Colonia Claudia Ara Agrippinensium: niet op één dag gebouwd

keulenDat de Rijn de grens van het Romeinse rijk vormde blijkt wel uit alle forten en wachttorens die erlangs liggen. Tussen Xanten en Keulen, in Duitsland, vinden we castella zoals Asciburgium (Asberg), Gelduba (Gellep) Durnomagus (Dormagen), het legioenskamp Novaesium (Neuss) en meerdere wachtposten en mini-forten. Sommigen vatten alle militaire versterkingen op als een teken dat de Romeinse tijd vrij oorlogszuchtig en onveilig was, zodat er continue bewaking nodig was. Zij vergeten dat de bewaking eerder als voorzorg diende en dat uitgerekend de hoofdstad van deze provincie, Germania Inferior, aan diezelfde Rijn lag. Want ten zuiden van bovengenoemde forten vinden we Colonia Claudia Ara Agrippinensium, oftewel Keulen: de hoofdstad van Germania Inferior en van de gemeenschap van de stam der Ubiërs.

Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.
Marcus Vipsianus Agrippa gaf de Ubiërs toestemming om de westoever van de Rijn te bewonen en had hiermee een belangrijke rol in het ontstaan van Keulen.

De Ubiërs stuurden waarschijnlijk al gezanten naar Caesar tijdens de Gallische Oorlog. Toen tijdens deze oorlog meer Germaanse stammen van achter de Rijn probeerden om Gallië binnen te komen, zaten de Ubiërs in een lastig pakket en vroegen Caesar om hulp tegen de Sueben. Toen Caesar de Eburonen in 54 v. Chr. ervan langs gaf, onderwierpen de Ubiërs zich nogmaals aan hem. Marcus Agrippa  gaf in 39 of 38 v. Chr. toestemming aan de Ubiërs om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen, tussen de Rijn en de Ruhr. Hun nieuwe stad werd Oppidum Ubiorum (“burcht der Ubiërs”) of Ara Ubiorum (“altaar de Ubiërs”) genoemd. Wanneer de stad precies gesticht werd is onduidelijk, maar de jaartallen 37 en 19 v. Chr. zijn de voornaamste kandidaten. Bij de stad lag een brug over de Rijn. Al vroeg in de eerste eeuw werd aan de overzijde het fort Divita gesticht, groot genoeg voor 1000 soldaten, om de stad te beschermen.

De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.
De Romeinse havenstraat, nu nog te zien in het Römisch-Germanisch Museum.

Aanvankelijk werden er bij Ara Ubiorum twee legioenen geplaatst. Na de Varusslag in 9 na Chr. waren dit Legio I Germanica en Legio XX Valeria Victrix. Dit bleef echter niet zo. Vanaf 28 na Chr. werd de omgeving van Ara Ubiorum niet langer als militaire basis gebruikt, op een vlootbasis in het zuiden na. De belangrijkste militaire plaats in Germania Inferior werd hiermee Castra Vetera, bij Xanten, waar nog wel twee legioenen geplaatst zaten. Ara Ubiorum daarentegen werd de hoofdstad van Germania Inferior gemaakt en werd hiermee het centrum van zowel het militaire als burgerlijke bestuur. Pas in 54 na Chr. werd de stad waarschijnlijk uitgeroepen tot Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA), in veel boeken kortweg Colonia Agrippina of Colonia Agrippinensis genoemd. De bewoners werden op den duur niet zozeer Ubiërs maar eerder Agrippinensen genoemd.

Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.
Het capitool van Keulen, ontworpen als een kleinere versie van het beroemde Capitool in Rome.

Als colonia moet CCAA als een kleine versie van Rome zijn ontworpen. Er zal dus een Capitool geweest zijn, een heiligdom waar de Capitolijnse Drieëenheid (Jupiter, Juno en Minerva) werd vereerd. Dit was gebouwd op een kunstmatige heuvel, waar nu de Sint-Maria im Kapital staat. Een ander zeer belangrijk gebouw was het praetorium, het hoofdkwartier van de troepen in Germania Inferior, dat in deze tijd nog een militair grensdistrict was en derhalve militaristischer van aard. Met 3,5 hectare was het praetorium één van de grootste gebouwen in heel Germania Inferior, waarvan de oostelijke muur op de Rijn uit keek. Het was in ditzelfde gebouw dat gouverneur Vitellius in januari 69 tot keizer werd uitgeroepen, waarop hij met zoveel mogelijk troepen naar Rome marcheerde.

Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.
Schaalmodel van het praetorium in Keulen, waar de gouverneur-bevelhebber van Germania Inferior zetelde.

De Ubische bevolking leed in de herfst van 69 onder invallen van Germaanse stammen van achter de Rijn, zoals de Chatten en Mattiaci, toen die zich bij de Bataafse opstand aansloten. Weliswaar wist men CCAA nog een tijdje veilig te stellen, maar wellicht creëerde dit een vals gevoel van veiligheid, zodat er begin 70 een heuse samenzwering in een woonhuis van de stad werd opgezet: de Treverische commandanten Julius Tutor en Julius Classicus en de Lingonische hoofdman Julius Sabinus kwamen hier met wat vertegenwoordigers van de Ubiërs en Tungri bijeen om te bespreken hoe zij zich zo listig mogelijk bij de opstand konden aansluiten. Sabinus droomde hierbij zelfs van een Gallisch keizerrijk met hemzelf aan het hoofd. Toen de Romeinse officier Gaius Dillius Vocula lucht kreeg van de samenzwering trok hij in zijn eentje naar de stad, maar ontmoette daar tot zijn verrassing Claudius Labeo, de neef van Julius Civilis, die aanbood om hem te helpen de opstand tegen te werken.

Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.
Met behulp van een list wisten de Agrippinensen de rebellen die hun stad bezetten in de val te lokken.

De plannen mochten niet baten, want in de weken daarna wonnen de rebellen alleen maar aan terrein, tot Classicus uiteindelijk voor de poorten stond en de stad dwong trouw te zweren aan het Gallische rijk. Kort daarna hadden de rebellen bijna alle forten veroverd. De Germaanse bondgenoten achter de Rijn drongen aan op plundering van CCAA, erop wijzend dat de bevolking zijn Germaanse afkomst verraden zou hebben door in deze zeer Romeinse stad te wonen die van Germaanse reizigers die de stad in wilden een tol eiste en hen verbood wapens te dragen. Civilis en Classicus zagen hier echter geen heil in omdat dit de steun voor de opstand in de streek kon doen afbrokkelen en omdat Civilis’ zoon zich nog als gijzelaar in de stad bevond. Van de Tencteren moesten de muren in elk geval worden afgebroken, maar de Agrippinensen zeiden tactvol dat ze de tol op zouden heffen en dat de muren beter konden blijven staan om een beleg van Romeinse heroveringstroepen te weerstaan. De Agrippinensen speelden het spel slim, want toen de Romeinse legioenen van Cerialis naar het noorden oprukten, waren ze erin geslaagd de Friese en Chaukische krijgers die de stad bezetten dronken te voeren en op te sluiten in een gebouw dat vervolgens in brand gestoken werd. Tevens konden ze de vrouw en zuster van Civilis en de dochter van Classicus, alle drie achtergelaten als gijzelaars, aan Cerialis uitleveren.

CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.
CCAA in haar gloriedagen. Middenin het forum, herkenbaar aan zijn halve cirkelvorm. Ten oosten daarvan, bij de Rijn, ligt het praetorium.

De Agrippinensen hadden op de juiste kaarten ingezet, want uiteindelijk verloren Civilis en zijn rebellen de strijd. CCAA had zware klappen gehad maar had overleefd en bloeide hierna op als nooit tevoren en bereikte op zijn hoogtepunt een omvang van bijna een vierkante kilometer. Toen Germania Inferior in de jaren 80 van de eerste eeuw tot “echte” provincie verheven werd, werd het praetorium van de opperbevelhebber omgedoopt tot het paleis van de voortaan civiele gouverneur. De stad bevatte tempels voor onder andere Mars, Mithras, Isis, Serapis, Rhenus (de Rijn) en Portunus, de god van de havens en rivierhandel. Als knooppunt tussen de Rijn en de Via Belgica, een belangrijke handelsweg die vanuit Boulogne naar het oosten liep, was CCAA de rivier dan ook veel verschuldigd. Vanuit de Belgische en Limburgse lössgrond werden er grote hoeveelheden graan en ander voedsel aangevoerd om via de Rijn naar de militaire versterkingen verspreid te worden. Verder bevatte de stad waarschijnlijk een gokhuis en was het de enige stad in Germania Inferior die naast een amfitheater ook een daadwerkelijk theater had voor toneelstukken. Daarnaast wemelde het er al van de ambachtslieden. Er werd zelfs al een soort eau de Cologne geproduceerd!

Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.
Postumus kwam bij Keulen in opstand tegen onderkeizer Saloninus en riep zijn eigen keizerrijk uit.

De stad raakte opnieuw in de problemen tijdens de Crisis van de Derde Eeuw, hoewel het de enige stad in Germania Inferior was die in die eeuw nog groei doormaakte en 25000 inwoners telde. In 260, toen de troepen van generaal Postumus in opstand kwamen tegen onderkeizer Saloninus, werd de stad waarin de laatstgenoemde zich bevond belegerd. Men zegt wel dat er zodoende twee Gallische keizerrijken in Keulen zijn uitgeroepen, maar dat is niet echt waar: het eerste Gallische keizerrijk kwam sowieso nooit echt van de grond en het tweede werd in zijn eigen tijd nooit zo genoemd, maar staat enkel bekend omdat de machtsbasis zich in Gallië concentreerde zonder zich ooit op de verovering van Rome te richten. In plaats daarvan werden er residenties in de Gallische provincies gebouwd, waaronder in CCAA.

Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.
Een stuk stadsmuur van CCAA, nog steeds zichtbaar in het hedendaagse Keulen.

Het Gallische rijk viel in 276 toen keizer Aurelianus het heroverde – een zet die de grensprovincie lelijk uitdunde. Hoewel Colonia Agrippina bleef bestaan, was het achterland van de stad aanzienlijk dunner bevolkt. In 280 probeerden twee officieren genaamd Bonosus en Proculus het werk van Postumus dunnetjes over te doen door vanuit Keulen hun eigen onafhankelijke rijk uit te roepen, maar dit was van korte duur. Tussen deze tijd en de vroege 4e eeuw zal er voor het eerst christendom zijn opgedoken in Keulen, wat hiervoor al vele cultussen uit verschillende delen van het rijk kende. Goden als Isis, Serapis en Mithras waren populair onder Romeinse veteranen, waar het in de stad van wemelde, maar Constantijn de Grote maakte in een decreet interessant genoeg ook melding van een aanzienlijke Joodse minderheid.

