Primeur: een lang avontuur voor Marcus en Marbod

achtergrondWie Romeinen.info volgt, krijgt regelmatig een “avontuur” van Marcus en Marbod te lezen. “Avontuur” tussen aanhalingstekens, want de Romeinse soldaat en saaie Germaan beleven eigenlijk nooit echt iets spannends in hun stripjes. Maar na lang werk gloort er in de verte een uitgebreid avontuur, heel wat anders dan die korte gags. Tekenaar Gilivs, die ook onze jeugdpagina’s illustreert, heeft er het nodige over te vertellen.

Werk aan de voorplaat van het verhaal.
Werk aan de voorplaat van het verhaal.

Hoe ben je na al die korte grapjes op het idee voor een lang verhaal gekomen? ‘Tja, ik kwam gek genoeg eigenlijk voor het eerst op het idee toen ik thuis Die Hard 3 zat te kijken. Een onwaarschijnlijk duo met een race tegen de klok. “Vrienden met tegenzin”, als het ware. Dat inspireerde mij plotseling om Marcus en Marbod zo neer te zetten, want in feite zijn ze tegenpolen. Waarom trekken ze dan altijd samen op, alsof ze vrienden zijn? Menig spannende film zet twee tegenovergestelde personages neer die aanvankelijk nauwelijks door één deur kunnen om ze vervolgens te laten eindigen als vrienden voor het leven. Dit verhaal verklaart op die manier dus hun vriendschap. Het is daarmee eigenlijk een soort prequel, een eerste ontmoeting.’

Digitale bewerking ten top: de originele scan...
Digitale bewerking ten top: de originele scan…

Een lang verhaal lijkt me heel anders dan een gagstrip. ‘Dat is het zeker. Gags komen gewoon in mijn hoofd op. Om de strip aan de gang te houden ga ik om de zoveel tijd zitten en wat grappen bedenken die ik dan uitwerk. De strookjes krijgen dan een nummer en gaan meestal naar de NoVA, langere gags of losse cartoons publiceer ik zelf. De enige reden dat ik er kladversies van teken is dat ik ze dan onthouden en bijschaven kan. Voor een lang verhaal is het echter anders, omdat ik het hele verhaal uitschrijven moet. Dat gaat redelijk vanzelf, maar kost wel tijd. Om van al het tekenen en kleuren nog maar helemaal te zwijgen. Bovendien moet ik bij het kleuren ook vaak genoeg “vals spelen” en dingen verbeteren aan de tekening. Bijvoorbeeld een tekort lijntje doortrekken of een te ver doorgetrokken lijntje inkorten. Soms ontdek ik dat ik Marcus’ zwaardriem ben vergeten te tekenen en moet ik die er digitaal bij tekenen. In het eindresultaat valt het gelukkig niet eens zo op. In een nieuwe programma moet ik de inkleuringstechniek dan weer aanpassen zodat ik het inkten eigenlijk digitaal over doe, met allerlei verbeteringen daarbij. Soms kopieer ik zelfs plaatjes die vrijwel hetzelfde moeten zijn. Maar omdat daar verschillende tekst op staat of andere afwijkende details is dat nog best een prutswerkje.’

... en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.
… en het resultaat na bijwerken, inkleuren en het kopiëren van de boom en de achtergrond.

Waar liep je het meest tegenaan? ‘Verschillende dingen. Het schrijven zelf is het minste probleem. Maar voor het tekenwerk moet ik soms wel heel uitgebreid zoeken hoe iets er eigenlijk uitziet. En dan nog moet je soms je fantasie gebruiken, terwijl je ondertussen doodsbang bent dat je research toch te slordig is geweest. Ik ken het wereldje van de reënactors en levende geschiedenis aardig goed, maar juist daarom ben ik als de dood om fouten te maken. Niet dat ik zeeën van kritiek krijg: ik heb Marcus vanaf het begin expres die leren polsbandjes uit Hollywoodfilms gegeven, die geen enkele andere functie hebben dan stoer staan, wat juist wel bij hem past. Tot mijn verbazing heb ik er nog nooit commentaar op gehad, evenmin als op de overdadige ruitjes op Marbods kleding. Waar ik ook tegenaan loop is het continu tekenen van Romeinse soldaten: geestelijk erg vermoeiend. Zeker omdat ik bij elke nieuwe soldaat wéér moet nadenken hoe die eruit ziet: wat voor pantser, wat voor helm, welke kleur tuniek… Als je een hele pagina vol soldaten hebt is dat een tergend proces. En dan moet je ze ook nog allemaal inkleuren en opletten dat eerder gebruikte soldaten er hetzelfde uitzien. Verder zijn er ook dingen die ik gewoon erg moeilijk vind om te tekenen. Zoals landschappen of enorme gebouwen. De landschappen heb ik opgelost door ze in stijl van Peter de Smet extreem leeg en simpel te houden. Maar mijn sterkste kant is het nog steeds niet.’

"De Komst van de Keizer" vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.
De Komst van de Keizer” vertelt het verhaal van de eerste ontmoeting van Marcus en Marbod.

Maar je hebt toch ook wel genoten van het werk? ‘Zeker. Ik moest voor het verhaal in feite een uitgebreidere wereld rondom Marcus en Marbod creëren. Toen Marcus en Marbod voor het eerst verschenen was er nauwelijks een setting: Marcus was een legionair uit een of ander Romeins fort en Marbod een doodgewone Germaan die in een huis in de omgeving woonde. Natuurlijk was er nog wel een Gallo-Romeinse nederzetting bij het fort en een Germaans dorp verderop, maar meer invulling was er niet. Er waren geen vaste bijfiguren en de achtergrond van Marcus en Marbod was onbekend, behalve dat ze duidelijk van vrij gewone komaf waren. Voor een langer verhaal moest er meer invulling gegeven worden: ik kwam op het idee om Marcus deel uit te laten maken van een contubernium van buitenbeentjes, terwijl Marbod een gezinsvader werd. Al blijft het onduidelijk waar hij nu eigenlijk de kost mee verdient, want Marbod blijft Marbod: saai en onverschillig.’

Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.
Tribuun Candidus, de commandant van het detachement, maakt kennis met de Buitenbeentjes.

Je hebt het over Marbods gezin en Marcus’ kameraden, maar die hebben we volgens mij al eerder gezien… ‘Dat klopt, ik heb ze al in een paar gags gebruikt. Net als tribuun Candidus, de gefrustreerde commandant van het fort. En centurio Ventosus en de barse optio Crudelius. Tegen de tijd dat ze in de gags verschenen was ik al volop met De komst van de keizer bezig. Soms vroeg de gelegenheid gewoon om de aanwezigheid van deze personages. Een beetje consequent zijn kan helemaal geen kwaad vind ik, integendeel. Wie goed oplet zal zien dat sommige personages veel lijken op figuurtjes uit mijn eerste Romeinenstripjes, die je op deze website vindt onder “Uit de archieven”. Dat geldt voor Ventosus en de commandant en ook voor de optio.’

Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.
Het concept van het verhaal is losjes gebaseerd op het bezoek van keizer Hadrianus aan de Germaanse limes anno 121-122.

Als het gaat om de research, speelt het verhaal dan in een bepaalde periode, rondom een historische gebeurtenis? De titel impliceert dat het gaat over het bezoek van Hadrianus aan onze provincie. ‘Ja en nee. De keizer is met opzet naamloos en fictief. Hij bevat elementen van meerdere Adoptiefkeizers, maar inderdaad het meest van Hadrianus. Op eenzelfde wijze wordt het fort van Marcus niet bij name genoemd. Als het een historisch, bestaand castellum zou moeten zijn, dan zou ik denken aan Bodegraven. De naam is onbekend en het ligt op een plek waarvan ik niet zeker zou weten of de lokale bewoners onder de Cananefaten of Bataven gerekend werden. Ideale plek voor een vergeten detachement soldaten en voor een Germaan van onduidelijke stam. Maar het kan ook gaan om een totaal fictief fort, ergens tussen Zwammerdam en Vleuten. In eerste instantie had ik een duidelijkere setting in gedachten, bij Forum Hadriani, waarbij Marcus en zijn kameraden hier in een fictieve castra zaten, als deel van een vergeten legioen. Maar uiteindelijk deed dat mij de waarheid toch iets teveel geweld aan. En de Rijn is nu eenmaal DE setting voor een strip als deze, zodat een detachement bij Nijmegen het ‘m ook niet werd. Sowieso wil ik van Marbod niet per se een Bataaf maken, want dat is mij te afgezaagd; vandaar dat ik eerst aan een Cananefaat dacht, maar uiteindelijk is het gewoon niet duidelijk bij welke stam hij hoort en kan het hemzelf ook niet schelen. Het concept van de vergeten soldaten is wel gebleven. De commandant heeft het gevoel op een soort eindstation te zitten, terwijl de hele boel om hem heen een ingeslapen indruk maakt. Er is aan die grens al zo lang niks noemenswaardigs meer gebeurd dat het saai is geworden.’

Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.
Er worden in het verhaal enkele Rijnforten aangedaan, zoals Albanianae.

Nogal een contrast met het beeld van de Romeinse tijd als een oorlogszuchtige periode. ‘Omdat dat ook lang niet altijd zo geweest is. In de eeuw na de Bataafse Opstand is er eigenlijk weinig noemenswaardigs gebeurd. Er waren vast wel wat kleine opstootjes en rooftochten, maar dat die niet uitgebreid in onze geschiedenisboeken staan toont wel aan dat het iets triviaals had. Bovendien kennen de mensen de Romeinen het best van een andere strip: Asterix. Hierin spelen de Romeinen vooral de rol van vijandige bezetters. Ik wilde het eens anders doen, dus ligt de focus in mijn strips meer op de Pax Romana, Romein en onderworpene als bewoners van dezelfde samenleving. Qua datering kiest men ook altijd maar voor Julius Caesar, Caligula of Nero, maar waarom juist niet eens de tijd proberen van de Adoptiefkeizers, de Gouden Eeuw van Rome? In dat kader is het veel leuker om Germania Inferior als welvarende, ietwat ingedutte grensprovincie neer te zetten. Ergens past dat zelfs wel bij hoe het moderne Nederland vaak wordt neergezet!’

Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is "De Komst van de Keizer" ook wel spannend.
Marcus & Marbod is vooral een humoristische strip. Toch is “De Komst van de Keizer” ook wel spannend.

