Colonia Claudia Ara Agrippinensium: niet op één dag gebouwd

keulenDat de Rijn de grens van het Romeinse rijk vormde blijkt wel uit alle forten en wachttorens die erlangs liggen. Tussen Xanten en Keulen, in Duitsland, vinden we castella zoals Asciburgium (Asberg), Gelduba (Gellep) Durnomagus (Dormagen), het legioenskamp Novaesium (Neuss) en meerdere wachtposten en mini-forten. Sommigen vatten alle militaire versterkingen op als een teken dat de Romeinse tijd vrij oorlogszuchtig en onveilig was, zodat er continue bewaking nodig was. Zij vergeten dat de bewaking eerder als voorzorg diende en dat uitgerekend de hoofdstad van deze provincie, Germania Inferior, aan diezelfde Rijn lag. Want ten zuiden van bovengenoemde forten vinden we Colonia Claudia Ara Agrippinensium, oftewel Keulen: de hoofdstad van Germania Inferior en van de gemeenschap van de stam der Ubiërs.

Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.
Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.

De Ubiërs stuurden waarschijnlijk al gezanten naar Caesar tijdens de Gallische Oorlog. Toen tijdens deze oorlog meer Germaanse stammen van achter de Rijn probeerden om Gallië binnen te komen, zaten de Ubiërs in een lastig pakket en vroegen Caesar om hulp tegen de Sueben. Toen Caesar de Eburonen in 54 v. Chr. ervan langs gaf, onderwierpen de Ubiërs zich nogmaals aan hem. Marcus Agrippa  gaf in 39 of 38 v. Chr. toestemming aan de Ubiërs om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen, tussen de Rijn en de Ruhr. Hun nieuwe stad werd Oppidum Ubiorum (“burcht der Ubiërs”) of Ara Ubiorum (“altaar de Ubiërs”) genoemd. Wanneer de stad precies gesticht werd is onduidelijk, maar de jaartallen 37 en 19 v. Chr. zijn de voornaamste kandidaten. Bij de stad lag een brug over de Rijn. Al vroeg in de eerste eeuw werd aan de overzijde het fort Divita gesticht, groot genoeg voor 1000 soldaten, om de stad te beschermen.

De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.
De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.

Aanvankelijk werden er bij Ara Ubiorum twee legioenen geplaatst. Na de Varusslag in 9 na Chr. waren dit Legio I Germanica en Legio XX Valeria Victrix. Dit bleef echter niet zo. Vanaf 28 na Chr. werd de omgeving van Ara Ubiorum niet langer als militaire basis gebruikt, op een vlootbasis in het zuiden na. De belangrijkste militaire plaats in Germania Inferior werd hiermee Castra Vetera, bij Xanten, waar nog wel twee legioenen geplaatst zaten. Ara Ubiorum daarentegen werd de hoofdstad van Germania Inferior gemaakt en werd hiermee het centrum van zowel het militaire als burgerlijke bestuur. Pas in 54 na Chr. werd de stad waarschijnlijk uitgeroepen tot Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA), in veel boeken kortweg Colonia Agrippina of Colonia Agrippinensis genoemd. De bewoners werden op den duur niet zozeer Ubiërs maar eerder Agrippinensen genoemd.

Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.
Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.

Als colonia moet CCAA als een kleine versie van Rome zijn ontworpen. Er zal dus een Capitool geweest zijn, een heiligdom waar de Capitolijnse Drieëenheid (Jupiter, Juno en Minerva) werd vereerd. Dit was gebouwd op een kunstmatige heuvel, waar nu de Sint-Maria im Kapital staat. Een ander zeer belangrijk gebouw was het praetorium, het hoofdkwartier van de troepen in Germania Inferior, dat in deze tijd nog een militair grensdistrict was en derhalve militaristischer van aard. Met 3,5 hectare was het praetorium één van de grootste gebouwen in heel Germania Inferior, waarvan de oostelijke muur op de Rijn uit keek. Het was in ditzelfde gebouw dat gouverneur Vitellius in januari 69 tot keizer werd uitgeroepen, waarop hij met zoveel mogelijk troepen naar Rome marcheerde.

Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.
Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.

De Ubische bevolking leed in de herfst van 69 onder invallen van Germaanse stammen van achter de Rijn, zoals de Chatten en Mattiaci, toen die zich bij de Bataafse opstand aansloten. Weliswaar wist men CCAA nog een tijdje veilig te stellen, maar wellicht creëerde dit een vals gevoel van veiligheid, zodat er begin 70 een heuse samenzwering in een woonhuis van de stad werd opgezet: de Treverische commandanten Julius Tutor en Julius Classicus en de Lingonische hoofdman Julius Sabinus kwamen hier met wat vertegenwoordigers van de Ubiërs en Tungri bijeen om te bespreken hoe zij zich zo listig mogelijk bij de opstand konden aansluiten. Sabinus droomde hierbij zelfs van een Gallisch keizerrijk met hemzelf aan het hoofd. Toen de Romeinse officier Gaius Dillius Vocula lucht kreeg van de samenzwering trok hij in zijn eentje naar de stad, maar ontmoette daar tot zijn verrassing Claudius Labeo, de neef van Julius Civilis, die aanbood om hem te helpen de opstand tegen te werken.

Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.
Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.

De plannen mochten niet baten, want in de weken daarna wonnen de rebellen alleen maar aan terrein, tot Classicus uiteindelijk voor de poorten stond en de stad dwong trouw te zweren aan het Gallische rijk. Kort daarna hadden de rebellen bijna alle forten veroverd. De Germaanse bondgenoten achter de Rijn drongen aan op plundering van CCAA, erop wijzend dat de bevolking zijn Germaanse afkomst verraden zou hebben door in deze zeer Romeinse stad te wonen die van Germaanse reizigers die de stad in wilden een tol eiste en hen verbood wapens te dragen. Civilis en Classicus zagen hier echter geen heil in omdat dit de steun voor de opstand in de streek kon doen afbrokkelen en omdat Civilis’ zoon zich nog als gijzelaar in de stad bevond. Van de Tencteren moesten de muren in elk geval worden afgebroken, maar de Agrippinensen zeiden tactvol dat ze de tol op zouden heffen en dat de muren beter konden blijven staan om een beleg van Romeinse heroveringstroepen te weerstaan. De Agrippinensen speelden het spel slim, want toen de Romeinse legioenen van Cerialis naar het noorden oprukten, waren ze erin geslaagd de Friese en Chaukische krijgers die de stad bezetten dronken te voeren en op te sluiten in een gebouw dat vervolgens in brand gestoken werd. Tevens konden ze de vrouw en zuster van Civilis en de dochter van Classicus, alle drie achtergelaten als gijzelaars, aan Cerialis uitleveren.

CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.
CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.

De Agrippinensen hadden op de juiste kaarten ingezet, want uiteindelijk verloren Civilis en zijn rebellen de strijd. CCAA had zware klappen gehad maar had overleefd en bloeide hierna op als nooit tevoren en bereikte op zijn hoogtepunt een omvang van bijna een vierkante kilometer. Toen Germania Inferior in de jaren 80 van de eerste eeuw tot “echte” provincie verheven werd, werd het praetorium van de opperbevelhebber omgedoopt tot het paleis van de voortaan civiele gouverneur. De stad bevatte tempels voor onder andere Mars, Mithras, Isis, Serapis, Rhenus (de Rijn) en Portunus, de god van de havens en rivierhandel. Als knooppunt tussen de Rijn en de Via Belgica, een belangrijke handelsweg die vanuit Boulogne naar het oosten liep, was CCAA de rivier dan ook veel verschuldigd. Vanuit de Belgische en Limburgse lössgrond werden er grote hoeveelheden graan en ander voedsel aangevoerd om via de Rijn naar de militaire versterkingen verspreid te worden. Verder bevatte de stad waarschijnlijk een gokhuis en was het de enige stad in Germania Inferior die naast een amfitheater ook een daadwerkelijk theater had voor toneelstukken. Daarnaast wemelde het er al van de ambachtslieden. Er werd zelfs al een soort eau de Cologne geproduceerd!

Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.
Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.

De stad raakte opnieuw in de problemen tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, hoewel het de enige stad in Germania Inferior was die in die eeuw nog groei doormaakte en 25000 inwoners telde. In 260, toen de troepen van generaal Postumus in opstand kwamen tegen onderkeizer Saloninus, werd de stad waarin de laatstgenoemde zich bevond belegerd. Men zegt wel dat er zodoende twee Gallische keizerrijken in Keulen zijn uitgeroepen, maar dat is niet echt waar: het eerste Gallische keizerrijk kwam sowieso nooit echt van de grond en het tweede werd in zijn eigen tijd nooit zo genoemd, maar staat enkel bekend omdat de machtsbasis zich in Gallië concentreerde zonder zich ooit op de verovering van Rome te richten. In plaats daarvan werden er residenties in de Gallische provincies gebouwd, waaronder in CCAA.

Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.
Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.

Het Gallische rijk viel in 276 toen keizer Aurelianus het heroverde – een zet die de grensprovincie lelijk uitdunde. Hoewel Colonia Agrippina bleef bestaan, was het achterland van de stad aanzienlijk dunner bevolkt. In 280 probeerden twee officieren genaamd Bonosus en Proculus het werk van Postumus dunnetjes over te doen door vanuit Keulen hun eigen onafhankelijke rijk uit te roepen, maar dit was van korte duur. Tussen deze tijd en de vroege 4e eeuw zal er voor het eerst christendom zijn opgedoken in Keulen, wat hiervoor al vele cultussen uit verschillende delen van het rijk kende. Goden als Isis, Serapis en Mithras waren populair onder Romeinse veteranen, waar het in de stad van wemelde, maar Constantijn de Grote maakte in een decreet interessant genoeg ook melding van een aanzienlijke Joodse minderheid.

In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.
In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.

Ondanks dat Keulen groot en belangrijk bleef kreeg de stad in de vierde eeuw enkele gevoelige klappen, vaak als er weer Germaanse invallers zoals de Franken of Alemannen het rijk binnendrongen. Rond 355 was de stad in Germaanse handen, maar de nieuwe onderkeizer Julianus wist hem te heroveren. Hoewel de stad weer in Romeinse handen was en van groot belang bleef, was dit wel een keerpunt. De rijke economie herstelde hierna niet meer helemaal. Een halve eeuw hierna verloren de Romeinen alle controle over de Rijngrens, hoewel men aanspraak op Keulen bleef maken. In de vijfde eeuw leed de stad onder invallen van de Bourgonden en Hunnen: niet de Romeinen maar de Franken ontzetten Keulen. In 456 zag de Romeinse generaal Aegidius zich gedwongen om toe te geven dat Keulen een Frankische stad was geworden. Toch bleef de Romeinse erfenis hangen. Keulen werd een aartsbisdom waarvan de kerkprovincie tot in de 16e eeuw over de hele Lage Landen reikte; de aartsbisschop bestuurde de stad zelf en had zelfs de titel van keurvorst. Tot op de dag van vandaag zijn er resten van de Romeinse stadsmuren te zien.

