Romeinse plaatsen in Nederland: van dorp tot stad


xantenHa, die Barbaartjes!
Als deze Romeinse soldaat door jullie land wandelt, komt hij een hoop monumenten tegen voor de plaatsen waar het rijk waar ik voor werk zoveel betekent heeft. Wat me wel opvalt is dat het meestal gaat om de militaire versterkingen, dus de forten en de wachttorens. Terwijl er natuurlijk ook een hoop burgerlijke nederzettingen waren. Goed, van een paar van die plaatsen is nog wel wat te vinden, maar van de rest al veel minder. Het lijkt me dus goed dat ik hier eens wat over uit de doeken doe.

Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!
Met zijn sobere voorkomen lijkt een inheemse nederzetting op een paar armzalige hutjes. Vergis je niet: het waren stevige boerderijen!

De meeste nederzettingen in Romeins Nederland waren waarschijnlijk inheems, met name natuurlijk ten noorden van de Rijn, wat immers buiten het Romeinse gezag viel. Dit zullen dus dorpen zijn geweest die bestonden uit een aantal flinke boerderijen: niet die armzalige hutjes waar veel mensen aan denken, maar stevige woningen van aardige omvang. Meestal waren dit boerendorpen waar de mensen van landbouw leefden, al kwamen er vast ook wel eens ambachten voor, zoals een smid.

Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.
Een Romeinse vicus kan in grootte variëren van een Gallo-Romeins dorpje tot een ware stad.

Wanneer we naar de meer Romeinse nederzettingen gaan kijken, is het misschien verstandig om toch een beetje voorzichtig te zijn met dat “Romeinse”. Veel van de bewoners waren eigenlijk alsnog inheems en hoewel de Romeinse invloed in zowel bouwstijl als levensstijl duidelijk te zien zullen zijn geweest, zullen er een hoop dingen anders geweest zijn dan in Rome zelf. Vooral de gewone man zal toch nog sterke Keltische en Germaanse elementen hebben gehad, zodat het misschien slimmer is om van een Gallo-Romeinse nederzetting te spreken. Wel waren deze nederzettingen soms minder agrarisch, zodat je qua economie al wat meer van een stadje zou kunnen spreken. Het waren dan ook vaak handelsnederzettingen, die dan ook vaak op een gunstige plaats ontstonden, zoals een kruispunt van twee belangrijke wegen of een oversteekpunt in een rivier (in feite ook een handelsweg, maar dan voor de schepen). Zo’n Romeinse nederzetting noemen we een vicus, waaruit uiteindelijk het Nederlandse woord “wijk” uit ontstaan is (je sprak het oorspronkelijk uit als “wiekoes”).

De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.
De handelsnederzetting van Coriovallum, bekend om het grote badhuis, ging aardig op een stad lijken.

Een officiële stadsstatus hadden deze nederzettingen bijna nooit, maar daar moet bij gezegd worden dat echte stadsrechten pas lang na de Romeinse tijd (in de middeleeuwen) werden begonnen. Er was dus niet zoiets als een document dat zei dat de plaats een officiële stad was en daar bepaalde rechten aan verbond. De erkenning als stad zat vaak meer in de functie en omvang van de plaats. Wel bestond er zoiets als marktrechten. Maar zelfs een plaats zonder marktrecht kon qua grootte en economie al verdraaid veel weghebben van een stad, zelfs als er geen muur om het geheel heen stond. De vicus van Coriovallum (Heerlen) was in feite een simpele handelsnederzetting, maar de hoeveelheid huizen en de omvang van het enorme badhuis maken wel duidelijk dat dit een behoorlijk interessante plaats was. Ook de vicus van Mosae Traiectum (Maastricht) was van groot belang, vooral in de Laat-Romeinse tijd. Beide plaatsen lagen dan ook aan een zeer belangrijke handelsroute, waarbij Mosae Traiectum ook nog eens aan de Maas lag en in de Laat-Romeinse tijd bij twee forten!

Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen het geval was.
Afhankelijk van hoe groot een fort is, kunnen de canabae uitgroeien tot een stad op zich, zoals bij Nijmegen op de Hunnerberg een tijdje het geval was.

