De “minder talrijke” Cananefaten

brinnoHet is opvallend dat de inheemse bevolking van Romeins Nederland vooral aan de naam Bataven verbonden wordt, terwijl zij verre van de enige bewoners waren. Met name in Holland is dat frappant als men bedenkt dat het nog maar de vraag is of het Bataafse leefgebied zo ver reikte. Wel valt een groot deel van Zuid-Holland onder het rivierengebied, dat door de Romeinen het Insula Batavorum genoemd werd. Maar in het westen daarvan lag een andere civitas, die van de Cananefaten. En hoewel deze stam vaak in de oude schoolboekjes vermeld stond, lijkt hij tegenwoordig helaas wat vergeten.

De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)
De Cananefaten streken vermoedelijk neer op de westelijke zandgrond (geel op de kaart) van Zuid-Holland. (©H. Erren CC-BY-SA-3.0)

De naam van deze stam is enigszins verwarrend. Dat komt ook door een verscheidenheid aan spelling. Hoewel de Romeinen spraken van Cananefates, zijn er ook teksten gevonden over Cannenefates en Hiannanefates. De vernederlandste vorm Kaninefaten wordt vandaag de dag als verouderd beschouwd. Aan die spellingswijzen is bovendien vaak de uitleg verbonden dat zij zou staan voor “konijnenvatters” omdat de Cananefaten op konijnen in de duinen zouden hebben gejaagd. Dat is geheel onjuist, aangezien konijnen voor de middeleeuwen niet in Nederland voorkwamen. Groter is de kans dat het een samensmelting is van het Keltische cannene (“look”) en het Germaanse fates (“meesters”). Dit lijkt dus op een Keltische achtergrond of een mengeling van Kelten en Germanen. Hoewel de Cananefaatse oorsprong onduidelijker is dan die van de Bataven, is het ook hier mogelijk dat het gaat om een groep Germanen die gebruik maakte van het machtsvacuüm van de Gallische oorlog, die de al aanwezige bevolking vanaf dat moment domineerden. Marcus Velleius Paterculus beschrijft hoe Tiberius in 4 na Chr. op een veldtocht onder meer de Cananefaten onderwierp, wat doet vermoeden dat zij oorspronkelijk ten noorden van de Rijn leefden, misschien bij de IJssel.

Waren de Cananefaatse "lookmeesters" zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?
Waren de Cananefaatse “lookmeesters” zulke opvallend goede landbouwers? Of waren het vooral de Cananefaatse dames, terwijl de mannen in de hulptroepen dienden?

De vestiging op Zuid-Hollandse westelijke strandwallen, tussen de kust en de veenmoerassen en getijdengebieden, kan de naam Cananefaten verklaren, aangezien deze zandgrond geschikt is voor het verbouwen van looksoorten zoals prei en uien. Verder is informatie over de Cananefaatse cultuur beperkt. Volgens Tacitus leken zij sterk op de Bataven, maar “minder talrijk”. In Vlaardingen gevonden klepduikers uit ongeveer 100 na Chr. doen wel vermoeden dat zij (al dan niet in samenwerking met de Romeinen) in staat waren om het land goed te cultiveren: met behulp van deze klepduikers werden de eerste sluizen van Nederland gemaakt. Qua godsdiensten zijn de meest teruggevonden sporen die van de Matrona’s of Moeders, een vermoedelijke Keltische verering van nogal geheimzinnige moedergodinnen die opduikt van de Noordzee tot in Noord-Italië en dus ook op veel plaatsen in Nederland. Net als de Bataven leverden de Cananefaten hulptroepen, maar niet zo buitensporig veel zodat zij ook andere vormen van belasting betaalden. Ook van deze hulptroepen werd echter dankbaar gebruik gemaakt, zoals tijdens de opstand van de Friezen, waarbij de Romeinen Cananefaatse ruiters inzetten.

Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.
Het standbeeld van Corbulo in Voorburg herinnert aan de aanleg van zijn kanaal, dat van belang was in het ontstaan van Forum Hadriani.

Dit betekende natuurlijk niet dat iedere individuele Cananefaat het Romeinse gezag zomaar aanvaardde. In 40 na Chr. zou een lokale hoofdman de spot hebben gedreven met de nogal vreemde “veldtocht” van Caligula, waarbij de zee op rituele wijze zou zijn “aangevallen”. Misschien ging het in werkelijkheid om een versterking van de grens (het fort Praetorium Agrippinae, in Valkenburg, is waarschijnlijk rond deze tijd gebouwd en daarmee waarschijnlijk meer Rijnforten) in combinatie met een godsdienstig ritueel, maar toch… In 46 na Chr. veroorzaakte de Cananefaatse officier Gannascus een hoop problemen door te deserteren en zich bij een troep Chaukische rovers aan te sluiten: met zijn kennis lagen de Rijndelta en de westkust voor deze piraten open. De nieuwe gouverneur Corbulo gebruikte dit als aanleiding om het land van de Friezen te bezetten en liet Gannascus door “onderhandelaars” doden, wat bijna een oorlog met de Chauken deed ontbranden. Alleen interventie van de keizer maakte dat Corbulo zich weer achter de Rijn terugtrok.

In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.
In de zomer van 69 werd Brinno op het schild geheven en vielen de Cananefaten de Romeinse forten in hun gebied aan, zoals hier uitgebeeld door Jacob de Vos.

Individuen als de spottende hoofdman of Gannascus de piraat hadden op lange termijn niet zoveel invloed op de geschiedenis. Een heel andere zaak was het als grote massa’s in opstand kwamen. In 69 na Chr., het jaar waarin de Bataafse opstand uitbrak, was de onvrede bij de Cananefaten blijkbaar ook op een hoogtepunt: niet de Bataven maar zijzelf waren het die als eerste in opstand kwamen en zich tegen de Romeinen keerden. Hun aanvoerder hierbij was een zekere Brinno, de zoon van eerdergenoemde hoofdman, die door zijn mannen op de zo beroemde wijze op het schild geheven werd. In de zomer van dat jaar viel hij met zijn mannen de onderbezette Rijnforten van Zuid-Holland onverwachts aan, waarbij Lugdunum (Katwijk) en Praetorium Agrippinae (Valkenburg) als eerste vielen. Vervolgens trok Brinno oostwaarts langs de Rijn. Het is niet duidelijk welke forten door hem werden verwoest en welke bij evacuatie in brand gestoken werden, maar eind augustus was er tot aan Fectio (Vechten) geen fort meer over. Ondertussen sloten de Friezen en Chauken zich bij Brinno aan. Toen pas nam de Bataaf Julius Civilis openlijk de leiding over de opstand. Met de hulp van al zijn bondgenoten, inclusief de Cananefaten, dreef hij de Romeinen steeds verder stroomopwaarts, tot de hele Rijngrens in handen van de rebellen was. Toen stuurden Rome echter versterkingen en werden de rebellen langzaam maar zeker tot achter de Rijn teruggedreven, waar zij zich gedwongen zagen om vrede te sluiten.

Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.
Reproducties van de mijlpalen van Wateringse Veld. De teksten op de mijlpalen toonden de afstand naar MAC, oftewel Forum Hadriani.