In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.
In de loop van de 5e eeuw kwam Keulen in Frankische handen terecht. De Romeinen waren niet sterk genoeg om er directe controle over te houden.

Ondanks dat Keulen groot en belangrijk bleef kreeg de stad in de vierde eeuw enkele gevoelige klappen, vaak als er weer Germaanse invallers zoals de Franken of Alemannen het rijk binnendrongen. Rond 355 was de stad in Germaanse handen, maar de nieuwe onderkeizer Julianus wist hem te heroveren. Hoewel de stad weer in Romeinse handen was en van groot belang bleef, was dit wel een keerpunt. De rijke economie herstelde hierna niet meer helemaal. Een halve eeuw hierna verloren de Romeinen alle controle over de Rijngrens, hoewel men aanspraak op Keulen bleef maken. In de vijfde eeuw leed de stad onder invallen van de Bourgonden en Hunnen: niet de Romeinen maar de Franken ontzetten Keulen. In 456 zag de Romeinse generaal Aegidius zich gedwongen om toe te geven dat Keulen een Frankische stad was geworden. Toch bleef de Romeinse erfenis hangen. Keulen werd een aartsbisdom waarvan de kerkprovincie tot in de 16e eeuw over de hele Lage Landen reikte; de aartsbisschop bestuurde de stad zelf en had zelfs de titel van keurvorst. Tot op de dag van vandaag zijn er resten van de Romeinse stadsmuren te zien.

De grootheid van Rome voorzegd: Aeneas’ aankomst in Italië

aeneasHet beroemdste gedeelte van Vergilius’ Aeneis is zonder twijfel de onmogelijke liefde van Dido en Aeneas, maar daar houdt het verhaal nog lang niet op. Na zijn vertrek uit Carthago gaat Aeneas noordwaarts en keert terug naar Sicilië, waar spelen worden gehouden ter ere van zijn overleden vader Anchises. Vervolgens behandelt Vergilius de aankomst van Aeneas in Italië, waar de Aeneaden al snel vrienden en vijanden maken. In het laatste geval moeten zij vechten om hun plaats op het schiereiland te verkrijgen.

De sibille van Cumae, zoals afgebeeld op het plafond van de Sixtijnse kapel door Michelangelo.
De sibille van Cumae, zoals afgebeeld op het plafond van de Sixtijnse kapel door Michelangelo.

Aangekomen op het Italiaanse vasteland ontmoet Aeneas de sibille van Cumae. Een sibille is in de klassieke oudheid in feite een soort zieneres of vrouwelijke profeet, waarschijnlijk een concept dat invloed uit het Midden-Oosten kent. De sibille ontvangt in extase visioenen van de toekomst, spontaan en ongevraagd, die zij voorspelt in zesvoetige verzen (hexameters). Hoewel de Grieken in eerste instantie slechts van één sibille spraken (waarbij Sibylla in feite een persoonsnaam zou zijn) was het aantal op den duur flink gegroeid. Volgens de Romeinse geleerde Varro waren er tien, waaronder die van Cumae, een stad ten westen van Napels. Volgens Vergilius heette zij Deïphobe.

Aeneas en de sibille dalen af in de Onderwereld.
Aeneas en de sibille dalen af in de Onderwereld.

Als de sibille Aeneas via de nabije krater Avernus meeneemt naar de Onderwereld, blijken opnieuw de propagandistische motieven van de auteur. In de Onderwereld ontmoet Aeneas zijn vader Anchises weer, die hem meebrengt naar de Lethe, de rivier die herinneringen wegneemt. Zielen die deze gunst krijgen na een eeuwenlange straf of zuivering zullen herboren worden. Anchises toont Aeneas enkele belangrijke toekomstige nakomelingen, die zullen regeren over de stad Alba Longa. Vervolgens komen er grote namen uit de Romeinse geschiedenis: Romulus en de andere koningen van Rome, Lucius Junius Brutus, de Gracchi, Julius Caesar en Augustus. Augustus wordt hierbij in bijna messianistische stijl als een beloofde redder neergezet en de grote Romeinse veroveringen worden aangekondigd.

Aeneas landt op de Italiaanse kust. Naast hem zijn zoontje Ascanius die hij aan de hand meeneemt. Een zeug wijst hem de plek waar hij zijn nieuwe stad moet bouwen.
Aeneas landt op de Italiaanse kust. Naast hem zijn zoontje Ascanius die hij aan de hand meeneemt. Een zeug wijst hem de plek waar hij zijn nieuwe stad moet bouwen. (Reliëf uit de 2e eeuw.)

De rest van de Aeneis bevat de strijd in Italië. Aangekomen in Latium worden de Trojanen hartelijk ontvangen door koning Latinus, een zoon van de natuurgod Faunus en de sterfelijk Marica. Al voor Aeneas’ komst is zijn dochter Lavinia in een groot wonderteken door vlammen omringd, hetgeen haar grote plaats in de geschiedenis zou hebben voorzegd. Een orakel ontraadde hierop Lavinia’s geplande huwelijk met Turnus, de koning van de Rutuli, met de voorspelling dat Lavinia met een vreemdeling zou trouwen. Latinus schenkt haar hand dan ook prompt aan Aeneas. Koningin Amata zag echter meer in Turnus, opgehitst door de wraakgodin Alecto, die gestuurd is door Juno om roet in het eten te gooien. Ook Turnus wordt van goddelijke hand opgestookt. Het resultaat is dus een oorlog.

