Julianus Apostata: de laatste heidense keizer

JulianusII-antioch(360-363)-CNGNa het keizerschap van Constantijn de Grote was er definitief iets veranderd in de Romeinse godsdienst. Hoewel de Edicten van Nicomedia en Milaan vooral godsdienstvrijheid hadden gegarandeerd, had Constantijn uiteindelijk duidelijk partij voor het christendom gekozen, wat bleek uit zijn kerkenbouw en zijn bemoeienis met theologische geschillen. In feite werd het christendom nu bevoorrecht. Zijn zoons hadden die lijn voortgezet. Maar na de dood van Constantius II zou er toch nog één keizer zijn die zou proberen deze bevoorrechting te verbreken en het christelijk tij te keren. Vanwege zijn overstap van het christendom naar het oude polytheïsme werd hij ook wel Julianus de Afvallige genoemd, of Julianus Apostata.

Romeinse soldaten in de 4e eeuw worden gekenmerkt door hun ronde schilden en opvallend dekkende pantsers. Het beroemde platenharnas heeft dan allang afgedaan.
Romeinse soldaten in de 4e eeuw worden gekenmerkt door hun ronde schilden en opvallend dekkende pantsers. Het beroemde platenharnas heeft dan allang afgedaan. (Foto: Fectio.org.uk)

Flavius Claudius Julianus werd in 331 of 332 geboren in Constantinopel, mogelijk op 6 november. Zijn vader was Julius Constantius, de zoon van Constantius Chlorus en diens tweede vrouw Theodora. Julianus’ vader was dus een halfbroer van Constantijn de Grote. Vaderlief viel ten prooi aan de grootschalige reeks moorden in 337, toen het leger blijkbaar had besloten om de zoons van Constantijn keizer te maken en elke andere tak van de familie uit te roeien. In zijn latere werken zou Julianus Constantius II ervan beschuldigen het brein achter de moorden te zijn, hoewel dit onwaarschijnlijk lijkt. Interessante vermelding is dat Julianus ook beweert dat Constantius op latere leeftijd gekweld werd door gruwelijke schuldgevoelens. Julianus, die tijdens de moorden nog een kind was, werd wel gespaard en bracht het grootste deel van zijn jeugd door op het familielandgoed in Klein-Azië, waar hij werd opgevoed door zijn grootmoeder van moederskant, wier naam helaas vergeten is. Ook verkeerde hij onder het voogdijschap van de Ariaanse bisschop Eusebius van Nicomedia, die nog een raadsman van Constantijn was geweest. Na het overlijden van Eusebius in 342 werden Julianus en zijn oudere broer, Constantius Gallus, naar een landgoed in Cappadocia verbannen. Gallus werd in 351 tot Caesar benoemd door Constantius II en de verbanning werd opgeheven. Hierdoor kon Julianus zelf wat meer zijn gang gaan, zonder dat zijn broer continu op hem lette. Hij ging zich bezighouden met studies in letteren, Griekse cultuur en filosofie, onder meer in Milaan en Athene.

Al halverwege de 3e eeuw stond de stammencoalitie genaamd de Franken te popelen om het zuiden van ons land binnen te komen. Een eeuw later waren ze daarin geslaagd.
Al halverwege de 3e eeuw stond de stammencoalitie genaamd de Franken te popelen om het zuiden van ons land binnen te komen. Een eeuw later waren ze daarin geslaagd.

In 354 werd Gallus door keizer Constantius afgezet en later uiteindelijk ter dood gebracht: de keizer was gewoonweg te ontevreden over het eigenzinnige bestuur van zijn neef. In 355 stelde Constantius Julianus dan ook aan als zijn Caesar of onderkeizer. Hoewel Julianus met zijn vooral geletterde achtergrond aanvankelijk weinig zin had om zijn studies te verruilen voor het slagveld, aanvaardde hij de taak en bereidde zich zo snel hij kon voor op de politiek en het leiden van een leger. De jonge Caesar trouwde met Constantius’ jongste zuster Helena en kreeg het bevel over Gallië. Waarschijnlijk wilde Constantius hem na de slechte ervaringen met Gallus vooral als symbolisch leider voor het westelijk leger, wat door zijn bloedverwantschap sneller geaccepteerd zou worden. Julianus kreeg maar een klein gevolg mee en de plaatselijke ambtenaren zouden in de eerste plaats direct aan de keizer beantwoorden, terwijl Julianus vooral de militaire leiding op zich zou nemen. Daar kon hij vrijwel meteen mee beginnen, want terwijl hij nog onderweg was naar Gallië kwam hem het bericht ter ore dat de opstandige Salische Franken Keulen hadden ingenomen, gesterkt door oude soldaten van de vroegere tegenkeizer Magnentius. Constantius en Julianus vielen aan met twee legers, respectievelijk uit het oosten en westen en namen zo de vijand in de tang. In de zomer van 356 werd Keulen bevrijd, maar het was wel spannend geweest, daar Julianus een groot deel van de winter belegerd was geweest in Verdun, tot zijn generaal Marcellus hem ontzet had.

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!
Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!

In 357 werd er een groot offensief geopend om de Rijn definitief terug te veroveren op de vijanden die de rivier waren overgestoken, zoals de Alemannen. Opnieuw spande het erom want doordat er tegelijkertijd met verschillende groepen moest worden gevochten, moest een groot offensief in het land van de Alemannen worden afgebroken. Het resultaat was blijkbaar een grote aanval van de Alemannen onder koning Chnodomarius, waarbij de Romeinen ver in de minderheid zouden zijn geweest en puur door strategie zouden hebben gewonnen. (De aantallen worden geheel in stijl nogal overdreven.) Uiteindelijk werd Chnodomarius verslagen en gevangengenomen, waarna hij naar Constantius II in Milaan werd gestuurd. Ammianus, die voor de veldslag het nogal overdreven aantal van 35.000 Alemannen noemt, nam aan de slag deel en beweert dat Julianus nu al zo’n inspirerende aanvoerder was dat zijn mannen hem tot Augustus uit wilden roepen, hetgeen de Caesar zelf zou hebben geweigerd. Julianus trok noordwaarts, stak met zijn troepen de Rijn over bij Mogontiacum (Mainz) en drong diep in Germania door, waar hij drie koninkrijken op de knieën dwong. Toen gebeurde er iets onverwachts. Severus, het hoofd van de ruiterij, was voor zijn terugtocht uit Keulen niet via Trier gereisd, maar had in plaats daarvan de hoofdweg tussen Keulen en Boulogne genomen, via Mosa Traiectum (Maastricht). Bij de Maas was hij tot zijn verrassing op een stuk of 600 lichtbewapende Franken gestuit, die door de oorlog in het verre Germania hun kans hadden geroken en het land rondom de Maas waren gaan plunderen. Toen ze hadden vernomen dat de Romeinen naderden waren de plunderaars snel omgekeerd, maar door de route van Severus was hen de pas afgesneden en verschansten zij zich in twee oude verlaten forten, waar Severus hen belegerde.

