Hoe Romeins is het Romeinse leger?

Als ene Lucius uit de familie Octavius nogal bebaard is kan hij bijvoorbeeld Lucius Octavius Barbatus genoemd worden.

Beste barbaarse burgers! Het is al bijna maart en de Romeinenweek komt steeds dichterbij. Op de website ervan kun je al kennismaken met wat collega’s en vrienden van mij, met de vraag in hoeverre zij nu eigenlijk wel of niet Romeins zijn. Want dat ligt natuurlijk ingewikkeld in zo’n groot rijk. Dat begint eigenlijk al bij mijzelf, als Romeinse soldaat. Veel mensen zijn geneigd te denken dat het Romeinse leger alle wapens, uitrustingen en tactieken zelf bedacht had. Maar was dat ook zo? Was het Romeinse leger wel 100% Romeins?

Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.
Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.

In de eerste eeuwen van haar bestaan was Rome niet heel veel meer dan een stadstaatje. Al in die tijd onderging het natuurlijk veel invloed van de andere stammen, culturen en rijkjes in Italië. Dit begint al bij de Romeinse taal, Latijn, die niet naar Rome maar naar de nabijgelegen streek Latium is genoemd. Ook van zeer sterke invloed op de vroege Romeinen waren de machtige Etrusken, die op hun beurt weer Griekse invloed ondergingen. De eerste Romeinse wapenrustingen waren dus sterk beïnvloed door de Etrusken. Dit met name in de helmen en wapenrustingen. Andere sterke invloeden waren de Samnieten en natuurlijk ook de Grieken in directe zin. DAt laatste gold trouwens ook weer voor de taal, want Grieks was nog lange tijd de taal van de Romeinse elite en bleef in het oosten van het rijk de internationale taal. Vroeg-Republikeinse legionairs zullen veel op Griekse hoplieten (zwaar bewapende soldaten) geleken hebben. Deze soldaten werden gekenmerkt door een curas, speer, dekkende helm en een rond schild.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. De meeste invloed komt hier van de Grieken en van Italische buurvolkeren.

Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat de Romeinen de wapenrustingen en stijlen van hun buren blindelings overnamen. Er werd regelmatig gewerkt aan verbetering van tactieken en materialen, zodat de Romeinen wel degelijk een eigen stijl ontwikkelden. De Griekse falanx, een starre formatie gekenmerkt door het naar voren steken van uiterst lange speren, lag de Romeinen niet zo goed. Hun eigen opstelling in manipels en centuries (en later cohorten) bleek veel flexibeler en leverde hen uiteindelijk de overwinning op. Van de ene kant konden buren, zelfs vijandige, dus een hoop leerzaam materiaal opleveren, maar van de andere kant was het verstandig om zelf na te blijven denken aan de hand van de sterke en zwakke punten van zowel de tegenstander als het Romeinse leger zelf. Op een zelfde manier leerden de Romeinen ook veel van de Carthagers. De Romeinse marine stelde voor de Punische Oorlogen zeer weinig voor, maar op grond van Griekse en Carthaagse voorbeelden kwam hier snel verbetering in.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De Germanen en Kelten waren, in tegenstelling tot wat je op veel schilderijen ziet, geen mislukte holbewoners zonder kleren. Het waren goed geoefende krijgers!

Een patroon dat je in dit verhaal snel zult zien is dat het hier tot nu toe nog steeds om tegenstanders gaat die we al snel zullen associëren met de term “oude beschavingen”. Misschien waren niet alle stammen in Italië even ver ontwikkeld, maar hoewel het niet allemaal om grote, sterke rijken ging, hadden belangrijke tegenstanders als de Etrusken, Grieken, Macedoniërs en Carthagers in elk geval een duidelijke staat en beheersten zij het schrift. De Grieken waren hier het meest invloedrijk geweest door hun sterk ontwikkelde cultuur en het feit dat zij vanwege overbevolking en handel over de hele Middellandse Zee waren uitgezwermd. Al deze sterke tegenstanders waren hierdoor beïnvloed en worden dus als gehelleniseerd beschouwd. Maar uiteindelijk vielen al deze tegenstanders en raakten de Hellenistische vijanden dus “op”. Dus toen waren de belangrijkste tegenstanders onbeschaafde barbaren, die als een ongeorganiseerde meute erop los knokten met speren en knotsen, gekleed in hooguit een beestenvelletje… dacht je!

Een Keltische elitekrijger. Voor een "barbaar" ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?
Een Keltische elitekrijger. Voor een “barbaar” ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?