De Tiber adviseert Aeneas om vriendschap te zoeken bij Euander.
De Tiber adviseert Aeneas om vriendschap te zoeken bij Euander.

De god van de Tiber raadt Aeneas echter aan een verbond te sluiten met Euander, een vorst afkomstig uit Arcadia die lang voor de Trojaanse oorlog naar Italië is uitgeweken. Hier stichtte hij op de linkeroever van de Tiber, aan de voet van een heuvel zijn nederzetting Pallanteum, genoemd naar zijn woonplaats in Arcadië of naar zijn zoon Pallas. De heuvel zelf zal later bekendstaan als de Palatijn. Het verbond met Euander creëert een vriendschapsband tussen Pallas en Aeneas. Als Aeneas terugkeert met Etruskische bondgenoten staat de strijd er voor hem heel wat minder slecht voor, zeker nadat zijn moeder Venus hem een wapenrusting heeft gegeven die door Vulcanus gesmeed is. Pallas wordt echter door Turnus gedood, tot grote woede van Aeneas. Turnus kan nog maar net ontkomen.

Aeneas verslaat Turnus (olieverfschilderij door Luca Giordano)
Aeneas verslaat Turnus (olieverfschilderij door Luca Giordano)

Na een wapenstilstand en een krijgsraad wordt besloten om de strijd middels een tweekamp tussen Turnus en Aeneas te beslissen. Als Turnus wint moeten de Trojanen vertrekken, maar als Aeneas wint zal er een eeuwigdurend verbond tussen de Trojanen en Latijnen komen. Aeneas is echter zo duidelijk sterker dan Turnus dat de Italiërs het bestand verbreken en er weer een veldslag uitbreekt, mede dankzij de intriges van Juno en Turnus’ zuster Juturna, de echtgenote van de god Janus. Uiteindelijk slaagt Aeneas erin om Latium zelf aan te vallen. Amata beseft dat alles verloren is en pleegt zelfmoord, waarna Aeneas Turnus alsnog tot een tweekamp dwingt. Turnus wordt verslagen en is aan de genade van Aeneas overgeleverd. Hoewel Aeneas even aarzelt, drijft de aanblik van Turnus in Pallas’ wapenrusting hem tot woede en doodt hij zijn tegenstander.

Aeneas wordt door Venus opgenomen op de Olympus. (Schilderij door Peter Candid.)
Aeneas wordt door Venus opgenomen op de Olympus. (Schilderij door Peter Candid.)

Zo eindigt de Aeneis nogal abrupt en open. Hoewel Vergilius nog revisies gepland had, overleed hij in 19 v. Chr. voor hij hier de kans toe kreeg. Zijn laatste wens was zelfs dat het onvoltooide epos zou worden vernietigd. Keizer Augustus was het hier (gelukkig) niet mee eens en gaf opdracht het gedicht te publiceren met zo min mogelijk aanpassingen. Over het verdere verloop van Aeneas’ leven verhaalt de tekst niet, noch over de stichting van een stad door de Trojaanse vluchtelingen. Andere schrijvers lichten echter tipjes van deze sluier op. Volgens Livius stichtte Aeneas een stad die hij Lavinium noemde, naar zijn tweede echtgenote. Toen Aeneas daar uiteindelijk stierf, kreeg Venus toestemming van Jupiter om haar zoon te vergoddelijken door hem nectar en ambrozijn te geven. Volgens Livius werd Aeneas’ sterfelijke lichaam begraven aan de oever van de Numicus. Volgens Ovidius spoelde deze rivier al zijn sterfelijke lichaamsdelen weg. Andere versies verhalen dat Aeneas in de rivier verdronken was tijdens de strijd of dat hij na een laatste veldslag tegen de Rutuli nooit meer teruggevonden werd, wat zijn vergoddelijking zou aantonen. Als Jupiter Indiges of Pater Indiges werd hij onder de goden opgenomen als voorvader van het Romeinse volk.

De tragische liefde van Dido en Aeneas

Dido en AeneasVergilius’ Aeneis vertelt over de zwerftochten van de Trojaanse vluchtelingen onder leiding van Aeneas, de voorvader van de stichters van Rome. In navolging van Homerus’ Odyssee vertelt Vergilius het verhaal niet in geheel chronologische volgorde. Bij aanvang van het eerste van de twaalf zangen of boeken vertrekt Aeneas met zijn vloot uit Sicilië, waarna hij verrast wordt door de stormwinden die Aeolus op last van Juno heeft vrijgelaten. De schepen worden op de Noord-Afrikaanse kust geworpen en de Aeneaden gaan aan land om de boel te verkennen en hulp te zoeken. Zo stuiten zij op de stad Carthago, geregeerd door koningin Dido.

Dido ontvangt Aeneas en de zijnen in haar paleis en neemt Cupido, vermomt als Ascanius, op haar schoot.
Dido ontvangt Aeneas en de zijnen in haar paleis en neemt Cupido, vermomt als Ascanius, op haar schoot.