Kenmerkend voor Romeinse kleding in deze tijd zijn de lange, rijkelijk versierde tunica's, de mantels en de Dacische mutsen. Tot afschuw van de elite kwam de broek ook steeds meer in de mode. Het leger werd uitgerust met een Dacisch drakenvaandel.
Kenmerkend voor Romeinse kleding in deze tijd zijn de lange, rijkelijk versierde tunica’s, de mantels en de Dacische mutsen. Tot afschuw van de elite kwam de broek ook steeds meer in de mode. Het leger werd uitgerust met een Dacisch drakenvaandel. (Foto: Fectio.org.uk)

Toen Julianus hier van hoorde besloot hij niet naar het winterkwartier terug te keren, maar eerst de Franken een lesje te leren. Hij liet de belegerde vestingen met een wal omsluiten en zijn schepen over de Maas heen en weer varen, zodat die niet dicht zou vriezen en de Franken dus niet over het ijs konden ontsnappen. Eind januari gaven de belegerden zich over. Net op tijd, want er waren Frankische versterkingen onderweg, die omkeerden zodra ze van de nederlaag hoorden. Het was wel duidelijk dat de Franken op deze manier niet in het rijk gedoogd konden worden, dus trok Julianus in 358 naar Toxandrië, wat ongeveer samenvalt met het westen van Noord-Brabant. De Saliërs (een stam of groep uit het Frankisch verbond) waren hier gaan wonen rond 350, toen Magnentius de grensbewaking verwaarloosd had. Sindsdien trokken de Franken zich nog maar weinig aan van hun Romeinse suzerein en brachten de scheepvaart over de Rijn ernstig in gevaar. Julianus ging dan ook niet alleen zijn soldaten eropuit, maar stuurde ook zijn vloot, die hij met 400 nieuwe schepen had uitgebreid. Bij Tongeren stuitte hij op een Frankisch gezantschap, dat een vrede met behoud van de status quo voorstelde: terugkeer achter de Rijn zat er voor de Saliërs niet meer in. Na de onderhandelingen trok Julianus alsnog noordwaarts achter de gezanten aan: de Franken werden volkomen verrast en moesten zich uiteindelijk overgeven. Julianus erkende hen als officiële foederati (binnen het rijk wonende bondgenoten die bijdragen aan de grensbewaking) en stond hen toe in Toxandrië te blijven, wat waarschijnlijk de taalgrens ten zuiden daarvan verklaart.

De strip Apostata, van de Belgische tekenaar Ken Broeders, is een zeer uitgebreide hervertelling van het leven van Julianus.
De strip Apostata, van de Belgische tekenaar Ken Broeders, is een zeer uitgebreide hervertelling van het leven van Julianus.

Hiermee waren echter nog niet alle groepen die onder de Franken gerekend werden getemd, maar enkel de Saliërs. Meer naar het noorden woonden de Chamaven, die in de Vroege Keizertijd waarschijnlijk in de Achterhoek en Nedersaksen hadden gewoond, maar nu de Rijn overgestoken waren. Julianus’ bevel luidde dan ook om de Saliërs die van de Betuwe naar Toxandrië trokken met rust te laten, maar de Chamaven zo krachtig mogelijk te bevechten. De Chamaven waren echter niet van plan de Waal over te steken – zij wensten geen oorlog nu ze eindelijk heel Batavië in handen hadden – terwijl het voor Julianus ook te riskant was om dat te doen. De Chamaven hadden echter wel de gewoonte om overdag niet te vechten, maar wel ’s nachts op strooptocht te gaan. Julianus gaf hierop de Frankische bendeleider Charietto, die dezelfde methode gebruikte, toestemming om de Chamaven te beoorlogen. Zo werden de Chamaven naar de onderhandelingstafel gedwongen en stonden zij enkele hooggeplaatsten als gijzelaars af, waaronder hun eigen koningszoon Nebisgastus. In ruil voor schatting en hulptroepen mocht de stam tussen Rijn en Waal blijven wonen. Julianus herstelde enkele belangrijke forten aan de Maas en kon zich weer op de Alemannen richten. Het was één van de laatste keren dat een Romeinse keizer een veldtocht in ons land had geleid. Ook de tocht achter de Rijn werd een succes. De orde was nu grotendeels hersteld en de Rijn was ook weer veiliggesteld.

Sint-Maarten verlaat het leger (fresco van Simeone Martini). Sint-Maarten zou de heidense Julianus (in zijn tijd als Caesar) persoonlijk vertelt hebben dat hij het leger verliet omdat hij als christen geen mens wilde doden. Wellicht is dit bedoeld om Martinus (wiens diensttijd erop moet hebben gezeten) extra christelijk neer te zetten.
Sint-Maarten verlaat het leger (fresco van Simeone Martini). Sint-Maarten zou de heidense Julianus (in zijn tijd als Caesar) persoonlijk verteld hebben dat hij het leger verliet omdat hij als christen geen mens wilde doden. Wellicht is dit bedoeld om Martinus (wiens diensttijd erop moet hebben gezeten) extra christelijk neer te zetten.

Het succes van Julianus in Gallië en Germania werd door Constantius II waarschijnlijk met argusogen bekeken. De keizer had al eerder meegemaakt dat een ambitieuze onderkeizer door zijn succes meer erkenning en meer vrijheid begon te ambiëren. Bovendien leerde de geschiedenis hier natuurlijk ook genoeg over. Naarmate de jaren verstreken waren was Julianus zich inderdaad ook met het meer ambtelijke bestuur gaan bemoeien, evenals met de belasting en financiën. De prefect Florentius wilde bijvoorbeeld de belasting verhogen, terwijl Julianus dit niet zag zitten. Wellicht dat Constantius’ vrouw nog als een bemiddelaar tussen hem en Julianus optrad, maar toen zij in 360 overleed moeten de twee neven verder uit elkaar gegroeid zijn. Enige tijd daarvoor viel de Sassanidische koning Shapur II met zijn Perzen Mesopotamië bovendien binnen. Zelfs als Constantius niet wantrouwig zou zijn geweest, dan nog was het van uiterst belang dat er onmiddellijk versterkingen naar het oosten gestuurd werden. In februari 360 kreeg meer dan de helft van Julianus’ troepen het bevel (buiten Julianus zelf om!) naar het oosten te vertrekken. Julianus lijkt hier in eerste instantie mee akkoord te zijn gegaan, maar zijn soldaten hadden er blijkbaar geen trek in om hun leven zo ver van huis en familie te wagen. Om de zaak te sussen werd de soldaten beloofd dat zij hun gezin mee mochten nemen en sprak Julianus de manschappen toe in Parijs.

Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.
Julianus in Parijs tot keizer uitgeroepen. Het heffen op het schild zou een Germaans gebruik zijn, wat een groot aantal huurlingen in zijn leger doet vermoeden.

Die nacht kreeg het tafereel echter een heel andere wending. Het paleis werd door de soldaten bezet en Julianus werd uitgeroepen tot Augustus, waarbij hij op het schild geheven werd en werd getooid met de torque van een draconarius (drager van het laat-Romeins drakenvaandel). Hoewel Julianus de zaak altijd presenteerde als een initiatief van zijn manschappen, waar hij uit zelfbehoud mee akkoord had moeten gaan, vermoedt men tegenwoordig dat hij er gedeeltelijk zelf de hand in had. Julianus nam de verheffing in elk geval aan en vierde datzelfde jaar zijn vijfjarig verblijf in Gallië met grootse spelen. Tegen november liet hij zijn eigen munten slaan, waarop hij zichzelf openlijk Augustus noemde. Wel toonde een aantal van die munten hem nog met Constantius, al waren er ook zat munten waar alleen Julianus zelf op stond. Constantius zelf weigerde uiteraard de verheffing van Julianus te accepteren, maar had zijn handen helaas vol aan de oorlog met de Perzen. Derhalve kon Julianus zich in het voorjaar van 361 weer op de Germanen richten. Eerst kregen de Chattuarische Franken achter de Rijn klop, maar toen doken de Alemannen weer op. Julianus nam hun koning Vadomarius gevangen. Toen beweerde hij echter dat Vadomarius gemene zaak had gemaakt met Constantius, wat hij als aanleiding gebruikte om oostwaarts te trekken en een groot deel van de Balkan in te nemen. Later zou Julianus beweren dat dit enkel bedoeld was om Constantius bang te maken nadat deze hem tot publieke vijand verklaard had, terwijl Julianus zelf op een compromis zou hebben aangestuurd. Of dit nu waar is of niet, vaststaat dat het geschil op een burgeroorlog uit aan het lopen was. Troepen die Constantius trouw waren gebleven namen Aquileia in, in het noorden van Italië. Dit dreigde Julianus en zijn veldleger af te snijden van de rest van het westelijke leger, terwijl Constantius uit het oosten onderweg was. Alleen het overlijden van Constantius op 3 november voorkwam een volledige escalatie.

Solidus van Julianus. Zijn baard is opvallend daar deze al enkele decennia uit de mode was en dat ook nog een tijd zou blijven. Waarschijnlijk hoopte hij terug te grijpen op de Adoptiefkeizers die hij zo bewonderde.
Solidus van Julianus. Zijn baard is opvallend daar deze al enkele decennia uit de mode was en dat ook nog een tijd zou blijven. Waarschijnlijk hoopte hij terug te grijpen op de Adoptiefkeizers die hij zo bewonderde.

Julianus was als het laatste mannelijke familielid van Constantius ook zijn enige erfgenaam, dus lag volledige erkenning van zijn keizerschap nu voor de hand. Dat een stervende Constantius zijn neef alsnog tot zijn opvolger had benoemd is onwaarschijnlijk gezien hun slechte verhouding, al hield Julianus dit verhaal wel graag vol. Op 11 december 361 hield hij zijn intocht in Constantinopel en zijn eerste officiële daad was het regelen van Constantius’ begrafenis in de Apostelkerk, naast Constantijn de Grote. Waarschijnlijk was dit net zozeer een politieke zet als alle latere propaganda over zijn eigen leven: door Constantius netjes alle eer te bewijzen kon Julianus zijn eigen legitimiteit vergroten. Zijn regering zette zich echter duidelijk af van de andere Constantijnen. Onder invloed van de studies in zijn jonge jaren hechtte Julianus veel belang aan het neoplatonisme, waarbij hij vooral terug wilde grijpen op keizers als Hadrianus en Marcus Aurelius. Hoewel hij geen aanstalten maakte om de tetrarchie te herstellen, omschreef Julianus de ideale heerser wel als een eerste onder gelijken en trachtte hij juist geen absolute alleenheerser te zijn. Hij woonde regelmatig vergaderingen van de Senaat bij waar hij op opvallend actieve wijze deelnam aan redevoeringen. Daarnaast vergrootte hij de bevoegdheden van de stadsbesturen, om zo de keizerlijke bureaucratie in te perken en de zware belastingsystemen te zuiveren van corruptie. Ook aarzelde Julianus niet om Constantijn de Grote de huidige staat van het bestuur en de rijksadministratie te verwijten, waarbij hij het keizerlijk hof van de laatste keizers beschouwde als corrupt, inefficiënt en bovenal veel te duur. Duizenden overbodige ambtenaren en dienaren, grotendeels eunuchen, werden ontslagen. Ook werd het tribunaal van Chalcedon ingesteld om de corruptie te bevechten, waarbij meerdere hoge ambtenaren, zoals kamerheer Eusebius, ter dood veroordeeld werden.

"Julianus Apostata leidt een vergadering van sektariërs", door Edward Armitage, 1875. Julianus was een intellectueel man die tijdens zijn leven diverse teksten schreef. Niet alleen propagandistische en filosofische, maar ook polemieken en humoristische teksten.
“Julianus Apostata leidt een vergadering van sektariërs”, door Edward Armitage, 1875. Julianus was een intellectueel man die tijdens zijn leven diverse teksten schreef. Niet alleen propagandistische en filosofische: ook polemieken en humoristische teksten werden niet geschuwd.

Al na vijf maanden verliet Julianus Constantinopel en ging naar Antiochië, waar hij negen maanden zou blijven, misschien vanwege de aanwezige tempels en het naburige orakel. Dit orakel van Apollo lag in Daphne en lag oorspronkelijk bij een bron. Julianus had het plan deze bron weer te laten stromen, daar deze naar verluid werd geblokkeerd door het gebeente van een 3e-eeuwse bisschop. Julianus liet de botten prompt uit de tempel verwijderen, maar dat was een ernstige vergissing. De christenen in de omgeving waren hier absoluut niet blij mee en organiseerden grootschalige processies. Toen de tempel van het orakel kort daarna door brand verwoest werd stelde de keizer een streng onderzoek in en liet de belangrijkste kerk van Antiochië sluiten. Uiteindelijk bleek de brand gewoon een ongeluk, maar Julianus’ populariteit had er flink onder geleden. Tegelijkertijd trachtte hij een voedselprobleem in de stad aan te pakken, dat ontstaan was doordat kooplui enorme voorraden hamsterden en die tegen woekerprijzen verkochten. Omdat het stadsbestuur niet optrad had Julianus het volk toegesproken in de hoop dat de mensen zelf in actie zouden komen. Nu dit ook niet gebeurd was, greep de keizer direct in en stelde een graanprijs vast. Toen de landeigenaars hier niet mee akkoord gingen – zij zouden een slechte oogst hebben gehad en dus was een hogere prijs noodzakelijk – dwong Julianus hen de lage prijs aan te houden. Hoewel dat heel vriendelijk lijkt naar het gewone volk, werd Julianus’ nogal sobere stijl hem juist niet in dank afgenomen. De mensen waren een welhaast goddelijke monarch gewend, die ver boven hen stond. Julianus reageerde met een satire over zichzelf, getiteld Misopogon (“Baardenhater”, een verwijzing naar zijn allerminst modieuze baard).