Niets is minder waar, want al lang voor de laatste Hellenistische tegenstanders verslagen waren hadden de Romeinen kennis gemaakt met de Keltische cultuur in West-Europa. De eerste kennismaking was allesbehalve prettig geweest, namelijk toen de Galliërs uit de Po-Vlakte door Italië trokken en Rome in 387 v. Chr. zelfs innamen! Maar ook nog lang daarna bleken die Kelten zo gek nog niet. De Romeinse gladius, het korte steekzwaard, was bijvoorbeeld overgenomen van een Keltiberische versie, die in eerste instantie overigens iets groter was. Deze gladius zou uiteindelijk het primaire wapen van de legioensoldaten worden. Ook erg interessant was een pantser van duizenden kleine metalen ringetjes, dat gedragen werd door de Keltische elitekrijgers. Dat dit voor de meeste Kelten niet was weggelegd was logisch, want door het enorme productieproces en de grote hoeveelheid metaal was zo’n maliënkolder ontzettend duur! Tegelijkertijd was het echter praktischer dan de simpele metalen borstplaten van de vroege Romeinen, die maar een beperkt deel van de romp beschermden. Bovendien was het flexibeler en eenvoudiger te onderhouden dan een schubbenpantser.

Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.
Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.

Ook de bronzen Keltische helm, die archeologen de montefortino noemen, werd overgenomen. Maar waar zwaarden en bepantsering bij de Kelten alleen door de elite gedragen werden, werd het bij de Romeinen standaarduitrusting na de legerhervormingen van Marius! Zelfs in de Gallische oorlog, onder Julius Caesar, staken de Romeinen nog het een en ander op van de Kelten, die tegen die tijd ook ijzeren helmen bleken te dragen, die door een rondere vorm en wat meer reliëf net wat steviger waren gemaakt. Nog lang na de verovering van Gallië werden hier de beste legionairshelmen geproduceerd, die ondertussen maar bleven ontwikkelen. Helmproducties van buiten Gallië zouden op den duur ook in kwaliteit toenemen, maar waren in eerste instantie eigenlijk vooral goedkope imitaties.

Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.
Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.

De Romeinse uitrusting bleef ondertussen natuurlijk gewoon doorontwikkelen omdat er steeds nieuwe dingen werden bedacht om de strijd te kunnen blijven winnen. De Romeinen maakten nu kennis met de Germanen in het noorden en de Parthen en later Perzen in het oosten. Hoewel de Romeinen meerdere keren ver in deze gebieden doordrongen en er overwinningen behaalden, bleven de gebieden niet bezet. De beruchte Varusslag uit 9 na Chr. toont wel aan dat de Germanen, waarvan net als bij de Kelten het overgrote deel slechts een speer, schild en mes had en geen pantser droeg, helemaal geen domme jongens waren. In het woud waren ze bijna onmogelijk te verslaan omdat ze hier de weg kenden en met hun lichte uitrustingen razendsnel konden aanvallen en terugtrekken, terwijl de Romeinen hier niet in staat waren om hun formaties aan te nemen door de beperkte ruimte. De Germanen bleken geduchte tegenstanders en koene krijgers, die regelmatig stonden te dringen om het in hun ogen zo welvarende Romeinse rijk binnen te vallen. Een oplossing hiervoor was een verdeel-en-heerstactiek, waarbij bepaalde Germanen werd toegestaan in het rijk te wonen in ruil voor een bijdrage aan de grensbewaking. Als er tekorten waren werd het Romeinse leger bovendien vaak met Germaanse huurlingen aangevuld. Zo werd het Romeinse leger steeds Germaanser. Maar de meest zichtbare invloed op de uitrusting was de schildknop met ronde rand.

De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.
De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.

De Parthische en Perzische aartsvijanden in het oosten waren vooral bekend om hun gebruik van katafrakten, zwaar bepantserde ruiters, die soms wel van top tot teen bedekt waren en dus heel moeilijk te raken. Dat zette de Romeinen flink aan het denken, zodat zij in de 4e en 5e eeuw ook hard werkten om een zware cavalerie te maken. In de praktijk werd deze cavalerie echter niet veel ingezet tegen de Perzen – die waren te goed! Naast de inspiratie voor katafrakten waren sommige Laat-Romeinse helmontwerpen ook van de Perzen afgekeken. Een voorbeeld hiervan is de Peel-helm in het Rijksmuseum van Oudheden. Andere helmen waren juist gebaseerd op modellen uit de Balkan, want ook hier ondervonden de late Romeinen sterke invloed. Het Laat-Romeinse leger wordt namelijk ook gekenmerkt door zogenaamde Dacische mutsen. Ook de Laat-Romeinse drakenvaandels zijn uit Dacië (Roemenië) afkomstig.

Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.
Deze ruiter zou een Bataaf moeten zijn. Toch vind ik zijn uitrusting niet zoveel verschillen van de Romeinse…

Kortom, is dat Romeinse leger wel 100% Romeins? Ik zeg van wel. En dat terwijl tal van uitrustingen en wapens gebaseerd zijn op die van andere volken. En dat terwijl het Romeinse leger etnisch ook niet echt Romeins was: meer dan de helft ervan bestond uit hulptroepen, geleverd door onderworpen volkeren en vazallen, terwijl het Laat-Romeinse leger steeds Germaanser in samenstelling werd. Allemaal waar, maar het is en blijft natuurlijk het leger van de Romeinen. De Romeinen namen tal van ideeën over, maar bleven hier aan werken zodat zij op den duur hun eigen versies ontwikkelden. En bovendien, wat is etnisch gezien nu een echte Romein in zo’n groot rijk? Ik kom zelf niet eens uit Rome, terwijl ik een Romeins staatsburger ben en optio ben in het legioen!

Lucius Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Cassius Viscellinus: anti-held van het plebs (485 v. Chr.)

tarpeian-rock-romeOok na de Secessio Plebis waren de spanningen tussen patriciërs en plebejers nog lang niet van de lucht in de jonge Romeinse Republiek. Een voornaam Romeins staatsman die de positie der plebejers trachtte te bevorderen was Spurius Cassius Vecellinus. Maar zijn geschiedenis bewijst dat je in een dergelijke strijd ook je hand kunt overspelen.

Wanneer Vecellinus (of Viscellinus) geboren is, is onbekend, maar volgens sommige versies van het verhaal zou dit rond 540 of 535 v. Chr. geweest kunnen zijn. Zijn vader en grootvader hadden dezelfde voornaam en Vecellinus zou ook drie zoons hebben nagelaten. De Cassii Vecellini zouden patriciërs zijn geweest, al waren latere leden van het huis allen plebejers, wat de vraag opwerpt of Vecellinus’ zoons wellicht uit het patriciaat verstoten werden of het vrijwillig afzwoeren. Uit onderstaande geschiedenis worden beide mogelijkheden erg begrijpelijk.

Rome lag aan de noordkant van het Latijnse stamgebied. Ten zuidoosten daarvan woonden de Volsci.
Het vroege Rome werd omringd door Sabijnen, Latijnen, Hernici en Volsci, met welke Vecellinus het allemaal aan de stok kreeg.

Vecellinus kwam uit een voorname familie en slaagde erin om carrière te maken in de Republiek. In 502 v. Chr. werd hij voor het eerst consul en kreeg de taak om de oorlog tegen de Sabijnen te leiden. Hij bracht hen bij Cures een grote nederlaag toe, waarop het vredesverdrag Rome veel land opleverde en Vecellinus een triomftocht kreeg. Toen in 501 v. Chr. er voor het eerst een dictator benoemd werd in de persoon van Titus Lartius Flavus, maakte deze Vecellinus tot zijn onderbevelhebber. Vecellinus werd opnieuw consul in 493 v. Chr., tijdens de Secessio Plebis. Om Rome veilig te stellen in dit tumult bekrachtigde Vecellinus dan ook een verdrag met de Latijnen. Dat was opvallend, want in de eerdere oorlogen met de Latijnen was hij een fel voorstander van meedogenloze afstraffing van de verslagen vijand. Het verdrag heette dan ook de Foedus Cassianum, naar de familienaam van Vecellinus. In 486 v. Chr. werd Vecellinus voor de derde keer consul en opnieuw marcheerde hij de oorlog in, ditmaal tegen de Volsci en de Hernici. Toen de stammen om vrede vroegen, wist hij op slinkse wijze een bondgenootschap tussen Rome en de Hernici tot stand te krijgen. De Hernici stonden volgens Livius twee derde van hun land af, al is dit zo gul dat het misschien waarschijnlijker is dat de Volsci, Hernici en Romeinen hun veroverde land eerlijk in drieën verdeelden. Het verdrag zou een eeuw stand houden en leverde Vecellinus een tweede triomf op.

Cassius Vecellinus wilde met zijn wet de ontplooiing van de patriciërs enigszins beperken ten gunste van de plebejers. Dat kwam hem duur te staan.
Cassius Vecellinus wilde met zijn wet de ontplooiing van de patriciërs enigszins beperken ten gunste van de plebejers. Dat kwam hem duur te staan.

Na zijn triomf stelde Vecellinus de eerste agrarische wet op. Het verworven gebied moest volgens deze lex Cassia agraria worden verdeeld onder de plebejers en Latijnse bondgenoten. Hierbij zou duidelijk worden afgebakend hoeveel van de ager publicus, de staatsgrond, maximaal door patriciërs in bezit genomen mocht worden. Voor veel patriciërs voelde deze wet natuurlijk als een ernstige beperking van hun mogelijkheden, zodat de wet op fel verzet stuitte. Ook Vecellinus’ mede-consul Verginius zag de wet niet zitten. Naarmate de tijd verstreek keerde echter ook het plebs zich steeds meer tegen de wet.

De executie van Spurrius Cassius Vecellinus, uitgebeeld door Domenico Beccafumi, op een fresco in Palazzo Pubblico in Siena. De schilder had duidelijk geen idee van de executiemethode.
De executie van Spurrius Cassius Vecellinus, uitgebeeld door Domenico Beccafumi, op een fresco in Palazzo Pubblico in Siena. De schilder had duidelijk geen idee van de executiemethode.

