Postumus, de keizer van Gallië

postumusWe schrijven midden 3e eeuw. Het Romeinse rijk verkeert al een kwarteeuw in een dynastieke crisis. Nadat keizer Severus Alexander in 235 door zijn eigen troepen is vermoord, is er niet één keizer geweest die het 10 jaar volhield en vrijwel geen enkele keizer die door een door hem verkozen opvolger is opgevolgd. De ene generaal na de andere doet een greep naar de macht, al komen veel niet verder dan tegenkeizer, in de zin dat de Senaat hen niet erkent. Van de 26 keizers die tussen 235 en 285 erkend worden, zullen bijna alle vermoord worden of sneuvelen. De onderlinge strijd brengt allerlei afschuwelijke bijkomstigheden met zich mee. Het leger aan je kant krijgen is cruciaal, maar loyaliteit kost geld. Om meer geld te verwerven wordt er steeds minder edelmetaal in de munten verwerkt, met hyperinflatie als gevolg. De economie stort in, mede omdat de handelaren steeds moeilijker kunnen reizen in de hand over hand toenemende onveiligheid. Dat werkt elkaar in de hand, want de kooplui richten zich nu vooral op de elite, die immers nog over voldoende geld beschikt om er gebruik van te kunnen maken. De steden verliezen hierdoor hun economisch belang, zodat daar enorme werkloosheid ontstaat, waarop verarmde arbeiders en boeren regelmatig hun toevlucht nemen tot het vormen van roversbendes. Maar bovendien leidt het onderling knokken om de macht tot verwaarlozing van de grensbewaking. De Romeinse limes ligt er hier en daar verlaten bij, terwijl Germaanse volkeren en coalities aan de overkant hun kans ruiken. Zo zijn daar de Franken, een federatie van stammen waaronder de Saliërs (waarvan de term “Salische wet” stamt), Chamaven (uit de Achterhoek en Twente), Angrivariërs en wellicht ook de Tubanten, Bructeren, Usipeten en Tencteren. Zij staan te popelen om de slecht bewaakte Rijn over te steken. Maar in het heetst van de strijd dient zich een sterke man aan: Marcus Cassianus Latinius Postumus.

Postumus was een aanhanger van de Magusanus-cultus. Traditioneel beschouwt men dit als een bewijs van zijn Bataafse afkomst, al kan zijn band met de god ook door een overwinning bij diens heiligdom zijn gekomen.
Postumus was een aanhanger van de Magusanus-cultus. Traditioneel beschouwt men dit als een bewijs van zijn Bataafse afkomst, al kan zijn band met de god ook door een overwinning bij diens heiligdom zijn gekomen.

Postumus moet ergens tussen 215 en 225 geboren zijn op een onbekende plaats die Deusone zou heten. Hij was van lage komaf, dus zowel zijn geboortedatum als -plaats zijn niet opgetekend. Waarschijnlijk kwam hij in elk geval uit Gallia Belgica of Germania Inferior. Mogelijk was hij zelfs een Bataaf, al is dat niet bewezen. De Bataafse afkomst zou kunnen blijken uit zijn aanbidding van de Bataafse god Magusanus, die meestal met Hercules gelijkgesteld werd. Zijn band met Hercules Magusanus zou later duidelijk blijken: tussen 260 en 269 liet hij wel 26 keer munten slaan met daarop de afbeelding van Hercules Deusoniensis, die dus werd verbonden aan de geheimzinnige plaats Deusone. Hoewel we dus niet weten hoe zijn vroege leven en het begin van zijn carrière verliepen, weten we dat hij pas echt prominent werd in 254, toen keizer Valerianus I de beste eenheden langs de Rijn had weggeroepen om in het oosten oorlog te kunnen voeren tegen de Sassanidische Perzen. Dat was nou net de kans waar de Franken op hadden gewacht. In twee jaar tijd werden de meeste castella aan de Neder-Rijn verwoest. Augusta Treverorum (Trier) werd geplunderd. Keulen daarentegen ontsprong de dans nog even, vanwege haar dikke stadsmuren. Valerianus’ zoon en medekeizer Gallienus hield zich op dat moment aan de Rijn bezig met de oorlog en begon een tegenoffensief, waarbij hij Trier wist te heroveren. Postumus moet zich hierbij verdienstelijk hebben gemaakt als hoge legerofficier: Valerianus benoemde hem tot keizerlijk legaat van Germania Inferior.

Keizer Gallienus: ooit Postumus' meerdere, later zijn aartsvijand.
Keizer Gallienus: ooit Postumus’ meerdere, later zijn aartsvijand. Het ging deze tragische keizer dan ook niet voor de wind.

