De oorlog met Clusium: Rome belegerd! (508 v. Chr.)

belegNa de Slag bij Silva Arsia leek de verse Romeinse Republiek even in wat rustiger vaarwater te komen, maar dat was van korte duur! De afgezette koning Tarquinius zocht zijn heil namelijk bij koning Lars Porsena van Clusium, een machtige Etruskische stad. De machtige Porsena begon zijn leger klaar te maken voor een grote aanval op Rome. Dit was een veel sterkere vijand dan Tarquinius’ eerdere bondgenoten. Ineens leek het lot van de Republiek aan een zijden draadje te hangen…

Siège_de_Porsenna
De Romeinse en Etruskisch-Latijnse legers troffen elkaar voor de Pons Sublicius.

Het duurde niet lang of het nieuws van het naderende leger bereikte Rome. Om de bevolking in gareel te houden werd er in allerijl zoveel mogelijk graan ingekocht van omringende volkeren, werden de zoutvergunningen genationaliseerd en werden de armste klassen van belasting en tol vrijgesteld. Zo bleef het volk trouw aan de stad en was men bereid de vijand te blijven bevechten. Dat was hard nodig, want Porsena’s eerste aanval liet niet lang op zich wachten.

Horatius op de Brug. Gravure uit 1586 door Hendrik Goltzius.
Horatius op de Brug. Gravure uit 1586 door Hendrik Goltzius. (Duidelijk niet gehinderd door kennis van de Romeinse haardracht.)

Het vijandige leger, met op de linkerflank de Tarquinii en op de rechterflank Latijnse rebellen onder leiding van Tarquinius’ schoonzoon Mamillius, had numeriek overwicht en drong zich op richting de Pons Sublicius, één van de belangrijkste Romeinse bruggen over de Tiber. Het was duidelijk dat de brug vernield moest worden. Om hier tijd voor te winnen snelde officier Publius Horatius Cocles de brug over om de vijand op te houden. Geïnspireerd door Horatius’ moed snelden Titus Herminius Aquilinus en Spurius Lartius hem te hulp. Toen de vernieling van de brug bijna voltooid was zei Horatius Herminius en Lartius erover terug te hollen naar de Romeinse zijde, maar Horatius bleef tot het werk klaar was. Onder een regen van pijlen zwom de gewonde officier uiteindelijk de rivier over. Voor zijn heldenmoed werd hij beloond met eerbewijzen van het volk. Door zijn verwonding was zijn carrière echter ten einde.

Afbeelding uit 1553 die Lars Porsena voorstelt.
Afbeelding uit 1553 die Lars Porsena voorstelt.

Nu de aanval mislukt was besloot Porsena het op een belegering te gooien en maakte kamp op het Janiculum. Op de rivier liet hij blokkades aanbrengen. Volgens sommige schrijvers slaagde hij er zelfs in Rome (al dan niet gedeeltelijk) te bezetten. Opvallend is wel dat niemand vermeld dat hij Tarquinius op de troon herstelde, alsof Porsena eigenlijk zelf de dienst uit wilde maken. Consul Valerius Publicola verzon een list: door een kudde vee uit de Esquilijnse Poort te drijven lokte hij een groep Clusiërs richting de juiste plek: Herminius stond met zijn mannen klaar langs de Via Gabina, terwijl Lartius achter de Collinische Poort klaarstond. Consul Titus Lucretius Tricipitinus (broer van Spurius Lucretius), die in de slag bij de brug lichtgewond geraakt was, wachtte met zijn troepen bij de Naevische Poort, terwijl consul Valerius zelf op de Coelius klaarstond. Zo werden de Clusiërs omsingeld en gedood.

Mucius Scaevola voor Porsena, schilderij door Peter Paul Rubens.
Mucius Scaevola voor Porsena, schilderij door Peter Paul Rubens.

