandant van Legio III Macedonica, maar kondigde hem kort daarna aan wegens de verduistering van staatseigendommen, zodat hij nog een legaat tegen zich in het harnas joeg.

Keizer Otho kwam aan de macht door een laffe moord op zijn voorganger, maar gaf zich later op moedige wijze gewonnen.
Keizer Otho kwam aan de macht door een laffe moord op zijn voorganger, maar gaf zich later op moedige wijze gewonnen.

Het werd winter en het nieuwe jaar brak aan. Op 1 januari zouden de troepen hun eed aan de keizer hernieuwen. Maar de legioenen in Germania weigerden dit: Galba, naar voren geschoven door hun oude vijand Vindex, was nog steeds mateloos impopulair bij hen, terwijl Caecina en Valens de boel verder opstookten. Een tegenkeizer werd niet door hen uitgeroepen, wat vermoedelijk de reden was dat men in Rome niet meteen in actie kwam. De bejaarde Galba adopteerde 10 dagen later echter wel zijn opvolger, in de vorm van Lucius Calpurnius Piso Licinianus. Opnieuw een onverwachte zet, want Marcus Salvius Otho, had de meest voor de hand liggende opvolger geleken. Otho, die door Nero van zijn vrouw Poppaea beroofd was en als gouverneur naar Lusitania was gestuurd, had zich uit persoonlijke wrok vrijwel meteen bij Galba aangesloten. Maar juist vanwege dat temperament vond Galba hem teveel op Nero lijken en daardoor ongeschikt voor opvolging. Opnieuw had Galba een inschattingsfout gemaakt door Otho te passeren maar hem verder ongemoeid te laten. De driftkikker kocht de Praetoriaanse Garde om zodat Galba en Piso op 15 januari op het forum vermoord werden, waarna de garde de Senaat onder druk zette zodat Otho benoemd werd.

De aquilifer, zoals hier uitgebeeld door de re-enactors van Legio II Avgvsta, gold als de hoogste standaarddrager van het legioen en als vertrouweling van de soldaten, die zelf kozen wie deze rang kreeg.
De aquilifer, zoals hier uitgebeeld door de re-enactors van Legio II Avgvsta, gold als de hoogste standaarddrager van het legioen en als vertrouweling van de soldaten, die zelf kozen wie deze rang kreeg.

De afwachtende houding na de muiterij in Germania was een grove fout. Nadat de legioenen in Mogontiacum de eed hadden geweigerd, was een aquilifer (de drager van de legioensadelaar, die gold als vertrouwenspersoon van de soldaten) naar het noorden om de andere bevelhebbers op de hoogte te brengen. Na Valens in Bonna te hebben ingelicht reed de man door tot hij Colonia Agrippinensis (Keulen) in de nacht bereikte om Vitellius op de hoogte te stellen. Koeriers werden uitgezonden om alle andere legaten en commandanten in Germania Inferior van het nieuws te vertellen, maar de volgende dag reed Valens naar de hoofdstad met een groep ruiters en riep Vitellius tot ieders verrassing uit tot keizer. Op 3 januari zwoeren de legioenen in Mogontiacum Vitelius trouw, waarna de rest al snel dit voorbeeld volgde. Vitellius had niet lang nodig om akkoord te gaan. Nu moesten alle lastpakken nog uit de weg. Buro, de commandant van de Rijnvloot, werd met een smoes gevangengezet, terwijl de procurator van Belgica, die het nieuws van de muiterij naar Galba had overgebracht, werd geëxecuteerd. Verder trachtten Vitellius en zijn generaals de Germaanse bevolking te paaien, inclusief de Bataafse hulptroepen die zich momenteel nog in Gallië, op het gebied van de Lingones, bevonden. Julius Civilis, die door Galba weer in vrijheid werd gesteld, werd derhalve bij aankomst in Germania opnieuw gearresteerd en vervolgens meteen weer vrijgelaten. Verder huwelijkte Vitellius zijn dochter uit aan de gouverneur van Belgica.