Dido of Elissa zou afkomstig zijn uit Tyrus, de havenstad van de Phoeniciërs. De Phoeniciërs waren Kanaänieten, die woonden in het tegenwoordige Libanon. Rond 1200 v. Chr. was een groot deel van het oosten van de Middellandse Zee overrompeld door de zogenaamde Zeevolken (waaronder mogelijk de Filistijnen), maar de Phoeniciërs hadden dit overleefd en groeiden na de val van Minoïsch Kreta uit tot de grootste zeevaarders van het Middellandse Zeegebied. Het is bekend dat Carthago volgens de overlevering inderdaad gesticht werd door Phoeniciërs, zij het rond 814 v. Chr., enkele eeuwen na de legendarische Trojaanse oorlog. Volgens de legende zou Dido zelf de stad gesticht hebben. Dido zou uit Tyrus gevlucht zijn voor haar afgunstige broer, koning Pygmalion, waarbij haar rijke echtgenoot Sichaeus om het leven was gekomen. Aangekomen op de Noord-Afrikaanse kust stond de daar regerende Mauretanische koning Hiarbas haar toe een stuk grond te nemen, zo groot als zij met een koeienhuid kon omlijnen. Dido was hem te slim af door de huid in dunne repen te snijden en zo een aanzienlijk gebied op te eisen. Hiarbas was onder de indruk en vroeg Dido’s hand, maar zij weigerde dit uit respect voor Sichaeus.

Aeneas en Dido vluchten tijdens een jachtpartij voor het onweer een grot in, waar zij elkaars liefde bekennen. (Detail van een gobelin in de Burgerzaal, stadhuis Nijmegen.)
Aeneas en Dido vluchten tijdens een jachtpartij voor het onweer een grot in, waar zij elkaars liefde bekennen. (Detail van een gobelin in de Burgerzaal, stadhuis Nijmegen.)

Vergilius maakt zijn eigen versie van het verhaal door Dido een rol te geven in zijn epos over Aeneas. Venus manipuleert de ontmoeting tussen Aeneas en Dido door haar zoontje Cupido de plaats van Ascanius, Aeneas’ zoon, in te laten nemen. Zo maakt Cupido eerst de moederlijke gevoelens van Dido los en vervolgens laat hij haar verliefd worden op Aeneas, die haar van al zijn omzwervingen vertelt. Venus doet dit vooral om zeker te weten dat Aeneas geen gevaar zal lopen aan Dido’s hof, maar Juno sluit zich met heel andere motieven bij het plan aan. Het is immers Aeneas’ lotsbestemming om een stad in Italië te stichten die ooit tot een enorme macht zal uitgroeien, wat Juno, die nog altijd wrok koestert jegens de Trojanen, niet ziet zitten. Op deze manier hoopt Juno Aeneas dus weg te houden uit Italië. Maar Fama, de godin van de geruchten, verspreidt het nieuws sneller dan een modern roddelblad. Hiarbas, die volgens Vergilius een zoon van Jupiter en een nimf is, richt zich in gebed tot zijn goddelijke vader en spreekt zijn boosheid uit over het in zijn ogen grote onrecht hiervan. Jupiter besluit in te grijpen en stuurt Mercurius, die Aeneas overhaalt om alsnog te vertrekken. Dido is verbolgen en gebroken. Ze laat een grote brandstapel oprichten waarop ze alles laat plaatsen wat aan Aeneas herinnert: achtergelaten wapens, voorwerpen en kleren, maar ook het bed waarin zij samen geslapen hebben. Dido vervloekt Aeneas en de zijnen en voorspelt een eeuwige haat tussen haar stad en de afstammelingen van Troje. Vervolgens neemt ze plaats op het bed en steekt zichzelf dood met Aeneas’ zwaard. Aeneas ziet uit de verte de gloed van de brandstapel wanneer die ontstoken is.

De Dood van Dido, door Augustin Cayot.
De Dood van Dido, door Augustin Cayot.

Vergilius heeft het tragische verhaal van Dido zoals gezegd niet zelf bedacht, maar hier wel zijn eigen draai aan gegeven. In de losstaande mythe was het de trouw aan Sichaeus die haar noodlottig werd. Hiarbas eiste Dido op als zijn vrouw en dreigde met oorlog. Als vredesvoorwaarde stelde hij dat iemand uit Carthago bij Hiarbas moest gaan wonen om hem de Phoenicische cultuur te leren. Maar uiteraard zal geen enkele Carthager bij de Afrikaanse barbaren willen gaan wonen, of wel soms? Dido besluit zich mild en eerzaam te tonen en zegt dat eenieder bereid zou moeten zijn iets dergelijks te doen om de stad te redden: sterker nog, iedere Carthager zou bereid moeten zijn om zijn eigen leven op te offeren voor de stad! Maar dan pas vertellen haar herauten dat Hiarbas slechts één persoon uit Carthago in zijn gezelschap wenst: Dido. Zo heeft Dido zichzelf klem gezet: trouwen met Hiarbas is de enige manier om de stad te redden, maar dit wil zij zelf niet, terwijl zij iedereen die zou weigeren zichzelf op te offeren voor de stad heeft veroordeeld. Dido’s brandstapel is in deze versie van het verhaal niet voor vernietiging van de herinnering aan Aeneas, maar onder het mom van dodenoffers voor Sichaeus. Op die manier lijkt het alsof zij zich opmaakt om met Hiarbas te trouwen. Uiteindelijk beklimt Dido de brandstapel en verkondigt nu naar haar echtgenoot te gaan, waarna zij zichzelf doodsteekt.