Kaart van de veldtocht die Julianus in 363 tegen de Sassanidische koning Shapur II ondernam.
Kaart van de veldtocht die Julianus in 363 tegen de Sassanidische koning Shapur II ondernam.

Als keizer is Julianus’ meest beroemde eigenschap zijn terugkeer naar het “heidendom”. Hij wilde blijkbaar terug naar de oude glorie die het Romeinse rijk twee eeuwen daarvoor had gekend en meende dat het verlaten van de oude tradities een ernstige oorzaak van het verval was. De christenen, die onder de Constantijnen een bevoorrechte positie hadden gekregen, werden nu enigszins ingeperkt. Waarschijnlijk had Julianus dit geloof al sinds zijn jeugd verlaten, maar pas nu hij de onbetwiste keizer was kwam hij er openlijk voor uit, hetgeen zijn bijnaam Apostata, “de Afvallige”, verklaart. Toch vervolgde Julianus de christenen niet. In plaats daarvan trachtte hij de oude Romeinse tradities weer te bevoorrechten, maar hier tegelijkertijd wel een soort kerkelijke hiërarchie aan toe te voegen. Het christendom werd niet bestreden met geweld, maar door de verschillende partijen tegen elkaar uit te spelen. Verbannen ariaanse bisschoppen werden teruggeroepen en de joodse tempel in Jeruzalem mocht worden herbouwd (het Jodendom werd in deze tijd soms nog als concurrent van het christendom gezien). Het privilege dat christelijke priesters vrijstelde van belasting werd afgeschaft, terwijl christelijke leraren verboden werd om klassieke filosofie te onderwijzen, zodat het christendom zou verdwijnen uit de heersende klasse. Dit alles was niet zozeer bedoeld om het christendom te vernietigen, dan wel om de oude polytheïstische godsdienst in ere te herstellen. Julianus hield vast aan godsdienstvrijheid, hetgeen hij in een edict op 4 februari 362 bekrachtigde. waarbij hij echter een gelijkheid van religies benadrukte. Hoewel hij hiermee als lid van de Constantijnse dynastie een vreemde eend in de bijt lijkt, was het geen onlogisch besluit, daar het christendom nog lang geen meerderheid vormde.

Shapur II staat met de Perzische goden Mitra en Ahura Mazda op de gevallen Julianus. De veldtocht tegen de Sassaniden werd zijn ondergang.
Shapur II staat met de Perzische goden Mitra en Ahura Mazda op de gevallen Julianus. De overmoedige veldtocht tegen de Sassaniden werd zijn ondergang.

Julianus’ grootste probleem in zijn zoektocht naar erkenning als keizer was het leger in het oosten, dat buitengewoon loyaal was geweest aan Constantius. Zijn tribunaal was een poging geweest om hen mild te stemmen, maar had weinig opgeleverd en een overwinning op de Perzen zou in zijn ogen meer bereiken. Afgezien daarvan is er maar weinig duidelijkheid over de vraag waarom Julianus Perzië wilde binnenvallen. In elk geval vertrok hij op 5 maart 363 uit Antiochië. Gezantschappen van kleine buurlanden reden hem tegemoet om hun steun aan te bieden, maar om een of andere reden weigerde hij dit. Met behulp van 50 schepen was hij van plan de Eufraat over te steken, terwijl de Armenen en een andere tak van het Romeinse leger de Tigris moesten volgen, ten einde Julianus weer te ontmoeten bij Ctesiphon. Maar dichter bij de hoofdstad werd de opmars vertraagd, doordat de Perzen hun dijken doorstaken. Tegen half mei bereikten ze de stad, staken de Tigris over en wisten het aanwezige Perzisch leger te verslaan, maar Ctesiphon konden ze niet innemen. De stad was te goed verdedigd en de Romeinse strategie had geen duidelijk doel voor ogen. Aangezien Shapur met de hoofdmacht naderde haalden Julianus’ generaals hem over om de stad niet te belegeren. Hoewel de Romeinse versterkingen nog niet gearriveerd waren, ging Julianus er wel vanuit dat ze nog zouden komen en weigerde hij zijn verovering op te geven. In plaats daarvan liet hij de schepen vernietigen en trok oostwaarts. Dat was een misrekening. De Perzen kwamen dichterbij en vernietigden bovendien al het voedsel dat de Romeinen hadden kunnen confisqueren, terwijl elke vorm van terugtrekking niet mogelijk was omdat ze zich aan de verkeerde kant van de Tigris bevonden.

Koptisch Icoon waarop Julianus gedood wordt door Sint-Mercurius. Volgens een heiligenverhaal zou bisschop Basilius van Caesarea (Sint-Basilius) gevangen gezeten hebben en de heilige om hulp gesmeekt hebben.
Koptisch Icoon waarop Julianus gedood wordt door Sint-Mercurius. Volgens een heiligenverhaal zou bisschop Basilius van Caesarea (Sint-Basilius) gevangen gezeten hebben en de heilige om hulp gesmeekt hebben.