Maar je inspiratie uit een actiefilm is daar een flink contrast mee. Is het een spannend verhaal? ‘Het heeft zeker zijn duistere momenten. Eigenlijk botst de saaie, ingeslapen wereld van Marcus en Marbod met het enorme Rome, waar de keizer bezig is een wereldrijk te besturen en het in paleis en politiek wemelt van de intriges. Het bezoek van die machtige keizer aan dat ingeslapen grensplaatsje lijkt voor enkele grijze eminenties een ideaal moment om van die lastpak af te komen. Als Marcus en Marbod toevallig op de bende huurlingen stuiten die de klus moet klaren (geheel in actiefilm-stijl is het een multinationale bende) moeten ze alles op alles zetten om op tijd bij het fort te zijn, terwijl ondertussen de moordenaars hen op de hielen zitten. Dat is niet zonder spanning en geweld, maar natuurlijk valt er ook nog een hoop te lachen. Maar helemaal voor alle leeftijden is het niet, nee. Een humoristische strip hoeft niet kinderachtig te zijn, vind ik. Asterix heeft het imago gekregen van een kinderstrip, maar dat komt denk ik vooral omdat het voor alle leeftijden is: het cartooneske geweld maakt het populair bij kinderen, dus denken ouders die geen strips lezen dat het voor kinderen is, ondanks dat sommige grappen daar veel te moeilijk voor zijn. Van dat imago wil ik ook af. Dus in het kampdorp hangen dames rond met loshangend haar en de slechteriken gaan letterlijk over lijken.’

Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.
Het welvarende, ingedutte Germania Inferior, wordt eens goed wakker geschud.

Komt dat door die inspiratie uit actiefilms? ‘De invloed daarvan valt wel mee. Die blijkt vooral uit wat knipoogjes. Je kan wel stellen dat ik meer invloed heb ondergaan van de wereld van de levende geschiedenis en reënactment. Neem nou die buitenbeentjes, dat zijn een soort karikaturen en optelsommen van de meer bizarre gevallen die je daarin tegenkomt. Sommige “legionairs” zijn opvallend groot of klein, opvallend oud of jong… En natuurlijk heb je altijd nog de enkeling die er gewoon niet uitziet en maar niet snapt hoe het wel moet. In de Romeinse groepen zie je die laatste gelukkig niet zo gauw, maar ze bestaan wel, van die reënactment-gedrochtjes. De reacties van andere reënactors daarop zijn natuurlijk ook erg typerend, hoe terecht ze soms ook zijn. In zulke groepen zie je ook altijd de prachtigste centurio’s rondlopen, dus heb ik de centurio’s in de strip neergezet als pompeuze mannetjes die meer met hun uiterlijk en carrière bezig zijn dan dat ze echt iets nuttigs doen. Hun rivaliteit met de elitaire cavalerie-decurio is dan weer een parodie op de rivaliteit tussen bijvoorbeeld uniformpolitie en recherche. Net zoals de legionairs en hulptroepen elkaar ook niet lijken te mogen in deze strip. Andere knipoogjes vind je in de vorm van figuranten die veel lijken op leden van die Romeinse groepen. En natuurlijk zijn er wat cameo’s voor de mensen van Romeinen.info, waar ik mijn stripjes publiceren mag!’

Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is...
Het gaat nog even duren voor we er achter komen wie dit is…

Wanneer kunnen we de strip verwachten? ‘Door andere verplichtingen was een deadline stellen onmogelijk, zodat ik al een paar jaar zit te prutsen, maar nu is het verhaal bijna af. Ironisch genoeg was het laatste dat ik op papier getekend en geïnkt heb een mijlpaal. Het laatste werk op echt papier is af. Ik ben nu bezig met het bijwerken en inkleuren van die laatste pagina’s, maar dat duurt nog wel even. Ook heb ik nog een zware dobber aan het bijwerken van de belettering van de strip, want mijn handschrift is gewoon te rommelig, zodat ik dit ook digitaal moet overdoen. Dat gaat de komende tijd nog het meeste werk worden. Als dat is afgerond zal ik de strip op de facebookpagina van Marcus en Marbod gaan publiceren in feuilleton, zoals een krantenstrip. Ik kan nog geen exacte datum beloven, maar ik weet zeker dat het ergens in 2019 gaat lukken.’

Iets om naar uit te kijken dus. Kijk als het zover is voor het verhaal  “De Komst van de Keizer” (en voor die tijd voor meer strips en af en toe een teaser) op www.facebook.com/MarcusMarbod. 

Romeinen en mobiliteit: de reizigers

Octavius2Salvete, barbaruli! De Romeinenweek van 2018 zal in het teken staan van mobiliteit en reizen! Daarom heb ik de laatste tijd al het een en ander verteld over de wegen die in Germania Inferior gebruikt konden worden. Maar misschien is het nu eens tijd om het te hebben over de mensen die gebruik maken van die wegen. Wat zijn nu de meest voorkomende reizigers in Romeins Nederland?

Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.
Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.

De meeste Romeinse hoofdwegen werden aangelegd door het leger. Op die manier konden de verschillende strategische punten zo efficiënt mogelijk verbonden worden, zodat het leger zich gemakkelijk verplaatsen kon. Zeker bij aanvang van de Romeinse tijd was dat nodig, want Nederland was op dat moment nog erg onoverzichtelijk, vol bossen en moerassen. Bij de veldtocht tegen de Friezen in Noord-Holland, in 28 na Chr., moesten ter plekke wegen aangelegd worden om het drassige Woud van Baduhenna door te komen. Ook lang nadat de Rijn definitief als grens van het Romeinse rijk was bepaald, trokken er regelmatig troepen door het land. Dat kon op een veldtocht in het noorden zijn, maar ook bij wijze van oefening. De dagmarskampen ten noorden van de Rijn, zoals bij Ermelo, wijzen hierop. Maar soms werd een eenheid ook gewoon overgeplaatst: de ene trok weg uit het fort in kwestie waarna een andere ploeg de bezetting ervan overnam. En natuurlijk trokken er regelmatig ook kleinere patrouilles rond over de wegen.

Marcus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten kwamen ook van dichterbij.
Quintus Domitius Marsianus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten en ambtenaren kwamen ook van dichterbij.