De Romeinse zon gaat onder in Nederland: geleidelijk verval in plaats van abrupte instorting. (370 t/m 500 na Chr.)

volksverhuizingNa de Slag bij Adrianopel in 378 ging het West-Romeinse rijk zijn laatste eeuw in. In ons land was de Romeinse macht al lange tijd flink tanende, maar nu zou deze vrijwel onmerkbaar worden in enkele decennia. Het traditionele beeld van deze laatste eeuw is dat van de “Grote Volksverhuizing”, die zou zijn losgebarsten nadat de Hunnen rond 370 de Wolga overstaken en de Goten op de vlucht joegen, gevolgd door vele andere Germanen. De zaak ligt uiteraard veel ingewikkelder dan dat. Invallen van Germanen en andere “barbaren” in het Romeinse rijk waren niets nieuws, zelfs niet in hevige mate. De Marcomannen, Quaden en Sarmaten hadden keizer Marcus Aurelius tussen 166 en 180 al hevig het leven zuur gemaakt. Eeuwen daarvoor hadden de Cimbren en Teutonen al op hevige wijze door Europa rondgetrokken en daarmee Italië bedreigd. Het vreemde is vooral dat zulke enorme bewegingen tussen 100 v. Chr. en 166 na Chr. zo weinig leken voor te komen, of in elk geval niet op een dusdanige manier dat de Romeinen er last van hadden. [Zie voor aanvullingen op dit artikel ook de reacties beneden!]

De Germaanse krijgscultuur leidde tot een hoop strijd, maar creëerde ook steeds moeilijkere tegenstanders voor de Romeinen.
De Germaanse krijgscultuur leidde tot een hoop strijd, maar creëerde ook steeds moeilijkere tegenstanders voor de Romeinen.

Dergelijke Wanderlust hangt waarschijnlijk samen met de permanente onveiligheid van een dergelijke krijgscultuur. Tal van stammen, volkeren en chiefdoms leefden in een vijandige omgeving, waarin het soms gewoonweg eten of gegeten worden was. Er was dus continu behoefte aan nieuwe krijgers, zodat er dus zoveel mogelijk kinderen geboren moesten worden. Dat had weer overbevolking tot gevolg, dus om aan de vraag voor voedsel en leefruimte te voorzien moest er geëxpandeerd worden, wat onvermijdelijk tot nieuwe strijd leidde en dus de onveiligheid in stand hield zodat alles weer van voor af aan begon. Deze vicieuze cirkel van permanente onveiligheid kon alleen worden doorbroken door weg te trekken.

Celts_Warriors01_full
De Bataven waren een bekend voorbeeld van Germanen die in het rijk werden toegelaten om te helpen met de verdediging ervan. Hun opstand is een vroeg voorbeeld van het effect van een Romeinse burgeroorlog en het daarvoor leeghalen van de grenzen.

Tegelijkertijd lag daar dan dat grote, indrukwekkende Romeinse rijk, dat volgens de verhalen vast vol prachtige schatten was. En soms leek dat rijk helemaal niet zo sterk meer. Bijvoorbeeld toen de Antonijnse Pest onder Marcus Aurelius het leger flink had uitgedund. Of tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, terwijl de Romeinen met elkaar overhoop lagen en daardoor de grenzen verwaarloosden. Hevige invallen waren toen het gevolg, zodat de keizers handen tekort kwamen. De instortende economie (mede door klimaatproblemen) deed een duit in het zakje, omdat dit het onderhouden van een duur leger bemoeilijkte. Zelfs als een keizer zich van zijn positie wist te verzekeren, zoals Gallienus, moest hij noodgedwongen grenstroepen van de ene provincie overplaatsen om een inval in een andere provincie te bestrijden, zodat de grens in de eerste provincie dan ook weer open lag. Vanaf Diocletianus, die dit probleem trachtte op te lossen door een administratieve splitsing van het rijk, vielen de invallen weer een tijdje mee, zodat het rijk op adem kon komen. Maar meerdere keren raakten de Romeinse keizers toch weer slaags en vaak genoeg had dat toch weer opportunistische invallen tot gevolg.

Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in twee rijkshelften, elk weer opgedeeld in twee prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen. Hoewel de Balkan op dat moment het meest onder vuur lag, was Gallië het meest kwetsbaar.
Het Romeinse rijk was eind 4e eeuw opgedeeld in twee rijkshelften, elk weer opgedeeld in twee prefecturen, die elk weer waren opgedeeld in enkele diocesen. Hoewel de Balkan op dat moment het meest onder vuur lag, was het verarmde Gallië het meest kwetsbaar.

Gallië, inclusief de Germaanse provincies, leed misschien wel het allerzwaarst. In tegenstelling tot Brittannia, dat door de zee moeilijker te bereiken was, hoefde je enkel de Rijn over te steken om het binnen te komen. Bovendien was Gallië in de burgeroorlogen ook vaak de pineut geweest: oogsten waren verwoest en de grensforten waren vaak leeg getrokken of zelfs aangevallen. Het was een zwak en verarmd deel van het rijk geworden, zodat het een gemakkelijke prooi leek. Bovendien concentreerden veel keizers zich steeds meer op het oosten van het rijk: Diocletianus resideerde daar al en Constantijn de Grote liet er zelfs een nieuwe hoofdstad bouwen. De poging van tegenkeizer Magnentius om Constantius II af te zetten leidde opnieuw tot het leeg trekken van de grens. Dat Julianus’ veldtocht naar het oosten, waar hij als keizer ook bleef, niet tot nieuwe invallen leidde is noemenswaardig. Misschien had hij toch iets geleerd van zijn voorgangers. Maar vanaf de Slag bij Adrianopel lijkt er opnieuw iets blijvend veranderd…

De Hunnen worden traditioneel uitgebeeld als het stereotype Aziatische horde, vergelijkbaar met de Mongolen in de middeleeuwen. Over hun werkelijke uiterlijk is niet zo heel veel zekerheid.
De Hunnen worden traditioneel uitgebeeld als het stereotype Aziatische horde, vergelijkbaar met de Mongolen in de middeleeuwen. Over hun werkelijke uiterlijk is niet zo heel veel zekerheid.

Door bovenstaande uitleg mag het duidelijk zijn dat de komst van de Hunnen zeker niet de oorzaak van de grote invallen vanaf 370 was. Het betrof hier hooguit een aanleiding. Het binnenhalen van Germanen en andere “barbaren” was ook niet nieuw, zeker niet als we terugdenken aan de Bataven en de Ubiërs, die met Romeinse toestemming op de linkeroever van de Rijn waren gaan wonen. In de 3e eeuw kwam hier de status van foederati bij, waarbij Germanen als min of meer autonome bondgenoten in het rijk mochten komen wonen. Dit werd weliswaar geprobeerd middels een verdeel-en-heers-tactiek (slechts een deel van de Franken mocht bijvoorbeeld op de Betuwe neerstrijken) maar op lange termijn leidde het niet echt tot een oplossing. Menige partij achter de grens zag een andere groep invallers min of meer beloond voor hun inval, dus waarom niet proberen om dit trucje na te doen?

Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.
Het Romeinse leger bestond in de 5e eeuw steeds vaker uit Germaanse huurlingen en uit foederati. Die foederati bleken niet altijd even betrouwbare bondgenoten.

De Volksverhuizing heeft dus een veel diepere oorzaak en is zeker niet een massale inval van meerdere volkeren die op de vlucht gedreven waren. Het is zelfs nog maar de vraag of het hier etnisch afgebakende bevolkingsgroepen betreft. Groter is de kans dat het hier om variërende, losse coalities van verschillende groepen gaat, allemaal verenigd onder een bepaalde leider of elite als een groot Gefolgschaft. De groep die als Visigoten via de Balkan in het Romeinse rijk binnengekomen was was dus een vrij kleine Gotische kern omgeven door wisselende componenten, die met veel getouwtrek uiteindelijk toch de status van foederati kregen. Dat het oosten veel sterker en stabieler was dan het West-Romeinse rijk verklaart ook waarom deze foederati zich niet tegen het oosten keerde, ondanks dat zij daar veel dichterbij waren. Bij onderling conflict tussen oost en west aarzelde Constantinopel niet om dergelijke foederati in te zetten tegen Rome.

Keizer Magnus Maximus, die vanuit Trier regeerde. Zijn poging om de keizer in Milaan uit te schakelen had weer een vervelende gevolgen voor de grens.
Keizer Magnus Maximus, die vanuit Trier regeerde. Zijn poging om de keizer in Milaan uit te schakelen had weer een vervelende gevolgen voor de grens.

Germania Secunda zal ver zijn gebleven van de toestanden op de Balkan en rondom de twee hoofdsteden, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het er zoveel veiliger was. Nadat keizer Valens bij Adrianopel gesneuveld was, werd de latere keizer Theodosius teruggeroepen als generaal om orde in de chaos op de Balkan te scheppen. In het westen regeerden onderwijl Valens’ neefjes Gratianus en Valetinianus II. De laatste was nog minderjarig en de eerste was verre van populair bij het leger. In 383 kwam er dan ook een opstand van de troepen in Brittannia, die hun aanvoerder uitriepen tot keizer Magnus Maximus. De tegenkeizer voer naar het vasteland voor een confrontatie met Gratianus, die uiteindelijk door zijn eigen troepen gedood werd. De Frank Merobaudes, die in die tijd als militair opperbevelhebber van Gratianus diende, werd gedwongen tot zelfmoord, waarna Maximus de oude hoofdstad Trier als zijn regeringszetel nam. Maximus slaagde er weliswaar in om zich te laten erkennen door de overgebleven keizers Valetinianus en Theodosius, maar maakte in 383 de fout alsnog naar Italië te trekken om Valentinianus af te zetten, hetgeen leidde tot een ingrijpen door Theodosius. Maximus overleefde zijn drieste poging niet.

Theodosius de Grote stelde Arbogast aan als opperbevelhebber van Gallië. Spoedig had hij hem niet meer in de hand.
Theodosius de Grote stelde Arbogast aan als opperbevelhebber van Gallië. Spoedig had hij hem niet meer in de hand.

Dat Maximus de grens links had laten liggen leidde opnieuw tot invallen: de Ripuarische Franken en de Saksen vielen Gallië binnen, onder leiding van Gennobaudes, Marcomer en Sunno. Maar helemaal onbewaakt was de boel niet. Nannenus, die als comes eerder de Saksen had bevochten, was opgeklommen en stond nog steeds paraat, samen met zijn collega-bevelhebber Quintus. Bij Tourniacum, oftewel Doornik, sloegen zij de Franken en Saksen terug. Nannenus keerde daarna terug naar Mainz, maar Quintus trok de Rijn over om de Ripuariërs een gevoelig lesje te leren. Dat had hij beter niet kunnen doen, want zijn troepen werden een moerasgebied in gelokt en daar verslagen. Het gevolg was dat een nieuwe inval, in het jaar daarop, bijna niet te stuiten was. Maar Theodosius had inmiddels orde op zaken gesteld in Italië: hij had Arbogastes aangesteld als opperbevelhebber in Gallië. Arbogastes of Arbogast was van Frankische komaf en had onder Gratianus en Theodosius carrière gemaakt. Hij was niet de eerste Frank die Romeinse troepen leidde en bovendien was zijn voorganger in Gallië zijn eigen oom Bauto geweest. Nu hield hij de zwakker Valentinianus II mooi onder controle, wat hem de machtigste man van het West-Romeinse rijk maakte.

Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius, was in feite een marionet van de machtige Arbogast.
Eugenius, de laatste tegenkeizer van Theodosius, was in feite een marionet van de machtige Arbogast.

Arbogast behaalde in 389 de nodige successen: hij verwoestte het gebied van de Bructeren en Chamaven. Hij slaagde er ook in om te Trier een verdrag te sluiten met Marcomer en Sunno. Zij leverden gijzelaars en kregen een gebied aan de Romeinse zijde van de Rijn toegewezen. Ondertussen plaatste hij Franken op enkele hoge posten en kreeg voor elkaar dat zij vooral trouw aan hém waren, en dus niet zozeer aan het rijk of de keizer. Valentinianus kreeg waarschijnlijk het gevoel dat Arbogast veel te machtig werd, maar toen hij ingreep was het te laat. In 392 kwam de keizer naar Vienne en onthief Arbogast middels een schriftelijk bevel van zijn functies. Arbogast verscheurde het bevel ter plekke, in bijzijn van Valentinianus, die zijn zwaard trok en het bijna tegen Arbogast of zichzelf gebruikt had. Een paar dagen later werd de jonge keizer dood gevonden. Arbogast zette hierop ene Eugenius op de troon, tegen de wens van Theodosius. Blijkbaar voelde Arbogast zich niet langer gebonden aan het gezag van een ander. In de winter van 392 tot 393 trok hij de Rijn weer over voor een confrontatie met Marcomer en Sunno, maar in plaats van een gevecht kwam het tot een verdrag. Keizer Eugenius en Arbogast hielden ook een grote wapenschouw aan de Rijn om vriend en vijand te imponeren.

Ondanks zijn Vandaalse achtergrond was Stilicho erg trouw aan de Romeinse zaak. Helaas zat het hem op den duur wel erg tegen.
Ondanks zijn Vandaalse achtergrond was Stilicho erg trouw aan de Romeinse zaak. Helaas zat het hem op den duur wel erg tegen.

De wapenschouw was bluf. Eugenius en Arbogast hadden bijna al hun grenstroepen nodig om in 394 naar Italië te gaan voor de confrontatie met Theodosius. Hoewel zij eerst een overwinning boekten, werden ze uiteindelijk verslagen. Arbogast pleegde zelfmoord en Eugenius werd ter dood gebracht. Men zegt wel dat de slag aan de Frigidus meer een veldslag van Franken tegen Goten was dan van Romeinen tegen Romeinen. Theodosius bekommerde zich verder niet veel om Gallië. Het bevel erover gaf hij aan Stilicho (vaak een Vandaal genoemd vanwege zijn voorouders, hoewel hij zichzelf gewoon als Romein zag). Net als in de tijd van Arbogast zou voortaan vooral de opperbevelhebber de macht hebben in het West-Romeinse rijk, zeker na de dood van Theodosius in 395. Stilicho werd in de geschiedschrijving verguisd vanwege zijn Germaanse afkomst en zijn pogingen om vrede met de Germanen te bewaren, al was dat in deze tijden misschien niet eens zo’n slecht idee. Toen Marcomer in 398 van verdragsbreuk werd verdacht, moest hij in Milaan voor Stilicho verschijnen. Sunno wilde in reactie hierop een oorlog beginnen, maar zijn eigen onderdanen beletten dit en doodden hem. Vrede smaakte blijkbaar naar meer. Ondanks alles was de toestand aan de Rijn op dit moment gunstiger dan hij lange tijd was geweest. Marcomer werd naar Etrurië verbannen.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890). In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.

402 is het jaartal wat men tegenwoordig vaak als einde van de Romeinse tijd in Nederland aanmerkt, al is dat waarschijnlijk te eenzijdig. Tegen die tijd waren het Oost- en West-Romeinse rijk zodanig uit elkaar gedreven dat er flinke spanning was ontstaan. Zoals gezegd kreeg het oosten de Visigoten van Alaric zover om naar Italië te trekken. Stilicho zag zich voor de verdediging hiertegen genoodzaakt om de troepen van de Rijngrens en Brittannia naar Italië te verplaatsen. Hij moet geweten hebben wat voor enorm risico dit was, want het machtscentrum in Gallië werd tegelijkertijd van Trier naar Arles overgeplaatst, wat veel minder dicht bij de grens lag. Zijn zorgen waren terecht, want de Salische Franken kregen nu min of meer vrij spel en zouden vanaf dit moment geleidelijk aan naar het zuiden expanderen. Dat de Hunnen rond dezelfde tijd naar Midden-Europa trokken maakte de toestand er niet rooskleuriger op, omdat dit soortgelijke effecten als drie decennia eerder op de Balkan gaf. Germaanse stammen als de Vandalen, Quaden, Bourgonden en Gepiden bewogen zich richting Gallië, evenals de Indo-Iraanse Alanen, die in het kielzog van de Hunnen Europa binnengegaan waren.

Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen via de Rijn. Dat zij later verder trokken naar Spanje en zelfs Afrika gaf de Franken en andere stammen mooi gelegenheid om in Gallië uit te breiden.
Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen via de Rijn. Dat zij later verder trokken naar Spanje en zelfs Afrika gaf de Franken en andere stammen mooi gelegenheid om in Gallië uit te breiden.

Bij gebrek aan goede defensie en een sterk Romeins leger werden alle beschikbare bondgenoten en foederati ingeschakeld. Hoewel de Franken de Vandalen eerst wisten te stuiten, gooide een bondgenootschap tussen de Vandalen en Alanen roet in het eten. Op 31 december 406 leden de Ripuarische Franken een beslissende nederlaag in de slag bij Mainz. De Vandalen, Sueven, Alanen en Bourgonden overschreden hierna en masse de Rijn. Hele steden werden verwoest of ingenomen. En ditmaal waren het geen snelle plundertochten: de Germanen hadden de intentie om in Gallië te gaan wonen en deze keer kregen ze dat ook echt voor elkaar! Ze riepen hun eigen koninkrijk uit en probeerden tegelijkertijd deel te zijn van de Romeinse orde, zoals de Franken hadden gedaan. Stilicho probeerde hierin mee te gaan, omdat een gewapende strijd vrijwel onmogelijk leek. Dat deed hem uiteindelijk uit de gratie vallen en kostte hem in 408 letterlijk de kop. Alleen een opstand van de Romeinse troepen in Brittannia bracht verandering, toen na een lange wisseling van machthebbers ene Flavius Claudius Constantinus werd uitgeroepen tot keizer Constantijn III en naar het vasteland ging. De Vandalen en hun bondgenoten weken uit naar het zuiden en gingen naar Spanje. Stammen als de Franken, Alemannen en Bourgonden maakten van het vacuüm gebruik door hun territorium in Gallië uit te breiden.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.

Of we nu 402 of 406 kiezen als het einde van de Romeinse tijd in Nederland, in beide gevallen is het wat te kort door de bocht. De Romeinse macht in Germania Inferior of Germania Secunda was al vanaf 259 sterk verminderd en was op den duur steeds verder afgekalfd. Meerdere keizers en generaals hadden op den duur geprobeerd de orde te herstellen, maar het centraal gezag was nooit meer zo sterk als in de 1e en 2e eeuw geworden. Frankische stammen als de Saliërs en de Chamaven hadden op den duur steeds meer vrij spel gekregen, tot ze zich vrijwel niets meer van de Romeinen aantrokken, terwijl de gewone man zich al sinds de 3e eeuw meer aan zijn lokale identiteit dan aan het overkoepelend gezag gebonden voelde. Toch werden de binnen de oude grenzen ingerichte koninkrijken nog lange tijd ondergeschikt aan de keizer geacht, hetgeen het concept van een keizer als hogere monarch dan een koning verklaart. In de rond 394 opgestelde Notitia dignitatum geen melding gemaakt van de Franken of van Germania Secunda, al zegt dat niet al te veel. Er zullen nog enkele kleine afdelingen van troepen zijn geweest in steden als Tongeren en Keulen, maar misschien was dit niet meer dan een kleine stadswacht. Dat Brittannia, na Constantijns overtocht verlaten door Romeinse troepen en bestuurders, geleidelijk aan werd overrompeld door Saksen, Angelen, Denen en Picten, sneed de graantoevoer naar de paar overgebleven kustforten ook af.

De vroeg-middeleeuwse burchten hebben soms veel weg van uit hun krachten gegroeide Romeinse wachttorens. Laat-Romeinse soldaten lijken in sommige opzichten ook meer op soldaten uit het jaar 1000 dan uit het jaar 1.
De vroeg-middeleeuwse burchten hebben soms veel weg van uit hun krachten gegroeide Romeinse wachttorens. Laat-Romeinse soldaten lijken in sommige opzichten ook meer op soldaten uit het jaar 1000 dan uit het jaar 1.

Zo was het herstellen van de Rijngrens dus uiteindelijk onmogelijk geworden. De West-Romeinse keizer (of degene die uit zijn naam regeerde) had zijn handen vol aan de verdediging van Italië en had bovendien de middelen niet meer om Gallië te heroveren. De aanwezige huurlingen in steden als Xanten en Nijmegen zijn de keizer wellicht nog een tijdje trouw gebleven, maar de meeste commandanten waren hun burchten meer als privé-eigendom gaan zien, daar zij in de praktijk niet meer werden aangestuurd of gecontroleerd door een overkoepelende macht, waar zij overigens ook niet afhankelijk van waren door de kleinschaligere, meer lokale economie. Pogingen om te behouden wat nog in Romeinse handen was, werden wel ondernomen, zoals in 428 toen opperbevelhebber Flavius Aetius een stokje stak voor de Frankische inname van Trier. Verder kreeg hij het aan de stok met een Bourgondische inval in Belgica Prima in 435, waarna de Franken in 440 Keulen en Trier weer innamen. In 446 versloeg Aetius de Ripuarische Franken en kort daarna ook de Salische, wier koning Chlodio als de eerste Merovinger beschouwd wordt. Chlodio kreeg heel het moderne België onder zijn gezag, dat tot aan de Somme in Frankrijk reikte.

Attila's verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos. Gezien zijn route zullen Limburgse steden als Maastricht en Heerlen ook niet veilig geweest zijn.
Attila’s verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos. Gezien zijn route zullen Limburgse steden als Maastricht en Heerlen ook niet veilig geweest zijn.

Chlodio was nu een bondgenoot van Aetius en werd opgevolgd door zijn zoon of schoonzoon Merovech, de naamgever van de dynastie. Ongetwijfeld zagen de Romeinen hen als vazallen, hoewel de Franken zelf hun koning waarschijnlijk als soeverein beschouwden. Over Merovech is niet veel duidelijk, maar in elk geval regeerde hij toen Attila de Hun in 451 Gallië binnenviel en hij en zijn bondgenoten tal van steden verwoestten. Ook Keulen, Tongeren en Doornik moesten het ontgelden, maar het huidige Nederland lijkt grotendeels gespaard te zijn, met uitzondering wellicht van Zuid-Limburg. De Salische Franken schaarden zich met de Saksen, Visigoten en vele anderen aan Romeinse zijde in het conflict en versloegen de coalitie van Attila op de Catalaunische Velden. De overwinning en Attila’s dood in 453 brachten geen rust. In 455 werd Aetius vermoord en werd Rome geplunderd door de Vandalen en Alanen, die vanuit Noord-Afrika de Middellandse Zee onveilig maakten. Merovechs zoon Childerik erfde in 458 dan ook een sterk koninkrijk omringd door chaos. Keulen en Trier nam hij in, maar trachtte tegelijkertijd een waardige staat op te zetten, waardoor de bevolking zich niet zozeer bezet voelde door een “barbaarse” vijand.