Waarschijnlijk leken de Bataafse cohorten AD 69 veel op Romeinse soldaten, maar met iets lichtere bewapening.
Waarschijnlijk leken de Bataafse cohorten AD 69 veel op Romeinse soldaten, maar met iets lichtere bewapening.

Als er één schaap over de dam is, volgen er meer: ook de gouverneur van Gallia Lugdunensis liep over naar Vitellius, gevolgd door die van Brittannia, Hispania en Raetia (de Alpen). Vitellius had nu dus een enorme aanhang en kon zodoende een leger van 70.000 man formeren. 40.000 hiervan stelde hij onder bevel van Valens, terwijl Caecina de rest onder zijn commando kreeg. Beide groepen gingen nog dezelfde maand op weg. Valens stuitte onderweg op de acht Bataafse cohorten, onder leiding van Alfenus Varus, die zich bij hem aansloten. In het zuiden van Gallië kregen zij voor het eerst met gewapende tegenstand te maken, waar zich de Tungrische hulptroepen onder bevonden. Caecina nam ondertussen een andere weg via de Alpen, waarbij ook hij een cavalerie-eenheid, de Ara Singularium, bij zijn troepen kon voegen. De Ara Singularium stond onder leiding van de Bataaf Julius Briganticus. In Rome zat Otho ondertussen behoorlijk met de handen in het haar. Suetonius Paulinus, zo vermaard omdat hij de Britse opstand van Boudica neersloeg, raadde hem uitstel aan: er waren legioenen van de Balkan onderweg en de Germaanse hulptroepen zouden vast slecht tegen het Italiaanse klimaat kunnen. Maar Otho durfde dit risico niet te nemen en begon in allerijl nieuwe troepen te ronselen – veel te haastig, zodat zijn legermacht een in elkaar geflanst zootje werd. Bij de Po stuitten Valens’ leger, waaronder de Bataven van Alfenus Varus, zelfs op het curiosum van een leger gladiatoren! Maar mede dankzij de Bataven, die goede zwemmers waren, werd deze slag gewonnen.

Bij Bedriacum vocht Romein tegen Romein.
Bij Bedriacum vocht Romein tegen Romein.

Op 15 april 69 werd Otho verpletterend verslagen bij Bedriacum. Er waren nog steeds versterkingen onderweg vanaf de Balkan, maar Otho was zo ontdaan door al het bloedvergieten dat hij opgaf en zich van kant maakte. Vitellius was op dat moment zelf nog niet erg lang onderweg naar het zuiden. In juni bereikte hij Rome waar hij het keizerschap aanvaardde en een triomftocht hield. De Bataven waren hier niet bij aanwezig: samen met Legio XIV, dat aan Otho’s kant had gestaan maar amper aan de strijd had deelgenomen, werden zij naar Brittannia gestuurd. Een legioen dat zichzelf niet als verslagen beschouwde kon beter niet in Italië blijven, terwijl hun verbintenis met de Bataven onvermijdelijk tot spanning en rivaliteit zou leiden. Zo hoopte Vitellius dat het gevaar geneutraliseerd zou worden. Die spanning was een feit, maar hij liep al snel zo hoog op dat het niet eens tot een reis naar Brittannia kwam: al bij Castra Taurinorum (Turijn) raakten de twee groepen slaags, waarop besloten werd de Bataven maar weer terug te sturen naar Germania, waar de legioenen ook weer naar teruggezonden waren.

Het Romeinse rijk in verschillende kampen verdeeld. Hispania en centraal Gallië steunden eerst Galba, maar later Vitellius.
Het Romeinse rijk in verschillende kampen verdeeld. Hispania en centraal Gallië steunden eerst Galba, maar later Vitellius. In Judaea woedde de Joodse Opstand, bevochten door Vespasianus.