Toen Vecellinus’ ambtstermijn in 485 afliep werd hij onmiddellijk voor het gerecht gedaagd en veroordeeld. Hij werd ervan beschuldigd dat hij van plan was om uiteindelijk koninklijke macht te verwerven. De precieze manier van berechting was volgens Livius niet duidelijk, maar het is mogelijk dat het om een publiek proces ging, op last van de quaestoren. Het volk zou Vecellinus in deze versie zelf veroordeeld hebben wegens hoogverraad, waarna zijn huis ook gesloopt zou zijn. Livius wijst echter ook op een andere versie, waarbij Vecellinus achter gesloten deuren werd berecht door zijn eigen vader, wat een afhankelijkheid van de patriarch impliceert die onwaarschijnlijk lijkt voor zo’n succesvolle staatsman. In elk geval werd Vecellinus schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Zijn poging om een maatregel ten bate van het gewone volk in te voeren had uiteindelijk het hele volk tegen hem in het harnas gejaagd. Het Romeinse volk was niet klaar voor een staat die zulke strakke beperkingen aan het grondbezit oplegde: de herinnering aan Tarquinius Superbus was blijkbaar nog te vers.

tarpeïsche rots
De Tarpeïsche Rots in Rome diende tijdens de Romeinse Republiek om verraders, moordenaars en meineedplegers vanaf te werpen.

Vecellinus werd ter dood veroordeeld en van de Tarpeïsche Rots geworpen. Zijn huis werd afgebroken en zijn vader droeg zijn bezit op aan de godin Ceres door er een godenbeeld van te maken met de naam van de familie Cassius erop als onderschrift. Er zouden ook stemmen zijn opgegaan om de zoons van Vecellinus te executeren, maar zij bleven gespaard, al lijkt het er dus wel op dat hun nakomelingen op een of andere manier niet meer onder de patriciërs vielen. Een maatregel om de macht van het patriciaat te beperken was als tiranniek bestempeld en daarmee veroordeeld door het hele volk. Toch moeten sommigen later de fout van de executie zijn gaan inzien. Dionysius van Halicarnassus vermeldt dat op de plaats van Vecellinus’ huis later een bronzen standbeeld van hem werd geplaatst. In 159 v. Chr. werd het standbeeld echter omgesmolten op last van de censoren. Romeins historicus Cassius Dio wist het in elk geval zeker: volgens hem was Vecellinus allesbehalve een verrader.

De Slag bij het Meer van Regillus (499-496 v. Chr.)

Rome lag aan de noordkant van het Latijnse stamgebied. Ten zuidoosten daarvan woonden de Volsci.

De Romeinse Republiek kreeg na 509 v. Chr. alle tijd om zich te ordenen en een stabiele staat te worden. Dat was maar goed ook, want aangezien Rome nog niet meer dan een stadstaat was, was haar overleving nog helemaal niet zeker. In Italië wemelde het nog van de potentiële vijanden. Tien jaar het uitroepen van de Republiek diende zo’n vijand zich aan, op last van een oude vijand: de verdreven koning Tarquinius!

De ruïnes van Tusculum. De stad is in de loop der eeuwen onbewoond geraakt.
De ruïnes van Tusculum. De stad is in de loop der eeuwen onbewoond geraakt.

Nadat de in ballingschap verkerende Tarquinius in 507 v. Chr. door Lars Porsena was weggestuurd uit Clusium, had hij zijn heil gezocht bij zijn schoonzoon, Octavius Mamilius, de vorst van Tusculum. Mamilius was een telg uit een geslacht dat beweerde af te stammen van Odysseus en Circe, één van de meest vooraanstaande Latijnse families. Mamilius probeerde de zaak van zijn schoonvader te bepleiten bij de Etrusken, maar het vredesverdrag tussen Rome en Clusium maakte de kans op hulp uit deze hoek erg klein. Een Romeins-Sabijnse oorlog brak uit in 505 v. Chr., waarbij de Sabijnen steun kregen van Veii, maar opnieuw behaalde Rome de overwinning. Datzelfde gold voor een opstand van de Romeinse koloniën Pometia en Cora in 503 v. Chr: opnieuw triomfeerden de Romeinse consuls. Het werd duidelijk dat, ondanks zijn Etruskisch bloed, Tarquinius niet op hulp van deze machtige bond hoefde te rekenen, terwijl de Sabijnse oorlogsmacht veel te zwak was. Hierop wendde Mamilius zich echter tot zijn verwanten: de Latijnen.

Meer dan tien jaar nadat hij uit Rome verdreven was, zon Tarquinius Superbus nog altijd op wraak en de herovering van zijn troon.
Meer dan tien jaar nadat hij uit Rome verdreven was, zon Tarquinius Superbus nog altijd op wraak en de herovering van zijn troon.