Gallienus noemde zich na het succes van de oorlog Germanicus Maximus en liet in 256 munten slaan waarop hij omschreven werd als restitutor Galliarum (hersteller van de Galliën, de Gallische provincies). Interessant was overigens Gallienus’ invoering van een mobiel keizerlijk leger dat hem overal volgde, zodat hij een keurkorps had dat hij aan zichzelf kon binden, ten gunste van zijn eigen machtsbasis. In de oudheid stond hij te boek als een zwakke keizer, wegens een groot aantal problemen, maar dit moet vooral buiten zijn schuld zijn gebeurd. Behalve zijn legerhervorming was Gallienus ook verantwoordelijk voor een edict van tolerantie jegens de christenen, en een wet die bepaalde dat senatoren geen legioenen mochten leiden (zij waren sneller tot opstand geneigd dan de ridderklasse). De toestand was weer gestabiliseerd, maar dat duurde niet lang. Al het volgend jaar vielen de Franken opnieuw binnen, al wist Gallienus hen opnieuw te verslaan. Helaas moest hij zijn werk aan de Rijn in 258 opgeven, omdat er op de Balkan een tegenkeizer was uitgeroepen. Hij nam de meeste troepen van de Rijngrens mee en liet derhalve een behoorlijk verlaten gebied achter. Het was voor veel burgers niet aantrekkelijk om te blijven wonen in een bedreigd grensgebied waar het leger uit werd weggehaald. Bovendien waren velen economisch afhankelijk van het leger, dat een hoop afnemers bood. Ons land moet er grotendeels ontvolkt bij gelegen hebben. De provincie werd voorlopig in elk geval overgelaten aan de bekwame Postumus, en aan Silvanus, de Prefect van de Praetoriaanse Garde. Postumus en Silvanus hadden de taak te waken over Gallienus’ zoon Saloninus, die in Keulen resideerde. Samen leidden zij het beleid in Gallië, waar ook de Germaanse provincies onder gerekend werden.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken.
Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken.

De oorlog in het oosten van het rijk liep ondertussen helemaal verkeerd. Valerianus werd in 260 door de Perzen gevangengenomen en stierf in gevangenschap. Het nieuws hiervan was zeer slecht voor het moreel van de Romeinse legers en deed derhalve de invallen aan de Donau toenemen. Gallienus kon de door hem weggetrokken soldaten nu al helemaal niet meer terugsturen. Maar Postumus slaagde er desondanks in de Franken tegen te houden, dit doordat hij in de tussentijd nieuwe troepen had weten te verzamelen. Hij wist hen te verslaan bij het oude heiligdom van Hercules Magusanus, ter hoogte van het huidige Empel in Noord-Brabant. Wellicht verklaart dat zijn band met de Gallo-Romeinse god. Slechts een klein deel van de overlevende Franken mocht zich als foederati (bondgenoten) vestigen op de gedeeltelijk ontvolkte Betuwe. Saloninus beval echter dat alle oorlogsbuit naar Keulen moest worden overgebracht. Postumus’ soldaten waren woedend en deden prompt wat veel Romeinse legers de afgelopen 25 jaar in zo’n geval hadden gedaan: ze riepen hun bevelhebber, met wie zij een veel nauwere band hadden, tot keizer uit. Postumus aanvaardde dit en besloot Keulen te belegeren. Uiteindelijk brak hij het verzet. Saloninus en Silvanus werden door de burgers aan hem uitgeleverd en gedood. De Gallische en Germaanse provincies, evenals de Alpenprovincie Raetia, waren nu in handen van Postumus. Hij liet munten slaan waarop hij zich net als Gallienus hersteller van Gallië noemde en richtte Keulen nu in als zijn hoofdstad, waar hij een eigen Senaat en Praetoriaanse Garde instelde, in plaats van naar Rome te gaan en daar erkenning door de Senaat af te dwingen. Vanaf 260 spreken we dan ook van een Gallisch Keizerrijk. Daar moet bij vermeld worden dat Postumus zichzelf gewoon als Romeinse keizer zag, zonder bewust een bepaald deel af te scheiden. Bovendien sloten Brittannia en Hispania zich in 261 bij zijn rijk aan. Wel kwam het merendeel van zijn regeringsapparaat uit het noordelijk deel van Gallië.

Het Romeinse rijk in drieën gescheurd. In het westen het Gallische Keizerrijk, in het oosten het Palmyreense rijk van koningin Zenobia.
Het Romeinse rijk in drieën gescheurd. In het westen het Gallische Keizerrijk, in het oosten het Palmyreense rijk van koningin Zenobia.