Het herstel van de Pax Romana lijkt ook het herstel van de oude verdragen te hebben meegebracht. Er is in elk geval niet vastgesteld dat de Cananefaten en andere rebellen erg streng gestraft werden, al is het goed mogelijk dat de rebellenleiders het wel moesten bekopen. Cananefaatse hulptroepen werden in elk geval niet meer in eigen land gevestigd,: er zijn wel sporen van hen gevonden aan de Donau en in Numidië. Wel is er geopperd dat andere stammen in het westen van Germania Inferior misschien grond in bezit hadden genomen van de verslagen en dus uitgedunde Cananefaten, maar ook dit is niet bewezen. Het bestuurscentrum van de stam bleef bestaan, namelijk in een stadje dat ontstaan was aan het kanaal dat Corbulo aangelegd had in het gebied. Na een bezoek van keizer Hadrianus aan de provincie, in 121 of 122, werd deze stad Forum Hadriani (“markt van Hadrianus”) genoemd, wat heeft geleid tot de aanname dat Hadrianus marktrechten aan de stad gegeven had. Er zijn redenen om dit in twijfel te trekken, aangezien belangrijke steden zoals bestuurscentra deze rechten vaak al hadden. Bovendien is overname van de naam van de keizer niet ongebruikelijk in de tweede eeuw. Mijlpalen uit de tweede en derde eeuw spreken van MAC, wat waarschijnlijk staat voor Municipium Aelium Cananefatium, waarbij de tweede naam opnieuw verwijst naar Aelius Hadrianus. Lange tijd werd geconcludeerd dat de benaming municipium zou duiden op een beperkt stadsrecht, maar aangezien Romeinen geen stadsrecht hadden, lijkt het erop dat het in die tweede eeuw een soort mode werd om steden zo te noemen.

In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.
In Park Arentsburgh in Voorburg zijn herinneringen aan Forum Hadriani te vinden. Verder zijn sporen van de Cananefaten schaars buiten de Nederlandse musea.

De Crisis van de Derde Eeuw deed de economie van Germania Inferior helemaal geen goed en kostte MAC uiteindelijk de kop: toenemende onveiligheid in de regio en ecologische problemen zoals een stijgende zeespiegel maakten dat de stad rond 270 leegliep. Net als de Bataven gingen de overgebleven Cananefaten vanaf deze tijd langzaam op in de nieuwere bevolking. Hun gebieden zouden aan de Franken en Friezen toevallen. Hun naam is niet zo trots de geschiedenis in gegaan als die van de Bataven, wat toch eigenlijk erg zonde is. Hoewel de “lookmeesters” nog wel genoemd werden in de traditionele schoolboeken, bleef de naam altijd minder hangen en werden zij ten onrechte vaak toch onder de Bataven geschaard.

Romeinen en mobiliteit: het wegennet

wegHa, die barbaren! Na een vermoeiend jaar als soldaat heb ik met volle teugen genoten van de “winterstop” om het maar zo te noemen, maar het bloed kruipt natuurlijk waar het niet gaan kan. Vulpes pilum mutat, non mores, zoals wij Romeinen zeggen. Intussen is mij ter ore gekomen dat de Romeinenweek, die dit jaar van 28 april tot 6 mei gehouden zal worden, in het teken staat van mobiliteit. Dat komt goed uit, want als rondreizende Romein ben ik natuurlijk één en al mobiliteit. En waar zou ik dan zijn zonder dat Romeinse wegennet?

Op dit portret loop ik over een fraaie geplaveide weg. Maar de kans op zo'n weg is in dit land erg klein!
Op dit portret loop ik over een fraaie geplaveide weg. Maar de kans op zo’n weg is in dit land erg klein!

Al voor de Romeinen hier kwamen waren er vast en zeker al wegen, maar de meeste hiervan zullen gewoon paadjes zijn geweest die ontstaan waren door veel gebruik. De meest bewust aangelegde wegen uit de prehistorie dienden vooral om moerassige gebieden (waar het op de veengrond in het westen van het land van wemelde) te kunnen doorkruisen, vaak met boomstammen. Ook voor de Romeinen was dit nodig, maar de Romeinen legden ook veel wegen aan, gewoon om ervoor te zorgen dat de meest begaanbare routes altijd bruikbaar waren. Dat was sowieso nodig voor het leger, natuurlijk. Maar ook handelaren en andere reizigers maakten er dankbaar gebruik van.