Dit brak het beleg echter niet en een nieuwe list werd uitgeprobeerd. De jonge Gaius Mucius kreeg fiat van de Senaat om Porsena’s kamp binnen te sluipen en hem te vermoorden. In het donker verwarde hij de koning echter met zijn secretaris, die soortgelijke kleding droeg. Mucius vermoordde dus de verkeerde en werd tot overmaat van ramp opgepakt. Hij gaf alles toe en zei dat hij slechts de eerste was van nog 300 Romeinse jongemannen die zo hetzelfde zouden doen. Hierop stak hij zijn rechterhand in het vuur, wat hem het cognomen Scaevola (“linkshandig”) opleverde. Porsena was flink onder de indruk van Mucius’ moed en liet hem gaan met de opmerking dat Mucius zichzelf meer kwaad deed dan Porsena. Bij wijze van beloning schonk de Senaat Mucius landerijen op de rechteroever van de Tiber, die sindsdien de Mucia Prata (“de weiden van Mucius”) werden genoemd.

Cloelia steekt de Tiber over, door Peter Paul Rubens.
Cloelia passeert de Tiber, door Peter Paul Rubens.

Volgens Livius was Porsena zodanig onder de indruk van de Romeinse moed dat hij hierna op onderhandelingen aanstuurde. Zijn verzoek om Tarquinius weer op de troon te brengen werd uiteraard afgewezen. Wel werd er afgesproken dat Rome eerder veroverd land aan Veii zou teruggeven en dat Porsena gijzelaars zou krijgen als hij zijn leger van het Janiculum terugtrok. De gijzelaars werden gegeven, maar een groep maagden wist later uit het Etruskische kamp te ontsnappen, onder leiding van ene Cloelia. Porsena eiste hierop de uitlevering van de ontsnapte gijzelaars, zodat Rome wel moest toegeven. Porsena was echter opnieuw onder de indruk van de getoonde moed en liet de helft van de gijzelaars vrij, waarbij hij Cloelia de keuze gaf. Cloelia koos de minderjarigen, die het meest kwetsbaar waren. Het volk van Rome bouwde standbeeld voor Cloelia op de Via Sacra, te paard als een eques, een eer die gewoonlijk alleen mannen te beurt viel.

Tarquinius Superbus, door Livio Mehus.
Tarquinius Superbus kon na de mislukte belegering van Lars Porsena zijn heil mooi elders gaan zoeken.

Het jaar daarop stuurde Porsena nog eenmaal afgezanten naar Rome met het verzoek om Tarquinius als koning te herstellen. Het antwoord van Rome was nog steeds dat van absolute weigering, met de opmerking dat als Porsena Rome respecteerde hij deze verzoeken moest staken. Porsena stuurde Tarquinius hierop weg van zijn hof en liet alle gijzelaars gaan. De eerder terug geschonken landen van Veii werden alsnog aan Rome gegeven. Rome had een sterke vijand minder. Livius merkt tot slot nog iets interessants op over Lars Porsena. Openbare veiling van goederen zou in de tijd van Livius bekend hebben gestaan als “de waar van koning Porsena verkopen”. Volgens Livius was dit omdat Porsena nadat hij het beleg afgebroken had, hij voorraden en goederen had achtergelaten als geschenk aan Rome.

Koning Ancus Marcius (642-617 v. Chr.)

Ancus MarciusDe legendarische koningstijd van Rome… Na de plotselinge dood van Tullus Hostilius moest er een nieuwe koning gezocht worden. Uiteindelijk viel de keuze op ene Ancus Marcius. Hostilius was akelig aan zijn einde gekomen na het verwaarlozen van de religieuze ceremonieën, waarop Ancus deze onmiddellijk liet nazoeken en kopiëren uit de werken van koning Numa Pompilius. Zo konden de teksten die de ceremonieën voorschreven aan het volk worden getoond en zou alles volgens de regels worden uitgevoerd.

Italische stammen en volkeren rondom Rome. Direct ten zuiden van de stad wonen de Latijnen.
Italische stammen en volkeren rondom Rome. Direct ten zuiden van de stad wonen de Latijnen.

Ancus’ vader was de schoonzoon en persoonlijke vriend geweest van Numa Pompilius. Volgens de historicus Festus wees de naam Ancus op een kromme arm. Maar ondanks deze lichte beperking bleek Ancus een vaardige koning die in elk geval veel voorzichtiger was dan Hostilius. Wel kwam Ancus ook vrij snel in een oorlog terecht. Een groep Latijnen vestigde zich zonder Romeinse toestemming op de Aventijn, volgens Livius omdat zij verwachtten dat hij net zo vroom en vreedzaam zou zijn als zijn grootvader Numa. De Latijnen zouden volgens Livius dus de oorlog begonnen zijn. Toen een Romeins gezantschap genoegdoening eiste werd hier minachtend op gereageerd.