Als keizer van Gallië verwierf Postumus veel bewondering van antieke historici omdat hij de defensie van de provincies wist te reorganiseren. De munten die hij liet slaan waren ook van veel hogere kwaliteit van de gedevalueerde gevalletjes van Gallienus. Verder wist Postumus Franken tegen Franken in te zetten: vanaf 264 liet hij een nog ruimer aantal van hen als foederati aan zijn zijde meevechten, verspreid over de Romeinse legereenheden. Hij stelde deze Frankische hulptroepen samen uit krijgsgevangenen en huurlingen. De Rijngrens werd misschien niet volledig in oude glorie hersteld, maar er werden wel degelijk weer forten in gebruik genomen. Er werden er zelfs een paar op de rechteroever gebouwd. Ook liet Postumus meer troepen in het achterland plaatsen als buffer, zodat eventuele doorbraak van de grens alsnog kon worden opgevangen. Bovendien kon een fort in het binnenland bij zo’n doorbraak ook als veilige haven voor de bevolking dienen. Deze “verdediging in de diepte” had hij afgekeken van Gallienus, die dezelfde truc bij de Donau had toegepast.  Gallienus zelf moet het in 260 zwaar te verduren hebben gehad. In een jaar tijd verloor hij zijn vader en zoon en kreeg het met meerdere usurpatoren aan de stok. Alsof dat nog niet genoeg was scheidde een groot deel in het oosten van het rijk zich af als het Palmyreense rijk onder koningin Zenobia. Gallienus trachtte hier uiteraard wat aan te doen, maar bereikte niet veel. Hij bood Postumus zelfs aan de strijd met een tweegevecht te beslissen, maar Postumus weigerde dit. Wel trachtte Postumus met hem overeen te komen dat zij voorlopig niet elkaar maar enkel de barbaren zouden bevechten. Misschien een goede afspraak, want het neerslaan van opstanden, invallen en tegenkeizers kostte zoveel tijd dat Gallienus zich pas in 265 op Postumus kon richten. Opnieuw ging Postumus de directe confrontatie uit de weg en sloeg de aanval af.

Een opvallend fraaie aureus met Postumus' beeltenis niet van opzij maar en profil.
Een opvallend fraaie aureus met Postumus’ beeltenis niet van opzij maar en profil.

Toch mocht het succes niet duren. Onderzoek wijst uit dat Postumus in 268 ook “goedkopere” munten met minder edelmetaal liet slaan. Blijkbaar stond de financiële situatie er dus toch niet zo best voor. En dergelijke inflatie had eerder tot ontevredenheid bij de soldaten geleid. Datzelfde jaar maakte Postumus een ernstige fout. Gallienus’ generaal Aureolus liep in 268 over naar Postumus, wat Postumus de kans gaf om Mediolanum (Milaan) in handen te krijgen, wat de kans op inname van Rome vergrootte. Gallienus liet dit echter niet op zich zitten en viel Mediolanum aan. Om onduidelijke redenen besloot Postumus echter deze kans voorbij te laten gaan en Aureolus niet te hulp te komen. Aureolus en Gallienus gingen beide ten onder – Gallienus werd tijdens de belegering in een complot vermoord – en Claudius II kwam op de troon. Deze kreeg overigens bijna meteen met opstand van het leger te maken, maar kocht dit af met de belofte van een enorme geldbonus voor de soldaten. Zijn enorme overwinning op de Goten bij Naissus, datzelfde jaar, zou hem de bijnaam Gothicus opleveren.

Keizer Claudius Gothicus wist van aanpakken en heroverde veel land op het Gallische rijk. Mogelijk was hij betrokken bij de moord op Gallienus...
Keizer Claudius Gothicus wist van aanpakken en heroverde veel land op het Gallische rijk. Mogelijk was hij betrokken bij de moord op Gallienus…

De troepen in Italië mochten dan kwaad zijn om de moord op hun keizer, maar in Germania was de toestand niet veel beter. De soldaten waren teleurgesteld dat Postumus ervoor had gekozen om niet naar Rome te marcheren en riepen bevelhebber Laelianus uit tot keizer in Mogontiacum (Mainz). Postumus trok erheen, versloeg de vijand en doodde de usurpator, maar stond zijn mannen niet toe de stad te plunderen. En dat was de tweede fout. De soldaten sloegen aan het muiten en doodden hem en zijn zoon. De keizer van Gallië ging ten onder zoals veel andere soldatenkeizers: hij was tot keizer uitgeroepen door zijn soldaten en gedood door zijn soldaten. Al vijf jaar later was het met het Gallische Keizerrijk gedaan. Postumus’ opvolger was een soldaat die door zijn makkers tot keizer werd uitgeroepen. Deze Marcus Aurelius Marius regeerde maar kort (volgens sommige bronnen maar 2 dagen) en zijn opvolger, Victorinus, werd niet erkend in Hispania, dat zich weer bij Rome aansloot. Tegelijkertijd knabbelde Claudius Gothicus aan het Gallische rijk en heroverde het bij stukjes en beetjes. Claudius stierf onverwacht in 270 aan de pest van Cyprianus, maar had zich met zijn militaire successen in een paar jaar zo populair gemaakt dat hij meteen vergoddelijkt werd. Zijn broer Quintillus regeerde net als Marius zeer kort, om te worden verslagen en opgevolgd door Aurelianus, die in Sirmium tot keizer was uitgeroepen, en mogelijk met Claudius aan de moord op Gallienus had gewerkt. Het was Aurelianus die de eenheid van het rijk herstelde. Het door Germaanse invallen geplaagde Gallië stond toen onder keizer Tetricus, die in de Catalaunische catastrofe van 274 verpletterend verslagen werd door Aurelianus. Die was mild met Tetricus, die nog jaren bleef leven en zelfs gouverneur in Italië werd. Daarvoor had hij Zenobia van Palmyra al verslagen. Aurelianus bestempelde zich als Hersteller van de Wereld, maar liet opnieuw een uitgedund grensleger achter, met invallen en rebellie als gevolg. De trouw aan Rome verdween in ons land bijna volledig.