De belangrijkste Romeinse wegen in Nederland. Er waren er vast nog veel meer, maar de meeste waren waarschijnlijk paadjes.
De belangrijkste Romeinse wegen in Nederland. Er waren er vast nog veel meer, maar de meeste waren waarschijnlijk paadjes.

Romeinse wegen zagen er niet allemaal hetzelfde uit. Hoe de Romeinen de weg aanlegden kon liggen aan hoe belangrijk de weg was, op wat voor bodem de weg moest komen en welke materialen ze beschikbaar hadden. Zo’n betegelde weg waar iedereen aan denkt zal in jullie uithoekje van het rijk bijna nooit zijn voorgekomen. Eigenlijk waren die ontzettend zeldzaam! Sommige wegen waren niet meer dan zandpaadjes, andere waren stevig gefundeerd met grind, keien, aarde, houten balken of wat dan ook. In dit land, waar de grond meestal uit zand, klei of veen bestaat, werden de meeste wegen met grind verhard. Schelpenpaden kwamen ook voor, bij de kust. Sommige hadden blijkbaar zelfs een soort stoep of vluchtstrook, wat je kon zien omdat er naast de weg greppels liepen.

Een Romeinse weg zal niet van beton en asfalt zijn geweest. Toch geeft dit stuk nagemaakte Limesweg bij Valkenburg de doorsnee van een beschoeide agger goed weer.
Een Romeinse weg zal niet van beton en asfalt zijn geweest. Toch geeft dit stuk nagemaakte Limesweg bij Valkenburg de doorsnee van een beschoeide agger goed weer.

Een simpele grindbaan met twee greppeltjes ernaast kon dus genoeg zijn. Soms was er een stevigere weg nodig en werd er een agger aangelegd, een aardebaan. Vaak was die weg dan uit plaggen van aarde opgeworpen met wat grind eroverheen. Deze weg lag vaak duidelijk wat hoger dan de grond eromheen. Hoe drassiger de omgeving werd, hoe hoger en steviger de weg moest zijn om niet onder te lopen of uit elkaar te vallen. Soms werd zo’n agger dus ook beschoeid: er werden ter versteviging houten palen in geslagen, als een soort hekwerk. De aarde daarbinnen werd dan mooi afgedekt met grind, terwijl er aan de buitenkant een soort hellingen werden opgeworpen zodat de beschoeiing goed ingestopt zat. Mocht het zo zijn dat de weg grond bijna onbegaanbaar was, dan was het nodig om bij wijze van weg echt een soort brug of stijger aan te leggen. Bij de veldtocht in het Woud van Baduhenna (misschien in Noord-Holland) moesten de Romeinen ter plekke zulke moerasbruggen aanleggen om überhaupt door het drassige woud vooruit te komen. Als de weg een rivier over ging, was er natuurlijk ook een brug nodig, maar dat was dan wel hele andere koek.

Een gereconstrueerd stukje Limesweg, dwars door Vleuten-De Meern. Kaarsrecht!
Een gereconstrueerd stukje Limesweg, dwars door Vleuten-De Meern. Kaarsrecht!

De beroemdste Romeinse weg in Nederland was natuurlijk de zogenaamde Limesweg, die min of meer langs de zuidoever van de Rijn liep en van fort naar fort ging, vaak zelfs dwars door de forten heen. Daar kwamen natuurlijk een hoop zijweggetjes uit, want vaak genoeg moest je afslaan. De laatste tientallen jaren is er steeds meer bekend geworden over deze weg, ook omdat er in de veengrond zoveel bewaard is gebleven. Er is dus best een goed beeld van waar de weg lag. De Limesweg was in Romeinse stijl vrij recht aangelegd tussen de verschillende punten die hij verbond, zodat het dus niet alleen snel was omdat het begaanbaar was maar ook omdat er stukken afgesneden werden. Zo liep er tussen de forten Fectio (Vechten) en Hoge Woerd (Vleuten-De Meern) een directe weg, zodat iemand op doorreis geen uitgebreide omweg hoefde te maken via Traiectum (Utrecht) dat een stuk noordelijker lag door een grote flauwe bocht die de Rijn daar maakte. Ook de wachttorens, die bij bochten in de rivier gebouwd werden, lagen niet per se vlakbij de weg.

