De vicus en tempels van Elst

211We hebben de Romeinse plaatsen langs de kust, de Rijn, het Kanaal van Corbulo en de Waal behandeld. Voor we ons op de plaatsen langs de Maas gaan richten, maken we vanuit Nijmegen nog een kleine uitstap naar het noorden. Tussen de Waal en de Rijn lagen een nederzetting en enkele tempels, waarvan één opvallend grote die na een bombardement in de Tweede Wereldoorlog werd ontdekt. We hebben het hier uiteraard over Elst, in Gelderland.

De eerste tempel van Elst was waarschijnlijk van vrij eenvoudig ontwerp, hoewel het een flink gebouw was.
De eerste tempel van Elst was waarschijnlijk van vrij eenvoudig ontwerp, hoewel het een flink gebouw was.

Bij het tegenwoordige Elst moet in de Romeinse tijd een zijtak van de Rijn gelopen hebben. Al in de IJzertijd moet hier een open heiligdom van de lokale bevolking gelegen hebben. Waarschijnlijk heeft men in de eerste helft van de eerste eeuw van onze jaartelling een tempel op deze plek gebouwd. Deze eerste tempel was waarschijnlijk vrij simpel ontworpen: een rechthoekig gebouw met een trapeziumvormig dak. Veel meer kwam er niet aan te pas.

Maquette van de tweede bouwfase van de Tempel van Elst, in Museum het Valkhof.
Maquette van de tweede bouwfase van de Tempel van Elst, in Museum het Valkhof.

De tempel werd waarschijnlijk herbouwd in het begin van de 2e eeuw, misschien in relatie met een bezoek van keizer Trajanus aan Germania Inferior. Deze tempel werd van natuursteen gebouwd op een formaat van 23 bij 30 meter. De hoogte was daarbij ook opvallend: de tempel was wel 17 meter hoog, een hoogte die de tempels in Pompeii zelfs niet haalden. Het lijkt er daarom duidelijk op dat de tempel van Elst bedoeld was voor een belangrijke godheid, die door de Romeinen met één van hun eigen goden werd vereenzelvigd. Bij de tempel werden namelijk ook sporen gevonden van een zogenaamde suovetaurilia, het drievoudig offer van een varken, schaap en stier, hetgeen gewoonlijk alleen weggelegd was voor Mars en Mater Matuta, die de mannelijke en vrouwelijke kant van de vruchtbaarheid vertegenwoordigden.

Welke godheid er aanbeden werd in de Tempel van Elst is niet bekend, al denken we snel aan Hercules Magusanus.
Welke godheid er aanbeden werd in de Tempel van Elst is niet bekend, al denken we snel aan Hercules Magusanus.

Hoewel het nog niet definitief is aangetoond welke godheid er in de tempel vereerd werd, zou het Hercules Magusanus kunnen zijn: Magusanus was de Bataafse oppergod en Hercules was op zijn beurt een belangrijke Romeinse god, hoewel hij niet met vruchtbaarheid geassocieerd werd. Zoals bij het Gallo-Romeinse tempeltype gebruikelijk is, werd de cella (het hoofdgebouw) van de nieuwe tempel door een zuilengalerij of porticus omgeven. Ook lag er een ommuurd terrein omheen van 70 bij 83 meter.

Op de locatie van de tempel van Elst-Westeraam is weinig te zien dat de aanwezigheid van de tempel verraadt
Op de locatie van de tempel van Elst-Westeraam is weinig te zien dat de aanwezigheid van de tempel verraadt

De tempel lag hoogstwaarschijnlijk aan een weg die vanuit Noviomagus naar de Rijn liep, mogelijk dezelfde weg waar bij Driel resten van zijn aangetroffen. Gezien het belang van de tempel was er vast en zeker een vicus rondom het heiligdom aanwezig. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is een gebouw waar in 1953 en 1970 resten van werden gevonden. Het ging om muurresten met een houten fundering, waarschijnlijk van bomen die eind 1e eeuw gekapt werden. De vondst van een tegel van een hypocaustum maakt dat het gebouw vaak als badhuis wordt aangeduid, maar hier is verder geen enkel bewijs voor. Het zou ook om een villa kunnen gaan. Het onbekende bouwwerk en de tempel zijn ongeveer in dezelfde richting gebouwd, wat doet vermoeden dat het dus om een nederzetting ging. Deze zou onder Trajanus gebouwd kunnen zijn, misschien met al wat eerdere bouwfasen.