Keizers uit de barakken

Maximinus Thrax ("de Thraciër"), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.

Ze waren met velen en regeerden vrijwel allemaal maar kort. Hun labiele machtsbasis bracht telkens nieuwe usurpatoren en pretendenten op het toneel. Velen werden door hun eigen troepen tot keizer uitgeroepen, maar meerdere van hen werden ook weer door hun eigen troepen omgebracht. Anderen stierven in het harnas of vielen ten prooi aan een complot. Slechts een enkeling van hen stierf een natuurlijke dood maar vrijwel allemaal kwamen ze uit het leger. Midden 3e eeuw regeerden 50 jaar lang de Soldatenkeizers!

De Romeinse Cursus Honorum. Waar veel keizers van oorsprong deze carrière hadden gevolgd, verdween in de 3e eeuw het belang hiervan voor het keizerschap.

Het Romeinse rijk wordt vaak met militarisme geassocieerd, waarschijnlijk door het enorme Romeinse leger met zijn relatief moderne organisatie, die zeer indrukwekkend afstak tegenover minder georganiseerde krijgers. Toch viel de militarisering lange tijd wel mee. Tot het einde van de tweede eeuw werd de carrière met de toga als waardevoller gezien dan die van het harnas. Opklimmen als soldaat, dat was natuurlijk interessant, maar de kans dat je de ridderklasse haalde was al klein, laat staan de kans dat je hoger kwam. Hoewel meerdere ambten zoals prefect en procurator uit die klasse werden geworven, moest je voor echt hoge ambten van senatoriale rang zijn, wat je alleen kon bereiken als je van zeer gegoede huize kwam. Bovendien was Romeins burgerrecht hiervoor vereist. Wie de biografieën van de Adoptiefkeizers erop naslaat, zal al snel concluderen dat deze stuk voor stuk een vooral politieke loopbaan beoefenden. Trajanus had als legaat (een militaire rang die vaak uit de senatoriale stand kwam) misschien nog de meest militaire ervaring, al hadden de andere keizers hun sporen ook wel verdiend. Marcus Aurelius en Lucius Verus waren in feite nog het slechtst voorbereid op militaire zaken: als jongelingen hielden zij zich vooral bezig met hun intellectuele opleiding en politieke ambten.

caracalla
Keizers als Septimius Severus en Caracalla versterkten de militarisering van het Romeinse rijk. De gevolgen bleken rampzalig.

De eerste veranderingen moeten toen ongeveer in gang zijn gezet, al zouden de zichtbare effecten nog lang op zich laten wachten. Onder Marcus Aurelius wordt het rijk voor het eerst sinds tijden geplaagd door grootscheepse invallen, terwijl de Antonijnse Pest ernstig huisgehouden had. Juist deze epidemie had zowel leger als Senaat aardig uitgedund. Niet alleen bood dit veel mogelijkheden voor nieuwelingen om in de Senaat te komen, maar ook gaven de ernstige tekorten in het leger grote problemen. Er moest dus extra veel aandacht aan het leger besteed worden, terwijl opklimmen naar hogere stand eenvoudiger was geworden. De echte militarisering van het rijk lijkt te beginnen na de dood van Commodus, als meerdere militaire leiders strijden om de macht. Dit was ook gebeurd na de dood van Nero, in het Vierkeizerjaar, maar de zaken stonden er nu beduidend anders voor. De opstand tegen Nero was begonnen door Gaius Iulius Vindex, maar diens partij werd uiteindelijk geleid door Galba. Niet alleen omdat Vindex relatief vroeg in de opstand sneuvelde, maar ook omdat Vindex wist dat hijzelf nooit naar het keizerschap kon dingen. Vindex was weliswaar gouverneur van Gallia Lugdunensis en van senatoriale rang (hetgeen nodig was om een dergelijke grote provincie te leiden) maar van oorsprong was hij van Aquitanische komaf, wat maakte dat hij in de ogen van de Romeinse elite onacceptabel zou zijn geweest als keizer.

Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.
Soldaten uit de Crisis van de Derde Eeuw, herkenbaar aan hun ovalen schilden, langere zwaarden en meer dekkende Niederbieber-helmen.