Priesters, te herkennen aan zaken zoals de puntige hoofdbedekking altaar uit de 1e eeuw na Chr.)
Priesters, te herkennen aan zaken zoals de puntige hoofdbedekking (altaar uit de 1e eeuw na Chr.)

Voor de eerste keer verklaarden de Romeinen de oorlog door middel van een godsdienstig ritueel door de Fetiales, de priesters van Jupiter. Dit ritueel, de Rerum repetitio (verzoek om genoegdoening), hield in dat een fetialis, de pater patratus, de Romeinse eisen aan de vijand overbracht in rituele formulering. Onderweg naar de regering van de vijand herhaalde de pater patratus deze tekst bij het front, aan de grens, tegen de eerste man die hij daarna ontmoette, bij de vijandige stadspoort en tot slot op het forum tegenover de vijandige regering. Na verwerping van de eisen verklaarde de pater patratus binnen 33 dagen de oorlog en ging terug naar Rome om het besluit van Senaat en koning af te wachten. Als de oorlogsverklaring doorgezet werd, ging een fetialis terug naar de grens en wierp een in bloed gedoopte speer hun grondgebied in.

De Pons Sublicius, uitgebeeld door Luigi Canina 1881)
De Pons Sublicius, uitgebeeld door Luigi Canina (1881)

Ancus Marcius gaf de Latijnen vooralsnog op ironische wijze hun zin: hij bestormde de Latijnse stad Politorium en liet de overlevende bewoners naar de Aventijn verplaatsen. Toen de andere Latijnen Politorium begonnen over te nemen viel Ancus nog een keer aan en vernietigde de stad. De Latijnse dorpen Tellenae en Ficana troffen hetzelfde lot. Moeilijker was het om Medullia in te nemen: deze stad had een groot garnizoen en sterke muren. Na meerdere overwinningen buiten de stad kon Ancus in elk geval met veel oorlogsbuit terugkeren naar Rome. Meer Latijnse krijgsgevangen kregen hun plaats in de stad, aan de voet van de Aventijn. Rome werd uitgebreid zodat de Janiculum-heuvel nu ook deel van de stad werd. Omdat deze heuvel aan de andere kant van de Tiber lag, leek het Ancus verstandig om naast de al bestaande veerpont ook een houten brug te bouwen. Dit werd de Pons Sublicius.

De Mamertijnse gevangenis in Rome is uitgegroeid tot een kerk. Het werd een bedevaartsoord omdat de apostelen Petrus en Paulus er gevangen zouden hebben gezeten.
De Mamertijnse gevangenis in Rome is uitgegroeid tot een kerk. Het werd een bedevaartsoord omdat de apostelen Petrus en Paulus er gevangen zouden hebben gezeten.

Verder was Ancus ook verantwoordelijk voor de bouw van een grote gracht of greppel rondom de stad, de Fossa Quiritium. Tot slot is Ancus verantwoordelijk voor de bouw van de eerste gevangenis van Rome, de Mamertijnse Gevangenis of het Tullianum, waar misdadigers hun proces of executie afwachtten. Rome zou onder Ancus Marcius dus meer en meer op een echte stad zijn gaan lijken. Naast alle werken binnen in de stad richtte Ancus zich ook op de zee: hij zou de haven van Ostia hebben opgericht en daar tevens een zoutwinning zijn begonnen. Verder breidde hij het grondgebied van Rome nog verder uit door veroveringen op de Veii en Sabijnen. De Silva Maesia, een bosgebied ten noorden van de Tiber, werd Romeins bezit. Hij hield een triomftocht over de verslagen vijand.

Volgens de legenden regeerde Ancus Marcius 25 jaar. Toen stierf hij op 60-jarige leeftijd, een sterker en groter Rome achterlatend. Zijn zoons hadden op het koningschap geaasd, maar zagen dit door de Romeinse kiesmonarchie aan hun neus voorbij gaan. Wel was er een patricische familie die nog vele eeuwen later beweerde af te stammen van Ancus Marcius. Deze familie, het geslacht Marcius Rex, bleef tot in de keizertijd prominent.