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

Meer naar het oosten bevindt zich een tweede (of dus eigenlijk derde) tempel. Deze tempel werd in 2002 ontdekt bij de aanleg van een nieuwe wijk. De tempel van Elst-Westeraam was een stuk kleiner en werd rond het jaar 100 gebouwd. Waarschijnlijk stonden er al wel eerder houten gebouwen die als heiligdom dienst deden. De tempel werd omgeven door enkele greppels en mogelijk een houten omheining. Dat deed hem de tand des tijds echter niet doorstaan: na ongeveer een eeuw raakte de tempel van Elst-Westeraam waarschijnlijk in verval. Wel werden er in de vierde eeuw mensen begraven.

De funderingen van de tempel van Elst zijn niet alleen zichtbaar bij de Grote Kerk, maar ook eronder!
De funderingen van de tempel van Elst zijn niet alleen zichtbaar bij de Grote Kerk, maar ook eronder!

Eind derde eeuw, toen de Crisis van de Derde Eeuw de grenslegers had uitgedund en het Bataveneiland grotendeels aan de Franken overgeleverd was, werd de grote tempel van Elst ook verlaten. Vondsten uit de Late Oudheid zijn niet in de omgeving gedaan, zodat het erop lijkt dat de cultus niet werd voortgezet. In de 8e eeuw werd er een kerk op de plek gebouwd. Inmiddels staat hier de Grote Kerk, waar in de Tweede Wereldoorlog de fundamenten van de tempel onder zijn teruggevonden. De funderingen zijn hier nog te zien en onder de kerk zijn de restanten in een museum te bezichtigen. Het is niet bewezen dat de naam Heliste, die in de 8e eeuw werd opgetekend en uiteindelijk veranderde in Elst, al in de Romeinse tijd bekend was.

Romeinweek 2017, dag 6 (4 mei): “Beleef Romeins Brabant” in ‘s-Hertogenbosch

museumSalvete, amici barbari! Heden morgen ontwaakte ik midden in het Brabantse land, om precies te zijn in Oss, vanwaar ik mijn reis richting ‘s-Hertogenbosch voortzette. Want zo luidde het raadsel van vandaag: ‘Ga naar het bos van de dux. De dame uit het graf vertelt je meer.‘ En aangezien dux uiteindelijk het Latijnse woord is geworden voor een hertog, was het duidelijk dat ik in ‘s-Hertogenbosch moest zijn. Het was een hele wandeling, die ongeveer de hele morgen in beslag nam. Maar onderweg kwam mij ter ore dat in de stad het Noordbrabants Museum ligt en dat hier een tentoonstelling over grafgiften te vinden was. Ik besloot dus in het museum te gaan kijken. Het had in elk geval al wat klassieke elementen op de voorgevel, haha!

Zou deze ruiter soms gruwelijk aan zijn einde gekomen zijn?
Zou deze ruiter soms gruwelijk aan zijn einde gekomen zijn?

Klassieke dingen waren genoeg in het museum te vinden. In de collectie schilderijen bevonden zich bijvoorbeeld ook wat 17e-eeuwse afbeeldingen van Griekse en Romeinse mythologie. Een tentoonstelling over voorwerpen uit de oorlog door de eeuwen heen bevatte ook het een en ander uit de Romeinse tijd, zoals een gladius met de restanten van de schede eromheen en een ruiterhelm met een opvallend gat erin (brrr!).