Ja, ook de militaire plaatsen zijn van het belang in het ontstaan van nederzettingen en stadjes in Germania Inferior. Vrijwel altijd ontstond er een burgerlijke nederzetting bij een Romeins fort. Een vicus bij zo’n fort noemen we ook wel canabae of kampdorp. In eerste instantie, als een kamp slechts tijdelijk werd aangelegd (bijvoorbeeld ter voorbereiding van een veldtocht of als voorpost in de zomermaanden) waren de canabae ook een soort tijdelijk burgerkamp, maar naarmate de troepen meer permanent gevestigd werden en hun tenten door barakken vervingen, werden de kampdorpen ook meer vaste nederzettingen met huizen. Dat er zoveel burgers met de soldaten meetrokken is niet vreemd. Ten eerste hoorde een deel wellicht (direct of indirect) bij het leger, maar dan meer als specialist, kleermaker of een ander soort non-combattant (dus zonder mee te hoeven vechten). Ten tweede kwamen er allerlei kooplui, kroegbaasjes en “vrouwen van plezier” op af omdat er best aan dat leger te verdienen viel. Ten derde kon het zijn dat sommige soldaten allang een liefje hadden of zelfs een gezin, dat uiteraard in de buurt wilde wonen. Hoe groter de aanwezige troepen, hoe groter en meer bruisend de kampdorpen.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.
Nijmegen voor de Bataafse opstand. Op dit kaartje ziet de Batavenstad er erg rommelig uit, maar waarschijnlijk had de stad een vierkante plattegrond.

Van twee plaatsen in Nederland weten we vrij veel over hun status als Romeinse stad: Nijmegen en Voorburg. Nijmegen heeft bijna elke variant van een Romeinse plaats gezien. Het begon met de inrichting van een tijdelijk kamp op de Hunnerberg, waar 15.000 soldaten werden gehuisvest, met nog wat tijdelijke kampen eromheen en dus ook een aanzienlijk kampdorp. Wat verderop, op het Kops Plateau volgde een tweede kamp dat uiteindelijk meer permanent werd. Een stukje naar het westen ligt een derde heuvel, het Valkhof, waar een soort burgerlijke stad ontstond. De Romeinen hadden de plek namelijk uitgekozen als bestuurscentrum van de Bataafse gemeenschap (civitas) en dat maakte het voor de Bataafse elite, met name veteranen uit de hulptroepen, interessant om rondom dat centrum te gaan wonen. Zo ontstond daar dus een Gallo-Romeinse stad, die meestal Batavodurum (Keltisch voor “Batavenmarkt”) of Oppidum Batavorum (Latijn voor “Batavenstad” of “Batavenburg”) werd genoemd. Ondanks de naam was het dus geen inheemse burcht met een plattegrond in organische vorm. Oppidum Batavorum was gebouwd in een keurig zelfde schaakbord-patroon als veel Romeinse steden en forten: de straten waren keurig recht en vormden zo een mooie rechthoek.

Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.
Noviomagus was beduidend kleiner dan Colonia Agrippina of Traiana. Maar van alle Romeinse steden in Nederland was het de grootste.

Zowel het fort op het Kops Plateau als Oppidum Batavorum werden bij de Bataafse Opstand verwoest door de rebellen. In het laatste geval was dat pas toen ze zich moesten terugtrekken, om hun stad niet prijs te geven aan de Romeinen. Na de opstand werd er een legioen gevestigd op de Hunnerberg en het kampdorp daaromheen zal dus een levendige plaats zijn geweest: er stond zelfs een amfitheater! Een paar kilometer ten westen van de oude Batavenstad ontstond bovendien een nieuwe nederzetting, aan de Waal. Deze handelsnederzetting groeide uit tot de stad die we kennen als Noviomagus, “Nieuwe Markt”. Die naam is toepasselijk, want de regio had al recht om markten te organiseren sinds de 1e eeuw v. Chr. Toch denkt men vaak dat keizer Ulpius Trajanus deze rechten aan de stad gaf en dat daarom de stad zijn naam ging gebruiken als Ulpia Noviomagus Batavorum. De naam is echter meer een eerbetoon aan de keizer of een uiting van trots van de stadsbewoners.

Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.
Zichtbare restanten van een Laat-Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen.

Rond diezelfde tijd werd het legioen overgeplaatst en vervangen door een klein detachement, zodat de markt in het kampdorp flink inzakte. Noviomagus bleef wat langer bruisen, maar verloor in de loop van de 2e eeuw aan betekenis, om in de 3e eeuw grotendeels verlaten te worden. Begin 4e eeuw ontstond er echter een nieuw gelijknamig handelsstadje aan de Waalkade bij het Valkhof, waar in die tijd een nieuw castellum werd gebouwd. Aan de Waalkade in Nijmegen kun je nog resten van de stadsmuur en van een hypocaustum (een Romeinse vloerverwarming) vinden. Hoewel het late Noviomagus dus veel kleiner was, woonden er wel degelijk mensen die rijk genoeg waren voor zo’n verwarming.

Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.
Zo zou Forum Hadriani er op zijn hoogtepunt kunnen hebben uitgezien. Erg groot was het eigenlijk niet.

Voorburg of Forum Hadriani was op zijn hoogtepunt veel kleiner dan Noviomagus in zijn glorietijd. Toch moet het een tijdje de grootste Romeinse plaats in Zuid-Holland geweest zijn. Zoals Nijmegen het bestuurscentrum van de Bataven was, kozen de Romeinen deze plaats op den duur als bestuurscentrum van de Cananefaatse civitas. De stad ontstond halverwege het Kanaal van Corbulo, dat de Rijn en monding van Maas en Waal verbond. Het was dus een echt handelsstadje. De naam betekent “Markt van Hadrianus”, maar waarschijnlijk heette het stadje oorspronkelijk Municipium Cananefatum (een municipium is zoveel als een stad of gemeenschap). Opnieuw heeft de naamswijziging in Forum Hadriani tot de conclusie geleid dat keizer Hadrianus marktrechten aan de stad gaf, maar ook hier weer is het een gek idee dat een hoofdstad dat nog niet gehad zou hebben. Bovendien wordt de stad op mijlpalen van meer dan een eeuw later weer aangeduid als Municipium Aelium Cananefatum (wat opnieuw duidt op keizer Aelius Hadrianus). Een bekende theorie is dat de naam municipium op zou gaan voor een stad met beperkt stadsrecht, maar echt bewezen is dit niet.

Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)
Colonia Claudia Ara Agripinnensis, die grote stad. Met vier letters schrijft men dat. (Namelijk: CCAA)

Zoals ik al zei: waarschijnlijk bestond er geen echt Romeins stadsrecht. Vaak is de colonia aangeduid als de status van een hoogste Romeinse stad, maar in feite is dit vooral een direct gestichte Romeinse stad, met de bedoeling om hier veteranen en andere staatsburgers te huisvesten. Een soort kolonie dus, zoals de naam al doet vermoeden! Zulke steden kwamen in Romeins Nederland niet voor, maar wel elders in Germania Inferior. We kennen Colonia Ulpia Traiana (Xanten) en Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) waar opnieuw namen van Romeinse keizers en hun familie in doorklinken. (Maar ook deze steden hebben niet altijd zo geheten!) Merk je trouwens dat je in de naam van Keulen het woord colonia nog vaag terug hoort?

Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.
Forum Hadriani lag ter hoogte van Park Arentsburgh in Voorburg.

Dat beeld van die enorme steden vol marmer, goud en prachtige kolossale gebouwen moet je voor Romeins Nederland in elk geval niet op laten gaan. De meeste plaatsen waren geen echte steden en zelfs de steden waren relatief klein, al voor de Romeinse tijd. En dat van die stadsrechten… Tja, dat is toch een soort mythe of misverstand.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Reisverslag zaterdag 30 april: in het zuiden van Germania Inferior

tweetjeSalvete, barbari Germanici! Zoals jullie misschien al weten ben ik deze week weer door jullie prachtige land aan het reizen, op mijn goede oude benenwagen! Vandaag ben ik jullie land binnen gegaan, maar het einde van mijn reis is nog lang niet in zicht. De bedoeling is dat ik uiterlijk 8 mei aanwezig ben op Castellum Hoge Woerd. Langs de kortste weg zou ik hier in vijf dagmarsen kunnen zijn, maar… ik neem niet de kortste weg!

 

Dag 0
Dag nul

Gistermiddag ben ik mijn reis begonnen vanuit Atuatuca Tungrorum, oftewel Tongeren, waar ik geholpen heb toezicht te houden op de lokale verkiezingen en de daaraan voorafgaande gladiatorenspelen. Tongeren staat bekend als de oudste stad van België: de Romeinse naam duidt erop dat meer plaatsen Atuatuca heetten, maar dat dit het Atuatuca was van de Tungri.