Julius Civilis moet het in deze woelige tijden niet gemakkelijk hebben gehad. Eerst had hij al bekendgestaan als een verrader, maar nu werd hij ook nog beschouwd als een vriend van Galba, die door de bevolking en legioensoldaten als een usurpator werd gezien. Boze tongen beschuldigden hem bovendien ervan betrokken te zijn bij de moord op Fonteius Capito, met wie hij immers een conflict had gehad, zodat de soldaten naast het bloed van Crispinus ook dat van Civilis eisten. Maar op 1 juli riepen de legioenen in het Midden-Oosten Titus Flavius Vespasianus tot keizer uit, zodat 69 een Vierkeizerjaar werd. Dat de legioenen van Pannonia, die aan de zijde van Otho waren geweest, zich bij Vespasianus aansloten, vormde een direct gevaar voor Vitellius. Aan de Rijndelta waren door Vitellius’ veldtroepen maar een kwart van de 80.000 soldaten achtergebleven, zodat de grensbewaking dus verzwakt was. Vitellius had zijn leger weer terug naar Germania gestuurd, maar zag zich nu genoodzaakt om het weer naar Italië te roepen, inclusief de Bataafse cohorten. Deze troepen waren na de oorlog echter nog niet op volle kracht terug en bovendien was Valens ziek geworden. Afgezien van een oproep aan Brittannia en Hispania om versterking te sturen werd er niet veel nuttigs ondernomen. Flaccus stuurde nauwelijks versterkingen naar het zuiden. Hij vertrouwde de bevolking van de Germaanse provinciën niet, zeker niet nu er al zo weinig soldaten waren achtergebleven. Hoewel hij een zwak bestuurder was, was hij niet op zijn achterhoofd gevallen. Flaccus wist dat de onvrede flink was toegenomen en dat er best eens een opstand zou kunnen uitbreken. Vooral op het Bataveneiland…

Wordt vervolgd…

Honorius en Arcadius: lakse keizers in woelige tijden

honoriusmuntMet de dood van keizer Theodosius was de splitsing van het Romeinse rijk een feit. Oost en west zouden steeds meer uit elkaar groeien als aparte regeringen. Het rijkere oosten zou de woelige vijfde eeuw overleven en later zelfs nog een bloeiperiode doormaken. Het westen, zwak en arm geworden door al het onderling knokken, was echter niet bestand tegen de vijandige invallen. De keizers in deze eeuw stelden weinig voor, wat in het bijzonder geldt voor de zeer zwakke opvolgers van Theodosius de Grote: zijn zoons Honorius en Arcadius.

Keizer Honoriius, door Jean Paul Laurens (1880). Het schilderij benadrukt de tragische rol van Honorius als kind-keizer.
Keizer Honoriius, door Jean Paul Laurens (1880). Het schilderij benadrukt de tragische rol van Honorius als kind-keizer.

Van de twee broers was Flavius Arcadius de oudste. Hij was in 377 of 378 geboren in Hispania, waar zijn vader op dat moment een teruggetrokken leven leidde. Al in 383 maakte Theodosius hem Augustus en mede-keizer van het oosten. Pas het jaar daarop werd Flavius Honorius geboren, op 9 september. Ook Honorius kreeg op jonge leeftijd al allerlei titels toebedeeld. Op zijn 2e werd hij al tot consul benoemd en in 393 benoemde Theodosius de Grote de 8-jarige jongen tot Augustus en mede-keizer van het westen. Toen Theodosius in 395 stierf op 48-jarige leeftijd, waren Arcadius en Honorius respectievelijk 18 en 10 jaar oud. Net als bij Valentinianus II kwam Honorius dan ook onder controle te staan van zijn magister militum, oftewel militair opperbevelhebber, die als regent optrad. Dit was Flavius Stilicho, een militair die onder Theodosius was opgeklommen en uitgegroeid tot een grote vertrouweling van de keizer. Stilicho had zich nuttig gemaakt door naar Perzië te gaan om te onderhandelen met koning Shapur III en mocht rond die tijd ook in het huwelijk treden met Theodosius’ geadopteerde nicht Serena. Daarna was hij tot generaal gepromoveerd en had de taak gekregen om de Goten te bestrijden. In 392 voerde hij het leger aan in de strijd tegen de usurpator Eugenius en de veel te ambitieus geworden magister militum Arbogast. Deze strijd kostte Theodosius veel energie en derhalve had hij na afloop Stilicho tot de voogd van Honorius benoemd. Arcadius stond op zijn beurt onder controle van Flavius Rufinus, die door Theodosius tot prefect van het oosten benoemd was.