De vondsten uit Velsen. Omdat de slingerkogels opraakten moesten er razendsnel nieuwe gegoten worden, dus drukte men zijn vingers in de aarde.
De vondsten uit Velsen. Omdat de slingerkogels opraakten moesten er razendsnel nieuwe gegoten worden, dus drukte men zijn vingers in de aarde.

In die tentoonstelling vond ik ook schedels en wapens die bij Kessel zijn gevonden als restanten van een grote veldslag uit de 1e eeuw v. Chr., misschien wel het bloedbad dat Julius Caesar onder de Usipeten en de Tencteren zou hebben aangericht. Een andere vitrine bevatte vondsten uit Flevum (Velsen), dat in 28 na Chr. door de Frisii werd belegerd. Hier zaten bijvoorbeeld de in allerijl gegoten loden slingerkogels tussen (in de vorm van vingers, die om gietvormen te maken in de grond gedrukt waren) maar ook enkele botresten van lijken die bij de ontruiming van het fort in de waterputten geworpen waren om deze onbruikbaar te maken.

Het is wel duidelijk over welk deel van de Romeinse samenleving dit paviljoen gaat!
Het is wel duidelijk over welk deel van de Romeinse samenleving dit paviljoen gaat!

Een grote Romeinse tentoonstelling over Brabant bevond zich echter op de 1e verdieping. Die was gemakkelijk te vinden, want een Romeins patroon wees de weg de trap op. De tentoonstelling bestond uit drie paviljoenen, die elk een aspect van de Romeinse samenleving bevatten: godsdienst, leger en het leven van de gewone man. Elk paviljoen bevatte een scherm met teksten en filmpjes, maar ook een maquette van een bijbehorend gebouw: de tempel van Empel, een castellum en een boerderij uit de ijzertijd.

Projecties maken een heel verhaal van de maquettes.
Projecties maken een heel verhaal van de maquettes.

Door vanuit handige hoeken beeld op de maquettes te projecteren, werden dit eigenlijk een soort 3D-filmpjes: achtereenvolgens zag je de oorspronkelijke staat van de gebouwen, maar werd vervolgens de uitleg van de verschillende onderdelen erop geprojecteerd. Dat maakte de tentoonstelling erg interactief en creatief. Daarnaast waren er ook speciale interactieve tafels, duidelijk gericht op een jong publiek. Deze bevatten afbeeldingen, met de mogelijkheid om bepaalde delen aan te raken voor nadere informatie. Bijvoorbeeld voor de uitleg wat een voorwerp nu is, hoe de komst van de Romeinen naar het noorden verlopen is of om, al schuivend, alles aan de binnenkant van een Romeinse villa te zien. Erg leuk!

Een fraaie voorraad grafgiften! Maar er was geen voorwerp van mij bij.
Een fraaie voorraad grafgiften! Maar er was geen voorwerp van mij bij.

De voorwerpen in de tentoonstelling waren niet mis. Eigenlijk was het bijna teveel om op te noemen. Er was uiteenlopend aardewerk te zien, van een enorme amfora tot de kleinste potjes. Natuurlijk ontbrak daarbij de beroemde terra sigilata ook niet. Ook waren er munten aanwezig – niet alleen Romeinse, maar ook Keltische – en een heleboel glaswerk, van rechthoekige flesjes voor in de keuken tot de prachtigste en sierlijkste schaaltjes en flessen. En wist je dat de Romeinen ook zwart glas konden maken? Dat was er namelijk ook te zien. En nog veel meer! Er waren fibula’s, kettingen, handboeien, stenen inscripties van keizers,  delen van het fries van een tempel… Je kon het zo gek niet bedenken! Er was zelfs een dakpangraf uit Cuijk!