De legionairs en hulptroepen in Romeins Nederland (en de laatste van die twee waren het meest aanwezig) konden van heinde en verre komen. Sommige eenheden waren oorspronkelijk opgericht in Spanje, Afrika of Donau-landen, al wilde dat niet per se zeggen dat de soldaten na al die jaren nog steeds uit dat ene specifieke gebied kwamen waar het cohort was opgericht. Ook hoge Romeinen konden van ver komen. Quintus Domitius Marsianus, die in de 2e eeuw als hoge ambtenaar in Germania Inferior actief was, kwam uit Bulla Regia, een colonia (Romeinse stad) in Tunesië. En wat te denken van Marcus Ulpius Trajanus, die waarschijnlijk uit Spanje of Italië kwam? Trajanus bevond zich waarschijnlijk aan de Rijngrens toen hij hoorde dat keizer Nerva hem tot zijn opvolger gekozen had. Toen hij keizer werd in het jaar 98, besloot hij eerst kalmpjes de Rijn en Donau te inspecteren, waarbij hij onder andere wat Bataafse lijfwachten meenam. Zo kon hij zich van de steun van het leger verzekeren alvorens naar Rome te gaan. Trajanus’ opvolger Hadrianus, die in Germania Inferior als tribunus gediend had, leerde hiervan en besteedde veel tijd van zijn regering aan inspectiereizen, ver van Rome en de Senaat waar hij zo’n moeilijke verhouding mee had. Hadrianus bezocht de Rijngrens in 121. De stad Voorburg werd prompt naar hem vernoemd (Forum Hadriani), zoals Nijmegen de familienaam van Trajanus was gaan dragen (Ulpia Noviomagus).

De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.
De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.

Natuurlijk waren het niet alleen militairen en hoogwaardigheidsbekleders die reizen maakten. De meest voorkomende burgerlijke reizigers waren kooplui, die dankbaar gebruik maakten van de door het leger aangelegde wegen of van de natuurlijke waterwegen. Datzelfde leger was een ideale afzet, want al die soldaten hadden een hoop voedsel, kleding en andere voorwerpen nodig, terwijl voor de bouw en aanleg van de forten veel materialen als hout en steen nodig waren. En natuurlijk waren er ook luxe-goederen, waarvan sommige van ver gehaald moesten worden, soms zelfs van ver buiten het rijk. Zijde kwam helemaal uit China en moest via de Zijderoute het rijk binnenkomen, terwijl kostbare barnstenen uit het hoge noorden kwamen. Romeinse handelscontacten gingen dan ook ver. Het was zeker niet zo dat de Limes een IJzeren Gordijn was: zowel Romeinse als inheemse handelaren trokken van beide kanten de grens geregeld over. Vondsten van Romeinse voorwerpen in Noord-Holland, Groningen en Friesland tonen die contacten wel aan. En andersom waren er dus ook handelswaren die vanuit het noorden naar het Romeinse rijk kwamen. Ook trokken er kooplui en ambachtslui mee met het Romeinse leger om zich rondom de forten te vestigen. De handel kon kleine nederzettingen tot steden doen uitgroeien.

Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!
Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!

Niet alleen handel kon burgers ertoe overhalen om op reis te gaan. Soms trok iemand erop uit om een tempel te bezoeken. Plaatsen als Forum Hadriani, Noviomagus en Mosae Traiectum (Maastricht) telden meerdere tempels, maar er waren meer grote tempelcomplexen. Zo lag er een flinke tempel aan de Maas bij Ceuclum (Cuijk). Bij Elst, tussen Nijmegen en de Rijn, lagen twee flinke tempels, in Zeeland stonden tempels voor Nehalennia bij Domburg en Ganuenta (Colijnsplaat) en in Noord-Brabant stond een grote tempel voor Hercules Magusanus bij Empel. Deze tempels waren gewijd aan inheemse goden, al dan niet door ze te versmelten met Romeinse. Zodoende konden uitgebreide erediensten of godsdienstige feesten een hoop inheemse en Romeinse mensen uit de streek aantrekken. En natuurlijk kon je er ook puur voor je plezier op uit gaan. Op de Nijmeegse Hunnerberg, bij een grote legioensvesting, stond een amfitheater dat groot genoeg was voor duizenden toeschouwers, veel meer mensen dan de vesting, het daaromheen gelegen kampdorp en de stad Noviomagus verderop telden. Goede kans dus dat er een plaats over was bij de gladiatorengevechten.

Ik wens jullie evenveel vertier als jullie er op uitgaan in de Romeinenweek!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

 

Het grote plaatje van de Limes

Langs de RijnJa, mijn barbaarse lezers! Ik, Lucius Octavius Barbatus, reis me wat af langs de Romeinse Limes in jullie land, maar wie goed oplet ziet dat mijn reis daar niet toe beperkt is. Het hangt er ook vanaf of je de Limes natuurlijk alleen als de castella langs de Rijn bekijkt. Veel afbeeldingen van de Limes in Nederland laten namelijk ook Nijmegen zien. Dat is erg logisch, maar ook daar hoeft het niet op te houden. Lees maar eens verder!

De soldaten in de tijd van Julius Caesar verbleven nog vaak in tenten (natuurlijk wel met een stevige omheining). Barakken vond je vooral in de winterkampen.
De soldaten in de tijd van Julius Caesar verbleven nog vaak in tenten (natuurlijk wel met een stevige omheining). Barakken vond je vooral in de winterkampen.