De Romeinse weg aan de Maas, nagemaakt bij Boxtel. Maar of hij ook zulke tegels had...?
De Romeinse weg aan de Maas, nagemaakt bij Boxtel. Maar of hij ook zulke tegels had…?

De Limesweg mag dan de bekendste Romeinse weg van Nederland zijn, maar was zeker niet de oudste. Marcus Agrippa, die tussen 20 en 18 v. Chr. gouverneur van heel Gallië was (wat volgens de Romeinen tot aan de Rijn kwam), liet al een weg tussen Keulen en Boulogne aanleggen, de beroemde Via Belgica, die dus ook door Nederland liep. Vanuit Keulen liep de weg westwaarts. Waarschijnlijk kruist hij jullie 21e-eeuwse grens bij Rimburg en gaat zo via Coriovallum (Heerlen) en Traiectum ad Mosam (Maastricht) naar Tongeren. In allebei die tussenstops kon je ook nog afslaan op andere wegen. Vanuit Maastricht liep nog een weg richting oost, die uitkwam in Aquae Granni (Aken). Vanuit die plaats kon je noordwaarts reizen naar Heerlen en zo verder gaan op een weg die ten oosten van de Maas liep, tot je uiteindelijk uitkwam bij Xanten. Vanuit Maastricht liep een weg ten westen van de Maas naar Ceuclum (Cuijk), waar je over kon steken om naar Noviomagus (Nijmegen) te reizen.

De mijlpalen van Wateringse Veld stonden langs de Romeinse weg tussen Matilo en Helinium. Alleen niet tegelijkertijd.
De mijlpalen van Wateringse Veld stonden langs de Romeinse weg tussen Matilo en Helinium. Alleen niet tegelijkertijd.

Belangrijke stad als Noviomagus was, lag hier ook een kruispunt van wegen. Oostwaarts liep een weg naar het fort Carvium (Herwen), het punt waar de Waal zich van de Rijn afsplitste, zodat je een reis over de Limesweg naar Xanten aanzienlijk kon verkorten. Wie vanuit Noviomagus noordwaarts ging bereikte via Elst ook de Limesweg. Ook kon je vanuit Noviomagus de Waal naar het westen volgen, waarschijnlijk helemaal tot aan de monding ervan, het Helinium (Naaldwijk). Waar die weg precies liep is helaas onbekend. In Zuid-Holland liep uiteraard ook een weg langs het Kanaal van Corbulo, van Matilo (Leiden) naar Helinium, zodat je de daartussen gelegen stad Forum Hadriani (Voorburg) bereiken kon. Er zijn meerdere mijlpalen gevonden die dat laten zien, net als bij de wegen in Limburg. En dan zijn er nog tal van vermoede wegen, zoals eentje langs de kust en weet ik waar allemaal nog meer.

Paul van der Heijden red.), Romeinse wegen in Nederland, verscheen in 2016 bij uitgeverij Matrijs. Een aanrader!
Paul van der Heijden (red.), Romeinse wegen in Nederland, verscheen in 2016 bij uitgeverij Matrijs. Een aanrader!

Zonder de wegen zou het Romeinse leger en alle handel in het rijk natuurlijk helemaal nergens zijn. En ook deze soldaat was lang niet zo ver gekomen zonder de Romeinse wegen. Als je meer wil weten over Romeinse wegen, kan ik je nog het boek Romeinse wegen in Nederland aanraden. Benieuwd waar de wegen mij over een paar maanden weer heen zullen leiden. Want hoewel er meerdere naar Rome leiden, weet ik zeker dat ze dat niet allemaal doen. Ik wens jullie in elk geval een mobiel jaar!

L. Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Romeinenweek 2017, dag 3 (1 mei): “Het kanaal van Corbulo weer gevonden?” in Leidschendam

Wim en AnsGegroet, waarde barbaren! In de loop van dit weekend heb ik mijn drinkbeker en soldatenriem teruggevonden, maar mijn uitrusting was bij lange na nog niet compleet. ‘Zak de rivieren af en ga naar het kanaal ertussen. Zoek daar de veroorzaker.’ Zo luidde het nieuwe raadsel dat ik gisteren aantrof in Zutphen. Het was mij in elk geval duidelijk dat ik weer aan boord moest van het Romeinse schip dat mij erheen gebracht had. Hiermee voeren we terug naar de Rijn.

Leiden Matilo2
Castellum Matilo, in het oosten van Leiden, is tegenwoordig een prachtig openbaar park dat de omtrek en hoofdwegen van het castellum weergeeft!

Toen ik vanmorgen wakker werd, bleek dat we inderdaad de Rijn af waren gezakt: de rivier was beduidend smaller dan in het oosten, met stevige kades. Het leek me duidelijk dat het om de Oude Rijn ging. Dat vermoeden werd snel bevestigd toen ik niet ver van de aanlegplaats een castellum ontdekte. Ik hoefde niet lang na te denken waar ik was: het was Matilo, het castellum dat in Leiden-Roomburg ligt en in jullie tijd wordt gemarkeerd met een compleet openbaar park. Dit herinnerde me er ook aan dat bij Matilo het Kanaal van Corbulo op de Rijn uit kwam. Gouverneur Gnaeus Domitius Corbulo liet rond 47 na Chr., om zijn soldaten bezig te houden en de waterwegen beter te verbinden, een kanaal graven tussen de Maas en de Rijn. Tussen de rivieren dus! Ik wist dat ik op het goede spoor zat en besloot de loop van het kanaal naar het zuiden te volgen.

Zie ik daar ineens de MobiLimes staan!
Zie ik daar ineens de MobiLimes staan!

Na een uurtje of twee lopen stuitte ik op iets interessants. Voor de deur van een tuincentrum in Leidschendam zag ik de MobiLimes staan, de mobiele bus van Romeinse Limes Nederland, die ik de afgelopen jaren al wel eerder ben tegengekomen. Binnenin vind je een kleine interactieve tentoonstelling over de Limes. Dit gaf mij de indruk dat ik warm zat. Op de deur van het centrum, Life & Garden, hing een tekst over de herontdekking van het kanaal, dus ging ik nieuwsgierig het centrum binnen. Het bleek dat ik het gebouw door moest lopen, helemaal naar achteren. Daar trof ik een vitrine, met wat vondsten uit de Romeinse tijd, maar ook uit oudere en latere tijden, van de steentijd tot de 17e eeuw.

Kijk eens wat een enorme sleuf! Daar valt vast wat in te vinden voor een archeoloog!
Kijk eens wat een enorme sleuf! Daar valt vast wat in te vinden voor een archeoloog!

Ieder halfuur ging er een rondleiding van start, die vanuit de oranjerie van het tuincentrum het weiland in ging. Hier, in de Vlietvoorde bij Leidschendam, worden namelijk archeologische opgravingen gedaan: het is de bedoeling dat er woningen gebouwd gaan worden, maar dan moet volgens de Nederlandse wet de bodem eerst onderzocht worden. De gids legde uit hoe de bodem hier in elkaar zit: van oorsprong was het westelijke deel van het terrein een zogenaamde strandwal, die bestaat uit stevige zandgrond. Meer naar het oosten, richting een modern kanaal dat de Vliet heet, was de grond een lagere strandvlakte, van veen. Het is moeilijk om veel sporen van bewoning in de grond te vinden, want de bovenlaag van de strandwal, die oorspronkelijk veel hoger lag, is op den duur weggesleten, terwijl de bovenlaag van het veen in de loop der eeuwen door turfstekers is verwijderd. Toch is er wel degelijk het een en ander te zien en te vinden.