Als ik ooit afzwaai en oud word, hoop ik dat ik genoeg pensioen heb voor zo'n huis en zulk glaswerk! Want Romeins glas is niet goedkoop...
Als ik ooit afzwaai en oud word, hoop ik dat ik genoeg pensioen heb voor zo’n huis en zulk glaswerk! Want Romeins glas is niet goedkoop…

Over graven gesproken, er waren zeker ook grafgiften aanwezig. Er zijn namelijk meerdere graven in Noord-Brabant gevonden die werkelijk vol bleken te liggen met giften, bijvoorbeeld bij Esch. Deze graven lagen vol potten en ander aardewerk, maar ook prachtig glaswerk en allerlei sieraden. De begraven personen zullen dus wel goed rijk zijn geweest. Sommige graven moeten echt tientallen zo niet honderden voorwerpen hebben bevat! Ik zou bijna jaloers zijn op mensen die zo rijk geëindigd zijn. Misschien zaten er veteranen tussen, dus laat ik niet teveel klagen…

De Dame van Simpelveld moet flink rijk zijn geweest.
De Dame van Simpelveld moet flink rijk zijn geweest.

Mijn vermoeden over de tentoonstelling bleek gegrond. De dame uit het graf had er inderdaad iets voor me achtergelaten: het was namelijk de Dame van Simpelveld, wier sarcofaag vol grafgiften teruggevonden is. De sarcofaag is nog steeds te zien in het Rijksmuseum van Oudheden, in Leiden. De dame is vrij jong gestorven, tussen de 24 en 40 jaar oud –  in de Romeinse tijd veel minder uitzonderlijk dan tegenwoordig, maar dat wil niet zeggen dat je op je 40e als ontzettend oud gezien werd. De sarcofaag zat vol juwelen en zilveren gebruiksvoorwerpen en was rijkelijk versierd, dus is wel duidelijk dat ze één van de vele villabewoners uit de streek moet zijn geweest.

Hoera, hoera, mijn omega-fibula! Dit smeedijzeren model paste natuurlijk niet tussen alle schitterende juwelen van de dame.
Hoera, hoera, mijn omega-fibula! Dit smeedijzeren model paste natuurlijk niet tussen alle schitterende juwelen van de dame.

De Dame van Simpelveld had mijn omega-fibula, een mantelspeld in een opvallend ronde vorm, voor mij achtergelaten. De mijne is puur ijzer en met weinig versiering, dus wat zij ermee moest is mij een raadsel, maar dat is het de laatste tijd des te vaker. Ik krijg steeds meer het gevoel dat het allemaal een soort afgesproken werk is, maar wat voor doel erachter zit ontgaat mij volledig. In elk geval was er opnieuw een raadsel aanwezig: ‘Ga naar de oorsprong van de tempel waar je orakel vroeg. Zoek degene die erbij past.’ Erg duidelijk is dat laatste niet, maar wat de tempel betreft is het anders. Het orakel vroeg ik immers in de tempel van Archeon. Die is gebaseerd op de tempel van Cuijk, dus moet ik daarnaartoe!

De maquette van de tempel van Empel die ik vandaag heb gezien. Hercules Magusanus was er ook.
De maquette van de tempel van Empel die ik vandaag heb gezien. Hercules Magusanus was er ook.

Omdat dit betekende dat ik in feite de hele reis van vandaag weer terug moest en nog een heel stuk verder, besloot ik eerst naar de Maas te lopen om te zien of hier misschien een lift op een boot te krijgen was. Vanuit Den Bosch naar het noorden gaand kwam ik bij Empel, waar het tempelcomplex van Hercules Magusanus stond. Grappig, want in de tentoonstelling was er ook een maquette van de tempel. En een beeldje van Hercules Magusanus! Die tempel is later vervallen en waarschijnlijk is er puin als bouwmateriaal voor een fort bij Kessel gebruikt. In Empel trof ik een van de soldaten uit Kessel, die aanbood mij op zijn tweespan naar het fort te brengen waar ik onderdak kon krijgen voor vannacht. Die Laat-Romeinse soldaten van laatst hebben zeker een goed woordje voor me gedaan, want ik kreeg zelfs aangeboden om de wagen morgen te lenen. Dat zal ik dan maar doen. Scheelt me een hoop tijd. Voor nu een rustige avond. Ik wens iedereen een goede nachtrust. Tot morgen.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Nederland in de late ijzertijd: de eerste kennismaking met de Romeinen (vóór 57 v. Chr.)