Toen Julius Caesar Gallië veroverde eiste hij het gebied tot aan de Rijn op, maar de vraag is of je dan al echt van een Limes kunt spreken. Als de Rijn toen al bewaakt werd was dat waarschijnlijk met tijdelijke kampen of werd het werk uitbesteed aan bondgenoten. De Bataven zouden daar een voorbeeld van kunnen zijn. Het oudste kamp waarvan we zeker weten dat het op Nederlandse bodem gestaan heeft is misschien het grote troependepot dat keizer Augustus en zijn stiefzoon Drusus in 19 v. Chr. op de Nijmeegse Hunnerberg lieten bouwen. Maar ook dit was maar tijdelijk: het was bedoeld om zoveel mogelijk soldaten in te verzamelen, die hier dan verbleven in leren tenten.

Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland.
Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland.

De oudste versterking die in Nederland aan de Rijn zelf werd gebouwd was waarschijnlijk Fectio, bij Vechten, dat al in 5 of 4 v. Chr. gebouwd kan zijn. Het fort bij Velsen in Noord-Holland, dat vermoedelijk luisterde naar de naam Flevum, werd een jaar of 20 later gebouwd. Tegen die tijd was het depot op de Hunnerberg allang verlaten, maar werd het tijdelijk weer in gebruik genomen nadat de Romeinen hun gebied achter de Rijn verloren waren na de slag bij het Teutoburgerwoud. Wel was er al die tijd daarnaast een kleiner kamp of fort bezet geweest op het Kops Plateau. Hoewel er dus al wat forten in de Rijndelta waren, waren dit er nog niet erg veel. Het ging vooral om de meest strategische punten. Flevum lag bijvoorbeeld aan het Oer-IJ en vormde zo ook een haven. Het fort werd na de Friese opstand van 28 na Chr. echter verlaten. Na die opstand werd duidelijk dat het beter was om ook dit stukje ten noorden van de Rijn prijs te geven.

Op het Rijnplein in Alphen a/d Rijn vind je een vergroot kopie van een munt van keizer Caligula. Vlakbij het plein lag castellum Albanianae, dat mogelijk in zijn opdracht gebouwd is.
Op het Rijnplein in Alphen a/d Rijn vind je een vergroot kopie van een munt van keizer Caligula. Vlakbij het plein lag castellum Albanianae, dat mogelijk in zijn opdracht gebouwd is.

Het grootste deel van de castella aan de Rijn moet in de jaren ’40 van de eerste eeuw zijn gebouwd. Lang werd gedacht dat dit gebeurde in opdracht van keizer Claudius, maar uit een vondst van een wijnvat met inscriptie blijkt dat dit eerder ten tijde van Claudius’ voorganger Caligula gebeurd moet zijn. Keizer Caligula zou rond 40 na Chr. naar de “Gallische kust” getrokken zijn en zou daar een schijnvertoning hebben opgevoerd onder het mom van een veldtocht tegen de zee. Misschien was het verhaal wat overdreven en ging het om een grote militaire oefening en versterking van de grens, waar wat godsdienstige rituelen bij kwamen kijken.

Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae
Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae

Veel forten ten westen van Fectio zijn dus in die tijd gebouwd, zoals Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH). Wel maakte Claudius zeer duidelijk dat de Rijn definitief de grens van het rijk was geworden toen hij in 47 na Chr. gouverneur Corbulo verbood om het land van de Friezen te bezetten. Flevum, dat vermoedelijk al door Caligula opnieuw in gebruik genomen was, werd voorgoed verlaten. Corbulo hield zijn soldaten nu bezig met de infrastructuur, door ze een kanaal te laten graven tussen Rijn en Maas. Dat kanaal van Corbulo had wel degelijk een defensieve reden, want nu kon de vloot gemakkelijker heen en weer tussen de rivieren! Corbulo was zijn veldtocht naar het noorden immers begonnen om met piraten af te rekenen!

Wachttorens zoals dit nagebouwde exemplaar bij Castellum Hoge Woerd dienden als extra bewaking van de grens en de handelsroute.
Wachttorens zoals dit nagebouwde exemplaar bij Castellum Hoge Woerd dienden als extra bewaking van de grens en de handelsroute.

Zo komen we dus op het bekende plaatje van de Limes: castella bij de strategische punten aan de Rijn met daartussen wat wachttorens. Die wachttorens stonden bij elk bochtje in de rivier, met maximaal anderhalve kilometer afstand. De torens werden door 4 à 8 man bezet en konden dus nooit een invasiemacht tegenhouden, maar dat hoefde ook niet. In plaats daarvan dienden ze er meer toe om als een soort politie de limesweg te bewaken. Als er echt een groot noodgeval was konden ze waarschijnlijk een signaal doorgeven. Die nood moet in 69 hoog aan de man zijn geweest toen de Cananefaten en Bataven in opstand kwamen en de meeste forten in vlammen opgingen. Het is niet bekend of ze allemaal verwoest zijn door de opstandige Germanen of dat de soldaten dit bij evacuatie zelf gedaan hebben. In elk geval slaagden de Romeinen erin de opstand neer te slaan en werden de forten hierna herbouwd. Misschien zijn sommige forten in Gelderland toen pas voor het eerst gebouwd, om ook dit deel van de grens beter te bewaken. Rond diezelfde tijd werd er op de Hunnerberg een legioenskampement gebouwd waarin Legio X Gemina permanent gevestigd werd. Het fort op het Kops Plateau werd niet herbouwd.

Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het werd bezet tussen 150 en 180 en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 rutiers.
Mini-fort Ockenburgh in de duinen van Den Haag. Het was in gebruik tussen 150 en 180 na Chr. en bevatte vermoedelijk tussen de 30 en 50 rutiers.