Het zogenaamde "Koninkrijk Soissons" waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Clovis maakte een einde aan deze Romeinse stuiptrekking.
Het zogenaamde “Koninkrijk Soissons” waarover dux Syagrius nog steeds het bevel voerde tot 486. Clovis maakte een einde aan deze Romeinse stuiptrekking.

Hiermee verdwenen de laatste resten van het Romeinse gezag in onze regio. Van het afzetten van de laatste keizer in Rome, in 476, moet men hier vrijwel niets gemerkt hebben. De Frankische koning Clovis versloeg in 486 Syagrius, die als laatste Romeinse bevelhebber stand hield in Gallië. Hierna veroverde hij nog veel meer gebied en bij zijn triomfen hulde hij zich in Romeinse stijl in het purper. Kleinere Frankische koninkrijkjes, zoals dat van de Ripuariërs, werden onverbiddelijk ingelijfd. Dat de keizer in Constantinopel nog beweerde suzerein te zijn werd enkel nog erkend op ceremoniële wijze. Koning Theudebert lapte dit definitief aan zijn laars toen hij in 539 Italië binnenviel om de daar strijdende Ostrogoten en Oost-Romeinen te beoorlogen. Vanaf dat moment toonden de Frankische munten de beeltenis van de koning.

In tegenstelling tot wat het tv-programma Welkom bij de Romeinen laat zien was de "Germaanse" maatschappij van na de Romeinse tijd veel meer dan wat armetierige hutjes met kerels in beestenvellen. De elite bewoonde flinke houten burchten.
In tegenstelling tot wat het tv-programma Welkom bij de Romeinen laat zien was de “Germaanse” maatschappij van na de Romeinse tijd veel meer dan wat armetierige hutjes met kerels in beestenvellen. De elite bewoonde flinke houten burchten.

Nederland bij het einde van de Romeinse tijd is beduidend anders dan in de Late IJzertijd. Men kan de veranderingen echter overschatten en onderschatten. Nog steeds werd het land bewoond door los georganiseerde Germaanse stammen, die nauwelijks lazen of schreven en vooral een gewoonterecht hanteerden. Menigeen stelt het zich voor alsof de Germanen het gebied “terug” veroverden, eraan voorbijgaand dat er geen sprake was van Germaanse eenheid. De namen en coalities waren na 400 jaar flink veranderd, al wil dat niet zeggen dat er in de loop der tijden geen oude bevolking was opgegaan in de nieuwe stammen of coalities. Het oosten werd bewoond door de Saksen, het zuiden behoorde tot de Frankische machtssfeer en de mensen van de kustprovincies (dus Zeeland, Noord- en Zuid-Holland en Noord-Nederland) werden Friezen genoemd, naar de vroegere bewoners van de streken. Deze “Nieuwe Friezen” spraken overigens een aan het Angelsaksisch verwante taal, waar het moderne Westerlauwers Fries uit ontstaan is (terwijl wij van de oude Frisii niet weten welke taal zij spraken).

De indeling van ons land in de Vroege Middeleeuwen. De machtige Franken expandeerden tegen die tijd behoorlijk, maar de (Nieuwe) Friezen hielden stand in de kustprovincies.
De indeling van ons land in de Vroege Middeleeuwen. De machtige Franken expandeerden tegen die tijd behoorlijk, maar de (Nieuwe) Friezen hielden stand in de kustprovincies.

Vaak wordt de toestand in de Vroege Middeleeuwen als een abrupte terugval in “beschavingsniveau” gezien. Opnieuw veel te kort door de bocht. Ten eerste waren economie en veiligheid al geïmplodeerd in de 3e eeuw, wat het centrale gezag ook had doen afkalven. Wie vooral toegang heeft tot de lokale middelen van Nederland, kan nu eenmaal niet zomaar een rustieke villa met vloerverwarming en beschilderde muren bouwen. Maar bovenal was het veiliger om een versterkte houten burcht te bouwen. De bevolking mag dan een vrij simpele, lokale economie gehanteerd hebben, maar voor het bestuur en de militaire organisatie was er toch een vage herinnering aan de Romeinen die blijvend effect had. Zeker toen vorsten zoals Karel de Grote, die zijn macht over de hele Lage Landen wist uit te breiden, het gezag ietwat gingen systematiseren en wetten in het Latijn lieten opstellen. Comes en dux keerden daarbij ook weer terug als graaf en hertog. Het Germaanse Gefolgschaft mondde uit in het middeleeuwse feodalisme, waar de Laat-Romeinse situatie ongetwijfeld aan bijdroeg, doordat boeren aan de grond gebonden werden en de onveilige toestand de positie van de lokale elite versterkte. Tot slot herinnerden de middeleeuwse kerkprovincies aan de Romeinse tijd. Een groot deel van de Lage Landen viel tot in de 16e eeuw onder de kerkprovincie Keulen, zoals deze stad het bestuurscentrum was geweest van Germania Inferior. De Romeinse geschiedenis in ons land mocht dan ten einde zijn, maar de gevolgen zouden voor altijd merkbaar blijven…

Het einde van de Theodosiaanse dynastie: een stabiel oosten en chaotisch westen

avitusWaar waren we gebleven? De dood van keizer Honorius liet de westelijke troon vacant, waarna Iohannes deze innam. De oostelijke keizer Theodosius II liet het hier niet bij zitten en begon een oorlog om Honorius’ neefje Valentinianus de troon te bezorgen. Zo bleef de Theodosiaanse dyanstie aan de macht in beide rijkshelften. Maar de moeilijkheden in het westen zouden ernstig toenemen, terwijl het rijkere oosten, dat zijn defensie meer op orde had, veel minder ernstig zou lijden.

Buste van keizer Theodosius II. Hij was niet zo'n bekwame keizer als zijn naamgenoot.
Buste van keizer Theodosius II. Hij was niet zo’n bekwame keizer als zijn naamgenoot.

Theodosius II was geboren in 401 als zoon van keizer Arcadius. Al het jaar daarop had Arcadius hem mede-keizer gemaakt, zodat hij derhalve de jongste persoon aller tijden is die deze titel voerde. Hij werd daadwerkelijk keizer op zijn 7e, toen Arcadius in 408 overleed. Arcadius was een zwak bestuurder geweest die in zijn laatste levensjaren vooral afhankelijk was geweest van de Praetoriaanse Prefect Anthemius (wiens rang in deze periode te vergelijken valt met eerste minister). Anthemius was een bekwaam regent en trouw aan de dynastie. Hij overzag onder andere de constructie van de Theodosiaanse muren rondom Constantinopel. Toch werd Anthemius in 414 door Theodosius ontslagen, op aansturen van Pulcheria, de oudere zus van Theodosius. Pulcheria kreeg hierop de titel van Augusta en nam Anthemius’ plaats als regentes in. Zelfs toen Theodosius in 416 meerderjarig werd verklaard bleef haar invloed sterk. Onder de invloed van Pulcheria groeide Theodosius’ christelijke geloof, wat hem in 421 deed besluiten om een oorlog te beginnen tegen de Sassanidische Perzen, die christenen vervolgden. De oorlog eindigde echter in een patstelling en ondertussen bedreigden de Hunnen Constantinopel, zodat er in 422 vrede werd gesloten zonder wijzigingen in de status quo. Het was ook in 421 dat Theodosius trouwde met een Griekse vrouw genaamd Athenaïs, die na haar doop Aelia Eudocia heette, en in de Griekse kerk ook bekend staat als Sint-Eudocia.

Solidus van keizer Iohannes. Het oosten erkende hem niet, wat in de 5e eeuw wel voor meer westelijke keizers gold.
Solidus van keizer Iohannes. Het oosten erkende hem niet, wat in de 5e eeuw wel voor meer westelijke keizers gold.

Valentinianus III was in deze periode nog een kind. Op 2 juli 419 was hij geboren als zoon van Galla Placidia, de zuster van keizer Honorius, en Flavius Constantius, die later korte tijd de macht met Honorius had gedeeld als keizer Constantius III. Het keizerschap van Constantius werd in het oosten in eerste instantie niet erkend en op dezelfde manier had Constantinopel ook moeite met de benoeming van Valentinianus tot Nobelissimus, één van de allerhoogste titels in die tijd, in 421. Constantius zelf stierf dat jaar en waarschijnlijk was het in 423 dat Placidia met haar zoontje naar Constantinopel vluchtte. Als dit gebeurde voor de dood van Honorius kunnen de geruchten over diens incestueuze affectie voor Placidia een rol hebben gespeeld. Vond de vlucht hierna pas plaats, dan was het waarschijnlijk omdat Honorius’ minister Iohannes de macht had gegrepen. Het oosten ging in elk geval niet akkoord met deze machtswisseling, want Theodosius zag liever een familielid op de troon. Schoorvoetend erkende hij Constantius III postuum als keizer en benoemde Valentinianus tot Caesar van het westen op 23 oktober 425. Er volgde een oorlog tussen het oosten en het westen, waarbij Iohannes uiteindelijk verslagen werd, zodat Valentinianus een jaar na zijn benoeming tot Caesar officieel keizer van het westen gemaakt werd.

Flavius Aëtius kwam met de troonsbestijging van Valentinianus op een zeer hoge positie. Later werd hij de machtigste man van het rijk.
Flavius Aëtius kwam met de troonsbestijging van Valentinianus op een zeer hoge positie. Later werd hij de machtigste man van het West-Romeinse rijk.

Zolang Valentinianus niet meerderjarig was nam Placidia het regentschap waar. Verder moesten alle posten tactisch verdeeld worden. Flavius Felix werd benoemd tot magister militum van het West-Romeinse rijk. Diens rivaal, Flavius Aëtius, moest echter ook zoet worden gehouden en werd derhalve opperbevelhebber van Gallië gemaakt. Dat hij tot een hoop in staat was, was wel gebleken, want hij was destijds door Iohannes uitgezonden om hulp te halen bij de Hunnen, die hij in 425 had meegebracht naar Italië. Dat was te laat om Iohannes te hulp te komen, maar vooralsnog gevaarlijk genoeg om snel de onderhandelingen te openen. Dat de Hunnen gevaarlijk waren was algemeen bekend: het jaar daarvoor had Constantinopel hen voorlopig af weten te kopen door hen jaarlijks een schatting van 350 Romeinse ponden in goud te betalen. Het westen had zulke afspraken niet gemaakt en kon zich financieel ook minder veroorloven. Uiteindelijk kwam men echter in Ravenna overeen dat de Hunnen Italië en Pannonia Valeria zouden verlaten, wat een flink opluchting voor het westen moet zijn geweest. Felix kon zich nu in alle rust wijden aan het herstel van de verdedigingswerken aan de Donau. Het leek in die eerste vijf jaar weer wat de goede kant op te gaan voor Ravenna. Er werden namelijk ook nog enkele overwinningen behaald op de Visigoten en de Franken. Toch was het lang niet alleen rozengeur en maneschijn, want Spanje werd geteisterd door Vandalen, Alanen en Sueben, evenals door grote boerenopstanden.