boerderijAan de vooravond van de Nederlandse Romeinse tijd werd ons land bewoond door verschillende stammen en volkeren. In de ijzertijd had het land afwisselend onder zowel Keltische als Germaanse invloed gestaan. Het land moet onder een soort culturele overgangszone zijn gevallen. De Romeinen deelden de bevolking in bij de Germanen, maar dat was in die tijd in feite een vrij willekeurige verzamelnaam. Archeologische vondsten duiden aan dat de Gallische en dus Keltische invloeden hier zeer sterk waren, maar de bevolking werd hier door de Romeinen niet onder gerekend. De Kelten of Galliërs stonden bekend om een vrij duidelijke organisatie – de nogal denigrerende term “stam” die de Romeinen gebruikten, kan in het geval van de Kelten rustig door “staat” worden vervangen: er waren ongeschreven doch duidelijke wetten, met een vorst of koning en een aristocratie met duidelijke voorrechten. Hoewel de Romeinen de Kelten barbaars noemden, hebben deze qua ontwikkeling op diverse terreinen lange tijd voorgelegen op de Romeinen, onder meer wat betreft het smeden van ijzer. Rond 100 v. Chr. sloeg menig staatje in Gallië zijn eigen munten ook allang. Het idee dat de “barbaren” in de ijzertijd er nog uitzagen als een soort holbewoners, met knotsen en beestenvellen, moet dus naar de prullenbak verwezen worden. Van de beroemde Romeinse legionairsuitrusting zijn zelfs meerdere onderdelen, zoals helm, zwaard, schild en maliënkolder, van Keltische oorsprong!

"Heel Gallië is verdeeld in drie gebieden," aldus Julius Caesar. In werkelijkheid zal de etnische verdeling (als die er al was) niet letterlijk per rivieroever gegaan zijn.
“Heel Gallië is verdeeld in drie gebieden,” aldus Julius Caesar. In werkelijkheid zal de etnische verdeling (als die er al was) niet letterlijk per rivieroever gegaan zijn.

Als de bevolking in het noorden zoveel Keltische invloed onderging, waarom werden zij dan niet onder de Galliërs gerekend? Allereerst is dit te wijten aan hun minder hechte organisatie. Er was weliswaar sprake van een soortement adel, maar alleen in tijden van oorlog verkoos men hieruit een aanvoerder, die in sommige gevallen als koning kan worden aangemerkt. Een ander kenmerk dat de Romeinen ter onderscheid noemden was de taal. Julius Caesar deelde de Gallische bevolking in drie hoofdgroepen in: de Aquitaniërs, de Kelten of Galliërs en de Belgen. De Aquitaniërs woonden volgens hem tussen de Garonne en de Pyreneeën, waarbij bekend is dat hun taal aan het Baskisch verwant was. De Belgen woonden dan tussen de Rijn en de Seine en de Galliërs in de rest van het gebied, tot in de Povlakte aan toe. Volgens Caesar werden de Belgen qua cultuur en taal onderscheiden van de Galliërs, waarbij hij ervan uit lijkt te gaan dat de meeste van hen “gekeltiseerde” Germanen zouden zijn. Dat de Belgen volgens hem nadrukkelijk geen Kelten waren bewijst ergens ook de willekeur van dergelijke verzamelnamen: er is inmiddels genoeg bewijs dat de bewoners van de Lage Landen bij de Keltische La Tène-cultuur hoorden. Met name in het zuiden, in België, was die invloed sterk, wat blijkt uit de vondst van meerdere oppida, versterkte nederzettingen van Keltische oorsprong. Er zijn ook theorieën dat de bewoners van de Lage Landen Keltisch noch Germaans waren, maar wel sterk door beiden beïnvloed waren. Op eenzelfde manier is het eigenlijk vrij onduidelijk of de zo beroemde Bataven nu Keltisch, Germaans of geen van de twee waren.