De Romeinen trachtten noordwaarts uit te wijken in de hoop de cliëntstaten die daar lagen te bereiken. Meerdere keren werden ze onderweg aangevallen door de Perzen. Op 26 juni 363 werd de colonne van Julianus zelf aangevallen. De aanval werd afgeslagen, maar de keizer wilde veel te haastig de achtervolging inzetten, waarbij hij zijn bepantsering achterliet. Daardoor werd hij door een speer in zijn zij geraakt, wat hem een ernstige verwonding opleverde aan zijn lever en darmen. De zwaar gewonde keizer werd zo snel mogelijk behandeld door zijn lijfarts, die alles deed wat hij kon om de wond te stelpen en schoon te maken. Maar na een ziekbed van drie dagen trad er een zeer ernstige bloeding op. Die nacht overleed keizer Julianus. Hij had nog geen 20 maanden geregeerd en was pas 31 jaar. Diverse schrijvers weten zijn dood later aan moord, al dan niet door christelijke soldaten of in opdracht van bisschop Basilius van Caesarea, maar dit lijkt allemaal erg onwaarschijnlijk. Wel was zijn dood abrupt, zonder dat er een opvolger klaar stond. Het is opvallend hoe Julianus veel misstanden aanpakte, maar toch vrij grillig lijkt te zijn geweest als het op bepaalde beslissingen aankwam en soms erg slecht vooruit plande. Julianus had op paradoxale wijze geregeerd, fanatiek en tolerant tegelijkertijd. Hij nam enerzijds meer zaken zelf in handen, maar gaf anderzijds ook meer bevoegdheden aan de lokale bestuurders. Hoe berucht hij in latere eeuwen ook werd vanwege zijn geloof, vaststaat dat Julianus eigenlijk een mild en rechtvaardig heerser was, die uitermate populair was bij zijn leger. Ook was hij een geletterd man die veel boeken schreef. De steeds christelijker wordende Romeinen deden hem nadien echter liever af als een gevaarlijke afvallige. Modernere auteurs zetten hem liever neer als een complex persoon, strijdend voor een verloren zaak.

Constantijn de Grote: herstel van alleenheerschappij en godsdienstige hervorming

constantinusDe door Diocletianus geschapen tetrarchie was bedoeld om het rijk bestuurbaarder te maken. Deze nieuwe orde was echter maar van korte duur. Na het aftreden van Diocletianus en Maximianus in 305 braken er nieuwe burgeroorlogen uit. Totdat er uiteindelijk nog maar één keizer overbleef. Hij herstelde de orde en onder zijn regime vond misschien wel de beroemdste godsdiensthervorming van de Romeinse tijd plaats. Deze sterke man was Constantinus I, beter bekend als Constantijn de Grote.

Keizer Constantius Chlorus, de vader van Constantijn de Grote. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Berlijn)
Keizer Constantius Chlorus, de vader van Constantijn de Grote. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Berlijn)

Toen de Augusti Diocletianus en Maximianus in 305 troonsafstand deden, werden zij opgevolgd door hun Caesars: Galerius en Constantius. Galerius was de zoon van een Thracische vader, die herder was, en een Dacische moeder. Na een tijdje herder geweest te zijn was hij onder de keizers Aurelianus en Probus soldaat geweest, al is er weinig bekend over zijn loopbaan voordat Diocletianus hem in 293 Caesar maakte. Toen dat zover was scheidde hij van zijn vrouw en trouwde de dochter van Diocletianus. Over de afkomst van Constantius, bijgenaamd Chlorus (“de bleke”) is ook niet veel bekend. Verhalen dat zijn moeder Claudia familie zou zijn van keizer Claudius II zijn waarschijnlijk propaganda, al was zijn vader Eutropius wellicht een zwager van Maximianus. Mogelijk werkte Constantius in zijn jonge jaren een tijdje in een herberg. Onder Aurelianus was hij lid van de keizerlijke lijfwacht en onder Carus werd hij gouverneur van Dalmatia. In 288 benoemde Maximianus hem tot Praetoriaanse prefect. Net als Galerius scheidde hij van zijn vrouw en trouwde de dochter van zijn keizer, Theodora, met wie hij nog zes kinderen kreeg. Hij dit al in 289, vier jaar voor zijn benoeming tot Caesar. Opvallend is dat bij het aantreden van Galerius en Constantius als volwaardige keizers, Constantius’ zoon Constantijn en Maximianus’ zoon Maxentius niet tot Caesars benoemd werden, terwijl dit eerder wel het plan lijkt te zijn geweest. Waarschijnlijk had Galerius Diocletianus van gedachte doen veranderen, mede om zijn eigen positie sterker te maken tegenover Constantius, die als oudste van de twee als belangrijkste keizer zou gelden. In plaats daarvan werden deze posities gegeven aan Severus II en Maximinus II Daia. Severus was een opgeklommen militair die net als Galerius uit Illyricum kwam, maar waar verder heel weinig over bekend is. Meer weten we over Maximinus, die uit Dacia kwam als zoon van een schaapherder.

Standbeeld voor Constantijn in York, waar hij tot keizer werd uitgeroepen.
Standbeeld voor Constantijn in York, waar hij tot keizer werd uitgeroepen.

Constantijn was bij deze gebeurtenissen al volwassen en waarschijnlijk ongeveer 25 jaar oud. Hij was de zoon van Constantius en diens eerste vrouw of concubine Helena. Constantijn was goed opgeleid en was erg bekwaam in de Griekse taal en de filosofie. Hij zou goed zijn onderwezen in de kardinale deugden zoals gerechtigheid, kracht en behoedzaamheid. Zowel zijn afkomst als zoon van de keizer als zijn knappe doch ingetogen imago hadden hem een logische kandidaat voor het keizerschap gemaakt, wat hij in 305 tot zijn grote teleurstelling aan zijn neus voorbij zag gaan. Sip verliet hij Nicomedia en ging naar zijn vader in Gallië, wat hij voor elkaar kreeg middels een verzoek van Constantius, die Galerius liet weten dat Constantijn ziek was. Hetzelfde jaar nog staken vader en zoon over naar Brittannia om de Picten te bevechten, waar Constantius de overwinning opeiste en zich Brittanicus Maximus noemde. De winter brachten zij daar door in Eboracum (York), maar toen sloeg het noodlot toe. Op 25 juli 306 stierf keizer Constantius Chlorus, waarop het leger zich achter Constantijn schaarde. Gallië en Brittannia sloten zich aan bij deze aanspraak op de troon, maar Galerius was het hier als overgebleven Augustus niet mee eens en benoemde in plaats daarvan Severus tot Augustus van het westen. Wel stond hij toe dat Constantijn de titel van Caesar kreeg. Meteen verliet Constantijn Brittannië om in het noorden van Gallië aan het werk te gaan. Hij nam intrek in Trier, de hoofdstad van zijn vader, en zette van hieruit diens werk aan het herstel van de Rijngrens voort. De opstandige Franken werden bestreden en bij Keulen werd in de paar jaar hierna zelfs een permanent fort ten oosten van de Rijn gebouwd. Constantijn moet in de lange loop van zijn regering ook verantwoordelijk zijn geweest voor een aantal nieuwe of herbouwde forten in ons land, zoals een castellum op het Valkhof in Nijmegen.