De Carthaagse godin Tani, hier afgebeeld met leeuwenkop, was mogelijk een inspiratie voor Dido.
De Carthaagse godin Tanit, hier afgebeeld met leeuwenkop, was mogelijk een inspiratie voor Dido.

Het werkelijk bestaan van Dido zelf is nogal een discussiepunt. Het is niet geheel duidelijk wie als eerste het verband legde tussen Dido en de voorouders van Rome, al heeft Vergilius dit in elk geval zodanig gedaan dat het verhaal wereldberoemd is geworden. Carthago zelf kan rond 1250 v. Chr. nog niet als echte stad bestaan hebben: vermoedelijk werd de stad in 814 v. Chr. pas gesticht. Pompeius Trogus plaatst Dido’s stichting van de stad op 72 jaar voor de stichting van Rome, dus in 825 v. Chr. Dido zou na haar zelfdoding zijn vergoddelijkt en het is inderdaad niet ondenkbaar dat zij gebaseerd is op de Carthaagse godin Tanit. Vergilius, die met zijn Aeneis een propagandistische agenda had, heeft met de tragedie van Dido uiteraard een mythologische oorzaak voor de Punische Oorlogen gecreëerd. Als Aeneas haar later in de onderwereld weer tegenkomt kijkt ze van hem weg. Een ander belangrijk verschil met de losstaande versie van de mythe is de trouw aan wijlen haar man: waar in het origineel deze trouw de hele motivator voor het verhaal is en Dido hier nimmer van afwijkt, is Vergilius’ versie van Dido veel complexer. Ze is een gekwelde, tragische vrouw, die de trouw aan haar overleden man opgeeft ten gunste van Aeneas, maar hier uiteindelijk aan ten onder gaat.

Vergilius en Dante zien de wellustigen in de tweede kring van de hel (Inferno, canto 5). Ets door Gustave Doré.
Vergilius en Dante zien de wellustigen in de tweede kring van de hel (Inferno, canto 5). Ets door Gustave Doré.

Het verhaal van Dido is dankzij Vergilius zo beroemd geworden dat het nog menig kunstenaar heeft geïnspireerd. Vanaf de 17e eeuw heeft het meerdere opera’s geïnspireerd, evenals toneelstukken en andere literaire werken. In de 14e eeuw plaatst Dante Alighieri haar, in zijn Goddelijke Komedie, in de tweede kring van de hel, waar de wellustigen in een eeuwige wervelwind gevangen zitten. (Dante wordt in zijn gedicht overigens door hel en vagevuur rondgeleid door Vergilius.) Blijkbaar zag Dante zelfmoord gedreven door liefde als een teken van zeer ernstige onmatigheid, ofschoon hij zelfmoord als zodanig ook veroordeelde. De Italiaanse fascisten onder Mussolini demoniseerden haar als een anti-Romeinse figuur, die bovendien stond voor Noord-Afrikaanse beschaving en een sterke vrouw was, hetgeen allemaal niet in hun plaatje paste. Over het algemeen wordt Dido echter vooral als een sympathieke, tragische figuur gezien, die in feite het slachtoffer van een goddelijke intrige was.

De val van Troje verbonden aan de stichting van Rome

sfv01De eeuwen waarin Rome nog niet veel meer was dan een stadstaat, zijn van oudsher gehuld in mythen en legenden. Menig adellijk geslacht beweerde dat zijn bloedlijn terugging op een godheid of op een grote mythologische held. Het Julische huis beweerde qua afstamming terug te gaan op Aeneas, die niet alleen een zoon was van de godin Venus, maar ook een Trojaanse prins en voorvader van de stichters van Rome.

Porceleinen afbeelding van het wereldberoemde Paris-oordeel (Capitolijns Museum, Rome). De mythe van de Trojaanse oorlog werd in verband met de stichting van Rome gebracht.
Porceleinen afbeelding van het wereldberoemde Paris-oordeel (Capitolijns Museum, Rome). De mythe van de Trojaanse oorlog werd in verband met de stichting van Rome gebracht.

De legende over de Trojaanse oorlog is vooral bekend geworden door het aloude epos Ilias, toegeschreven aan de Ionisch-Griekse dichter Homerus. Het stuk beschrijft een gedeelte van het tiende jaar van de oorlog en beschrijft met name een conflict tussen de Myceense koning Agamemnon, die de Griekse coalitie leidt, en de vrijwel onkwetsbare kampioen Achilles. In tegenstelling tot wat velen denken bevat de Ilias overigens niet de afloop van de oorlog: dit wordt pas in een flashback omschreven in de Odyssee, het verhaal van de zwerftochten en thuiskomst van de Griekse held Odysseus. De Trojaanse oorlog was uitgebroken naar aanleiding van de bruiloft van de menselijke Peleus en de zeenimf Thetis. Eris, de godin van de tweedracht, was in tegenstelling tot tal van andere goden en godinnen niet uitgenodigd. Als wraak verscheen zij op het feest en wierp een gouden appel met het opschrift “voor de mooiste” tussen het gezelschap. De godinnen Hera, Pallas Athena en Aphrodite eisten alle drie de appel op, maar niemand durfde de keuze te maken. Uiteindelijk verscheen het drietal daarom aan Paris, de zoon van de Trojaanse koning Priamus. Dit is het beroemde Paris-oordeel.