Op hun uitgebreide migratietochten kwamen de Cimbren en Teutonen gevaarlijk dichtbij Romeins gebied. De schrik zat er nog jarenlang in.
Op hun uitgebreide migratietochten kwamen de Cimbren en Teutonen gevaarlijk dichtbij Romeins gebied. De schrik zat er nog jarenlang in.

De eerste kennismaking van de Romeinen met volkeren die zij als Germaans bestempelden, was allerminst zachtzinnig te noemen. Het betrof hier de uit Jutland afkomstige Cimbren, die in de tweede helft van de 2e eeuw v. Chr. op beruchte wijze door Europa trokken, met de Teutonen en Ambronen in hun kielzog. Het rondtrekken van deze stammen door grote delen van Europa hield een enorme dreiging in voor de Romeinse republiek, die enkele van haar meest vernietigende nederlagen leed tegen hen, alvorens alsnog te worden verslagen. Dat was een pijnlijke herinnering voor de Romeinen: 6 oktober, de dag van de nederlaag bij Arausio (Orange), bleef een dies ater (“zwarte dag”), een ernstige ongeluksdag. Dat er wellicht meer van dergelijke stammen in ten noorden van de Alpen woonden zal menig Romein dan ook kippenvel bezorgd hebben. Direct contact tussen de Germanen en Romeinen was er namelijk erg weinig, zodat bijna iedereen voor kennis afhankelijk was van wat een ander hem vertelde. Dergelijke mondelinge berichtgeving is natuurlijk erg gevoelig voor verdraaiing en overdrijving, zeker als dit via-via gaat. Maar ook directe ooggetuigenverslagen bieden niet altijd een keurig beeld: zelfs ooggetuigen konden verhalen aandikken en bovendien speelt de fantasie van de ontvanger nog altijd een rol.

IJzertijdboerderijen in Museumpark Archeon, zoals enkele eeuwen voor Christus in Friesland stonden. Hoewel dit kleine hutjes lijken leefden veel Germanen in grotere huizen.
IJzertijdboerderijen in Museumpark Archeon, zoals enkele eeuwen voor Christus in Friesland stonden. Hoewel dit kleine hutjes lijken leefden veel Germanen in grotere huizen.

De Frisii, die in deze tijd al op terpen langs de Nederlandse noord- en noordwestkust leefden, zullen bij verhalen over Rome vast niet hetzelfde voor zich hebben gezien als wij. Wie alleen kleine dorpen en nederzettingen gewend was, kan zich geen realistische voorstelling hebben gemaakt van hoe groot de stad werkelijk was, of van hoe de bouwstijlen eruit zagen. Anderzijds kenden bijna alle Romeinen deze streken ook alleen maar uit geruchten en sterke verhalen. Er waren wat wonderlijke reisverslagen over verre landen in het noorden, waar men totaal onbeschaafd zou zijn. Wetten zouden er niet bestaan en door onbekwaamheid in de landbouw zou men er ook voortdurend in oorlog verkeren. Verder sprak men van baarden en lange haren (waarbij men op moet merken dat de Romeinen alleen mannen met écht kort haar gewend waren), maar ook van het dragen van de zeer onbeschaafde broek! Een enkele schrijver geloofde zelfs verhalen over eilanden vol mensen die op paardenhoeven rondliepen of helemaal bedekt waren met oren. Meer nuchtere auteurs geloofden niet veel van dergelijke fabels, maar wezen erop dat beschaving een relatief begrip is, waarbij zij de Germanen vooral zagen als trots, sober en onbedorven door alle decadente verleidingen van de grote stad. Erg veel echt nuttige informatie was er vooralsnog niet aanwezig. Men wist in elk geval dat er in het noorden eb en vloed bestond, in veel sterkere mate dan in de Middellandse Zee, wat bij veel Romeinen toch het beeld opriep van een grillige en dreigende Noordzee die totaal onbetrouwbaar was. Verder wist men dat de dagen er ’s winters duidelijk korter waren dan ’s zomers. Maar veel meer kennis was niet voorhanden.