Alarik trekt Athene binnen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken waren de Gotische legers geen horde woestelingen in beestenvellen, maar echte professionele soldaten.
Alarik trekt Athene binnen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken waren de Gotische legers geen horde woestelingen in beestenvellen, maar echte professionele soldaten.

Meteen in 395 deden zich ernstige problemen voor, in de persoon van Alarik. Alarik stamde uit een Gotisch koningsgeslacht en was de zoon van een hoofdman. Nadat een deel van de Goten de status van foederati had gekregen had hij carrière gemaakt in het Gotische en later het Romeinse leger. In 391 had Alarik al een leger van verschillende Goten en bondgenoten geleid bij een plundertocht in Thracië, waar Stilicho hen op de knieën gewerkt had. Het resultaat was dat de twee aanvoerders als kameraden deelnamen aan de veldtocht tegen Eugenius en Arbogast. Maar ondanks het grote aantal doden aan Gotische zijde hadden Alarik en zijn foederati naar hun smaak te weinig erkenning gekregen, zodat Alarik het leger wrokkig had verlaten. Nu was hij verkozen tot reiks of koning van het nieuwe verbond der Visigoten en marcheerde hij met zijn troepen plunderend door Thracië! Omdat het leger van de strijd tegen Arbogast echter nog gemobiliseerd was, kon Stilicho ingrijpen en de Visigoten gaan bevechten. Nu kwam echter het oude vijandschap tussen Stilicho en Rufinus boven: op aansturen van Rufinus riep Arcadius het oostelijk deel van het leger terug naar Constantinopel. Zo hield Stilicho te weinig manschappen over om Alarik effectief te kunnen bestrijden. Rufinus werd kort na de terugkeer van de soldaten vermoord door een afdeling van Gotische huurlingen in het oostelijk leger. Het is niet bewezen dat Stilicho verantwoordelijk is voor de moord, al is het in een dergelijk politiek klimaat niet ondenkbaar. Voor de machtspositie van de zwakke Arcadius maakte dit weinig verschil: in plaats van aan Rufinus liet hij zich nu volledig bespelen door zijn kamerheer, de eunuch Eutropius.

Stilicho afgebeeld op een tweeluik met zijn vrouw en kind. Vanwege de afkomst van zijn vader wordt hij vaak "de Vandaal Stilicho" genoemd, ondanks dat hij zichzelf waarschijnlijk als Romein beschouwde.
Stilicho afgebeeld op een tweeluik met zijn vrouw en kind. Vanwege de afkomst van zijn vader wordt hij vaak “de Vandaal Stilicho” genoemd, ondanks dat hij zichzelf waarschijnlijk als Romein beschouwde.

Pas in 397 wist Stilicho de Visigoten te verslaan in Macedonië, al wist Alarik te ontkomen. Hij zou een behoorlijke lastpost blijven voor Stilicho, die verder nog met een opstand in Africa en een inval van de Vandalen te maken kreeg. Om zijn band met Honorius te versterken regelde Stilicho in 398 dat de jonge keizer met zijn dochter Maria trouwde. Maar de Visigoten lieten al snel weer van zich horen. In 401 vielen zij Italië binnen en Milaan leek niet langer veilig voor de keizer. Honorius week derhalve uit naar Ravenna, dat omgeven werd door moerassen en een ring van versterkingen, zodat het veel moeilijker in te nemen was. De stad zou nog ruim 70 jaar de residentie van de westelijke regering blijven. De ligging van Ravenna aan de oostkust maakte tegelijkertijd echter de verdediging van de rest van Italië moeilijker en Rome lag behoorlijk open. Stilicho wist de invasies van Alarik in 402 bij Verona te verslaan, maar wel met grote verliezen. Vooralsnog wist Alarik een vrije aftocht te verkrijgen. In 405 viel opnieuw een troep Goten, onder leiding van de heidense Radagaisus, Italië binnen en richtte hier een hoop schade aan, alvorens Stilicho hen in 406 versloeg en in zijn eigen gelederen opnam.

Buste van keizer Arcadius. Net als zijn broer was hij niet veel meer dan een marionet.
Buste van keizer Arcadius. Net als zijn broer was hij niet veel meer dan een marionet.

Aan het oostelijk hof waren nog altijd tal van intriges aan de gang. Arcadius was al in 395 getrouwd met Aelia Eudoxia, de dochter van de vroegere opperbevelhebber Bauto. Naarmate de tijd verstreek ging Eudoxia haar man meer domineren en in 399 wist zij voor elkaar te krijgen dat hij Eutropius ontsloeg. Eutropius, die nota bene het huwelijk tussen Arcadius en Eudoxia had geregeld, was steeds machtiger geworden en had in 399 zelfs het consulaat bereikt. Nog binnen datzelfde jaar viel hij uit de gratie, om na enige maanden van aarzeling geëxecuteerd te worden. Eudoxia ontplooide zich nu als de macht achter de troon. Haar grootste tegenstander hierin was Johannes Chrysostomus, de patriarch van Constantinopel, die tegen de executie van Eutropius was geweest. In 404 wendde zij dan ook haar invloed aan om Chrysostomus af te zetten, waarna zij echter in datzelfde jaar nog overleed. Vanaf dit moment was Arcadius vooral afhankelijk van Anthemius, de Prefect van het Oosten, die in elk geval in mindere mate een dubbele agenda lijkt te hebben gehad dan alle andere vertrouwelingen van Arcadius. Anthemius kreeg voor elkaar dat het conflict dat Stilicho sinds 395 met het oostelijk hof had min of meer beëindigd werd.

Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407  o.a. de Vandalen en Alanen die de Rijn overstaken en tot in Spanje doorkwamen. Ondertussen hielden de Visigoten huis in Italië.
Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen die de Rijn overstaken en tot in Spanje doorkwamen. Ondertussen hielden de Visigoten huis in Italië.

De problemen met de Goten en de politieke worstelingen maakten dat Stilicho geen tijd had om zich bezig te houden met de verdediging van de toch al aardig verwaarloosde Rijngrens. Op 31 december 406 verloren de Franken een grote veldslag bij Mainz, waarna de Bourgonden, Alanen, Sueven en Vandalen massaal de bevroren Rijn over trokken en Gallië binnenvielen. Dit was een zeer ernstige ontwikkeling voor het West-Romeinse rijk, waarbij overigens vermeld moet worden dat het daarvoor al in een zwakke toestand verkeerde en de grootscheepse inval dus eerder gevolg dan oorzaak van de zwakte was. Stilicho kon niet veel nuttigs doen terwijl de invallers door Gallië naar het zuiden trokken en in 409 tot in Hispania doordrongen, al werd hem door zijn tegenstanders vooral verweten dat hij meer bezig was met zijn eigen positie. Inderdaad trachtte hij zijn invloed aan het hof te versterken. Nadat Maria in 407 overleden was, kreeg Stilicho voor elkaar dat zijn tweede dochter Thermantia trouwde met Honorius. In 408 voorkwam Stilicho echter wel een nieuwe invasie van de Visigoten, door af te dwingen dat de Romeinse Senaat 4000 pond goud aan Alarik betaalde als afkoopsom. De crisis greep onderwijl ernstig om zich heen, want de troepen in Brittannia waren sinds 406 ook niet meer loyaal aan Honorius en steunden meerdere keren een tegenkeizer, waarvan Constantijn III vanaf 407 de geduchtste was en zelfs Gallië binnenviel. De Romeinen zouden hierna nooit meer de controle over Brittannia terugkrijgen.