In de loop van de tweede eeuw komen er wat veranderingen in dit alles. Keizer Hadrianus maakte al een beginnetje met het bouwen van wat extra forten langs de westkust, waar het mini-fort Ockenburgh en castellum Aardenburg de beroemdste voorbeelden van zijn. Bovendien werden de eerste stappen gezet naar het verstenen van de forten. Die hadden voor die tijd houten muren en vooral houten gebouwen gehad. Tenten kwamen nog weinig voor omdat het om permanente forten ging. Maar nu de forten er al zo lang lagen werden de houten muren vervangen door stenen muren en de belangrijkste gebouwen werden ook in steen herbouwd. Op het einde van de tweede eeuw was dat geen overbodige luxe, want intussen waren de volkeren ten noorden van de Rijn toch best gevaarlijk gebleken, zelfs degene die zogenaamd bondgenoot waren. Het versterken van de kust was net zo’n idee en tegen het jaar 200 waren de meeste forten aan de Rijn in steen omgezet. Opvallend genoeg werd de vesting bij Nijmegen juist opgeheven: het legioen werd in 104 overgeplaatst waarna alleen kleine detachementen de vesting bezetten, tot deze rond 175 voorgoed werd opgeheven. De grens was blijkbaar belangrijker dan het achterland.

Tussen 400 en 440 expanderen de Salische Franken flink zuidwaarts. De Ripuarische Franken maken ook gebruik van het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten.
Vanaf de 3e eeuw is de Romeinse controle over de Rijngrens beperkt zodat Nederland meer deel van de Romeinse periferie wordt. In de 5e eeuw expanderen de Franken sterk naar het zuiden.

In de derde eeuw werd de situatie nog onveiliger: het Romeinse rijk maakte een lange periode vol burgeroorlog en chaos door, waardoor invallers hun kansen schoon zagen. De stenen forten waren dus meer dan welkom. Om de boel extra goed te verdedigen werden er ook steeds meer forten aan de Waal en Maas gebouwd, zoals in de eeuwen daarvoor ook al wel eens gedaan was. Deze truc werd heel succesvol toegepast door Postumus, die in 260 zijn eigen keizerrijk in Gallië uitriep. De herovering van het Gallische Rijk in 276 betekende het einde van de meeste forten: door alle burgeroorlogen waren er te weinig soldaten over om de forten te bemannen, want er waren er teveel gesneuveld om meegenomen om elders te gaan vechten.

Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. De inname ervan door de Franken kon niet worden geduld!
Maastricht was met haar brug over de Maas een zeer strategische plek in de Romeinse tijd. Vandaar dat de dubbele versterking zo belangrijk was in de Laat-Romeinse tijd.

Pas toen de crisis in 285 afgelopen was begon het beter te worden, al werden de meeste forten aan de Rijn niet meer in gebruik genomen. Wel werden er opnieuw forten aan de Maas en Waal gebouwd. Constantius Chlorus en Constantijn de Grote werkten hard om de Romeinse defensie in het land te verbeteren. Zo kwam er een fort bij Cuijk en een nieuw fort op het Valkhof in Nijmegen. Een dubbele versterking bij Maastricht verrees in 333. Dit fort werd nog tot ver in de middeleeuwen gebruikt, maar niet meer door Romeinen. En daarmee kom je aan het definitieve einde van de Limes, hoeveel pijn het mij ook doet. De Franken, die als foederati (hulptroepen met hun eigen leider en bestuur) het land gingen bewaken, namen de overgebleven forten over en bouwden waar nodig hun eigen burchten. Toen de macht van de keizers in het westen steeds meer afbrokkelde, konden de Franken steeds meer doen wat ze zelf wilden. Net zolang tot het gebied geen Romeinse grens meer was.

In elk geval merk je wel dat de Limes dus veel meer is dan alleen een keten van forten langs de Rijn. Behalve deze forten, waar overigens veel vaker hulptroepen dan legionairs in zitten, wemelde het van de wachttorens en bovendien was de Romeinse verdediging lang niet alleen tot de Rijn beperkt.

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Hoe Romeins is het Romeinse leger?

Als ene Lucius uit de familie Octavius nogal bebaard is kan hij bijvoorbeeld Lucius Octavius Barbatus genoemd worden.

Beste barbaarse burgers! Het is al bijna maart en de Romeinenweek komt steeds dichterbij. Op de website ervan kun je al kennismaken met wat collega’s en vrienden van mij, met de vraag in hoeverre zij nu eigenlijk wel of niet Romeins zijn. Want dat ligt natuurlijk ingewikkeld in zo’n groot rijk. Dat begint eigenlijk al bij mijzelf, als Romeinse soldaat. Veel mensen zijn geneigd te denken dat het Romeinse leger alle wapens, uitrustingen en tactieken zelf bedacht had. Maar was dat ook zo? Was het Romeinse leger wel 100% Romeins?

Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.
Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.

In de eerste eeuwen van haar bestaan was Rome niet heel veel meer dan een stadstaatje. Al in die tijd onderging het natuurlijk veel invloed van de andere stammen, culturen en rijkjes in Italië. Dit begint al bij de Romeinse taal, Latijn, die niet naar Rome maar naar de nabijgelegen streek Latium is genoemd. Ook van zeer sterke invloed op de vroege Romeinen waren de machtige Etrusken, die op hun beurt weer Griekse invloed ondergingen. De eerste Romeinse wapenrustingen waren dus sterk beïnvloed door de Etrusken. Dit met name in de helmen en wapenrustingen. Andere sterke invloeden waren de Samnieten en natuurlijk ook de Grieken in directe zin. DAt laatste gold trouwens ook weer voor de taal, want Grieks was nog lange tijd de taal van de Romeinse elite en bleef in het oosten van het rijk de internationale taal. Vroeg-Republikeinse legionairs zullen veel op Griekse hoplieten (zwaar bewapende soldaten) geleken hebben. Deze soldaten werden gekenmerkt door een curas, speer, dekkende helm en een rond schild.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. De meeste invloed komt hier van de Grieken en van Italische buurvolkeren.

Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat de Romeinen de wapenrustingen en stijlen van hun buren blindelings overnamen. Er werd regelmatig gewerkt aan verbetering van tactieken en materialen, zodat de Romeinen wel degelijk een eigen stijl ontwikkelden. De Griekse falanx, een starre formatie gekenmerkt door het naar voren steken van uiterst lange speren, lag de Romeinen niet zo goed. Hun eigen opstelling in manipels en centuries (en later cohorten) bleek veel flexibeler en leverde hen uiteindelijk de overwinning op. Van de ene kant konden buren, zelfs vijandige, dus een hoop leerzaam materiaal opleveren, maar van de andere kant was het verstandig om zelf na te blijven denken aan de hand van de sterke en zwakke punten van zowel de tegenstander als het Romeinse leger zelf. Op een zelfde manier leerden de Romeinen ook veel van de Carthagers. De Romeinse marine stelde voor de Punische Oorlogen zeer weinig voor, maar op grond van Griekse en Carthaagse voorbeelden kwam hier snel verbetering in.

De plundering van Rome door de barbaren in 410, door Joseph-Noël Sylvestre (1890) In tegenstelling tot wat de kunstenaar uitbeeldt moet het niet zijn gegaan om een verwoesting door onbeschaafde barbaren, maar om een vrij gedisciplineerde plundering door goed getrainde krijgers.
De Germanen en Kelten waren, in tegenstelling tot wat je op veel schilderijen ziet, geen mislukte holbewoners zonder kleren. Het waren goed geoefende krijgers!

Een patroon dat je in dit verhaal snel zult zien is dat het hier tot nu toe nog steeds om tegenstanders gaat die we al snel zullen associëren met de term “oude beschavingen”. Misschien waren niet alle stammen in Italië even ver ontwikkeld, maar hoewel het niet allemaal om grote, sterke rijken ging, hadden belangrijke tegenstanders als de Etrusken, Grieken, Macedoniërs en Carthagers in elk geval een duidelijke staat en beheersten zij het schrift. De Grieken waren hier het meest invloedrijk geweest door hun sterk ontwikkelde cultuur en het feit dat zij vanwege overbevolking en handel over de hele Middellandse Zee waren uitgezwermd. Al deze sterke tegenstanders waren hierdoor beïnvloed en worden dus als gehelleniseerd beschouwd. Maar uiteindelijk vielen al deze tegenstanders en raakten de Hellenistische vijanden dus “op”. Dus toen waren de belangrijkste tegenstanders onbeschaafde barbaren, die als een ongeorganiseerde meute erop los knokten met speren en knotsen, gekleed in hooguit een beestenvelletje… dacht je!

Een Keltische elitekrijger. Voor een "barbaar" ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?
Een Keltische elitekrijger. Voor een “barbaar” ziet hij er anders best ontwikkeld uit, niet?

Niets is minder waar, want al lang voor de laatste Hellenistische tegenstanders verslagen waren hadden de Romeinen kennis gemaakt met de Keltische cultuur in West-Europa. De eerste kennismaking was allesbehalve prettig geweest, namelijk toen de Galliërs uit de Po-Vlakte door Italië trokken en Rome in 387 v. Chr. zelfs innamen! Maar ook nog lang daarna bleken die Kelten zo gek nog niet. De Romeinse gladius, het korte steekzwaard, was bijvoorbeeld overgenomen van een Keltiberische versie, die in eerste instantie overigens iets groter was. Deze gladius zou uiteindelijk het primaire wapen van de legioensoldaten worden. Ook erg interessant was een pantser van duizenden kleine metalen ringetjes, dat gedragen werd door de Keltische elitekrijgers. Dat dit voor de meeste Kelten niet was weggelegd was logisch, want door het enorme productieproces en de grote hoeveelheid metaal was zo’n maliënkolder ontzettend duur! Tegelijkertijd was het echter praktischer dan de simpele metalen borstplaten van de vroege Romeinen, die maar een beperkt deel van de romp beschermden. Bovendien was het flexibeler en eenvoudiger te onderhouden dan een schubbenpantser.

Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.
Deze Kelten bewaken zelfs een Romeinse poort. De linker zit zo te zien zelfs bij de Romeinse hulptroepen.

Ook de bronzen Keltische helm, die archeologen de montefortino noemen, werd overgenomen. Maar waar zwaarden en bepantsering bij de Kelten alleen door de elite gedragen werden, werd het bij de Romeinen standaarduitrusting na de legerhervormingen van Marius! Zelfs in de Gallische oorlog, onder Julius Caesar, staken de Romeinen nog het een en ander op van de Kelten, die tegen die tijd ook ijzeren helmen bleken te dragen, die door een rondere vorm en wat meer reliëf net wat steviger waren gemaakt. Nog lang na de verovering van Gallië werden hier de beste legionairshelmen geproduceerd, die ondertussen maar bleven ontwikkelen. Helmproducties van buiten Gallië zouden op den duur ook in kwaliteit toenemen, maar waren in eerste instantie eigenlijk vooral goedkope imitaties.

Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.
Een Dacische muts en Germaanse schildknop, in het Laat-Romeinse leger.