11e-eeuws miniatuur waarop Theodosius II de relikwieën van de door hem gerehabiliteerde Johannes Chrysostomos ontvangt.
11e-eeuws miniatuur waarop Theodosius II de relikwieën van de door hem gerehabiliteerde Johannes Chrysostomos ontvangt.

In het oosten was er ondertussen maar weinig sprake van gewapende strijd en richtte Theodosius zich ook op meer religieuze en culturele zaken. In 425 richtte hij de Universiteit van Constantinopel op en in 429 stelde hij een commissie aan om alle wetten te verzamelen die sinds de regering van Constantijn de Grote waren vervaardigd. Pas in 438 zou deze Codex Theodosianus klaar zijn. Een meer lastige dobber had Theodosius aan een godsdienstige kwestie, namelijk de vraag of in Jezus God zelf als mens geboren was. Aanhangers van dit idee stonden erop om Maria Theotokos te noemen, wat zoveel betekent als “moeder van God” (letterlijk “zij die God baart”). Anderen zagen dit als ketterij. In 428 benoemde Theodosius de monnik Nestorius, die hij in Syrië had ontmoet, tot aartsbisschop van Constantinopel. Nestorius trachtte een compromis te vinden door te benadrukken dat Maria toch in elk geval moeder van Christus was en derhalve Christotokos genoemd kon worden. Hierop werd dit nestoriaans gedachtegoed ketterij genoemd en werd Nestorius ervan beschuldigd dat hij de goddelijke en menselijke aard van Jezus trachtte te scheiden, alsof er twee Christussen waren. In 431 belegde de keizer op verzoek van Nestorius dan ook het Eerste Concilie van Efeze. Hoewel Theodosius achter Nestorius stond, werd de aartsbisschop wegens ketterij verbannen en ging men akkoord met de titel van Theotokos. Toen het geschil jaren later echter opnieuw uitbrak belegde Theodosius een nieuw concilie in Efeze in 449. Hierbij werd de vergadering echter geïntimideerd door keizerlijke soldaten binnen te laten, waarop dit concilie ook wel bekendstaat als de Roverssynode.

Geiseric, koning der Vandalen en Alanen, afgebeeld op een siliqua.
Geiseric, koning der Vandalen en Alanen, afgebeeld op een zilveren siliqua.

Het westen kampte ondertussen met veel ernstigere politieke problemen. Felix was in botsing geraakt met Bonifacius, de opperbevelhebber van Africa. Bonifacius was door Felix van verraad beschuldigd, maar weigerde terug te keren naar Italië om terecht te staan. Nadat hij het leger van Felix versloeg, was deze te zwak om zich nog te verweren tegen zijn rivaal Aëtius, die zijn positie in 429 overnam. Het jaar daarop werd Felix vermoord. In dit politieke tumult speelde de oversteek van de Vandalen wellicht een rol: in 429 trokken zij onder hun koning Geiseric vanuit Spanje naar Mauretania Tingitana (huidig Marokko) wat zeer ernstige gevolgen had voor de West-Romeinse schatkist. Spanje en de Afrikaanse provincies waren de laatste paar eeuwen veel minder hard getroffen door allerlei invallen dan Gallië, zodat er nu een vrij rijk grondgebied verloren ging. Het gevolg was een stijgende belastingdruk, wat de economie meer kwaad dan goed deed. Ondertussen was de rest van Africa bovendien onder controle van Bonifacius de opstandeling. Deze slaagde er echter niet in om het leger dat Placidia gestuurd had te verslaan en zocht derhalve hulp bij de Vandalen, met wie hij overeenkwam om Africa te verdelen. Zodra dat nieuws het hof in Ravenna bereikte deed men er alles aan om de banden met Bonifacius te herstellen. Dat lukte en in 430 keerde Bonifacius zich weer tegen Geiseric. In 431 werden zijn legers echter verslagen door de Vandalen en kon Bonifacius niet anders dan vluchten naar Italië.

Het rijk der Hunnen rond het jaar 450. Grote aantallen Germanen waren onderworpen of vazal, terwijl het machtsbereik van de Hunnen tot binnen de Romeinse grenzen kwam.
Het rijk der Hunnen rond het jaar 450. Grote aantallen Germanen waren onderworpen of vazal, terwijl het machtsbereik van de Hunnen tot binnen de Romeinse grenzen kwam.

Aëtius had zich ondertussen niet zo populair gemaakt aan het hof, waar men erg bezorgd was over de enorme macht die hij in handen had. Vooral Placidia had hier erg veel moeite mee. In 431 werd Aëtius dan ook afgezet en vervangen door Bonifacius. Aëtius pikte dit niet en verzamelde zijn troepen om zijn machtspositie met geweld terug te veroveren. Bij Ravenna werd hij verslagen door Bonifacius, die echter zelf aan zijn verwondingen overleed. Aëtius sloeg op de vlucht naar zijn oude bondgenoten, de geduchte Hunnen. Die waren de laatste jaren wat minder gevaarlijk, door hun onderlinge verdeeldheid. De Hunnen waren altijd meer een verbond van volkeren dan een echte eenheid, wat nu handig was uitgebuit door de Romeinen. Maar uiteindelijk had ene Ruga of Rua rond deze tijd het Hunnenrijk weten te herenigen, zodat dit weer een realistische dreiging werd. In 433 werd de schatting die het Oost-Romeinse rijk betaalde al verdubbeld en in 434 wist Aëtius voor elkaar te krijgen dat de Hunnen, die inmiddels werden geregeerd door de broers Attila en Bleda, hem weer op zijn positie terug hielpen. Daarbij kregen de Hunnen Pannonia Savia toegewezen, een provincie midden op de Balkan en ruim binnen het rijk, zodat de dreiging eerder groter dan kleiner werd. Valentinianus en Placidia konden niet anders dan vrede sluiten met de Vandalen, die hun veroverd gebied in Africa mochten behouden in ruil voor een jaarlijkse schatting.

Solidus ter ere van het huwelijk tussen Valentinianus III en Licinia Eudoxia.
Solidus ter ere van het huwelijk tussen Valentinianus III en Licinia Eudoxia.

In 437 werd Valentinianus III meerderjarig en trouwde met Licinia Eudoxia, de dochter van Theodosius II, met wie hij al sinds jonge leeftijd verloofd was. Het regentschap van Placidia kwam ten einde, maar in feite lag alle macht nog altijd bij Aëtius. Aëtius focuste zich in deze woelige tijden vooral op het gemakkelijke bereikbare Gallië, waar de Visigoten in 439 toch weer een overwinning op de Romeinen behaalden. Desondanks behaalde Aëtius wel overwinningen op de Franken, Bourgonden, Sueben en de Bagaudae (boeren-opstandelingen). Aan de zaken in Africa was veel minder te doen. Geiseric had zich weinig aangetrokken van het vredesverdrag en veroverde steeds meer grond, tot in 439 ook Carthago viel. Een zeer ernstige zaak, want samen met de belastingopbrengsten van deze provincies ging hiermee ook een zeer belangrijke graanleverancier voor Rome ten onder. En alsof dat allemaal nog niet genoeg was begonnen Vandaalse piratenvloten de Middellandse Zee en vooral Sicilië te teisteren.

In de loop der eeuwen waren de Vandalen, zoals wel meer Germanen, veel door het noorden van Europa getrokken. In de 5e eeuw trokken ze langs de Rijn en vielen Gallië binnen om daarna naar Spanje uit te wijken. Hun oversteek naar het tot dan toe kalmere Afrika was een ramp voor Rome.
In de loop der eeuwen waren de Vandalen, zoals wel meer Germanen, veel door het noorden van Europa getrokken. In de 5e eeuw trokken ze langs de Rijn en vielen Gallië binnen om daarna naar Spanje uit te wijken. Hun oversteek naar het tot dan toe kalmere Afrika was een ramp voor Rome.

Aëtius sloeg uiteindelijk de handen ineen met Theodosius II en beide Romeinse rijken stuurden troepen naar Sicilië in de hoop Carthago te ontzetten. Om dergelijk enorme legers te verzamelen was echter de oude fout gemaakt om hiervoor troepen van de grenzen weg te trekken, waar de Perzen en de Hunnen meteen dankbaar gebruik van maakten. Zo snel men kon werden de plannen voor Africa geschrapt en de troepen teruggestuurd. Het was wel duidelijk dat er niet veel aan de Vandalen te doen viel, zodat men wel moest onderhandelen. In ruil voor teruggave van Mauretania en Tripolitana zouden de Vandaalse veroveringen in 442 worden erkend. Opnieuw lapte Geiseric dit echter al snel aan zijn laars en veroverde Mauretania gewoon weer. Aëtius trachtte het conflict op een andere manier op te lossen, nu door middel van huwelijksdiplomatie. Hij probeerde Valentinianus zover te krijgen zijn dochter Eudocia te laten trouwen met Huneric, de zoon van Geiseric, die echter al getrouwd bleek met de dochter van de koning der Visigoten. Spanje raakte ondertussen steeds verder onder controle van de Sueben, zodat de belastingdruk van het West-Romeinse rijk steeds verder opliep. Zelfs de keizer moest nu inkomsten inleveren!

De beruchte Attila de Hun ging in 451 op oorlogspad tegen het West-Romeinse rijk. (De afbeelding is fantasie, want niemand weet hoe hij eruit zag.)
De beruchte Attila de Hun ging in 451 op oorlogspad tegen het West-Romeinse rijk. (De afbeelding is fantasie, want niemand weet hoe hij eruit zag.)

De Hunnen leken ondertussen niet te stuiten en in 443 vernietigden zij twee legers. De vrede kon alleen worden afgekocht onder zeer vernederende voorwaarden, waaronder een jaarlijkse schatting 2100 Romeinse ponden aan goud (ongeveer 687 kg.)! In 447 trokken de Hunnen echter alsnog plunderend over de Balkan, waarbij zij onder meer Serdica (Sofia) verwoestten en tot vlak aan Constantinopel oprukten. Intussen was de relatie tussen Attila en Aëtius bekoeld. Het overlijden van de Frankische koning Chlodio had namelijk meerdere pretendenten opgeleverd (in de Germaanse koninkrijken gingen kronen niet altijd simpelweg over van vader op oudste zoon) en Attila en Aëtius hadden beiden een andere kandidaat gesteund. Wellicht werd Attila ook omgekocht door Geiseric om zijn oude vriend niet langer te steunen, maar in ieder geval zat Attila te azen op een aanleiding om het West-Romeinse rijk aan te vallen. Die aanleiding kwam in 449 of 450, toen Valentinianus’ zuster Honoria tegen haar zin werd uitgehuwelijkt aan senator Bassus Herculanus. Honoria zag dit niet zitten en vroeg Attila om hulp door haar verlovingsring op te sturen. Attila interpreteerde dit als een aanzoek (al dan niet omdat hem dat goed uitkwam) en vroeg om het halve West-Romeinse rijk als bruidsschat. Toen dit uitkwam was het alleen de invloed van moeder Placidia die voorkwam dat Valentinianus zijn zuster ter dood bracht. Wel werd zij verbannen en schreef de keizer aan de Hunnenkoning dat dit huwelijksvoorstel totaal onwettig was.