De Latijnen, die het gebied ten zuiden van Rome woonden, woonden niet ver van de Republiek en konden op deze manier een behoorlijk groot gevaar vormen. Toch sloten niet alle Latijnse steden zich aan bij Mamilius: sommige kozen ervoor om over te lopen naar Rome. Tegelijkertijd waren er echter ook oude bondgenoten die Rome nu in de steek lieten ten gunste van Mamilius, die uiteindelijk wel 30 Latijnse steden tegen Rome verenigde. De situatie werd in 501 v. Chr. zo nijpend dat men in Rome voor het eerst een dictator benoemde in de persoon van Titus Lartius Flavus. Zo’n vaart liep het echter niet en de eerste aanval liet nog enkele jaren op zich wachten: dit zou in 499, 498 of zelfs 496 v. Chr. kunnen zijn geweest. Vaststaat dat er een nieuwe dictator werd benoemd: Aulus Postumius, kreeg nu het bevel over de Romeinse Republiek en haar legioenen. Titus Aebutius Elva was zijn magister equitum, oftewel onderbevelhebber.

De mogelijke locatie van de veldslag. Het meer van Regillus is in de 4e eeuw v. Chr. drooggelegd.
De mogelijke locatie van de veldslag. Het meer van Regillus is in de 4e eeuw v. Chr. drooggelegd.

Postumius raakte slaags met de Latijnse bond bij het meer van Regillus. Mamilius leidde het Latijnse leger zelf samen met Tarquinius en diens laatste zoon Titus. De aanwezigheid van de Tarquinii zou de Romeinse strijdlust flink hebben aangewakkerd en het werd dan ook een hevige veldslag. Al vrij vroeg in de strijd raakte Tarquinius gewond toen hij Postumius probeerde aan te vallen. Aebutius deed op zijn beurt een aanval op Mamilius: hij trof hem in de borst maar raakte zelf aan zijn arm gewond zodat hij zich terug moest trekken en zijn troepen van een afstand moest leiden. Hierop begon de slag moeizamer te gaan voor de Romeinen. Toen oud-consul Marcus Valerius Volusus probeerde om Titus Tarquiniuis aan te vallen werd hij zelfs gedood door diens mannen.

De Dioscuren (Castor en Pollux) strijden mee aan het meer van Regillus. (Gravure van J.R. Weguelin uit 1880)
De Dioscuren (Castor en Pollux) strijden mee aan het meer van Regillus. (Gravure van J.R. Weguelin uit 1880)

Pas toen Postumius de legioenen aanvulde met zijn eigen lijfwacht werd de opmars van de vijand gestuit. Toen trad één van de helden van de oorlog met Clusium naar voren: Titus Herminius Aquilinus, die Horatius had geholpen om de Pons Sublicius te verdedigen. Ook hij was consul geweest in de tussentijd en leidde de aanval op één van de kopstukken. Na een tweestrijd slaagde hij erin Mamilius te doden. De vreugde was helaas maar kort: terwijl Herminius zich de wapenrusting van zijn gevallen tegenstander als trofee probeerde toe te eigenen, werd hij dodelijk getroffen door een werpspeer. Uiteindelijk kwam Postumius met een doorbraak door een ongewone zet. Hij beval de ruiterij om af te stijgen en te voet aan te vallen. Castor en Pollux, de zoons van Jupiter, zouden in de gedaante van twee ruiters hebben meegevochten aan de Romeinse zijde. Maar zelfs als dat niet meer dan een sterk verhaal was: de Latijnen sloegen op de vlucht en de Romeinen wonnen zo de slag. Postumius kreeg een waardige triomf in Rome en liet een tempel voor Castor en Pollux bouwen.

De Latijnse bond. Rome is duidelijk één van de grootste steden op de kaart.
De Latijnse bond. Rome is duidelijk één van de grootste steden op de kaart.

Hierna was het met de zaak van Tarquinius bekeken. De verbannen koning trok zich terug naar Cumae, waar hij ontvangen werd aan het hof van de tiran (klassiek alleenheerser) Aristodemus, waar hij uiteindelijk overleed. In 495 gaven de Latijnen aan een oproep van de Volsci om samen tegen Rome op te trekken. De Republiek waardeerde dit zeer en liet als dank Rome 6000 krijgsgevangenen vrij. De Latijnen beantwoordden dit gebaar door een gouden kroon naar de tempel van Jupiter Optimus Maximus in Rome te zenden. Dit alles versterkte de band tussen de Romeinen en de Latijnen zeer en door de Latijnse waarschuwing werden de Volsci afgeslagen. In 493 werd de Foedus Cassianum afgerond als kroon op de vriendschap. Voortaan was er een bondgenootschap tussen Rome en de Latijnse steden. Rome had vanaf nu een leidende positie in de Latijnse bond. De Republiek was opnieuw veiliggesteld en het koningschap zou niet meer terugkeren.