Theodosius II.
Theodosius II.

Terwijl Stilicho de Goten afkocht was Honorius onderweg naar Ticinum. In Bononia kwam er echter nieuws over zijn broer: Arcadius was op slechts 31-jarige leeftijd overleden. Meteen wilde Honorius naar Constantinopel om de begrafenis van zijn broer bij te wonen, evenals de troonsbestijging van diens zoon Theodosius II. Theodosius was nog een kind, geboren in 401 en al binnen dat jaar mede-keizer gemaakt door Arcadius, zodat ook hij onder de voogdij van Anthemius viel. Stilicho adviseerde Honorius echter om niet te gaan en ging zelf. Dat bleek een fout, want andere intriganten kregen nu gemakkelijker controle over de keizer. Stilicho werd er door zijn vijanden van beschuldigd dat hij de nederlaag bij Mainz bekokstoofd had, waarbij zijn half-barbaarse afkomst (zijn vader was een Vandaal geweest) sterk werd benadrukt door de Romeinse elite, ondanks dat Stilicho zichzelf waarschijnlijk alleen maar als een Romein zag. Honorius was blijkbaar gemakkelijk te beïnvloeden. Stilicho werd bij zijn terugkomst in Ravenna uiteindelijk gearresteerd en wegens verraad ter dood gebracht, waarna ene Flavius Constantius het opperbevel overnam. Opvallend genoeg verzette Stilicho zich niet tegen de aanklacht, wellicht uit angst voor de gevolgen. De gevolgen van zijn executie waren echter dat zijn Gotische troepen massaal overliepen naar Alarik, zodat deze met weinig tegenstand Italië binnen kon vallen in het volgend jaar. Bij die inval belegerde Alarik Rome weer en riep Priscus Attalus, de Prefect van Rome, uit tot keizer.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890)
De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890). De schilder heeft de “barbaarse” plunderaars als stereotypen afgebeeld.

Het oosten trachtte Honorius te hulp te komen door zes legioenen te sturen (6000 man – de legioenen in deze periode bevatten “slechts” 1000 soldaten) maar tussen Ravenna en Rome werden zij aangevallen, zodat slechts een handjevol Rome bereikte. Het was duidelijk dat de gewapende strijd geen oplossing ging bieden. In plaats daarvan opende Honorius onderhandelingen met Alarik, die zijn steun aan Attalus opzegde. De onderhandelingen liepen echter spaak dankzij een plotselinge aanval door Sarus, een Gotische commandant in Romeinse dienst afkomstig uit een dynastie die Alarik vijandig gezind was. Woedend trok Alarik weer naar Rome en wist de stad totaal te verrassen. Op 24 augustus 410 werd de oude hoofdstad ingenomen, de eerste vijandelijke bezetting van Rome sinds 387 v. Chr.! Bij deze plundering werden weinig plaatsen gespaard. De mausolea van Augustus en Hadrianus werden binnengevallen en de urnen werden vernield. Hoewel bijna alle verplaatsbare goederen werden geroofd, werden er weinig gebouwen vernield en werden sommige kerken volledig gespaard. In de plundering van Rome werd ook Galla Placidia, de halfzus van Honorius, gevangengenomen. Volgens het verhaal moet Honorius op het bericht dat Rome gevallen of “gesneuveld” was zeer emotioneel gereageerd hebben, maar dan wel omdat de eunuch die zorgde voor het pluimvee hem dit vertelde, zodat Honorius zou hebben gemeend dat het nieuws zijn haan Roma betrof. Misschien niet meer dan een sterk verhaal, maar het benadrukt in elk geval de lage dunk die de geschiedenis van deze keizer had. Na de plundering trok Alarik zuidwaarts met het plan om naar Afrika te gaan, maar een storm verwoestte de schepen. Kort daarna stierf de Visigotische koning in Cosenza. Zijn lichaam zou volgens de overlevering begraven zijn onder de rivierbedding van de Busento.