Over de zwarte veengrond ligt nog een dun zandlaagje.
Over de zwarte veengrond ligt nog een dun zandlaagje.

De gids nam ons door het hoge gras mee naar de sleuven op het terrein. In de eerste was een grote graafmachine bezig om de aarde voorzichtig te verwijderen, al schrapend, zodat eventuele voorwerpen niet beschadigen. Het verschil tussen de zand- en veengrond was goed te zien: het veen was donker, terwijl de zandgrond er veel lichter en droger uit zag. Zo kun je dus goed zien dat de lagen op den duur over elkaar zijn gegaan. In de tweede sleuf, die behoorlijk lang was, was geen machine meer, maar er werd niet minder hard om gewerkt. Waar de kaartjes op de aarde voor waren, wilde één van de kinderen weten. Het antwoord luidde dat die dienen om te onthouden op welke exacte plek een voorwerp gevonden is. Meerdere voorwerpen die ik in de vitrine had gezien, kwamen rechtstreeks uit deze sleuf.

Tussen het lichte zand en de zwarte veengrond is grijze klei te zien. Daaraan kun je het Kanaal van Corbulo herkennen!
Tussen het lichte zand en de zwarte veengrond is grijze klei te zien. Daaraan kun je het Kanaal van Corbulo herkennen!

De sleuf in kwestie had ook een opvallende laag die veel weg had van grijze klei, min of meer in de vorm van een halve ovaal, 14 meter breed. Dit was waarschijnlijk het kanaal van Corbulo: de klei zal op den duur door het water zijn aangevoerd en het kanaal zou een meter of 12 breed moeten zijn. Een stuk verderop lijkt er echter nog een gang van het kanaal gevonden, legde de gids uit, maar dan met een breedte van 8 meter. Het vreemde is dat beide delen niet op één lijn liggen en ook niet handig met elkaar te verbinden lijken. Wellicht is er op den duur dus een nieuw kanaal aangelegd of in elk geval een nieuw gedeelte omdat het oude deel aan het verzanden was.

Archeologisch talent in voorbereiding!
Archeologisch talent in voorbereiding!

De laatste sleuf die de gids ons toonde bevatte geen Romeinse opgravingen: in plaats daarvan was de fundering van een 17e-eeuws landgoed blootgelegd. Extra leuk hier was dat de kinderen de gelegenheid kregen om zelf archeoloog te zijn: in een klein zandterreintje had één van de projectmedewerkers meerdere munten en andere metalen voorwerpen begraven. De jongelui konden dit met metaaldetectors opsporen en vervolgens met een schop of troffel uitgraven. Het enthousiasme vierde hoogtij!

Gannascus! Een Cananefaatse auxiliair die het blijkbaar leuker vond om zijn eigen land te teisteren.
Gannascus! Een Cananefaatse auxiliair die het blijkbaar leuker vond om zijn eigen land te teisteren.

Ondertussen was er echter nog geen spoor van mijn spullen. Ik vroeg mij af of ik Corbulo soms zoeken moest, maar die leek geen deel van de 9 te zijn. De aanwezige Romeinen, een gepensioneerde cavalerist en zijn echtgenote, verklaarden ook dat ze gouverneur Corbulo niet gezien hadden. Toen realiseerde ik mij dat Corbulo bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te kampen had met zoetwaterpiraten, die vanuit het noorden langs de kust trokken en dan de rivieren opvoeren om de nederzettingen te plunderen. De beruchte aanvoerder van deze bende was Gannascus, een Cananefaat uit de hulptroepen die was gedeserteerd en de Rijndelta op zijn duimpje kende. Het zou kunnen dat Corbulo het kanaal liet aanleggen om zijn schepen gemakkelijker van Maas en Rijn te laten wisselen en zo de waterdefensie van het westen te verbeteren. Met de veroorzaker van het kanaal bedoelde het raadsel dus niet Corbulo maar Gannascus!