Een buste van Maxentius. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Dresden)
Een buste van Maxentius. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Dresden)

Er was echter nog een speler op het toneel die helemaal niet gelukkig met de gang van zaken was. Maxentius, de zoon van Maximianus, had zich net als Constantijn gepasseerd gevoeld toen hij niet tot Caesar benoemd was in 305. Nu zag hij dat Constantijn de titel wel had weten te krijgen en besloot hij om ook op te eisen wat hem in zijn ogen rechtens toekwam. Dit kwam mede door de Praetoriaanse Garde, die een gerucht had gehoord dat Constantijn van plan was om de garde op te heffen als hij Augustus werd. De Garde wendde zich tot Maxentius en riep hem op 28 oktober 306 in Rome tot keizer uit, waarbij Maxentius zichzelf op tactische wijze geen Caesar of Augustus noemde, maar princeps, het oude ambt van de eerste keizers. Begrijpelijkerwijs accepteerde Galerius dit al helemaal niet en stuurde Severus er met een leger op af. Maxentius voorzag een groot gevaar en contacteerde zijn vader Maximianus door hem keizerlijke gewaden op te sturen en hem te begroeten als “Augustus voor de tweede maal”. Maxentius slaagde erin om Severus’ leger, dat gediend had onder Maximianus, om te kopen. Severus moest maken dat hij wegkwam en trok zich terug in de versterkte stad Ravenna, waar Maximianus hem opzocht voor onderhandelingen. Toen Severus akkoord ging en de stad verliet, werd hij echter gevangengenomen en kreeg arrest in een villa in Rome. In het najaar trachtte Galerius de oude hoofdstad opnieuw in te nemen, maar slaagde hier niet in. Mogelijk is de executie van Severus in september 307 hieraan te wijten. Het kan echter ook zijn dat de inval een vergelding hiervoor was. Galerius benoemde Licinius, een officier uit een Dacische boerenfamilie, tot Severus opvolger als Augustus van het westen. In 307 ging Maximianus dan ook naar Gallië, waar hij met Constantijn een overeenkomst sloot. Constantijn zou met Maximianus’ dochter Fausta trouwen en Maxentius steunen, zonder deel te nemen aan de strijd met Galerius. In ruil werd Constantijn de titel van Augustus gegeven.

Licinius en Constantijn wisten bij Galerius af te dwingen dat zij als volwaardige keizers erkend werden. Maar uiteindelijk zouden de bondgenoten slaags raken.
Licinius en Constantijn wisten bij Galerius af te dwingen dat zij als volwaardige keizers erkend werden. Maar uiteindelijk zouden de bondgenoten slaags raken.

De verhouding tussen Maximianus en Maxentius was echter niet goed. Maximianus had het nieuwe keizerschap eigenlijk geaccepteerd met de hete adem van Maxentius in zijn nek, terwijl hij zijn zoon in de praktijk bijna alle macht zelf uitoefende en zijn vader als pion behandelde. In het voorjaar van 308 keerde hij zich tegen Maxentius en verweet hem de regering verzwakt en verziekt te hebben. Toen hij steun zocht bij het leger koos dit echter voor Maxentius en moest Maximianus Italië verlaten. Op 11 november dat jaar vond er op initiatief van Galerius een soort keizervergadering plaats, waarbij ook Diocletianus aanwezig was. Maximianus werd gedwongen om weer af te treden en Constantijn werd “gedegradeerd” tot Caesar. Zowel Constantijn als Maximinus Daia waren niet erg gelukkig met deze zaken, noch met de benoeming van Licinius als Augustus van het westen. Galerius probeerde dit te sussen door hen officieel “Zoons van de Augusti” te noemen, maar zij weigerden en noemden zich alsnog Augustus, waar Galerius in 310 akkoord mee ging. Er waren nu vier erkende keizers in het hele rijk!

Maximinus Daia deelde uiteindelijk de macht in het oosten met Licinius, maar niet van harte. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Caïro)
Maximinus Daia deelde uiteindelijk de macht in het oosten met Licinius, maar niet van harte. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Caïro)

Maximianus was na het debacle van 308 uitgeweken naar het hof van Constantijn, het enige keizerlijke hof waar hij nog welkom was. In 310, terwijl Constantijn zich weer met de Franken bezighield, werd Maximianus naar het zuiden gestuurd om een aanval van Maxentius af te slaan. In Arles probeerde Maximianus zich ineens tot keizer uit te roepen, onder het mom dat Constantijn dood zou zijn. Het leger trapte hier echter niet in en Maximianus moest vluchten. Constantijn reisde onmiddellijk af naar het zuiden en kreeg de verrader te pakken in Marseille, dat haar poorten gewoon openzette voor de keizer. Maximianus werd voor de laatste maal afgezet en hing zichzelf op in juli, op aansturen van Constantijn. Maxentius trachtte hier gebruik van te maken door zijn vader op munten af te beelden. Constantijn daarentegen beweerde aan ieder die het maar horen wilde dat Maximianus gratie had gekregen, maar zelfmoord had gepleegd na een mislukte moordpoging op Constantijn. Hij kondigde een damnatio memoriae over de oude keizer af. In mei 311 stierf ook Galerius, aan een natuurlijke dood, ofschoon de Romeinse historici zeggen dat het een gruwelijke ziekte betrof, zoals gangreen of koudvuur. Wel gaf dit nieuwe spanningen tussen Licinius en Maximinus Daia, die elkaar niet konden luchten of zien. Ondanks hun vijandschap kwamen zij overeen het oosten te verdelen, waarbij de Bosporus als grens tussen hun rijksdelen diende.

De Boog van Constantijn in Rome, opgericht ter herdenking van zijn overwinning op Maxentius.
De Boog van Constantijn in Rome, opgericht ter herdenking van zijn overwinning op Maxentius.

Op 28 oktober 312 vond de Slag aan de Milvische Brug plaats, vlakbij Rome. Constantijn was met een kwart van zijn legermacht – de Rijn werd nog steeds bedreigd – Italië binnengevallen om voorgoed af te rekenen met de usurpator. De slag was echter op initiatief van Maxentius, die voortekenen zou hebben ontvangen dat dit de gunstigste plek was. Die voortekenen moeten slecht gelezen zijn, want Maxentius verloor de slag jammerlijk en verdronk in de Tiber. Met Rome in handen was Constantijn nu de onbetwiste heerser van het westen, waarbij hij niet aarzelde om de Praetoriaanse Garde voorgoed op te heffen. Constantijn schreef de overwinning ook toe aan goddelijke interventie, maar dan wel op een vrij revolutionaire manier. Tijdens de slag droegen zijn soldaten een nieuw symbool op hun schilden en vaandels, namelijk het Chi-Rho-symbool ☧. Dit christelijke symbool zou volgens de verhalen in een droom aan Constantijn zijn verschenen, met het motto “in hoc signo vinces” (in dit teken zul je overwinnen). Constantijn bracht na de overwinning echter wel dankoffers aan traditionele Romeinse goden. Als hij op dat moment al christelijk was, kwam hij er in elk geval nog niet voor uit. Misschien uit politieke afwegingen, want zo snel hij kon sloot hij een alliantie met Licinius, wat zij in februari 313 bekrachtigden in Milaan. Toen Maximinus, op veldtocht in Syrië, hier van hoorde, keerde hij zo snel mogelijk westwaarts om in april 313 de Bosporus over te steken. Hoewel hij na een beleg van 11 dagen Byantion in wist te nemen, werd Maximinus op 30 april bij Adrianopel verslagen. Maximinus wist weg te komen, vermomd als slaaf en wist Nicomedia te bereiken. Van daaruit vluchtte hij naar Tarsus, waar hij in augustus overleed.