Chaos in het West-Romeinse rijk in 410. Grote delen van Spanje zijn in handen van de Vandalen en Alanen, terwijl veel andere gebieden in handen van tegenkeizers zijn. De Visigoten zijn na de plundering van Rome zuidwaarts gegaan.
Chaos in het West-Romeinse rijk in 410. Grote delen van Spanje zijn in handen van de Vandalen en Alanen, terwijl veel andere gebieden in handen van tegenkeizers zijn. De Visigoten zijn na de plundering van Rome zuidwaarts gegaan.

Dit betekende nog niet dat de Visigoten verslagen waren. Alarik werd opgevolgd door zijn zwager Athaulf die zich in eerste instantie zeer anti-Romeins opstelde. Meer lichtpunt voor Honorius was de nederlaag van Constantijn III in Arles, in 411. De tegenkeizer en zijn zoon werden in september onthoofd en Gallië was nu weer gepacificeerd. Wellicht was dit de reden voor Athaulf om hiernaar uit te wijken, zoals Attalus hem adviseerde. Waarschijnlijk zette Constantius hier ook druk op, om de Visigoten in elk geval uit Italië weg te krijgen. Toen de Visigoten in Gallië arriveerden bleek hier een nieuwe usurpator te zijn opgestaan, wat nieuwe opties bood. Uiteindelijk koos deze Jovinus echter de kant van Sarus, waarop Athaulf de onderhandelingen afbrak en Sarus doodde in de strijd. Nu sloeg hij de handen ineen met Honorius en slaagde erin om Jovinus en de zijnen te verslaan. In 414 werd de alliantie bekrachtigd door een huwelijk tussen Athaulf en Galla Placidia.

Standbeeld van de Visigotische koning Athaulf in Madrid, door Felipe de Castro.
Standbeeld van de Visigotische koning Athaulf in Madrid, door Felipe de Castro.

Constantius gooide echter roet in het eten en bedierf de relaties met Athaulf, waarna hij toestemming kreeg om de Middellandse Zeehavens van Gallië te blokkeren. Athaulf reageerde door Attalus opnieuw tot keizer uit te roepen in 414, maar dat had uiteraard geen effect op de blokkade. Toen die niet te verhelpen bleek weken de Visigoten opnieuw uit: Athaulf trok met zijn volgelingen naar Aquitanië en het noorden van Spanje. Attalus werd in de steek gelaten. Hij viel in handen van Constantius en werd in 416 meegevoerd in de triomftocht voor Honorius in Rome. Als straf werden zijn rechterwijsvinger en -duim afgehakt, wat hijzelf had gedreigd uit te halen met Honorius. Daarna werd hij verbannen naar de Eolische Eilanden. Placidia ging wel met Athaulf mee, maar hun zoontje overleed op jonge leeftijd. Als er nieuwe kinderen waren gekomen had er alsnog een bloedlijn kunnen ontstaan, maar zover kwam het niet. Athaulf werd nog hetzelfde jaar vermoord door een oudgediende van Sarus, die hij in dienst had genomen zonder te beseffen dat de man op wraak zon. Sarus’ broer werd hierop koning, maar werd na een week al vermoord. De nieuwe koning, Wallia, trachtte de relaties met de Romeinen te herstellen en stuurde Galla Placidia in terug naar Ravenna, waar ze in 417 hertrouwde met Constantius. Dit was op initiatief van Honorius, want zelf had ze er absoluut geen trek in. Hoewel Constantius bekendstond als de gezworen vijand van de Visigoten was Honorius niet van plan de herstelde vrede overboord te gooien. Een nieuw verdrag wees in 418 Aquitanië toe aan de Visigoten, al zou de provincie onder directe invloed van Ravenna blijven.