Mijn pugio! Ik ben nu in elk geval weer wat beter bewapend voor als ik een schurk tegenkom.
Mijn pugio! Ik ben nu in elk geval weer wat beter bewapend voor als ik een schurk tegenkom.

Inderdaad troffen we in de sleuven van het onderzoeksterrein één van mijn voorwerpen aan, met een brief erbij. Het was mijn pugio, mijn militaire dolk die als reservewapen dient. Toepasselijk, want Gannascus eindigde bij wijze van spreken met een “dolk in zijn rug”: Corbulo veinsde dat hij onderhandelen wilde maar liet zijn onderhandelaars Gannascus vermoorden. Dat gebeurde in het land van de Chauken, rond de Eemsmonding, wat bijna een grote oorlog gaf omdat de Chauken deze actie als een grote belediging zagen. Corbulo kreeg van keizer Claudius echter geen toestemming voor een oorlog en moest zich terugtrekken: ook de Frisii, die hij een Romeins bestuur had opgelegd, moest hij met rust laten. Maar de piraterij was flink ingedamd en de Limes goed versterkt.

Dit monument in Park Arentsburgh, in Voorburg, geeft de plek van Forum Hadriani aan.
Dit monument in Park Arentsburgh, in Voorburg, geeft de plek van Forum Hadriani aan.

De brief bij mijn dolk had Gannascus geheel in zijn stijl geschreven: “Hee, Romeinse dienstklopper! Als je je zooi terug wil, ga naar Grinnes en dan naar het zuiden! Ga daar naar een dorp vol Romeinen, Germanen en Kelten! Zoek de vrouw uit de hoofdstad!” Weer een raadsel. En wat Gannascus hier nu mee bedoelt… Grinnes ken ik in elk geval wel. Dat ligt aan de Waal, maar dan flink naar het oosten. Het beste wat ik dus doen kon was het kanaal blijven volgen en dan uiteindelijk linksaf slaan en langs de Maas trekken. Gelukkig mocht ik het paard van de oude ruiter lenen. Zo reed ik verder vanuit Leidschendam en kwam ik langs Forum Hadriani, oftewel Voorburg. Het is de hoofdstad van de Cananefaten (eigenlijk heet het Municipium Aelium Cananefatum) en is genoemd naar keizer Aelius Hadrianus, die de stad marktrechten gaf.

De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.
De mijlpalen in Wateringseveld, Den Haag. De namen van keizers als Antoninius Pius en Caracalla staan erop.

Al volgend kwam ik terecht in Den Haag, waar ik in Wateringseveld langs een monument met drie mijlpalen kwam. Geen wonder, want langs de weg aan het kanaal zijn meerdere mijlpalen gevonden en op de plek van het monument zelfs vier! Uiteindelijk eindigde ik in Naaldwijk, waar misschien ook een mijlpaal gevonden is, maar dan wel lang voor jullie tijd. Naaldwijk bevatte sowieso een vicus, maar misschien ook een militair fort met een vlootbasis. Als dat zo was zou het de vlootbasis Helinium geweest kunnen zijn. Afslaand naar het oosten kwam ik in de loop van de avond door meer plekken waar Gallo-Romeinse nederzettingen en wellicht ook forten of pleisterplaatsen gestaan kunnen hebben. Dit zijn onder andere Flenium (Vlaardingen?) en Tablis (Alblasserdam?). Grinnes ligt vermoedelijk wat verderop, misschien bij Rossum, waar de Waal en Maas dicht bij elkaar liggen. Terwijl ik probeer dit te bereiken voor het donker wordt, stuur ik alvast dit bericht aan jullie. Hopelijk kan ik het geheimzinnige dorp morgen vinden…

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein