Romeinen en mobiliteit: de waterwegen

alphen schipGegroet, goeiige geweldenaren! Als rondreizende Romeinse soldaat geef ik doorgaans de voorkeur aan de benenwagen, maar dat is niet altijd haalbaar. Vorig jaar moest ik een paar keer mijn toevlucht nemen tot wat snellere vervoermiddelen. Daarbij is het één natuurlijk sneller dan het ander. Een koets of ossenwagen schelen de passagier een hoop energie, maar gaan niet buitengewoon snel. Te paard of met een renwagen ga je veel sneller, maar kun je weer minder bagage meenemen. Snelheid en draagkracht kun je allebei vinden op een boot, die als enige nadeel heeft dat je alleen kunt komen waar er (voldoende) water is. Ondanks dat nadeel zijn de rivieren eigenlijk de snelwegen van mijn tijd.

Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).
Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).

De belangrijkste rivier in Romeins Nederland en heel Germania Inferior is natuurlijk de Rijn, die niet alleen de grens van het Romeinse rijk was maar ook als een belangrijke handelsroute gold. Dat was des te meer zo omdat de Rijn natuurlijk allerlei zijrivieren heeft. Bij castellum Carvo (Herwen) takte de Waal af van de Rijn: hij nam dusdanig veel water mee dat de Romeinse veldheer Drusus er zelfs een dam aanlegde om dit te verminderen, want een hogere Rijn is niet alleen een groter obstakel voor invallers, maar ook veel beter begaanbaar voor schepen. De Lek bestond ook al, maar was toen nog een zijriviertje – in jullie tijd is het de grote hoofdstroom terwijl de Oude en Kromme Rijn een zijriviertje zijn geworden. Via zowel de Waal als de Lek kon je uitkomen in het Helinium, de grote wijde riviermonding waar ook de eveneens zeer belangrijke Maas uitkwam. Laten we ook de Schelde trouwens niet vergeten, die de grens tussen Germania Inferior en Gallia Belgica vormde. Een andere belangrijke zijrivier van de Rijn was de Fectio of Vecht, die naar het Flevomeer in het noorden leidde. Vanuit het Flevomeer kon je via de rivier het Flevum (het Oer-IJ) of wat meer noordelijke stromen als het Vlie naar de Noordzee varen.

Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!
Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!

Wij Romeinen vermeden de Noordzee liever, want die was ruw en gevaarlijk. Bovendien is het verschillen tussen de getijden hier veel sterker dan in de Middellandse Zee, wat de Noordzee of Germaanse Zee in onze Romeinse ogen extra onvoorspelbaar maakt. Aan de Waddenzee hebben we slechte herinneringen omdat troepen van veldheren als Drusus en Germanicus hier vaak ellende kregen als ze in de herfst terug probeerden te keren van hun expedities. Stormen en zandbanken zorgden voor ernstige problemen of zelfs schipbreuk. Als het even kan vermijden wij die zee dus liever. Reden voor sommige opperbevelhebbers om enkele kanalen aan te leggen. Zo liet Drusus in 12 v. Chr. één of meerdere kanalen graven om naar het Flevomeer en de Waddenzee te komen. Waar zo’n Drususgracht gelegen heeft is niet bekend. Sommigen denken aan een verbinding tussen de Rijn en Oude IJssel, maar die ontstond pas veel later vanzelf. Misschien lag het kanaal wel heel ergens anders. Veel zekerder zijn we van het kanaal dat Corbulo in 47 na Chr. liet graven in Zuid-Holland tussen de Rijn en het Helinium.

Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.
Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.

Corbulo liet zijn kanaal met een goede reden graven. Niet alleen handelsschepen konden hierdoor gemakkelijk oversteken van de Rijn naar de Maas, maar ook militaire schepen. De kanalen van Drusus hadden al als doel gehad om de Rijnvloot of Classis Germanica naar het noorden te laten varen voor verkenningstochten en oorlogen, waarvoor Drusus ook al de dam bij Carvo had laten bouwen. Corbulo kreeg bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te maken met plunderingen door zeerovers uit het land van de Chauken, bij de Eemsmonding. Deze rovers voeren langs de kust naar het rivierengebied en hielden hier lelijk huis, waar Corbulo mee moest afrekenen. Behalve oorlogsschepen zette Corbulo ook kleinere patrouilleschepen in om de rivieren uit te kammen. Door kleine stroompjes met elkaar te verbinden kon Corbulo een enorm kanaal aan laten leggen zodat zijn vloot gemakkelijk van rivier naar rivier kon zonder die verraderlijke Noordzee op te hoeven.

Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.
Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.

Hoewel de militaire Romeinse schepen vaak galeien met roeiers waren, voeren er ook veel vrachtschepen van kooplui af en aan. In de Rijndelta waren dat meestal platbodems, die niet erg diep lagen en zo geen last hadden van de modderige oevers. Deze schepen werden niet geroeid maar geboomd, oftewel voortgestuwd door ze met lange stokken af te zetten tegen de bodem. Op de schepen werden vrachten vervoerd zoals voedsel en bouwmaterialen voor de grote hoeveelheid Romeinse forten aan de Rijn, Maas en kustgebieden. Ook belangrijke handelsplaatsen aan het water, zoals Noviomagus en Forum Hadriani, werden natuurlijk veelvuldig door vrachtschepen aangedaan. Sommige kooplui waagden zich ook regelmatig de zee over, naar Brittannia. Misschien dat daarom de inheemse godin Nehalennia enkele Gallo-Romeinse heiligdommen kreeg bij de Schelde en de westkust. Deze tempels stonden bij Colijnsplaat (in de Romeinse tijd Ganuenta) en Domburg. Waarschijnlijk was Nehalennia een Menapische godin die stond voor vruchtbaarheid en het bewaken van de handelaren. Geen wonder dat zoveel dankbare kooplui een votiefsteen aan haar schonken, als dank voor hun veilige overtocht.

De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo'n plek konden er flink aan verdienen!
De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo’n plek konden er flink aan verdienen!

Romeinen en water was een paar jaar geleden al het thema van de Romeinenweek, maar het sluit eigenlijk prachtig aan op de Romeinse mobiliteit, die dit jaar het thema zal zijn. De rivieren en kanalen waren geen belemmeringen, maar handelsroutes! En voor wie toch liever te voet ging was er altijd nog wel een brug te vinden om over te steken, haha! Dat komt mij in de Romeinenweek straks vast des te beter uit!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Arnhem-Meinerswijk: eerder Levefanum dan Castra Herculis

091Op onze tocht langs de Limes in Nederland komen we nu aan bij Arnhem, waar in de zuidelijke Meinerswijk het meest duidelijke castellum van heel Gelderland ligt. De naam is een punt van discussie: Castra Herculis is lange tijd aan castellum Meinerswijk toegeschreven, maar tegenwoordig gaan we meer uit van Levefanum. Los van alle debatten over de naam weten we in elk geval zeker dat er een castellum stond, omdat dit in 1979 teruggevonden is.

De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar.
De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar gemaakt.

Al voor de vondst van het castellum was er een heel sterk vermoeden van historische bewoning van de plek, omdat de grote aanwezigheid van fosfaat in de grond hier vaak een teken van is. Desondanks was castellum Meinerswijk het eerste fort tussen Fectio en Burginatum (Kalkar) dat werd teruggevonden. De eerste vondsten van het fort waren vooral wat aardewerk en tufsteen, al vielen hier de nodige conclusies uit te trekken. Een uitgebreide opgraving in 1991 toonde concrete gebouwen aan, zoals de principia (het hoofdkwartier) en de zuidmuur met de achterpoort. De hierbij gevonden dakpannen kwamen van een grote aardewerkfabriek die ter hoogte van Berg en Dal, vlakbij Nijmegen, moet hebben gestaan. Het gebouw moet aardig luxe zijn geweest, want er zijn ook sporen van muurschilderingen gevonden.

De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.
De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.

Het castellum in kwestie is waarschijnlijk al vroeg aangelegd, tussen 10 en 20 na Chr., toen Tiberius en later Germanicus de laatste grote veldtochten in Germania achter de Rijn hielden. Geen wonder, want het castellum in kwestie is een logisch punt, ten noorden van Nijmegen waar zich op dat moment een militair hoofdkwartier bevond. Bovendien ligt het nabij een bocht in de Nederrijn. Volgens sommigen zou het als bolwerk hebben gediend bij de Fossa Drusiana, het kanaal dat Drusus naar het Flevomeer liet graven, maar dit idee is gestoeld op de aanname dat de Drususgracht de Rijn en de Oude IJssel verbonden zou hebben, hetgeen onjuist is gebleken.

Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. Bron: dafarchitecten.nl)
Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. (Bron: dafarchitecten.nl)

Het is mogelijk dat het castellum na het beëindigen van de veldtochten weer opgeheven is en het later weer herbouwd is. Waarschijnlijk is het herbouwd rond 47 na Chr., toen Corbulo de Rijngrens besloot te versterken. Het is vrij zeker dat Legio V Alaudae of een deel daarvan aanwezig is geweest in het fort, maar het grootste gedeelte van de tijd zullen hulptroepen het fort bezet hebben. Zoals vrijwel elk fort dat voor de Bataafse Opstand gebouwd werd, heeft het de opstand in kwestie niet overleefd, wat een dikke brandlaag in de fundering wel duidelijk maakt, maar is het daarna weer herbouwd. Misschien zijn er toen al enkele gebouwen in steen opgetrokken. Waarschijnlijk is er ook renovatie afgekondigd na het bezoek van keizer Hadrianus aan deze provincie in 122, zodat dit de vierde fase was.

Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden.
Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden, met een fraaie reconstructie van de principia.

In het laatste kwart van de 2e eeuw of begin 3e eeuw werd het hele fort in steen herbouwd om beter bestand te zijn tegen vijandigheden. Een teruggevonden dakpan bevat een stempel van Legio I Minervia Antoniniana: de dakpan is van na 211 dus naam Antoniniana moet door keizer Caracalla of Elagabalus gegeven zijn aan het legioen. Deze naam werd meteen verworpen na de dood van Elagabalus, die niet populair was bij het leger, zodat het erop lijkt dat de naam door hem aan het legioen gegeven was. Hiermee kan het begin van bouwfase 5 dus op 218-222 geplaatst worden.

Luchtfoto van de visualisatie van het fort. Bron: dafarchitecten.nl)
Luchtfoto van de visualisatie van het fort. (Bron: dafarchitecten.nl)

Wanneer castellum Meinerswijk verlaten werd is niet helemaal duidelijk. Hoewel dit bij veel castella in de Crisis van de 3e eeuw al is gebeurd, zijn er in de zuidelijke gracht van het fort een fundering aangetroffen uit de 4e eeuw. Deze bestond uit houten palen en tufsteen, het laatste waarschijnlijk hergebruikt uit een eerdere bouwfase. De exacte functie van deze fundering is echter onbekend. Tegelijkertijd zijn er ook niet veel sporen uit dezelfde periode teruggevonden in het fort, wat doet betwijfelen of het destijds echt in gebruik was. Wel is het fort in de 5e eeuw waarschijnlijk door Franken gebruikt onder de naam Meginhardiswich: de burcht van Meginhard, waar de naam Meinerswijk enige gelijkenis mee toont.

Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.
Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.

De toeschrijving van de naam Castra Herculis is daarmee des te zwakker: volgens Ammanius Marcellinus werd dit fort in 359 herbouwd, wat in het geval van Meinerswijk dus niet zo lijkt te zijn. Bovendien was het fort in Meinerswijk vast en zeker geen castra (grote legioensvesting), maar een castellum. Weliswaar heeft men geopperd dat de term castra in de 4e eeuw misschien voor alle forten en vestingen gebruikt werd, maar afgezien van de vraag of dat klopt zou het ook moeten betekenen dat het castellum in kwestie van naam veranderd is. De naam Levefanum lijkt juister. Dit heeft te maken met de vermelde afstanden op de Peutingerkaart, die waarschijnlijk jarenlang onjuist geïnterpreteerd zijn. Een vondst van een votiefsteen voor Haeva en Hercules Magusanus, twee Romeins-inheemse goden, in Malburgen lijkt dit te bevestigen, als de theorie dat Levefanum een verschrijving is van Haevae Fanum, het “heiligdom van Haeva”. De vondst is echter in de 17e eeuw gedaan en derhalve verloren gegaan. Het castellum zelf is echter teruggevonden en nog altijd te vinden in Meinerswijk, waar het sinds 2016 weer gedeeltelijk zichtbaar gemaakt is.