Afbeelding van Honorius als consul. Deze titel had allang niet meer de militaire functie van vroeger. Honorius was net zo slecht in legerzaken als in civiel bestuur.
Afbeelding van Honorius als consul. Deze titel had allang niet meer de militaire functie van vroeger. Honorius was net zo slecht in legerzaken als in civiel bestuur.

Ondertussen verzuurden de relaties met het oosten helaas. De bloedband die met het huwelijk tussen Placidia en Constantius was gelegd, leidde uiteindelijk tot Constantius’ verheffing tot Honorius’ mede-keizer in 421. De macht van de magister militum in het westen was altijd al groot geweest en was onder Honorius boven die van de keizer uitgestegen. Nu was de opperbevelhebber tot keizer verheven als bevestiging van zijn grote macht. In Constantinopel dacht men er echter anders over. De regering van Theodosius II weigerde de generaal te erkennen als keizer Constantius III. Constantius was woedend en begon zich nu daadwerkelijk op een oorlog tegen het Oost-Romeinse rijk voor te bereiden. Maar voor hij die plannen uit kon voeren overleed hij, na slechts zeven maanden keizerschap. Placidia bleef achter als weduwe met haar zoontje Valentinianus, maar begon nu ook in conflict te raken met Honorius. Volgens de overlevering zou Honorius een incestueuze affectie voor zijn halfzus hebben ontwikkeld, al denken moderne historici vaak aan een schandaal ten gevolge van een uit de hand gelopen roddel. Hoe het ook zij, Placidia ging er uiteindelijk samen met Valentinianus vandoor naar Constantinopel. Honorius bleef eenzaam achter in Ravenna, waar hij op 15 augustus 423 stierf, 38 jaar oud.

Reliëf dat mogelijk Aëtius voorstelt. Zijn carrière bereikte zijn hoogtepunt door de crisis na de dood van Honorius.
Reliëf dat mogelijk Aëtius voorstelt. Zijn carrière bereikte zijn hoogtepunt door de crisis na de dood van Honorius.

Een opvolger was er niet en men aarzelde in Constantinopel wat te doen, wat het westelijk hof de gelegenheid gaf zelf te reageren. Ene Johannes, de primicerius notariorum (hoogste notaris) werd uiteindelijk op de troon gezet. Over zijn afkomst is niets bekend, maar het moet een zachtaardig en tolerant persoon zijn geweest. Het West-Romeinse rijk ging akkoord, op Africa na. Ook de hoogste militairen, waaronder Flavius Aëtius, steunden Johannes. Theodosius II dacht er anders over en riep zijn neefje Valentinianus tot keizer uit. Aëtius werd naar de Hunnen gestuurd om hulp te halen. Ardabur, de leider van de Oost-Romeinse invasiemacht, werd door Johannes gevangengenomen maar verder gespaard. Een misstap. Ardabur stookte het westelijke leger op tegen Johannes, die hierop gevangengenomen en onthoofd werd. Drie dagen later arriveerde Aëtius met de Hunnen. Uiteindelijk kwam hij met Placidia overeen dat de Hunnen zouden worden afgekocht en dat Aëtius zelf magister militum van het westen werd.  Valentinianus werd keizer en zo werd de Theodosiaanse dynastie voortgezet. Maar oost en west waren verder uit elkaar gegroeid dan ooit. Brittannia en de Rijnprovincies waren opgegeven en in grote delen van Gallië en Hispania had de West-Romeinse regering ook niet veel meer in te brengen. Maar het ergste moest nog komen.