Attila's verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos.
Attila’s verwoestende veldtocht door Gallië. Ook het tegenwoordige België was de klos.

In 451 arriveerde er een heraut van Attila in Ravenna, met de boodschap dat Honoria geen blaam trof en dat de Hun zou nemen wat hem toekwam. Toen men niet op de eis inging viel hij Gallië binnen. Het Hunnenleger trok verwoestend van stad naar stad, terwijl Attila’s vazallen en bondgenoten door Belgica trokken en ook de Franken bevochten toen deze zich weigerden aan te sluiten. Slechts enkele steden, zoals Parijs, weerstonden beleg. Aëtius had echter zijn legers verzameld en de Visigoten en Bourgonden overgehaald om zich bij het verbond tegen de Hunnen aan te sluiten. Twee legers van tienduizenden manschappen troffen elkaar op de Catalaunische Velden op 20 juni 451. Het dodental is onbekend, maar het was zwaar genoeg om Attila over te halen te vertrekken. Toch gaf de Hun nog niet op. Het jaar daarop viel hij Italië binnen. Aquileia werd verwoest en ook Verona en Vincentia werden ingenomen. De vijand was gevaarlijk dicht bij Ravenna en het keizerlijk hof week derhalve uit naar Rome. Eigenlijk geen slimme zet, want Aëtius had geen troepen in Italië om Rome te verdedigen, zodat Valentinianus nu eigenlijk kwetsbaarder was. Maar er kwam hulp.

De ontmoeting tussen Leo de Grote en Attila. (Fresco door Raphael.) Volgens de legende zouden de heiligen Petrus en Paulus plotseling met getrokken zwaard boven paus Leo verschenen zijn, waarop de Hunnen zich in angst terugtrokken. Leo I is hier afgebeeld als portret van de toenmalige paus Leo X.
De ontmoeting tussen Leo de Grote en Attila. (Fresco door Raphael.) Volgens de legende zouden de heiligen Petrus en Paulus plotseling met getrokken zwaard boven paus Leo verschenen zijn, waarop de Hunnen zich in angst terugtrokken. Leo I is hier afgebeeld als portret van de toenmalige paus Leo X.

Theodosius was op het moment van de inval allang overleden. In 450 was hij na een val van zijn paard gestorven en omdat er geen zoon beschikbaar was, had de oostelijke opperbevelhebber Aspar een huwelijk geregeld tussen Pulcheria, die al jaren daarvoor door Theodosius was weggestuurd en sindsdien in een klooster leefde, en een zekere Flavius Marcianus. Marcianus, geboren in 392 in Thracië of Illyricum, was de zoon van een soldaat en een veteraan van Theodosius’ oorlog tegen de Perzen. Ook had hij enige tijd gevangen gezeten in Afrika bij de Vandalen. Aspar, zelf van Germaanse oorsprong, had voor elkaar gekregen dat zijn protegé tot senator verheven was. Als vertrouweling van Aspar was hij dus een geschikte kandidaat. Als keizer stopte hij vrijwel meteen met de betalingen aan Attila, wetende dat de Hunnen Constantinopel toch niet in konden nemen. Vandaar dat Attila zijn vijandschap voorlopig op het westen had gericht. Tijdens de veldtocht in Italië ontmoette Attila hier een gezantschap onder leiding van paus Leo I, om zich niet veel later terug te trekken. Dit leverde de paus de bijnaam Leo de Grote op, maar in werkelijkheid speelde er meer factoren mee dan alleen zijn pleidooi: er was nieuws gekomen dat Marcianus het rijk van de Hunnen zou aanvallen. Bovendien werd het leger van Attila geplaagd door ziekte. Attila schijnt zich hierna te hebben opgemaakt om het Oost-Romeinse rijk opnieuw te beoorlogen, maar zijn plotselinge dood in 453 voorkwam dit. Attila’s zoons gingen onderling ruziënd ten onder, zodat het rijk der Hunnen al snel uiteen viel.

Solidus van de Oost-Romeinse keizer Marcianus. Hij was de laatste Theodosiaanse keizer en eigenlijk alleen aangetrouwd.
Solidus van de Oost-Romeinse keizer Marcianus. Hij was de laatste Theodosiaanse keizer en eigenlijk alleen aangetrouwd.

Afgezien van deze gebeurtenis liet Marcianus zich weinig in met de zaken van het westen. Belangrijker vond hij het de financiën te hervormen en de oostgrens te verdedigen. Tijdens de veldtochten van Attila kwam hij in eerste instantie niet te hulp. Wel zijn er vermoedens dat Marcianus zich achter de schermen wel degelijk met het westen bezighield en een vinger in de pap had bij de dood van Attila. Desondanks greep Marcianus niet in toen het helemaal fout liep met het westen. Valentinianus maakte namelijk de fout om Aëtius uit te schakelen. Waarschijnlijk was hij al lange tijd niet op zijn gemak bij het idee dat de opperbevelhebber zoveel macht had en bovendien stond hij bloot aan de inblazingen van zijn kamerheer Heraclius (een eunuch) en senator Petronius Maximus, die een persoonlijke vijandschap had jegens Aëtius. Op 21 september 454 presenteerde Aëtius een financieel verslag aan de keizer, die echter plotseling overeind sprong en hem beschuldigde van dronkenschap en samenzwering. Ook gaf Valentinianus Aëtius de schuld van de huidige staat van het West-Romeinse rijk. Valentinianus trok zijn zwaard en stortte zich samen met Heraclius op Aëtius. De keizer pochte later dat hij er goed aan had gedaan om zijn generaal op deze manier op te ruimen. Een raadsman zou hierop geantwoord hebben dat de keizer zijn rechterhand had afgehakt met behulp van de linker.

Een solidus van Valentinianus III. Hij is nogal veroordeeld als een verwend kereltje dat amper in staat was te regeren en makkelijk onder invloed van anderen viel. Dat laatste werd zijn ondergang.
Een solidus van Valentinianus III. Hij is nogal veroordeeld als een verwend kereltje dat amper in staat was te regeren en makkelijk onder invloed van anderen viel. Dat laatste werd zijn ondergang.

Inderdaad was het geen slimme zet, maar dan vooral omdat de ambities van Petronius Maximus nu geen rem meer hadden. Maximus had gehoopt nu hogerop te komen en het opperbevel toegewezen te krijgen, maar Valentinianus had dit geweigerd, onder waarschuwingen van Heraclius. Bovendien koesterde Maximus wrok jegens de keizer, die zijn vrouw Lucina zou hebben verkracht. Volgens Johannes van Antiochië was de moord op Aëtius opgezet door Maximus zodat deze in alle rust wraak kon nemen op de keizer. Op 16 maart 455 reed Valentinianus over de Campus Martius en steeg af om boogschietoefeningen te gaan doen. Optelas en Thraustelas, twee Scythen die volgelingen van Aëtius waren geweest, sprongen plotseling op de keizer af. Optelas sloeg hem tegen de zijkant van het hoofd. Valentinianus was totaal verrast en draaide zich om, om zijn aanvaller te zien, waarna Optelas de genadeslag uitdeelde. Thraustelas maakte Heraclius ondertussen van kant. De volgende dag al werd Petronius Maximus, die de daders waarschijnlijk had betaald, uitgeroepen tot keizer van het westen, nadat hij hen een enorm donativum had beloofd. Zijn rivalen konden daar met geen mogelijkheid tegenop. Licinia Eudoxia, de weduwe van Valentinianus, werd door de schurk gedwongen tot een huwelijk.

De schurkachtige keizer Petronius Maximus maakte er zo'n puinhoop van dat hij het nog geen kwartaal volhield.
De schurkachtige keizer Petronius Maximus maakte er zo’n puinhoop van dat hij het nog geen kwartaal volhield.

Het hof in Constantinopel weigerde Maximus als keizer te erkennen. Om zijn positie derhalve te versterken benoemde Maximus ene Eparchius Avitus tot magister militum. Avitus was een Gallo-Romeinse edelman die zich onder Aëtius onder andere verdienstelijk had gemaakt als diplomaat, waarbij hij de Visigotische koning Theodorik I had overgehaald om zich aan te sluiten bij het verbond tegen Attila. Theodorik was inmiddels overleden en opgevolgd door zijn zoon, Theodorik II, met wie Avitus al eerder een ontmoeting had gehad in Toulouse. Derhalve werd Avitus nu naar Toulouse gestuurd om de steun van de Visigoten te winnen, terwijl het oude plan om prinses Eudocia uit te huwelijken aan Huneric werd geschrapt. Dit laatste was tegen het zere been van Geiseric, en toen Licinia in haar wanhoop zijn hof contacteerde had hij genoeg aanleiding om aan te vallen. Na slechts twee maanden keizerschap van Maximus kwam het nieuws dat de Vandalen en Alanen in aantocht waren, waarop een groot deel van de bevolking van Rome vluchtte. Maximus besefte dat het zonder de versterkingen van Avitus onmogelijk zou zijn om de hoofdstad te verdedigen en maakte zich op om te vluchten. Op 31 mei 455 reed hij de stad uit, verlaten door zijn lijfwacht en gevolg, welke in blinde paniek er al vandoor waren gegaan. Maximus bleek opnieuw dom te zijn geweest, want een woedende menigte sleurde hem van zijn paard en vermoordde hem, waarna zijn lijk in de Tiber gesmeten werd. Hij 78 dagen geregeerd.

De beruchte plundering van Rome duurde twee weken en zou de oorsprong van het woord vandalisme zijn. Toch had de schade veel erger kunnen zijn.
De beruchte plundering van Rome duurde twee weken en zou de oorsprong van het woord vandalisme zijn. Toch had de schade veel erger kunnen zijn.