Tongeren AmbiorixDe naam Atuatuca is ook gebruikt voor de hoofdvesting van de Eburonen, wat verklaart waarom er eeuwen later een standbeeld in Tongeren is neergezet voor Ambiorix, de Eburoonse leider die Julius Caesar bevocht. Toch lijkt het erop dat het om twee verschillende plaatsen gaat. De Tungri zijn waarschijnlijk een mengeling van Germanen van achter de Rijn en wat Eburonen die Caesars gruwelijke wraak overleefden. Atuatuca Tungrorum werd waarschijnlijk rond 15 v. Chr. gesticht als administratieve hoofdstad van de Tungri, die onder Germania Inferior gerekend worden. Geen wonder dat in Tongeren dan ook het Gallo-Romeins Museum staat.

De grens vlakbij Maastricht.
De grens vlakbij Maastricht.

De civitas (administratief stamgebied) van de Tungri reikt waarschijnlijk tot voorbij Venlo, dus de grens tussen Nederland en België is voor mij als Romein helemaal geen grens, zelfs niet tussen stamgebieden. Tongeren zelf ligt ondertussen aan een zeer belangrijke Romeinse hoofdweg of heirbaan, namelijk die tussen Keulen, de hoofdstad van Germania Inferior, en Boulogne, een grote haven. Niet alleen is dat handig voor mij bij het volgen van de route, maar ook voor de steden en nederzettingen aan deze weg was het erg goed. Maar daar kom ik nog op terug…

Maastricht RomeinenbuurtVanmorgen rond half 9 (jullie tijdmeting) was het dan zover: ik overschreed de moderne grens tussen Nederland en België en kwam meteen in Mosae Traiectum, oftewel Maastricht. Zoals Tongeren bekendstaat als oudste stad van België wordt Maastricht wel eens oudste stad van Nederland genoemd, maar dat is niet helemaal juist: hoewel het een belangrijke plaats was, vergelijkbaar met de steden van die tijd, kreeg Maastricht nooit Romeinse stadsrechten. Dat het toch groot genoeg was om als een stad te worden beschouwd blijkt wel: in de middeleeuwen kreeg het ook nooit stadsrecht, terwijl iedereen het wel degelijk als een stad beschouwde!

De Jupitertempel onder Hotel Derlon.
De Jupitertempel onder Hotel Derlon.

Vrijwel direct kwam ik terecht in een wijk waar alle straten een naam hadden die te maken had met de Romeinen: Dianahof, Lareshof, Jupiterhof, Numitorhof. Erg leuk! Een uurtje later bereikte ik de Maas en de plek waar het castellum van Mosae Traiectum lag. Het castellum is rond 333 (dus een paar eeuwen na mijn tijd) gebouwd om de zo belangrijke brug over de Maas te bewaken. Rondom het fort lag een fossa oftewel gracht: aan west- en noordzijde lag die droog, maar aan de zuidkant stroomde daar water doorheen van de Jeker. Aan de oostkant hoefde echter geen gracht te liggen: daar lag de Maas immers al! Een badhuis mocht bij een dergelijk fort en omringende nederzetting natuurlijk niet ontbreken: op de plek ervan ligt een plein dat nog steeds Op de Thermen heet. Zelfs de ommuurde Jupitertempel had iets te maken met water: er stond namelijk een waterput. Zo’n put geeft immers veel frisser drinkwater.

De catacomben van Valkenburg.
De catacomben van Valkenburg.

Uiteindelijk werd het tijd voor mij om verder te gaan. Ik stak de Maas over en volgde de heirbaan naar het oosten, naar Coriovallum (Heerlen). Dat ligt niet op mijn route, maar ik heb een reden om die kant uit te gaan. Onderweg kwam ik langs een plaats waarvan de naam mij bekend voorkwam: Valkenburg. De naam deed bij mij een belletje rinkelen omdat een plaats in Zuid-Holland dezelfde naam heeft, namelijk daar waar het castellum Praetorium Agrippinae lag. In het Limburgse Valkenburg was een dergelijk fort niet te vinden, maar ik ben er toch even blijven hangen. In een deel van de mergelgroeven bleken namelijk de catacomben van Rome te zijn nagebouwd! Dit waren de ondergrondse Joodse en christelijke begraafplaatsen buiten Rome. Toen het christendom in de 4e eeuw een meer dominante positie kreeg werden de ooit zo sombere gangen steeds rijkelijker versierd. Dat is fraai nagemaakt in Valkenburg!

heuvelachtigUiteindelijk trok ik verder, onderwijl genietend van het landschap. Een stuk heuvelachtiger dan die Rijngrens waar ik volgende week moet zijn. Er moeten veel Gallo-Romeinse villa’s hebben gestaan in Zuid-Limburg, zoals bij Voerendaal.

Dag 1

Dat deze streek zo populair was bij de regionale elite, in dit geval vaak gepensioneerde commandanten uit de hulptroepen of afstammelingen daarvan, kan ik wel begrijpen. Het landschap is erg mooi! Zulke villa’s zullen hier in het noorden van het rijk trouwens vaak een hypocaustum (vloerverwarming) hebben gehad, net zoals de Romeinse badhuizen. Die badhuizen hebben stromend water nodig, wat in deze heuvelachtige streken wel wat gemakkelijker voor elkaar te krijgen is: water stroomt immers van hoog naar laag.

heerlenZo bereikte ik dan uiteindelijk Coriovallum, oftewel Heerlen, waar ook zo’n badhuis gestaan heeft. En wat voor één! Het Thermencomplex van Heerlen is zo groot dat er een compleet museum aan gewijd is! Met een vloerverwarming voor de warmere ruimtes, uiteraard. (Zie mijn eerdere artikel over de Romeinse badhuizen.) Dat het zo’n groot complex was zegt wel iets over de streek. Coriovallum had ook geen stadsrecht, maar kan qua formaat rustig met de Romeinse steden in jullie land vergeleken worden: de bewoners konden nu eenmaal veel verdienen aan die handelsweg. De bouw van die grote thermen is vast gefinancierd door een particuliere geldschieter. Zou dat iemand uit Coriovallum zijn geweest of één van die villabewoners?

Heerlen ThermenmuseumTegen de tijd dat ik het Thermenmuseum bereikte vond ik het allemaal wel mooi. Morgen heb ik mijn afspraak en tot die tijd kan ik morgenochtend mooi even uitgebreid rondkijken in het museum. Na dat alles moet ik, vrij laat op de middag nog, rechtsomkeert maken en weer naar de Maas terugkeren, dus ik zal nog wel even flink moeten doorlopen. Ach, ik kan in elk geval even uitslapen (schijnt op die dag van de week erg populair te zijn bij jullie). Morgen weer op pad. Tot dan!

Lucius Octavius Barbatus

Romeinen en water: de badhuizen

badhuisGegroet, bovenste beste Barbaren! Zoals jullie weten ben ik, Lucius Octavius Barbatus, enige tijd geleden de Romeinse schepen eens goed gaan bestuderen. Moe van mijn lange zoektocht besloot ik onlangs mijzelf eens wat ontspanning te gunnen met een uitgebreid bezoek aan het plaatselijke badhuis. En dat bracht mij nou juist op het idee dat de Romeinen natuurlijk niet alleen via de rivieren met water te maken hebben!

De contouren van het badhuis bij Castellum Hoge Woerd. Dit was een typisch, middelgroot soldatenbadhuis.
De contouren van het badhuis bij Castellum Hoge Woerd. Dit was een typisch, middelgroot soldatenbadhuis.

Als soldaat ben ik uiteraard heel goed bekend met de badhuizen, want het komt regelmatig voor dat er naast een Romeins fort een badhuis staat. Een goed voorbeeld hiervan is het badhuis dat in Leidsche Rijn is gevonden, vlak naast het Castellum op de Hoge Woerd. Vandaag de dag kun je de sporen van dat badhuis weer duidelijk zien. Zo’n badhuis vlak naast een castellum of castra was met name op de soldaten gericht, al staat het niet vast dat het alleen voor hen toegankelijk was. Wel is een dergelijk badhuis vaak wat kleiner dan de grote thermencomplexen in steden en nederzettingen, zoals in Noviomagus (Nijmegen) en Mosae Traiectum (Maastricht). Als je dan nog bedenkt dat zelfs de grootste Romeinse steden in ons land eigenlijk “niet-zo-groot” zijn (vergeleken met alle steden in het rijk dan) is een regelmatig bezoek aan het badhuis best goed voor de gezondheid. Dit in tegenstelling tot in metropolen als Rome zelf, waar veel meer mensen in de baden komen dan fris is.

Het badhuis in Archeon is gebaseerd op de thermen van Coriovallum, compleet met inscriptie voor de rijke "sponsor".
Het badhuis in Archeon is gebaseerd op de thermen van Coriovallum, compleet met inscriptie voor de rijke “sponsor”.