De oorlog met Clusium: Rome belegerd! (508 v. Chr.)

belegNa de Slag bij Silva Arsia leek de verse Romeinse Republiek even in wat rustiger vaarwater te komen, maar dat was van korte duur! De afgezette koning Tarquinius zocht zijn heil namelijk bij koning Lars Porsena van Clusium, een machtige Etruskische stad. De machtige Porsena begon zijn leger klaar te maken voor een grote aanval op Rome. Dit was een veel sterkere vijand dan Tarquinius’ eerdere bondgenoten. Ineens leek het lot van de Republiek aan een zijden draadje te hangen…

Siège_de_Porsenna
De Romeinse en Etruskisch-Latijnse legers troffen elkaar voor de Pons Sublicius.

Het duurde niet lang of het nieuws van het naderende leger bereikte Rome. Om de bevolking in gareel te houden werd er in allerijl zoveel mogelijk graan ingekocht van omringende volkeren, werden de zoutvergunningen genationaliseerd en werden de armste klassen van belasting en tol vrijgesteld. Zo bleef het volk trouw aan de stad en was men bereid de vijand te blijven bevechten. Dat was hard nodig, want Porsena’s eerste aanval liet niet lang op zich wachten.

Horatius op de Brug. Gravure uit 1586 door Hendrik Goltzius.
Horatius op de Brug. Gravure uit 1586 door Hendrik Goltzius. (Duidelijk niet gehinderd door kennis van de Romeinse haardracht.)

Het vijandige leger, met op de linkerflank de Tarquinii en op de rechterflank Latijnse rebellen onder leiding van Tarquinius’ schoonzoon Mamillius, had numeriek overwicht en drong zich op richting de Pons Sublicius, één van de belangrijkste Romeinse bruggen over de Tiber. Het was duidelijk dat de brug vernield moest worden. Om hier tijd voor te winnen snelde officier Publius Horatius Cocles de brug over om de vijand op te houden. Geïnspireerd door Horatius’ moed snelden Titus Herminius Aquilinus en Spurius Lartius hem te hulp. Toen de vernieling van de brug bijna voltooid was zei Horatius Herminius en Lartius erover terug te hollen naar de Romeinse zijde, maar Horatius bleef tot het werk klaar was. Onder een regen van pijlen zwom de gewonde officier uiteindelijk de rivier over. Voor zijn heldenmoed werd hij beloond met eerbewijzen van het volk. Door zijn verwonding was zijn carrière echter ten einde.

Afbeelding uit 1553 die Lars Porsena voorstelt.
Afbeelding uit 1553 die Lars Porsena voorstelt.

Nu de aanval mislukt was besloot Porsena het op een belegering te gooien en maakte kamp op het Janiculum. Op de rivier liet hij blokkades aanbrengen. Volgens sommige schrijvers slaagde hij er zelfs in Rome (al dan niet gedeeltelijk) te bezetten. Opvallend is wel dat niemand vermeld dat hij Tarquinius op de troon herstelde, alsof Porsena eigenlijk zelf de dienst uit wilde maken. Consul Valerius Publicola verzon een list: door een kudde vee uit de Esquilijnse Poort te drijven lokte hij een groep Clusiërs richting de juiste plek: Herminius stond met zijn mannen klaar langs de Via Gabina, terwijl Lartius achter de Collinische Poort klaarstond. Consul Titus Lucretius Tricipitinus (broer van Spurius Lucretius), die in de slag bij de brug lichtgewond geraakt was, wachtte met zijn troepen bij de Naevische Poort, terwijl consul Valerius zelf op de Coelius klaarstond. Zo werden de Clusiërs omsingeld en gedood.

Mucius Scaevola voor Porsena, schilderij door Peter Paul Rubens.
Mucius Scaevola voor Porsena, schilderij door Peter Paul Rubens.

Dit brak het beleg echter niet en een nieuwe list werd uitgeprobeerd. De jonge Gaius Mucius kreeg fiat van de Senaat om Porsena’s kamp binnen te sluipen en hem te vermoorden. In het donker verwarde hij de koning echter met zijn secretaris, die soortgelijke kleding droeg. Mucius vermoordde dus de verkeerde en werd tot overmaat van ramp opgepakt. Hij gaf alles toe en zei dat hij slechts de eerste was van nog 300 Romeinse jongemannen die zo hetzelfde zouden doen. Hierop stak hij zijn rechterhand in het vuur, wat hem het cognomen Scaevola (“linkshandig”) opleverde. Porsena was flink onder de indruk van Mucius’ moed en liet hem gaan met de opmerking dat Mucius zichzelf meer kwaad deed dan Porsena. Bij wijze van beloning schonk de Senaat Mucius landerijen op de rechteroever van de Tiber, die sindsdien de Mucia Prata (“de weiden van Mucius”) werden genoemd.

Cloelia steekt de Tiber over, door Peter Paul Rubens.
Cloelia passeert de Tiber, door Peter Paul Rubens.

Volgens Livius was Porsena zodanig onder de indruk van de Romeinse moed dat hij hierna op onderhandelingen aanstuurde. Zijn verzoek om Tarquinius weer op de troon te brengen werd uiteraard afgewezen. Wel werd er afgesproken dat Rome eerder veroverd land aan Veii zou teruggeven en dat Porsena gijzelaars zou krijgen als hij zijn leger van het Janiculum terugtrok. De gijzelaars werden gegeven, maar een groep maagden wist later uit het Etruskische kamp te ontsnappen, onder leiding van ene Cloelia. Porsena eiste hierop de uitlevering van de ontsnapte gijzelaars, zodat Rome wel moest toegeven. Porsena was echter opnieuw onder de indruk van de getoonde moed en liet de helft van de gijzelaars vrij, waarbij hij Cloelia de keuze gaf. Cloelia koos de minderjarigen, die het meest kwetsbaar waren. Het volk van Rome bouwde standbeeld voor Cloelia op de Via Sacra, te paard als een eques, een eer die gewoonlijk alleen mannen te beurt viel.

Tarquinius Superbus, door Livio Mehus.
Tarquinius Superbus kon na de mislukte belegering van Lars Porsena zijn heil mooi elders gaan zoeken.

Het jaar daarop stuurde Porsena nog eenmaal afgezanten naar Rome met het verzoek om Tarquinius als koning te herstellen. Het antwoord van Rome was nog steeds dat van absolute weigering, met de opmerking dat als Porsena Rome respecteerde hij deze verzoeken moest staken. Porsena stuurde Tarquinius hierop weg van zijn hof en liet alle gijzelaars gaan. De eerder terug geschonken landen van Veii werden alsnog aan Rome gegeven. Rome had een sterke vijand minder. Livius merkt tot slot nog iets interessants op over Lars Porsena. Openbare veiling van goederen zou in de tijd van Livius bekend hebben gestaan als “de waar van koning Porsena verkopen”. Volgens Livius was dit omdat Porsena nadat hij het beleg afgebroken had, hij voorraden en goederen had achtergelaten als geschenk aan Rome.

Tarquinius Superbus de tiran (535-509 v. Chr.)

Tarquinius SuperbusHij was de beruchtste koning van Rome en dan ook niet voor niets de laatste. Lucius Tarquinius, bijgenaamd Superbus, “de Trotse”. Vanwege zijn hoogmoedige karakter had koning Servius Tullius hem zijn bescheiden dochter Tullia maior tot vrouw gegeven, terwijl de eerzuchtige Tullia minor aan Lucius’ bescheiden broer Arruns was uitgehuwelijkt. Maar al snel maakten Lucius en zijn schoonzus gemene zaak, vermoordden hun beide partners en huwden elkaar. Uit hun huwelijk kwamen vier kinderen voort: zoons Titus, Arruns en Sextus en dochter Tarquinia.

Tarquinius maakt zichzelf koning van Rome. Tekening door John Leech (19e eeuw) uit The Comic History of Rome
“Tarquinius maakt zichzelf koning van Rome.” Tekening door John Leech uit The Comic History of Rome (19e eeuw)

Tarquinius zette op boosaardige wijze de hele Senaat op tegen zijn schoonvader, die hij ervan betichtte op onrechtmatige wijze koning te zijn geworden en de armere bevolkingsgroepen te bevoorrechten. Toen Tullius zich kwam verdedigen werd hij op brute wijze naar buiten gesmeten, waarna zijn lijfwacht hem in de steek liet. De koning werd op straat vermoord, waarna Tullia in haar wagen naar de Senaat reed om haar echtgenoot als koning te begroeten. Tarquinius vreesde dat de menigte slecht zou reageren op de dood van de koning en waarschuwde haar terug naar huis te gaan. Onderweg naar huis hield haar wagenmenner plotseling halt toen hij tot zijn afgrijzen het lichaam van koning Tullius zag liggen. De feeks nam de teugels in handen en reed in volle vaart over het lijk van haar vader heen, zodat zij bedekt met bloed thuiskwam. De straat heette sindsdien de Vicus Sceleratus, “de buurt van de misdaad”.

Tarquinius Superbus, door Livio Mehus.
Tarquinius Superbus, door Livio Mehus.

De regering van Tarquinius werd dus al ingeleid met moord, gevolgd door niet veel betere zaken. Hij weigerde het lichaam van Servius Tullius te begraven en liet al snel enkele senatoren die hij ervan verdacht de dode koning trouw te zijn ter dood brengen. De vrijgekomen plaatsen liet hij niet vullen en verder trok hij zich weinig van de Senaat aan, die hiermee zowel in macht als in omvang beknot werd. Voor rechtspraak tegen grote misdaden vroeg Tarquinius bovendien geen advies aan de Romeinse juristen, waardoor vonnissen afhankelijk werden van zijn willekeur. Wie dus verdacht werd van oppositie was hoe dan ook zijn leven niet zeker.