Op 2 juni 455, drie dagen na de dood van Petronius Maximus, bereikte Geiseric Rome. Twee weken lang sloegen zij aan het plunderen, veel grondiger dan de Visigoten 45 jaar daarvoor hadden gedaan. Toch werd de stad niet verwoest: er vonden relatief zeer weinig brandstichtingen, verkrachtingen en moordpartijen plaats. Paus Leo had voor elkaar gekregen dat dit zo min mogelijk gebeurde. Wel roofden de Vandalen praktisch alles van waarde dat ze te pakken konden krijgen. Ook werden keizerin Licinia Eudoxia en haar dochters meegevoerd. Eudocia werd alsnog uitgehuwelijkt aan Huneric. Rome was kaalgeplukt en de troon was vacant. Maar in Toulouse riep Theodorik II op 9 juli Avitus tot keizer uit. Op 5 augustus volgde de erkenning door de Senaat, nog voor Avitus Rome bereikt had. Ook hij hield het niet lang vol. Zijn voorkeur voor Gallo-Romeinen zette kwaad bloed bij de Romeinse elite en de bevolking van Rome leed ernstig onder de gevolgen van de plundering en een havenblokkade door de Vandalen. Avitus moest zijn Visigotische lijfwacht al snel ontslaan onder druk van de publieke opinie en kon zijn lege schatkist alleen aanvullen door bronzen beelden om te smelten. In de herfst van 456 moest hij naar Gallië vluchten om troepen te verzamelen tegen een opstand die begonnen was door de Germaanse generaal Ricimer en Majorianus, de officier van de garde, die de Senaat hadden bewogen om Avitus af te zetten. Na een treffen bij Placentia (Piacenza) werd het leger van Avitus verslagen. Hij sleet zijn laatste dagen als bisschop van de stad, waarbij de bronnen elkaar tegenspreken over de omstandigheden van zijn dood. Majorianus besteeg de troon van het westen. De oostelijke keizer Marcianus, die zich buiten al dit tumult had gehouden, stierf in 457 aan gangreen. In tegenstelling tot Avitus en Petronius Maximus was hij een populaire keizer en hij ging ook beter de geschiedenisboeken in dan Theodosius II of Valentinianus III. Maar waarschijnlijk heeft hij vooral geluk gehad dat het oosten zoveel leed bespaard bleef.

Honorius en Arcadius: lakse keizers in woelige tijden

honoriusmuntMet de dood van keizer Theodosius was de splitsing van het Romeinse rijk een feit. Oost en west zouden steeds meer uit elkaar groeien als aparte regeringen. Het rijkere oosten zou de woelige vijfde eeuw overleven en later zelfs nog een bloeiperiode doormaken. Het westen, zwak en arm geworden door al het onderling knokken, was echter niet bestand tegen de vijandige invallen. De keizers in deze eeuw stelden weinig voor, wat in het bijzonder geldt voor de zeer zwakke opvolgers van Theodosius de Grote: zijn zoons Honorius en Arcadius.

Keizer Honoriius, door Jean Paul Laurens (1880). Het schilderij benadrukt de tragische rol van Honorius als kind-keizer.
Keizer Honoriius, door Jean Paul Laurens (1880). Het schilderij benadrukt de tragische rol van Honorius als kind-keizer.

Van de twee broers was Flavius Arcadius de oudste. Hij was in 377 of 378 geboren in Hispania, waar zijn vader op dat moment een teruggetrokken leven leidde. Al in 383 maakte Theodosius hem Augustus en mede-keizer van het oosten. Pas het jaar daarop werd Flavius Honorius geboren, op 9 september. Ook Honorius kreeg op jonge leeftijd al allerlei titels toebedeeld. Op zijn 2e werd hij al tot consul benoemd en in 393 benoemde Theodosius de Grote de 8-jarige jongen tot Augustus en mede-keizer van het westen. Toen Theodosius in 395 stierf op 48-jarige leeftijd, waren Arcadius en Honorius respectievelijk 18 en 10 jaar oud. Net als bij Valentinianus II kwam Honorius dan ook onder controle te staan van zijn magister militum, oftewel militair opperbevelhebber, die als regent optrad. Dit was Flavius Stilicho, een militair die onder Theodosius was opgeklommen en uitgegroeid tot een grote vertrouweling van de keizer. Stilicho had zich nuttig gemaakt door naar Perzië te gaan om te onderhandelen met koning Shapur III en mocht rond die tijd ook in het huwelijk treden met Theodosius’ geadopteerde nicht Serena. Daarna was hij tot generaal gepromoveerd en had de taak gekregen om de Goten te bestrijden. In 392 voerde hij het leger aan in de strijd tegen de usurpator Eugenius en de veel te ambitieus geworden magister militum Arbogast. Deze strijd kostte Theodosius veel energie en derhalve had hij na afloop Stilicho tot de voogd van Honorius benoemd. Arcadius stond op zijn beurt onder controle van Flavius Rufinus, die door Theodosius tot prefect van het oosten benoemd was.

Alarik trekt Athene binnen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken waren de Gotische legers geen horde woestelingen in beestenvellen, maar echte professionele soldaten.
Alarik trekt Athene binnen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken waren de Gotische legers geen horde woestelingen in beestenvellen, maar echte professionele soldaten.

Meteen in 395 deden zich ernstige problemen voor, in de persoon van Alarik. Alarik stamde uit een Gotisch koningsgeslacht en was de zoon van een hoofdman. Nadat een deel van de Goten de status van foederati had gekregen had hij carrière gemaakt in het Gotische en later het Romeinse leger. In 391 had Alarik al een leger van verschillende Goten en bondgenoten geleid bij een plundertocht in Thracië, waar Stilicho hen op de knieën gewerkt had. Het resultaat was dat de twee aanvoerders als kameraden deelnamen aan de veldtocht tegen Eugenius en Arbogast. Maar ondanks het grote aantal doden aan Gotische zijde hadden Alarik en zijn foederati naar hun smaak te weinig erkenning gekregen, zodat Alarik het leger wrokkig had verlaten. Nu was hij verkozen tot reiks of koning van het nieuwe verbond der Visigoten en marcheerde hij met zijn troepen plunderend door Thracië! Omdat het leger van de strijd tegen Arbogast echter nog gemobiliseerd was, kon Stilicho ingrijpen en de Visigoten gaan bevechten. Nu kwam echter het oude vijandschap tussen Stilicho en Rufinus boven: op aansturen van Rufinus riep Arcadius het oostelijk deel van het leger terug naar Constantinopel. Zo hield Stilicho te weinig manschappen over om Alarik effectief te kunnen bestrijden. Rufinus werd kort na de terugkeer van de soldaten vermoord door een afdeling van Gotische huurlingen in het oostelijk leger. Het is niet bewezen dat Stilicho verantwoordelijk is voor de moord, al is het in een dergelijk politiek klimaat niet ondenkbaar. Voor de machtspositie van de zwakke Arcadius maakte dit weinig verschil: in plaats van aan Rufinus liet hij zich nu volledig bespelen door zijn kamerheer, de eunuch Eutropius.

Stilicho afgebeeld op een tweeluik met zijn vrouw en kind. Vanwege de afkomst van zijn vader wordt hij vaak "de Vandaal Stilicho" genoemd, ondanks dat hij zichzelf waarschijnlijk als Romein beschouwde.
Stilicho afgebeeld op een tweeluik met zijn vrouw en kind. Vanwege de afkomst van zijn vader wordt hij vaak “de Vandaal Stilicho” genoemd, ondanks dat hij zichzelf waarschijnlijk als Romein beschouwde.

Pas in 397 wist Stilicho de Visigoten te verslaan in Macedonië, al wist Alarik te ontkomen. Hij zou een behoorlijke lastpost blijven voor Stilicho, die verder nog met een opstand in Africa en een inval van de Vandalen te maken kreeg. Om zijn band met Honorius te versterken regelde Stilicho in 398 dat de jonge keizer met zijn dochter Maria trouwde. Maar de Visigoten lieten al snel weer van zich horen. In 401 vielen zij Italië binnen en Milaan leek niet langer veilig voor de keizer. Honorius week derhalve uit naar Ravenna, dat omgeven werd door moerassen en een ring van versterkingen, zodat het veel moeilijker in te nemen was. De stad zou nog ruim 70 jaar de residentie van de westelijke regering blijven. De ligging van Ravenna aan de oostkust maakte tegelijkertijd echter de verdediging van de rest van Italië moeilijker en Rome lag behoorlijk open. Stilicho wist de invasies van Alarik in 402 bij Verona te verslaan, maar wel met grote verliezen. Vooralsnog wist Alarik een vrije aftocht te verkrijgen. In 405 viel opnieuw een troep Goten, onder leiding van de heidense Radagaisus, Italië binnen en richtte hier een hoop schade aan, alvorens Stilicho hen in 406 versloeg en in zijn eigen gelederen opnam.

Buste van keizer Arcadius. Net als zijn broer was hij niet veel meer dan een marionet.
Buste van keizer Arcadius. Net als zijn broer was hij niet veel meer dan een marionet.

Aan het oostelijk hof waren nog altijd tal van intriges aan de gang. Arcadius was al in 395 getrouwd met Aelia Eudoxia, de dochter van de vroegere opperbevelhebber Bauto. Naarmate de tijd verstreek ging Eudoxia haar man meer domineren en in 399 wist zij voor elkaar te krijgen dat hij Eutropius ontsloeg. Eutropius, die nota bene het huwelijk tussen Arcadius en Eudoxia had geregeld, was steeds machtiger geworden en had in 399 zelfs het consulaat bereikt. Nog binnen datzelfde jaar viel hij uit de gratie, om na enige maanden van aarzeling geëxecuteerd te worden. Eudoxia ontplooide zich nu als de macht achter de troon. Haar grootste tegenstander hierin was Johannes Chrysostomus, de patriarch van Constantinopel, die tegen de executie van Eutropius was geweest. In 404 wendde zij dan ook haar invloed aan om Chrysostomus af te zetten, waarna zij echter in datzelfde jaar nog overleed. Vanaf dit moment was Arcadius vooral afhankelijk van Anthemius, de Prefect van het Oosten, die in elk geval in mindere mate een dubbele agenda lijkt te hebben gehad dan alle andere vertrouwelingen van Arcadius. Anthemius kreeg voor elkaar dat het conflict dat Stilicho sinds 395 met het oostelijk hof had min of meer beëindigd werd.

Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407  o.a. de Vandalen en Alanen die de Rijn overstaken en tot in Spanje doorkwamen. Ondertussen hielden de Visigoten huis in Italië.
Nadat de Goten eind 4e eeuw het rijk via de Balkan waren binnengekomen, volgden in 406-407 o.a. de Vandalen en Alanen die de Rijn overstaken en tot in Spanje doorkwamen. Ondertussen hielden de Visigoten huis in Italië.

De problemen met de Goten en de politieke worstelingen maakten dat Stilicho geen tijd had om zich bezig te houden met de verdediging van de toch al aardig verwaarloosde Rijngrens. Op 31 december 406 verloren de Franken een grote veldslag bij Mainz, waarna de Bourgonden, Alanen, Sueven en Vandalen massaal de bevroren Rijn over trokken en Gallië binnenvielen. Dit was een zeer ernstige ontwikkeling voor het West-Romeinse rijk, waarbij overigens vermeld moet worden dat het daarvoor al in een zwakke toestand verkeerde en de grootscheepse inval dus eerder gevolg dan oorzaak van de zwakte was. Stilicho kon niet veel nuttigs doen terwijl de invallers door Gallië naar het zuiden trokken en in 409 tot in Hispania doordrongen, al werd hem door zijn tegenstanders vooral verweten dat hij meer bezig was met zijn eigen positie. Inderdaad trachtte hij zijn invloed aan het hof te versterken. Nadat Maria in 407 overleden was, kreeg Stilicho voor elkaar dat zijn tweede dochter Thermantia trouwde met Honorius. In 408 voorkwam Stilicho echter wel een nieuwe invasie van de Visigoten, door af te dwingen dat de Romeinse Senaat 4000 pond goud aan Alarik betaalde als afkoopsom. De crisis greep onderwijl ernstig om zich heen, want de troepen in Brittannia waren sinds 406 ook niet meer loyaal aan Honorius en steunden meerdere keren een tegenkeizer, waarvan Constantijn III vanaf 407 de geduchtste was en zelfs Gallië binnenviel. De Romeinen zouden hierna nooit meer de controle over Brittannia terugkrijgen.