Het beroemdste badhuis in ons land is het grote thermencomplex van Coriovallum (Heerlen noemen jullie dat). Dit was een badhuis van enorm formaat, met twee ruime binnenplaatsen en een flink hoog dak. Coriovallum kreeg nooit stadsrechten en was dus officieel nog steeds een vicus of nederzetting. Dat er zo’n enorm badhuis stond toont dus wel aan dat ook een plaats zonder stadsrecht aardig op een stadje kon lijken. Maar of zo’n plaats nu een nederzetting met een onofficiële raad was of een erkende stad met een echt bestuur, genoeg geld voor publieke gebouwen was er vaak niet. Laat staan voor zo’n enorm thermencomplex! Vandaar dan ook dat ze voor het geld moesten aankloppen bij een particulier. Op de gevel van het badhuis in Museumpark Archeon (dat een reconstructie is van de thermen van Coriovallum) staat een steen met inscriptie, die vertelt welke rijke Romein de “sponsor” van de aanleg van het badhuis is geweest.

Het keizerlijk thermencomplex in Augusta Treverorum (Trier) is een voorbeeld van een wel heel groot badhuis!
Het keizerlijk thermencomplex in Augusta Treverorum (Trier) is een voorbeeld van een wel heel groot badhuis! (Trier was een tijdje hoofdstad in de Laat-Romeinse tijd)

Hoe zit het nou met dat water in zo’n badhuis? Ik hoor menigeen al afvragen waarom het water in de badhuizen van Rome wel vies werd en dat in ons land niet. Dat komt omdat de Romeinse badhuizen stromend water hadden, zodat het in principe fris bleef. Pas als je met een enorme groep mensen in een enorm groot bad zit, kon het onfris worden. En dat zal hier toch niet zo snel gebeurd zijn. Om uit te leggen hoe het stromende water werkt, kunnen we het beste naar de thermen van Coriovallum kijken. Dat is een extra handig voorbeeld omdat het in een vrij heuvelachtige regio ligt. Dat maakt het dus gemakkelijk om stromend water van een hoog punt aan te voeren, uit een rivier, beek of ander stroompje. Via een aquaduct lieten Romeinen vaak stromend water naar hun steden aanvoeren. Als het badhuis bij een vlak stuk land is, moest er dus iets meer creativiteit gebruikt worden.

De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in jullie land die je nog in originele staat kunt bekijken.
De Thermen van Coriovallum (Heerlen) is de enige Romeinse ruïne in jullie land die je nog in originele staat kunt bekijken.

We kijken nog eens naar de plattegrond van de thermen van Coriovallum. Wie goed kijkt zal zien dat het eruitziet alsof de warmste ruimtes achterin het gebouw zitten en de koelste vooraan. De enige uitzondering is het sudatorium, de sauna, die naast het frigidarium (koude bad) zit, met een eigen stookoven direct onder de vloer, zodat je om de zoveel minuten kunt dompelen in het koude water en je poriën weer dicht gaan. Achter het frigidarium bevindt zich het tepidarium (lauwe bad) en het caldarium (warme bad). Achter het caldarium bevindt zich het praefurnium, de grote stookruimte. Het aangevoerde water stroomt via leidingen het badhuis binnen. Een deel gaat meteen naar het frigidarium, dat immers koud moet blijven. Die ruimte heeft dan ook een hoog plafond. De rest van het water komt terecht in een grote ketel in het praefurnium, waar een vuur onder brandt. Maar loopt die ketel na een tijdje dan niet over? Inderdaad. Het is nu eenmaal een natuurlijke waterstroom, die je niet zomaar even uit kunt schakelen. Maar uiteraard is de ketel ook weer op een leiding aangesloten, die het water doet doorstromen naar weer een andere ketel, die ook weer overloopt in een andere ketel, enzovoorts. Net zo lang tot het water heet genoeg is. Na de laatste ketel stroomt het de alveus in: het niet zo diepe bad van het caldarium, waar zich nog net een deel van het vuur onder bevindt. Heet! Er staan in het caldarium dus niet voor niets labra: stenen bekkens waar je koel water uit scheppen kunt.

De palaestra in Archeon bevat o.a. een natatio, toegang tot het hypocaustum van de sauna en de latrina.
De palaestra in Archeon bevat o.a. een natatio, toegang tot het hypocaustum van de sauna en de latrina.