Zo was de mentaliteit van het jaar 69. Nu verplaatsen we ons naar 193, het jaar waarin Septimius Severus de macht greep. Severus was evengoed als Vindex een Romeins staatsburger, gouverneur en senator, maar zoals Vindex eigenlijk een Aquitaniër was geweest, stroomde bij Severus van vaderskant Punisch bloed door de aderen. Dat laatste weerhield hem er echter niet van om door de Senaat als keizer erkend te worden. Wellicht betekent dit eerder dat de scheidslijn tussen “echte” Romeinen en de geromaniseerde bovenlaag uit de provinciën vervaagd was, maar van de andere kant duidt dat wel op de groeiende carrièremogelijkheden. In tegenstelling tot Vespasianus, de winnaar van het Vierkeizerjaar, richtte Severus zich niet op een civiel bestuur maar op zoveel mogelijk militaire zaken. Niet alleen omdat hij eerst zijn mededingers verslaan moest, maar ook omdat hij nu eenmaal een sterke band met het leger had. Dit blijkt ook uit zijn verhoging van de soldij en zijn boodschap aan zijn zoons om vooral voor het leger te zorgen. Caracalla hield zich op zijn beurt ook vooral met militarisme bezig en lijkt meer als een ruwe soldaat dan als een wijze filosoof te zijn afgebeeld. Bovendien verschafte Caracalla iedere vrije man in het rijk burgerrecht, wat veel meer mannen kans bood om van gewone soldaat steeds hogerop te komen. Na de moord op Caracalla werd de troon voor het eerst opgeëist door een officier die niet eens senator was! En hoewel de verontwaardiging van de Senaat groot was, ging men toch schoorvoetend akkoord. Maar Macrinus bleek een zwak civiel bestuurder, waarop de Severen met behulp van het leger opnieuw aan de macht kwamen. Na het fiasco van Elagabalus kwam Severus Alexander op de troon. Hoewel zijn civiele bestuur uitstekend was, bleek hij een matig opperbevelhebber, wat hem juist de das om deed. Juist het feit dat hij afstand hield van het front en oorlog trachtte te vermijden zette kwaad bloed bij zijn soldaten, wat resulteerde in zijn dood.

Strijd met de Goten.
Strijd met de Goten. Deze bedreigden in de 3e eeuw voortdurend de Balkan. In ons land rukten de Franken op.

Het moge dus duidelijk zijn dat een sterke band met het leger tegen 235 een vereiste was als een keizer wilde overleven. Populariteit bij de soldaten was de enige manier om muiterij of opstand te voorkomen. Verder was een militaire carrière nu ineens veel interessanter dan een politieke, daar je met de steun van een paar legioenen veel machtiger kon zijn dan met een of andere administratieve benoeming. Een groot verschil met Vespasianus en Septimius Severus was dan ook dat veel van de soldatenkeizers van zeer bescheiden komaf waren. Vespasianus en Severus waren weliswaar niet in buitengewoon vermogende kringen geboren, maar wel in ridderlijke families, waarbij zij zelf middels een politieke loopbaan waren opgeklommen naar hogere rang. Menig soldatenkeizer was in veel lagere status geboren, maar had in het leger promotie gemaakt, net zolang tot hij bevelhebber van een legioen of provincie geworden was.

Maximinus Thrax ("de Thraciër"), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.
Maximinus Thrax (“de Thraciër”), de eerste soldatenkeizer. Hij bezocht Rome nooit en was afkomstig uit een eenvoudige boerenfamilie.

De eerste Soldatenkeizer, Maximinus Thrax, is daar een goed voorbeeld van. Zoals zijn bijnaam aangeeft was hij Thraciër van geboorte, afkomstig uit een familie van veehouders, geboren rond het jaar 173. Als jongeman ging hij waarschijnlijk bij de hulptroepen, maar door het Edict van Caracalla kon hij uiteindelijk terecht in de legioenen. Pas in de tijd van Severus Alexander was hij op een echt hoge positie gekomen, als hoofd van het nieuwe Legio IV Italica. Toen het leger zich tegen Alexander keerde schaarden Legio IV en Legio XXII zich achter Maximinus, waarna de Praetorianen hem ook tot keizer uitriepen. En hoewel de Senaat dit eigenlijk niet zag zitten, gezien zijn lagere status en in hun ogen barbaarse komaf, moesten zijn uiteindelijk wel akkoord gaan. Maximinus bleek een vrij meedogenloos en wantrouwig heerser die zijn afkeer van de Romeinse adel niet onder stoelen of banken stak. Meerdere senatoren en aanhangers van Alexander begonnen dan ook tegen hem samen te zweren, maar tevergeefs. In 238 begonnen er echter al tegenkeizers op te staan. Niet zonder reden, want Maximinus besteedde meer aandacht aan het leger dan goed was voor de overige inwoners van het rijk. Hij wist de Alemannen, Sarmaten en Daciërs met succes te bevechten, wat zijn populariteit bij het leger goed deed, maar om de soldaten pas echt voor zich te winnen bood hij hen dubbele soldij. De enige manier om dat te bekostigen was door hogere belastingen, hetgeen zware protesten tot gevolg had.

Antoninianus (zilveren munt ter waarde van 2 denariën) van keizer Gordianus III. Hij draagt geen lauwerkrans maar de in de 3e eeuw ook populaire zonnekroon.
Antoninianus (zilveren munt ter waarde van 2 denariën) van keizer Gordianus III. Hij draagt geen lauwerkrans maar de in de 3e eeuw ook populaire zonnekroon.