Theodosius II.
Theodosius II.

Terwijl Stilicho de Goten afkocht was Honorius onderweg naar Ticinum. In Bononia kwam er echter nieuws over zijn broer: Arcadius was op slechts 31-jarige leeftijd overleden. Meteen wilde Honorius naar Constantinopel om de begrafenis van zijn broer bij te wonen, evenals de troonsbestijging van diens zoon Theodosius II. Theodosius was nog een kind, geboren in 401 en al binnen dat jaar mede-keizer gemaakt door Arcadius, zodat ook hij onder de voogdij van Anthemius viel. Stilicho adviseerde Honorius echter om niet te gaan en ging zelf. Dat bleek een fout, want andere intriganten kregen nu gemakkelijker controle over de keizer. Stilicho werd er door zijn vijanden van beschuldigd dat hij de nederlaag bij Mainz bekokstoofd had, waarbij zijn half-barbaarse afkomst (zijn vader was een Vandaal geweest) sterk werd benadrukt door de Romeinse elite, ondanks dat Stilicho zichzelf waarschijnlijk alleen maar als een Romein zag. Honorius was blijkbaar gemakkelijk te beïnvloeden. Stilicho werd bij zijn terugkomst in Ravenna uiteindelijk gearresteerd en wegens verraad ter dood gebracht, waarna ene Flavius Constantius het opperbevel overnam. Opvallend genoeg verzette Stilicho zich niet tegen de aanklacht, wellicht uit angst voor de gevolgen. De gevolgen van zijn executie waren echter dat zijn Gotische troepen massaal overliepen naar Alarik, zodat deze met weinig tegenstand Italië binnen kon vallen in het volgend jaar. Bij die inval belegerde Alarik Rome weer en riep Priscus Attalus, de Prefect van Rome, uit tot keizer.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890)
De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890). De schilder heeft de “barbaarse” plunderaars als stereotypen afgebeeld.

Het oosten trachtte Honorius te hulp te komen door zes legioenen te sturen (6000 man – de legioenen in deze periode bevatten “slechts” 1000 soldaten) maar tussen Ravenna en Rome werden zij aangevallen, zodat slechts een handjevol Rome bereikte. Het was duidelijk dat de gewapende strijd geen oplossing ging bieden. In plaats daarvan opende Honorius onderhandelingen met Alarik, die zijn steun aan Attalus opzegde. De onderhandelingen liepen echter spaak dankzij een plotselinge aanval door Sarus, een Gotische commandant in Romeinse dienst afkomstig uit een dynastie die Alarik vijandig gezind was. Woedend trok Alarik weer naar Rome en wist de stad totaal te verrassen. Op 24 augustus 410 werd de oude hoofdstad ingenomen, de eerste vijandelijke bezetting van Rome sinds 387 v. Chr.! Bij deze plundering werden weinig plaatsen gespaard. De mausolea van Augustus en Hadrianus werden binnengevallen en de urnen werden vernield. Hoewel bijna alle verplaatsbare goederen werden geroofd, werden er weinig gebouwen vernield en werden sommige kerken volledig gespaard. In de plundering van Rome werd ook Galla Placidia, de halfzus van Honorius, gevangengenomen. Volgens het verhaal moet Honorius op het bericht dat Rome gevallen of “gesneuveld” was zeer emotioneel gereageerd hebben, maar dan wel omdat de eunuch die zorgde voor het pluimvee hem dit vertelde, zodat Honorius zou hebben gemeend dat het nieuws zijn haan Roma betrof. Misschien niet meer dan een sterk verhaal, maar het benadrukt in elk geval de lage dunk die de geschiedenis van deze keizer had. Na de plundering trok Alarik zuidwaarts met het plan om naar Afrika te gaan, maar een storm verwoestte de schepen. Kort daarna stierf de Visigotische koning in Cosenza. Zijn lichaam zou volgens de overlevering begraven zijn onder de rivierbedding van de Busento.

Chaos in het West-Romeinse rijk in 410. Grote delen van Spanje zijn in handen van de Vandalen en Alanen, terwijl veel andere gebieden in handen van tegenkeizers zijn. De Visigoten zijn na de plundering van Rome zuidwaarts gegaan.
Chaos in het West-Romeinse rijk in 410. Grote delen van Spanje zijn in handen van de Vandalen en Alanen, terwijl veel andere gebieden in handen van tegenkeizers zijn. De Visigoten zijn na de plundering van Rome zuidwaarts gegaan.

Dit betekende nog niet dat de Visigoten verslagen waren. Alarik werd opgevolgd door zijn zwager Athaulf die zich in eerste instantie zeer anti-Romeins opstelde. Meer lichtpunt voor Honorius was de nederlaag van Constantijn III in Arles, in 411. De tegenkeizer en zijn zoon werden in september onthoofd en Gallië was nu weer gepacificeerd. Wellicht was dit de reden voor Athaulf om hiernaar uit te wijken, zoals Attalus hem adviseerde. Waarschijnlijk zette Constantius hier ook druk op, om de Visigoten in elk geval uit Italië weg te krijgen. Toen de Visigoten in Gallië arriveerden bleek hier een nieuwe usurpator te zijn opgestaan, wat nieuwe opties bood. Uiteindelijk koos deze Jovinus echter de kant van Sarus, waarop Athaulf de onderhandelingen afbrak en Sarus doodde in de strijd. Nu sloeg hij de handen ineen met Honorius en slaagde erin om Jovinus en de zijnen te verslaan. In 414 werd de alliantie bekrachtigd door een huwelijk tussen Athaulf en Galla Placidia.

Standbeeld van de Visigotische koning Athaulf in Madrid, door Felipe de Castro.
Standbeeld van de Visigotische koning Athaulf in Madrid, door Felipe de Castro.

Constantius gooide echter roet in het eten en bedierf de relaties met Athaulf, waarna hij toestemming kreeg om de Middellandse Zeehavens van Gallië te blokkeren. Athaulf reageerde door Attalus opnieuw tot keizer uit te roepen in 414, maar dat had uiteraard geen effect op de blokkade. Toen die niet te verhelpen bleek weken de Visigoten opnieuw uit: Athaulf trok met zijn volgelingen naar Aquitanië en het noorden van Spanje. Attalus werd in de steek gelaten. Hij viel in handen van Constantius en werd in 416 meegevoerd in de triomftocht voor Honorius in Rome. Als straf werden zijn rechterwijsvinger en -duim afgehakt, wat hijzelf had gedreigd uit te halen met Honorius. Daarna werd hij verbannen naar de Eolische Eilanden. Placidia ging wel met Athaulf mee, maar hun zoontje overleed op jonge leeftijd. Als er nieuwe kinderen waren gekomen had er alsnog een bloedlijn kunnen ontstaan, maar zover kwam het niet. Athaulf werd nog hetzelfde jaar vermoord door een oudgediende van Sarus, die hij in dienst had genomen zonder te beseffen dat de man op wraak zon. Sarus’ broer werd hierop koning, maar werd na een week al vermoord. De nieuwe koning, Wallia, trachtte de relaties met de Romeinen te herstellen en stuurde Galla Placidia in terug naar Ravenna, waar ze in 417 hertrouwde met Constantius. Dit was op initiatief van Honorius, want zelf had ze er absoluut geen trek in. Hoewel Constantius bekendstond als de gezworen vijand van de Visigoten was Honorius niet van plan de herstelde vrede overboord te gooien. Een nieuw verdrag wees in 418 Aquitanië toe aan de Visigoten, al zou de provincie onder directe invloed van Ravenna blijven.

Afbeelding van Honorius als consul. Deze titel had allang niet meer de militaire functie van vroeger. Honorius was net zo slecht in legerzaken als in civiel bestuur.
Afbeelding van Honorius als consul. Deze titel had allang niet meer de militaire functie van vroeger. Honorius was net zo slecht in legerzaken als in civiel bestuur.

Ondertussen verzuurden de relaties met het oosten helaas. De bloedband die met het huwelijk tussen Placidia en Constantius was gelegd, leidde uiteindelijk tot Constantius’ verheffing tot Honorius’ mede-keizer in 421. De macht van de magister militum in het westen was altijd al groot geweest en was onder Honorius boven die van de keizer uitgestegen. Nu was de opperbevelhebber tot keizer verheven als bevestiging van zijn grote macht. In Constantinopel dacht men er echter anders over. De regering van Theodosius II weigerde de generaal te erkennen als keizer Constantius III. Constantius was woedend en begon zich nu daadwerkelijk op een oorlog tegen het Oost-Romeinse rijk voor te bereiden. Maar voor hij die plannen uit kon voeren overleed hij, na slechts zeven maanden keizerschap. Placidia bleef achter als weduwe met haar zoontje Valentinianus, maar begon nu ook in conflict te raken met Honorius. Volgens de overlevering zou Honorius een incestueuze affectie voor zijn halfzus hebben ontwikkeld, al denken moderne historici vaak aan een schandaal ten gevolge van een uit de hand gelopen roddel. Hoe het ook zij, Placidia ging er uiteindelijk samen met Valentinianus vandoor naar Constantinopel. Honorius bleef eenzaam achter in Ravenna, waar hij op 15 augustus 423 stierf, 38 jaar oud.

Reliëf dat mogelijk Aëtius voorstelt. Zijn carrière bereikte zijn hoogtepunt door de crisis na de dood van Honorius.
Reliëf dat mogelijk Aëtius voorstelt. Zijn carrière bereikte zijn hoogtepunt door de crisis na de dood van Honorius.

Een opvolger was er niet en men aarzelde in Constantinopel wat te doen, wat het westelijk hof de gelegenheid gaf zelf te reageren. Ene Johannes, de primicerius notariorum (hoogste notaris) werd uiteindelijk op de troon gezet. Over zijn afkomst is niets bekend, maar het moet een zachtaardig en tolerant persoon zijn geweest. Het West-Romeinse rijk ging akkoord, op Africa na. Ook de hoogste militairen, waaronder Flavius Aëtius, steunden Johannes. Theodosius II dacht er anders over en riep zijn neefje Valentinianus tot keizer uit. Aëtius werd naar de Hunnen gestuurd om hulp te halen. Ardabur, de leider van de Oost-Romeinse invasiemacht, werd door Johannes gevangengenomen maar verder gespaard. Een misstap. Ardabur stookte het westelijke leger op tegen Johannes, die hierop gevangengenomen en onthoofd werd. Drie dagen later arriveerde Aëtius met de Hunnen. Uiteindelijk kwam hij met Placidia overeen dat de Hunnen zouden worden afgekocht en dat Aëtius zelf magister militum van het westen werd.  Valentinianus werd keizer en zo werd de Theodosiaanse dynastie voortgezet. Maar oost en west waren verder uit elkaar gegroeid dan ooit. Brittannia en de Rijnprovincies waren opgegeven en in grote delen van Gallië en Hispania had de West-Romeinse regering ook niet veel meer in te brengen. Maar het ergste moest nog komen.