Het labarum, het vaandel met het chi-rho-teken, waar Constantijn zijn troepen mee uitrustte.
Het labarum, het vaandel met het chi-rho-teken, waar Constantijn zijn troepen mee uitrustte.

Het Edict van Milaan tussen Constantijn en Licinius was een belangrijke stap in de geschiedenis van de wereldgodsdiensten. Het bevatte namelijk de afkondiging van godsdienstvrijheid in het hele rijk. Daar moet bij gezegd worden dat men hierdoor vaak ten onrechte denkt dat het Edict aan Constantijn te danken is en dat het de christenen vrijheid schonk. Galerius had echter al in 311, vijf dagen voor zijn dood, middels het Edict van Nicomedia een einde had gemaakt aan de christenvervolgingen, zodat de christenen weer kerken mochten bouwen en de tot zware slavernij veroordeelde christenen werden vrijgelaten. Het Edict van Milaan waarborgde op dezelfde wijze de vrijheid van alle andere godsdiensten en cultussen in het rijk. Wel bekrachtigde het de godsdienstvrijheid voor de christenen. Bovendien kwam het initiatief niet van Constantijn maar van Licinius, die overigens ook in het huwelijk trad met Constantia, Constantijns zuster. Het Edict was wellicht bedoeld om Constantijn met zijn labarum (het christelijk vaandel) tegemoet te komen, maar de verhouding tussen beide keizers bleef niet lang goed. Al in 314 of 316 borrelde er weer conflict op, na een mislukte samenzwering tegen Constantijn. Eén van de vermoedelijke leiders ervan was Constantijns zwager Bassianus, wiens broer Senecio een officier was van Licinius. Omdat Licinius weigerde Senecio uit te leveren, kreeg Constantijn het idee dat Licinius achter de samenzwering zat. Het kwam tot een veldslag bij Cibalae (nu Vinkovci, in Kroatië), waarna Licinius in allerijl naar Thracië moest vluchten. Omdat het bij Adrianopel tot een patstelling kwam en de legers uitgeput waren, sloten de keizers uiteindelijk een verdrag. Licinius moest echter de hele Balkan ontruimen.

De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.
De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.

Licinius richtte zich nu vanuit Sirmium op de Goten, terwijl Constantijn vanuit Trier de Franken bevocht. Maar nieuwe spanningen bleven niet van de lucht. In feite werkten beide keizers aan een soort wapenwedloop, in de hoop de ander te kunnen verslaan als het weer knokken werd. En het werd knokken. In 317 benoemde Licinius ene Valens tot zijn medekeizer, als een lange neus naar Constantijn. Opnieuw verloor Licinius de oorlog. Valens werd op last van Constantijn geëxecuteerd, al werd Licinius’ zoon tot Caesar gemaakt, samen met Constantijns zoon Crispus. Licinius legde zich er dit keer echter niet bij neer en begon de maatregelen van het Edict van Milaan terug te draaien, waarbij hij christenvervolgingen hervatte om Constantijn uit te dagen. Constantijn reageerde door in 322 zijn residentie naar Thessalonica te verplaatsen, vlakbij het machtsgebied van Licinius. Een gewapende confrontatie liet niet lang op zich wachten. Het westelijk leger bestond uit Frankische huurlingen en voerde het labarum, het christelijk vaandel. Het oostelijk leger bestond uit Gotische huurlingen en stond voor de oude Romeinse goden. In 324 versloeg Constantijn (wiens leger in de minderheid zou hebben geleken) Licinius bij Adrianopel, de Hellespont en uiteindelijk bij Chrysopolis. Een dag na die laatste slag, op 19 september 324, werden Licinius en zijn medekeizer Martinianus afgezet en ter dood veroordeeld. Alleen Constantia’s smeekbeden stelden Licinius’ executie nog een halfjaar uit, waarna Constantijn hem ophing op beschuldiging van samenzwering. Constantijn gaf zichzelf de naam Victor (“overwinnaar”) en verwierp zijn eerdere erenaam Invictus (“onoverwinnelijk”) omdat dit deed denken aan de heidense zonnegod Sol Invictus.

Camee waarop Constantijn wordt gelauwerd door de personificatie van Constantinopel.
Camee waarop Constantijn wordt gelauwerd door de personificatie van Constantinopel.

Nu consolideerde Constantijn zijn macht. Nu hij alleenheerser was had de falende tetrarchie afgedaan. Crispus, die Caesar was gemaakt in 317, werd in 326 ter dood gebracht, niet lang daarna gevolgd door Constantijns vrouw Fausta. De reden is onduidelijk, maar mogelijk was Crispus opstandig omdat hij een machtiger positie ambieerde. Een andere theorie is een valse beschuldiging aan zijn adres namens Fausta, die ook door Constantijn gedood werd toen de beschuldiging vals bleek. In 330 zette Constantijn, die toch altijd op het westen geconcentreerd was geweest en vanuit Trier had geopereerd, een zeer grote stap door een nieuwe hoofdstad te stichten. Byzantion, de oude Griekse stad bij de Bosporus, werd herbouwd en uitgebreid en kreeg de naam Nova Roma. De stad kreeg een eigen Senaat en dezelfde bestuurlijke ambten als Rome. De symbolen van de oude goden werden niet gebruikt en vervangen door relikwieën als het Heilige Kruis, de staf van Mozes en nog tal van anderen. Er werden grote kerken gebouwd op de plaats van oude tempels. Wel werden in veel nieuwe bouwwerken nog wel heidense symbolen gebruikt. Volgens christelijke legenden zou Constantijn door een engel naar de stad geleid zijn in een visioen, maar het lijkt er vooral op dat Constantijn de stad uitkoos vanwege haar strategische ligging: dicht bij een verkeersknooppunt van waaruit de Donau en de oostgrens gemakkelijk te bereiken waren.

Zichtbare restanten van een Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen. Constantijn liet een nieuw fort met Frankische huurlingen op het Valkhof bouwen, zodat er weer een kleine stadskern nabij het verlaten Noviomagus ontstond.
Zichtbare restanten van een Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen. Constantijn liet een nieuw fort met Frankische huurlingen op het Valkhof bouwen, zodat er weer een kleine stadskern nabij het verlaten Noviomagus ontstond.