Rome lag aan de noordkant van het Latijnse stamgebied. Ten zuidoosten daarvan woonden de Volsci.
Rome lag aan de noordkant van het Latijnse stamgebied. Ten zuidoosten daarvan woonden de Volsci.

Tegelijkertijd verkreeg Tarquinius een sterke bondgenoot door zijn dochter Tarquinia uit te huwelijken aan Octavius Mamilius, de leider van de Latijnse stad Tusculum. Kort daarna hield hij een bijeenkomst met de Latijnse leiders om de verdragen met Rome te bespreken, in het heilige bos van de godin Ferentina. Eén van hen, Turnus Herdonius uit Aricia, sprak zich fel uit tegen Tarquinius en waarschuwde de Latijnen hem niet te vertrouwen. Tarquinius kocht hierop een dienaar van Turnus om, zodat deze een partij zwaarden in het verblijf van Turnus binnensmokkelde. Nu kon Tarquinius Turnus ervan beschuldigen van verraad: Turnus werd in een waterpoel gegooid, waarna er een houten rooster boven zijn hoofd werd geplaatst waar stenen op werden gegooid tot hij verdronk. Tarquinius haalde de Latijnen hierna over om hun verdrag met Rome te vernieuwen, waarmee hij zijn positie nog meer versterkte. Een oorlog tegen de Volsci, die ten zuidoosten van de Latijnen woonden, resulteerde in een grote triomf met veel buit, waarna Tarquinius de tempel van Jupiter Optimus Maximus voltooide, waar zijn vader aan begonnen was.

Tarquinius Superbus, door Lawrence Alma-Tadema. De koning (purperen mantel) ontvangt een lauwerkrans. Op de voorgrond de papaverplanten.
Tarquinius Superbus, door Lawrence Alma-Tadema. De koning (purperen mantel) ontvangt een lauwerkrans. Op de voorgrond de papaverplanten.

De volgende oorlog was tegen Gabii, een Latijnse stad die zich niet bij het verbond had willen aansluiten. De stad was te goed verdedigd voor inname met geweld, dus verzon Tarquinius een list. Zijn zoon Sextus wendde voor dat zijn vader hem had laten mishandelen en deed of hij naar Gabii vluchtte. Daar won hij het vertrouwen van de bewoners en kreeg uiteindelijk het bevel over hun troepen. Hij stuurde een brief naar zijn vader met de vraag hoe de stad af te leveren. De koning ontving de brief terwijl hij in zijn tuin liep. Als antwoord hakte hij de bollen van de langste papaverplanten af: Sextus begreep zijn opdracht en liet alle leiders in Gabii doden of verbannen. Hierna volgden er nog meer triomfen. Als koning deed hij ondertussen ook werken in Rome: voor de nieuwe tempel moesten enkele oude Sabijnse heiligdommen wijken en werd de top van de Tarpeïsche Rots vrijgemaakt. Ook zette hij zijn vaders werk aan de Cloaca Maxima voort.

Brutus kust de aarde, door Giuseppe Crespi. Hiermee werd de ondergang van de Tarquinii voorzegd.
Brutus kust de aarde, door Giuseppe Crespi. Hiermee werd de ondergang van de Tarquinii voorzegd.

Ondanks deze interessante werken en militaire triomfen waren er nauwelijks grenzen aan de wreedheid en willekeur van Tarquinius’ beleid. Uiteraard zou het een kwestie van tijd zijn voordat hier verzet tegen zou ontstaan. Tijdens zijn regering werd de ondergang van de Tarquinii in feite al voorzegd: de koningszonen Arruns en Titus bezochten namelijk het Orakel van Delphi, in gezelschap van hun neef Lucius Iunius Brutus. Brutus, wiens cognomen zoveel betekent als “sufferd”, koesterde wrok jegens Tarquinius omdat zijn broer onder de slachtoffers van de koning was geweest. Door de sufferd te spelen was Brutus tot dan toe echter altijd de dans ontsprongen. Toen Arruns en Titus het Orakel vroegen wie hun vader zou opvolgen als koning, luidde het antwoord dat hij die als eerste zijn moeder kuste de koning zou opvolgen. Arruns en Titus namen aan dat zij hun moeder Tullia dus moesten kussen, maar Brutus liet zich met opzet vallen en kuste stiekem de grond: Moeder Aarde. Omdat Arruns en Titus de voorspelling verkeerd hadden geïnterpreteerd roken zij geen onheil. Was Brutus niet immers een sufferd? Echt iets voor hem om ineens te struikelen en onderuit te gaan. Maar het lot van de dynastie was hiermee bezegeld…