Uiteraard zou zo’n bad ook kunnen overlopen, maar daarom is er dan ook een afvoer in aangebracht. Het warme water kon eventueel nog doorstromen naar een lauwer bad in het tepidarium, al zijn er ook andere mogelijkheden voor die ruimte. In Archeon wordt het tepidarium voor de Romeinse massage gebruikt, al kon dit ook gebeuren in een apart unctorium. Uiteindelijk kwam het warme water in een dergelijk groot, luxe thermencomplex terecht in de natatio, het buitenbad dat zich op de palaestra (binnenplaats met sportveld) bevindt. Zo kon het dus voorkomen dat je in sommige badhuizen een verwarmd buitenbad had! Als het water vervolgens in de laatste baden geweest was stroomde het via de laatste afvoeren weer weg, naar de riolering of de dichtstbijzijnde rivier. Eventueel kon er ook een latrina (openbaar toilet) op het terrein van het badhuis of vlak daarbuiten zijn, waar het water eerst nog doorheen stroomde. Zo hoefde je niet door te trekken! Handig, hè?

Een holle vloer voor het hypocaustum hoort bij elk badhuis, dus ook bij dit thermencomplex uit de stad Viminacium in Servië.
Een holle vloer voor het hypocaustum hoort bij elk badhuis, dus ook bij dit thermencomplex uit de stad Viminacium in Servië.

Tot slot nog een interessant onderdeel wat betreft de stoom in het badhuis. Zeker in dat gloeiend hete praefurnium ontstond vaak een hoop stoom, rook en hete lucht. Dit werd niet onbenut gelaten. Via tubuli (stenen buizen), werd de warme lucht door de wanden en de vloer van het caldarium en tepidarium verspreid. Deze ruimtes werden zo lekker opgewarmd: 40 graden in het caldarium en 30 graden in het tepidarium. De Romeinen beschikten dus al over centrale verwarming! Als je gaat kijken in het Thermenmuseum in Heerlen, zul je bij de ruïnes van het badhuis zien dat in een aantal ruimtes allemaal kleine pilaartjes van tegels gemetseld lijken. Dit zijn dus de ruimtes waar een dergelijke vloerverwarming of hypocaustum voorkwam, die je verder alleen in hele dure villa’s aantreft.

Koepels en tongewelven kwamen veel voor in Romeinse badhuizen, in verband met de condens op het plafond.
Koepels en tongewelven kwamen veel voor in Romeinse badhuizen, in verband met de condens op het plafond.

Misschien was dat een extra goede reden om niet op je blote voeten maar op een soort slippers met een dikke houten zool rond te lopen. Zeker in de sauna, waar de stookruimte direct onder de vloer zat! Door water te gieten op een metalen schaal kon je de sauna dus gemakkelijk vol stoom krijgen, zoals jullie dat tegenwoordig met water op kolen doen. Ook in het caldarium was de lucht heel erg vochtig: zo’n 85 procent! Geen wonder dan ook dat de sauna en ook de andere warme ruimtes nooit een vlak plafond hadden: alle stoom die aan het plafond weer waterdruppels werd (condenseren heet dat) zou namelijk als regen weer omlaag druppelen. Door de ruimtes een koepelplafond of een tongewelf te geven gleden al die waterdruppels langs plafond en muur omlaag, tot ze in een afvoergootje kwamen. Doordat de vloer met tegels belegd was liep het gemorste water vaak vanzelf weg tussen de spleetjes.

Zo werken het warme bad en het hypocaustum.
Zo werken het warme bad en het hypocaustum.

Zo, dat was mijn verslag over het water in de Romeinse badhuizen! Ik ben er zo moe van geworden, dat ik denk dat ik morgen maar weer naar het badhuis ga. Als je nog eens wat echte Romeinse badhuizen wil zien, zijn er in jullie land nog wel wat aanraders. Uiteraard is er de ruïne van de thermen van Coriovallum, met daarbij het Thermenmuseum. Daarvoor kun je ook kijken op www.thermenmuseum.nl! De reconstructie van de thermen kun je vinden in Archeon, met de mogelijkheid tot een massagedemonstratie! Op www.archeon.nl kun je daarvan alvast een voorproefje zien. Natuurlijk kun je ook bij Castellum Hoge Woerd gaan kijken, om een beeld te krijgen van een soldatenbadhuis.

En vergeet niet mij te volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein! Valete!