In Africa brak er opstand uit en riepen de rijke landeigenaren de bejaarde gouverneur uit tot keizer Gordianus I. De Senaat verklaarde Maximinus vervallen van de troon en riep hem uit tot staatsvijand, ondertussen Gordianus I als keizer erkennend, samen met zijn zoon Gordianus II. Maximinus wist de Gordianen echter te verslaan. Gordianus II sneuvelde en zijn vader pleegde zelfmoord. De senatoren waren nu uiteraard aan Maximinus’ genade overgeleverd en zaten met de handen in het haar. Twee van hen, Pupienus en Balbinus, werden tot keizer uitgeroepen, tot woede van het volk dat geen trek had in twee patricische senatoren op de troon. Een andere groep eiste dat Gordianus III, de kleinzoon van de eerste Gordianus, op de troon kwam, en grote rellen waren het gevolg. Maximinus trok weer naar Rome, maar verspilde een hoop tijd aan de belegering van Aquileia. Daar kwamen de soldaten van Legio II Parthica in opstand en vermoordden hem samen met zijn zoon en ministers. Pupienus en Balbinus, die Gordianus III vakkundig tot onderkeizer hadden benoemd, konden nu in alle rust regeren… dacht je. Pupienus en Balbinus bleken totaal niet door één deur te kunnen en beide keizers waren als de dood om door de ander vermoord te worden. Hun felle ruzies leidden uiteindelijk tot sterke onvrede van de Praetorianen, die op 29 juli tijdens de zoveelste ruzie binnenstormden en hun keizers doodstaken. Zo werd 238 een Zeskeizerjaar! De 13-jarige Gordianus III was nu de onbetwiste keizer. Hij hield het langer vol, maar niet langer dan zes jaar.

De Crisis van de Derde Eeuw op zijn hoogtepunt in 271. Maar al lang daarvoor was de chaos in volle gang.
De Crisis van de Derde Eeuw op zijn hoogtepunt in 271. Maar al lang daarvoor was de chaos in volle gang.

Een crisisjaar als dit was er al eerder geweest. Het Vierkeizerjaar van 69 en het Vijfkeizerjaar van 193 waren uiteindelijk voorbijgegaan waarna de orde hersteld was. Maar ditmaal lag de zaak blijkbaar anders. Misschien omdat deze burgeroorlog chaotischer was dan de vorige? In elk geval was er ditmaal een hoger aantal pretendenten, terwijl de aanspraken op de troon niet altijd gewaardeerd werden door andere legioenen. Dat de burgeroorlogen regelmatig opnieuw aanwakkerden was wellicht een stimulans voor buitenlandse vijanden om de aanvallen op te voeren. Op eenzelfde manier brak in 69 de Bataafse Opstand uit, ook in een gebied waar een deel van de troepen was weggetrokken op last van hun bevelhebber die een greep naar de macht deed. Op die wijze werden er nu ook regelmatig troepen van de grenzen ingezet om onderling te vechten, zodat de grens open lag voor vijanden zoals de Germanen en de Sassanidische Perzen onder Shapur I. Daar komt nog bij dat de legioenen tegenwoordig niet erg loyaal meer waren aan hun keizer, zeker niet als deze als bevelhebber van een ander legioen de macht gegrepen had. Als het ene legioen zijn bevelhebber naar voren kon schuiven, waarom het andere dan niet? Af en toe gebeurde het zelfs dat een door zijn troepen uitgeroepen keizer weer door diezelfde troepen vermoord werd, vaak uit onvrede over diens prestaties. Het gevolg was een decennia durende chaos, de Crisis van de Derde Eeuw!

Philippus I Arabs. Onder hem vierde Rome haar duizendjarig bestaan, maar verder was het allerminst feest.
Philippus I Arabs. Onder hem vierde Rome haar duizendjarig bestaan, maar verder was het allerminst feest.

Gordianus III, die gezien zijn jonge leeftijd in feite onder controle van de aristocratie stond, kampte al in 240 met een tegenkeizer, niet veel later gevolgd door een Perzische inval in Mesopotamië. Gordianus overleefde die oorlog niet, al is het de vraag hoe hij aan zijn einde kwam. Mogelijk viel hij ten prooi aan zijn ontevreden leger, maar de Perzen beweerden dat de jonge keizer in de strijd sneuvelde. Een andere mogelijkheid is dat hij vermoord werd door de prefect van de Praetorianen, Philippus Arabs, “de Arabier”, die onmiddellijk de troon in bezit nam. Philippus was zo wijs de slecht verlopende oorlog te beëindigen, zodat hij bovendien naar Rome kon om een goede relatie met de Senaat te bewerkstelligen. Die opzet slaagde en Philippus hield zich nadien bezig met de verdediging van de Donaugrens, evenals met het organiseren van spelen voor het duizendjarig bestaan van Rome in 248. De grensverdediging trachtte hij echter voor elkaar te krijgen door de Germanen af te kopen, wat opnieuw belastingverhoging inhield. En dat is kenmerkend voor nog een ander ernstig probleem tijdens de Crisis van de Derde Eeuw: de instortende Romeinse economie. De devaluatie van de denarius was zo groot geweest dat het zilvergehalte van de munt tijdens de Crisis onder de tien procent zakte! Dit werd telkens gedaan om het produceren van de munt goedkoper te maken, maar vanzelfsprekend verminderde dat de waarde van de munt zodra de kooplui het trucje door hadden. Bijgevolg was een militaire carrière minder aantrekkelijk en moest die aantrekkelijker worden gemaakt door de soldij te verhogen, wat alleen kon door verhoogde belasting of… devaluatie. Gedurende de Crisis van de Derde Eeuw steeg de graanprijs tot het honderdvoudige. Oude munten werden omgesmolten of opzij gezet, terwijl het gebruik van de nieuwere, bijna waardeloze munten zo onaantrekkelijk was, dat men zich weer op ruilhandel ging richten. De geldeconomie stortte eenvoudigweg in! Tot overmaat van ramp daalde de gemiddelde jaartemperatuur rond die tijd een paar graden, wat de oogstopbrengsten deed dalen, zodat de prijzen nog meer stegen.