Gouden munten van de Eburonen, de stam die waarschijnlijk een deel van het zuiden van ons land domineerde.
Gouden munten van de Eburonen, de stam die waarschijnlijk een deel van het zuiden van ons land domineerde.

In het noorden van Gallië en het land voorbij de Rijn, woonden dus vooral de losser georganiseerde stammen die de Romeinen als Germanen omschreven. De Frisii woonden toentertijd waarschijnlijk al in het noorden. Verder is er minder duidelijkheid over de stammen, die hun naam overigens vaak van de Romeinen kregen, waarbij enige willekeur niet geschuwd werd. In de late ijzertijd moeten de bewoners van de kustgebieden gebruik hebben gemaakt van een boemerang als jachtwapen. De Romeinse schrijvers spreken er vooralsnog niet van: waarschijnlijk was het wapen bij aanvang van de Romeinse tijd dus alweer verdwenen. Waarschijnlijk werd het zuiden van ons land ook gedeeltelijk bewoond door de Germaans-Belgische Eburonen. Een schatvondst in Amby, bij Maastricht, doet vermoeden dat zij uitgebreid contact onderhielden met de Rijndelta: de schat bevatte tal van munten uit die regio. Dergelijke munten moeten een zeldzaamheid zijn geweest voor de bevolking, vergelijkbaar met een kist vol dure juwelen, waar de gewone man niet aan te pas kwam. De vondst van de munten kan duiden op de betaling van een schatting. De verschillende stammen verkeerden namelijk regelmatig in oorlog, waarbij een bondgenootschap zelden tot nooit gelijkwaardig was. Er was altijd een stam die de sterkste was en zijn omgeving domineerde, al kon deze op zijn beurt ook weer beantwoorden aan een sterkere buur.

Germaanse krijger rond het begin van de jaartelling. Hij ziet er misschien minder gevaarlijk uit dan een Romeinse legionair, maar laat u niet misleiden! (Copyright Johnny Shumate)
Germaanse krijger rond het begin van de jaartelling. Hij ziet er misschien minder gevaarlijk uit dan een Romeinse legionair, maar laat u niet misleiden! (Copyright Johnny Shumate)

De meeste mensen leefden van de landbouw of veeteelt, maar in geval van oorlog kwam de krijgscultuur naar boven en stond bijna elke strijdbare man gereed. De meeste van hen waren eenvoudig uitgerust, met met niet veel meer bepantsering dan een schild en niet veel meer wapens dan speer, dolk en pijl en boog. Voor helmen, maliënkolders, schubbenpantsers of zwaarden moest men vaak lid zijn van de elite, want al dat metaal was behoorlijk kostbaar. Wat niet wilde zeggen dat de lichtbewapende meerderheid weerloos en kwetsbaar was: deze krijgers waren uiterst vlot en wendbaar. Niet voor niets waren de Germanen zo berucht bij de Romeinen geworden. Voor de Germanen zelf moeten de verhalen over het Romeinse rijk vreemd, vaag of wonderlijk geklonken hebben. Maar in 58 v. Chr. zal er dreigender nieuws hebben geklonken van een grote oorlog in Gallië. De Belgen zouden reageren met een groot bondgenootschap, de Germanen bleven grotendeels terughoudender. Enkelen begonnen plannen te smeden om van de situatie gebruik te maken. Want al snel kwamen de Romeinen, bewapend (in figuurlijke zin) met hun beperkte kennis van de streek, naar het noorden. En zo maakte ons land voor het eerst echt kennis met de Romeinse legermacht.