De list met het paard van Troje slaagt door de leugens van de Griek Sinion, die voorwendt dat hij afvallig is. Ook in de Aeneis komt deze passage voor.
De list met het paard van Troje slaagt door de leugens van de Griek Sinion, die voorwendt dat hij afvallig is. Ook in de Aeneis komt deze passage voor.

Niets menselijks is de Griekse goden vreemd en dus probeerde het drietal Paris om te kopen. Hera beloofde rijkdom, Athena wijsheid, maar Aphrodites belofte om Paris de mooiste vrouw ter wereld te bezorgen maakte dat zijn keuze op de liefdesgodin viel, tot woede van haar mededingsters. ’s Werelds mooiste vrouw vond Paris jaren later in de vorm van Helena, de gemalin van koning Menelaos van Sparta. Paris schaakte Helena, waarop Menelaos de hulp van zijn broer Agamemnon inschakelde. Het resultaat was een jarenlange oorlog van een coalitie Grieken of Achaeërs tegen de Trojanen of Dardanen. Meerdere goden kozen partij in het conflict, waarbij Hera en Athena uiteraard de Grieken steunden en Aphrodite de Trojaanse stadstaat. Totdat Odysseus de beroemde list van het houten paard bedacht, waarna Troje in de vlammen opging.

Hisarlik is de plaats die men nu doorgaans als Troje of Ilion beschouwd. Het was geen Griekse stad maar stond op den duur wel onder sterke invloed van de Griekse cultuur. Troje VII lijkt de Hettitische stad Wilusa te zijn. Troje VIIa wordt traditioneel als Homerisch Troje gezien.
Hisarlik is de plaats die men nu doorgaans als Troje of Ilion beschouwd. Het was geen Griekse stad maar stond op den duur wel onder sterke invloed van de Griekse cultuur. Troje VII lijkt de Hettitische stad Wilusa te zijn. Troje VIIa wordt traditioneel als Homerisch Troje gezien.

De stadstaat Troje, ook wel bekend als Ilion (hetgeen de naam van Homerus’ epos verklaart), heeft zeer waarschijnlijk echt bestaan, in het noordwesten van Anatolië (het Turkse schiereiland). De 19e-eeuwse opgravingen van Heinrich Schliemann wijzen traditioneel een groep van ruïnes aan bij de Dardanellen. De meerdere lagen van ruïnes over elkaar maken duidelijk dat de stad meerdere malen verwoest en weer opgebouwd is: de oudste gaat vermoedelijk terug op 3000 v. Chr. Schliemann, meer schattenjager dan wetenschapper, ging er ten onrechte van uit dat deze ruïne het Homerisch Troje was. Qua datering is het waarschijnlijk dat Troje VIIa het is geweest, namelijk tussen 1300 en 1190 v. Chr. Dat lijkt te kloppen met de setting van de Trojaanse oorlog, waarin Mycene een leidende rol heeft: de stad vormde een grote machtsfactor tussen 1400 en 1150 v. Chr.

Aeneas dreigt het onderspit te delven tegen Diomedes. Zijn moeder Aphrodite (Venus) staat achter hem.
Aeneas dreigt het onderspit te delven tegen Diomedes. Zijn moeder Aphrodite (Venus) staat achter hem.

Aeneas speelt een bescheiden rol in de Ilias, maar raakt een paar keer lelijk in de knoei. In boek V neemt hij het op tegen Diomedes, de koning van Argos, die er met behulp van Pallas Athena in geslaagd was om Aphrodite te verwonden. Aeneas raakt ook gewond en wordt door Diomedes op een rots geworpen. Aphrodite grijpt echter in en redt hem. Nog driemaal probeert Diomedes Aeneas aan te vallen, maar Apollo weert alle aanvallen af, waarna Aeneas in de burcht van Troje wordt verzorgd door de godinnen Leto en Artemis. Diomedes wordt afgeleid door een fantoombeeld van Aeneas, gecreëerd door Apollo. Wanneer Aeneas later in de strijd overweegt om Menelaos te bevechten ziet hij hiervan af zodra de koning van Sparta versterkingen krijgt. In boek XX probeert hij met Achilles te vechten, maar wordt opnieuw verwond en bijna gedood. De zeegod Poseidon, die eigenlijk aan de kant van de Grieken staat, redt hem echter omdat hij Aeneas persoonlijkheid bewondert, waarna hij Aeneas echter wel aanspoort geen superieure tegenstanders meer te kiezen.

Venus en Anchises (1889-1890) door William Blake.
Venus en Anchises (1889-1890) door William Blake.

Over de afkomst van Aeneas wordt door Homerus ook verteld, maar dan in zijn Hymne aan Aphrodite, waarin verhaald wordt hoe de godin alle andere goden, met name Zeus, verliefd laat worden op sterfelijke mensen. Zeus pakt haar terug door haar gevoelens te laten krijgen voor Anchises. Pas na de daad openbaart zij zich aan hem als de godin Aphrodite, maar belooft Anchises te beschermen in ruil voor zijn stilzwijgen. Aeneas wordt na zijn geboorte naar de nimfen op de berg Ida gebracht. Pas als hij vijf jaar oud is wordt hij aan Anchises overgedragen. De legende over Aeneas werd na de tijd van Homerus – het is niet exact duidelijk wanneer deze dichter geleefd heeft, als hij al echt als één persoon bestond, maar men denkt aan ca. 850 v. Chr. – voortgezet en kwam zoals veel Griekse mythen en sagen ook bij de Romeinen terecht.