Keizer Trajanus Decius trachtte terug te grijpen op oude idealen en de orde met harde hand te herstellen.
Keizer Trajanus Decius trachtte terug te grijpen op oude idealen en de orde met harde hand te herstellen. Hij kreeg echter niet de kans zijn werk te voltooien.

Ook Philippus Arabs hield het niet lang vol. Kort na het millenniumfeest braken er opstanden en nieuwe invallen uit. Binnen 1 jaar kreeg Philippus het met wel 3 tegenkeizers aan de stok. De keizer overwoog zelfs af te treden, maar de Senaat weigerde dit te aanvaarden. Philippus was erg onder de indruk en stuurde de senator en stadsprefect Decius, één van zijn sterkste verdedigers, naar de Balkan om de opstand aldaar neer te slaan. Die opzet slaagde, maar de legioenen bleven ontevreden en riepen in 249 Decius ineens tot keizer uit. Decius had de zaak best uit willen praten, maar Philippus trok met de Praetorianen en een paar legioenen tegen hem op, ondanks dat Decius over tweemaal zoveel legioenen beschikte. Bij Verona kwam het tot een veldslag, waar Philippus omkwam. Nu Decius alle macht had noemde hij zich Trajanus Decius, als eerbetoon aan de vroegere Adoptiefkeizer. Hij besloot zich sterker op de eenheid van het rijk te richten, wat hij onder meer uitte door onvoorwaardelijke loyaliteit van het volk te eisen en als eerste keizer de christenen systematisch te vervolgen. Maar de vijandige invallen deden hem al snel de das om. In juni 251 sneuvelde Decius tegen de Goten. Zijn zoon Herennius Etruscus, die hetzelfde jaar zijn medekeizer was geworden, kwam ook om, waarmee zij de eerste keizers waren die sneuvelden tegen een buitenlands leger. Herennius’ broer Hostilianus werd in Rome tot keizer benoemd, maar had nauwelijks gezag buiten de stad, om kort daarna te sterven aan de Pest van Cyprianus (waarschijnlijk de pokken). Dat Hostilianus’ natuurlijke dood zo uitzonderlijk is voor een soldatenkeizer, bewijst wel hoe labiel deze periode was. De soldaten op de Balkan zagen in elk geval meer in hun bevelhebber Trebonianus Gallus, die overigens een goede verhouding met Decius had gehad. Gallus erkende Hostilianus overigens wel. Waarschijnlijk trachtte hij op deze manier een nieuwe burgeroorlog te voorkomen, zonder zijn eigen leven in gevaar te brengen met een weigering.

8 denariën van 157 v. Chr. t/m 236 na Chr. De laatste is van Maximinus Thrax. Het zilvergehalte van de munt was tegen die tijd drastisch gedaald en zou nog verder dalen.
8 denariën van 157 v. Chr. t/m 236 na Chr. De laatste is van Maximinus Thrax. Het zilvergehalte van de munt was tegen die tijd drastisch gedaald en zou nog verder dalen.

Helaas bleek Gallus meer timide dan tactvol. Niet alleen sloot hij vrede met de Goten door ze hun buit te laten houden en een jaarlijkse afkoopsom te beloven, maar ook wist hij niets te beginnen tegen de Perzen die grote gebieden in het Midden-Oosten innamen. Aemilius Aemilianus, die Gallus als gouverneur van Moesia Superior verving, weigerde de schatting aan de Goten te betalen en leverde op eigen houtje slag tegen ze. Prompt riepen Aemilianus’ troepen hem tot keizer uit en marcheerden naar Rome in 253. Gallus en zijn zoon Volusianus trachtten een leger in elkaar te flansen, maar het moreel was zo laag dat deze soldaten aan het muiten sloegen en Gallus en Volusianus vermoordden. De Senaat erkende Aemilianus, die zichzelf neerzette als de ideale man om de orde te herstellen. Hij had immers de Goten verslagen op een zeer onverwacht moment. Maar Valerianus, de gouverneur van Noricum en Raetia (de Alpenlanden) dacht hier anders over en marcheerde op zijn beurt naar Rome, onder het mom dat Gallus hem ter versterking had geroepen en hij zijn keizer kwam wreken. De troepen van Aemilianus verloren het moreel en beseften niet te kunnen winnen van de legers van Valerianus. Prompt doodden zij de keizer waar zij eens zo dol op waren geweest. En aangezien Valerianus afkomstig was uit de senatoriale stand, had de Senaat weinig moeite om hem te erkennen.

Keizer Valerianus geeft zich over aan koning Shapur van Perzië, op het reliëf van Naqsh-e Rostam.
Keizer Valerianus geeft zich over aan koning Shapur van Perzië, op het reliëf van Naqsh-e Rostam.