Als onbetwiste alleenheerser kon Constantijn zich in alle rust bezighouden met de grensverdediging. Bij de Donau versloeg hij in 332 de Goten en sloot een verdrag met hen, in 334 gevolgd door de Sarmaten. Constantijn moet over zijn hele carrière één van de succesvolste militairen onder de Romeinse keizers geweest zijn. De oude limes kreeg een hoop nieuwe forten, zoals bijvoorbeeld het genoemde fort op het Valkhof. Constantijn voltooide ook de legerhervormingen van Diocletianus, met de comitatenses (het mobiele veldleger in het achterland) en de limitanei (grensleger). Hij stelde het ambt in van één algehele opperbevelhebber over infanterie, cavalerie en vloot: de magister militum. Ook stelde hij nieuwe hofambten in zoals de magister officiorum (hoofd van de ambtenarij). Al vanaf Diocletianus waren er nieuwe hofambten ingevoerd, waarvan de meeste steeds vaker door eunuchen werden uitgevoerd, die namelijk niet golden als een potentiële dreiging. Als eunuch konden zij immers geen bastaards bij de keizerin verwekken of de macht grijpen en een eigen dynastie stichten, zo redeneerde men. In de praktijk zouden de eunuchen aan het Laat-Romeinse hof steeds meer de rol van grijze eminenties spelen, daar zij door hun hoge vertrouwensposities erg veel invloed op de keizer konden krijgen. De sacrale rol van de keizer werd door Constantijn ook zeer sterk benadrukt, niet zozeer als goddelijk maar wel des te meer als heilig. De toenemende binding van de boeren aan hun grond, wat in de middeleeuwen het lijfeigenschap zou worden, werd ook door hem versterkt.

Constantijn de Grote presenteert Constantinopel aan Maria. (Detail van een mozaïek uit de Hagia Sophia)
Constantijn de Grote presenteert Constantinopel aan Maria. (Detail van een mozaïek uit de Hagia Sophia)

Hoe en wanneer Constantijn precies christelijk is geworden blijft onduidelijk. Misschien kreeg hij dit al sinds zijn prilste jeugd mee van zijn moeder Helena. Vaststaat dat hij zijn overwinning op Maxentius aan de god van de christenen toeschreef. Meerdere historici beschouwen zijn bekering als een politiek berekende daad. In menig christelijk verhaal wordt hij zelfs omschreven als een keizer die de christenen haatte, maar het om een of andere reden goed met hen voor had. Dat nogal vreemde idee lijkt te kloppen met (onder meer in The Da Vinci Code beweerde) fabeltje dat Constantijn de christenen godsdienstvrijheid gaf om de rijkseenheid te bewaren. Dit lijkt echter zeer onwaarschijnlijk als men bedenkt dat de christenen nog een behoorlijke minderheid vormden. De rijkseenheid werd eerder bedreigd door de onderlinge burgeroorlogen. Als het dus om een politieke berekening gaat is zijn bekering misschien eerder gedaan om de christenen achter zich te scharen en/of om een duidelijke positie tegenover zijn rivalen in te nemen. Op de Boog van Constantijn in Rome zijn nog duidelijk heidense symbolen te zien. Maar als alleenheerser gaf hij de christenen diverse privileges, waarbij de bisschoppen vrijgesteld werden van belastingen en de wetten van hun kerkvergaderingen tot rijkswet verheven werden. Ook werden vanaf 324 de heidense muntemblemen afgeschaft en kregen christenen steeds meer belangrijke ambten. Constantijns beroemdste godsdienstige daad na het Edict van Milaan is wellicht het Eerste Concilie van Nicea, in 325. Dit was de eerste effectieve oecumenische kerkvergadering, waarbij de belangrijkste beslissing de verwerping was van het Arianisme, de leer van Arius van Alexandrië, die de heilige drie-eenheid verwierp en stelde dat Jezus “slechts” een primaire schepping van God was. Ook werd de katholieke geloofsbelijdenis hier opgesteld. Verder bouwde Constantijn tal van kerken, zoals de oude Sint-Pieterbasiliek in Rome (in de 15e eeuw vervangen door de huidige) en de Heilig Grafkerk in Jeruzalem. Het werd verboden om christenen tot het Jodendom te bekeren. De Donatio Constantini, waarin Constantijn het gezag over het westen aan de paus zou hebben overgedragen, is echter een vervalsing uit de 8e eeuw.

Een solidus met de beeltenis van Constantijn. Kenmerkend voor zijn tijd zijn de opvallend grote ogen en het met parels bezette diadeem waar de keizers mee worden afgebeeld.
Een solidus met de beeltenis van Constantijn. Kenmerkend voor zijn tijd zijn de opvallend grote ogen en het met parels bezette diadeem waar de keizers mee worden afgebeeld.

In 337 wilde Constantijn nog een veldtocht tegen de Perzen ondernemen, met als argument de christenen in dat rijk te willen beschermen. Wellicht was dat vooral de aanleiding en betrof het ware motief eerder de zo vaak voorkomende ambitie om in de voetsporen van Alexander de Grote te treden. Voor hij de kans kreeg werd hij ziek. Op zijn sterfbed, in Nicomedia, liet hij zich dopen door de (Ariaanse) bisschop Eusebius. Waarschijnlijk niet omdat hij nu pas christelijk werd of ervoor uit durfde te komen, maar omdat late doop toen zeer gebruikelijk was. Dat Constantijn zich nooit zou hebben bekeerd en tegen zijn zin werd gedoopt, is dus al helemaal niet waar. De doop werd gezien als het wegspoelen van de zonden, dus door je zo laat mogelijk te laten dopen, werd je ook geacht zo rein mogelijk te sterven. De christelijke keizer werd na zijn dood vooralsnog vergoddelijkt door de Senaat. Nova Roma werd omgedoopt tot Constantinopolis of Constantinopel. De stad zou uiteindelijk de val van Rome zelf overleven en de hoofdstad blijven van het oostelijke rijk, ook wel het Byzantijnse Rijk genoemd naar de Griekse oorsprong van de stad, die tegenwoordig Istanboel heet. Constantijn ging dankzij de christelijke geschiedschrijvers de geschiedenis in als de Grote. Behalve zijn aandeel in de opkomst van het christendom, is hij voor het Romeinse rijk vooral belangrijk door zijn hervormingen en krachtige bestuur, waarmee hij voorkwam dat de nieuwe burgeroorlogen een langdurige chaos werden. Zijn zoons verdeelden de macht, maar volgden uiteindelijk hetzelfde scenario als de opvolgers van Diocletianus.