Vergilius leest de Aeneis voor aan Augustus, Octavia en Livia (1790-1793), door Jean-Baptiste Wicar. Zoals de schilder het hier voorstelt is het epos zo indrukwekkend dat het dames doet flauwvallen.
Vergilius leest de Aeneis voor aan Augustus, Octavia en Livia (1790-1793), door Jean-Baptiste Wicar. Zoals de schilder het hier voorstelt is het epos zo indrukwekkend dat het dames doet flauwvallen.

De beroemdste Romeinse schrijver die Aeneas behandeld heeft is Publius Vergilius Maro, die leefde van 70 t/m 19 v. Chr. Vergilius maakte deel uit van een kring van dichters die was verzameld door Maecenas, een vriend en vertrouweling van keizer Augustus. Maecenas ondersteunde de dichters financieel onder de voorwaarde dat zij in ruil keizer Augustus in een positief daglicht stelden. Een soort propagandamachine dus. Dat is te merken, want in de Aeneis, het verhaal van Aeneas’ zwerftochten na de Trojaanse oorlog, aarzelt Vergilius niet om meerdere lofprijzingen aan de keizer te verwerken. Jupiter voorspelt de geboorte van Augustus en zijn rol als “redder” van de Romeinse republiek. De Aeneis is opgesteld als een nationaal epos, waarin de oorsprong van Rome wordt teruggevoerd op de goden. Aeneas is de zoon van Venus (de Romeinse equivalent van Aphrodite) en wordt neergezet als de ideale stamvader van het Romeinse volk. Het is vast niet zonder reden dat deze bijfiguur uit de Ilias zo’n grote rol speelt bij de Romeinen, want in plaats van de heldhaftigheid van de oude Griekse helden toont Aeneas meer tekenen van het Romeinse pietas, wat alle ideale kwaliteiten omvat zoals vaderlandsliefde en bescheidenheid. Er wordt een directe bloedlijn gesuggereerd tussen Aeneas en keizer Augustus, die daarmee ook als afstammeling van de goden wordt neergezet.

Aeneas' vlucht uit Troje (1598) door Frederico Barocci. De door Anchises gedragen voorwerpen stellen de beeldjes van de Laren en Penaten voor.
Aeneas’ vlucht uit Troje (1598) door Frederico Barocci. De door Anchises gedragen voorwerpen stellen de beeldjes van de Laren en Penaten voor.

In de Aeneis wordt duidelijk dat niet alle Trojanen werden gedood of tot slaaf gemaakt na de val van Troje. Aeneas heeft van de goden het bevel gekregen om de stad te ontvluchten en de vluchtelingen te leiden. Zeer beroemd is dan ook het beeld van Aeneas die het brandend Troje uitvlucht met zijn oude vader Anchises op de rug (Anchises was kreupel geworden nadat hij toch had opgeschept over zijn affaire met Venus en Jupiter hem voor straf een bliksemschicht op zijn voet had geworpen) en zijn zoontje Ascanius aan de hand. Ascanius, ook wel Julus genaamd, zou de voorouder zijn van het Julische huis en dus van keizer Augustus. Een extra Romeins element in de vlucht van Aeneas is het meedragen van de Laren en Penaten, de huisgoden: deze naamloze goden, vaak voorgesteld als de voorouders van de familie, zijn veel eerder een Romeins dan een Grieks verschijnsel. Zijn vrouw Creusa overleeft de val van Troje niet, maar haar schim drukt Aeneas op het hart dat het zijn lot is om een nieuwe stad in het westen te stichten.

De zwerftocht die Aeneas en de zijnen volgens Vergilius aflegden.
De zwerftocht die Aeneas en de zijnen volgens Vergilius aflegden.

Na hun vlucht uit Troje beleven de Aeneaden onderweg allerlei avonturen, zoals een confrontatie met de Harpijen, ontmoetingen met zieners en sibillen, die nog meer grootheid voorspellen, en een snelle ontsnapping van het Cyclopeneiland, waar zij de blind geworden Polyphemus zien en een achtergebleven bemanningslid van Odysseus redden, waarmee de nobelheid van de personages duidelijk wordt neergezet. De oude Anchises overlijdt kort daarna Onderwijl heeft Juno (de Romeinse equivalent van Hera) nog steeds allerminst het beste voor met de Trojanen en doet wat zij kan om de toekomstige grootheid te verhinderen. Zij slaagt er uiteindelijk in om Aeolus, de god der winden, om te kopen zodat hij al zijn stormen loslaat op de schepen van de Aeneaden. Dat doet hen verspreid belanden in Noord-Afrika, waar ze uiteindelijk vriendelijk ontvangen worden door Dido, de koningin van Carthago. Voorlopig lijkt Aeneas rust gegund. Venus, die Dido niet vertrouwt, zorgt ervoor dat de koningin verliefd wordt op Aeneas, wat Juno ook wel bevalt. Eind goed al goed? Nou…

Wordt vervolgd…