Hoewel Valerianus de langst regerende keizer sinds Severus Alexander was, was het rijk in zijn tijd allerminst stabiel. Het was in feite chaotischer dan ooit. Het westen van het rijk stond bloot aan bijna onstuitbare Germaanse invallen, terwijl de Perzen in het oosten al tot Antiochië waren doorgedrongen en de Goten nog steeds een ernstige bedreiging vormden voor de Balkan en Klein-Azië. Ook ons land werd sinds 240 bedreigd door een Germaanse coalitie die bekendstaat als de Franken. Valerianus trachtte orde in deze chaos te scheppen door de macht te delen met zijn zoon Gallienus, die zich op het westen zou concentreren terwijl Valerianus de Perzen zou beoorlogen. Dat leek een redelijk succes. Antiochië en Syrië werden heroverd, zodat Valerianus zich in de tweede helft van 257 vanuit Keulen kon richten op de Frankische dreiging. Toen de Goten in 258 echter de noordkust van Klein-Azië plunderden keerde hij terug naar het oosten. In Edessa raakte hij het jaar daarop echter in de knoei. Er brak een epidemie uit onder de soldaten en de stad werd belegerd.

De vernedering van keizer Valerianus door de Perzische koning Shapur, door Hans Holbein de Jongere (ca. 1521)
De vernedering van keizer Valerianus door de Perzische koning Shapur, door Hans Holbein de Jongere (ca. 1521)

Na een beslissende nederlaag vroeg hij in 260 om een onderhandeling met koning Shapur. Deze lapte de onschendbaarheid van de keizer als onderhandelaar echter aan zijn laars en nam hem gevangen. Dit was zonder twijfel de grootste vernedering die het Romeinse rijk tot dan toe tegen een buitenlandse vijand geleden had. Dat het moreel van de soldaten en het gezag van Gallienus hier ernstig onder leed, blijkt wel uit het feit dat in de jaren hierna er weer meerdere tegenkeizers opstonden en er zelfs afscheidingen van het rijk plaatsvonden! Valerianus bracht de rest van zijn leven in gevangenschap door. Het is niet ondenkbaar dat hij mild werd behandeld, zoals gebruikelijk was met gevangen vorsten, maar volgens de schrijver Lactantius werd Valerianus gruwelijk vernederd, waarbij Shapur hem gebruikte als opstapje. Ergens tussen 260 en 264 moet de keizer zijn gestorven. Volgens het ene verhaal werd hij levend gevild. Volgens een ander verhaal bood hij Shapur een groot losgeld voor zijn vrijlating, waarop Shapur hem dwong om gesmolten goud te drinken, waarna hij alsnog gevild en opgezet zou zijn, om als versiering voor de tempel te dienen. Bij deze gruwelijke verhalen moet gezegd worden dat veel Romeinse schrijvers graag negatief spraken over de Perzen, waarbij Lactantius zowel Valerianus als de Perzen verachtte vanwege hun christenvervolgingen. In elk geval was de vernedering compleet en braken er overal tal van opstanden en invallen uit. Er zou zelfs een Gallisch rijk opkomen. Het was nog maar de vraag of het Romeinse rijk dit zou overleven…

Trajanus en het begin van de Adoptiefkeizers

trajanusNa de moord op keizer Domitianus in 96 werd Marcus Cocceius Nerva tot keizer uitgeroepen door de Senaat. Lang regeerde Nerva niet: al na vijftien maanden keizerschap overleed hij. Maar dat was voldoende tijd om een opvolger te selecteren in de vorm van Marcus Ulpius Traianus. En dat betekende het begin van een dynastie van Adoptiefkeizers en de Gouden Eeuw van Rome. Verder lezen Trajanus en het begin van de Adoptiefkeizers

Vitellius: wreedaard en vreetzak

dikzakNa de dood van Nero werd het keizerschap aan Galba, de leider van de opstandige gouverneurs, gegeven. Maar de onrust in het rijk was nog niet verdwenen en op het jaar 68 volgde het Vierkeizerjaar. Van de vier keizers die Rome dat jaar kende was Vitellius misschien wel de beruchtste. Hij was de derde van de keizers en ook degene die het meest is verguisd door de geschiedschrijving. Was dit om hem in een extra kwaad daglicht te zetten, om zo de Flavische dynastie na hem gunstiger neer te zetten?  Verder lezen Vitellius: wreedaard en vreetzak

K-k-keizer Claudius

claudius25 januari 41 na Chr. was de dag waarop de Senaat na een nacht lang debatteren instemde met de benoeming van keizer Claudius. Dat er veel discussie aan vooraf ging is niet zo vreemd. De Senaat had sterk overwogen om helemaal geen nieuwe keizer te benoemen na de moord op Caligula, twee dagen eerder. Claudius was bovendien geen voor de hand liggende opvolger, want hij was altijd het buitenbeentje van de familie geweest. Uiteindelijk zou hij echter de enige keizer van de Claudische dynastie zijn, die onder zijn familienaam de geschiedenis in ging. Verder lezen K-k-keizer Claudius