De Romeinse uitrusting bleef ondertussen natuurlijk gewoon doorontwikkelen omdat er steeds nieuwe dingen werden bedacht om de strijd te kunnen blijven winnen. De Romeinen maakten nu kennis met de Germanen in het noorden en de Parthen en later Perzen in het oosten. Hoewel de Romeinen meerdere keren ver in deze gebieden doordrongen en er overwinningen behaalden, bleven de gebieden niet bezet. De beruchte Varusslag uit 9 na Chr. toont wel aan dat de Germanen, waarvan net als bij de Kelten het overgrote deel slechts een speer, schild en mes had en geen pantser droeg, helemaal geen domme jongens waren. In het woud waren ze bijna onmogelijk te verslaan omdat ze hier de weg kenden en met hun lichte uitrustingen razendsnel konden aanvallen en terugtrekken, terwijl de Romeinen hier niet in staat waren om hun formaties aan te nemen door de beperkte ruimte. De Germanen bleken geduchte tegenstanders en koene krijgers, die regelmatig stonden te dringen om het in hun ogen zo welvarende Romeinse rijk binnen te vallen. Een oplossing hiervoor was een verdeel-en-heerstactiek, waarbij bepaalde Germanen werd toegestaan in het rijk te wonen in ruil voor een bijdrage aan de grensbewaking. Als er tekorten waren werd het Romeinse leger bovendien vaak met Germaanse huurlingen aangevuld. Zo werd het Romeinse leger steeds Germaanser. Maar de meest zichtbare invloed op de uitrusting was de schildknop met ronde rand.

De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.
De Laat-Romeinse helmen waren beïnvloed door modellen uit Perzië en uit de Balkan.

De Parthische en Perzische aartsvijanden in het oosten waren vooral bekend om hun gebruik van katafrakten, zwaar bepantserde ruiters, die soms wel van top tot teen bedekt waren en dus heel moeilijk te raken. Dat zette de Romeinen flink aan het denken, zodat zij in de 4e en 5e eeuw ook hard werkten om een zware cavalerie te maken. In de praktijk werd deze cavalerie echter niet veel ingezet tegen de Perzen – die waren te goed! Naast de inspiratie voor katafrakten waren sommige Laat-Romeinse helmontwerpen ook van de Perzen afgekeken. Een voorbeeld hiervan is de Peel-helm in het Rijksmuseum van Oudheden. Andere helmen waren juist gebaseerd op modellen uit de Balkan, want ook hier ondervonden de late Romeinen sterke invloed. Het Laat-Romeinse leger wordt namelijk ook gekenmerkt door zogenaamde Dacische mutsen. Ook de Laat-Romeinse drakenvaandels zijn uit Dacië (Roemenië) afkomstig.

Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.
Deze ruiter zou een Bataaf moeten zijn. Toch vind ik zijn uitrusting niet zoveel verschillen van de Romeinse…

Kortom, is dat Romeinse leger wel 100% Romeins? Ik zeg van wel. En dat terwijl tal van uitrustingen en wapens gebaseerd zijn op die van andere volken. En dat terwijl het Romeinse leger etnisch ook niet echt Romeins was: meer dan de helft ervan bestond uit hulptroepen, geleverd door onderworpen volkeren en vazallen, terwijl het Laat-Romeinse leger steeds Germaanser in samenstelling werd. Allemaal waar, maar het is en blijft natuurlijk het leger van de Romeinen. De Romeinen namen tal van ideeën over, maar bleven hier aan werken zodat zij op den duur hun eigen versies ontwikkelden. En bovendien, wat is etnisch gezien nu een echte Romein in zo’n groot rijk? Ik kom zelf niet eens uit Rome, terwijl ik een Romeins staatsburger ben en optio ben in het legioen!

Lucius Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

De Adelaars van Rome: visueel spektakel vol details

adelaarsOp mijn Romeinen.info behandelen we ook met enige regelmaat de Romeinen in de pop-cultuur, waarin ook het beeldverhaal niet mag ontbreken. Uiteraard zijn we allemaal bekend met De Avonturen van Asterix de Galliër, maar hoewel ondergetekende zonder deze stripreeks misschien niet half zo veel interesse in de Romeinen zou hebben als nu, moet ik eerlijk gezegd toegeven dat de educatieve waarde ervan zeer beperkt is. Dat dit ook anders kan blijkt wel uit meer serieuze strips, zoals De Adelaars van Rome, van Enrico Marini. Deze strip verhaalt over de beroemde Germaan Arminius en zijn uiteindelijke overwinning op de Romeinen, door de ogen van hemzelf en zijn fictieve vroegere vriend Marcus Falco. Het vijfde deel van deze reeks ligt nu in de winkel!

Een tekening uit het album. Op https://www.youtube.com/watch?v=qGbnS0xjXg8 is te zien hoe Marini de tekening inkt.
Een tekening uit het album. Op https://www.youtube.com/watch?v=qGbnS0xjXg8 is te zien hoe Marini de tekening inkt, maar voor de ingekleurde versie moet je het album lezen!

Afgelopen jaar hebben we op deze website aandacht besteedt aan het (inmiddels verschenen) laatste deel van de strip Apostata, door Ken Broeders, waar ik op internet al veel over had meegekregen. De Adelaars van Rome was mij op dat moment nog onbekend (mea culpa, mea culpa), maar net als Apostata is het een zeer visuele strip, die een vrij serieus verhaal vertelt en daarbij niet aarzelt om het grove geweld van een historische oorlog in beeld te brengen. Waar Ken Broeders een schilderachtige tekenstijl met dromerige kleuren hanteert, die mij persoonlijk veel doet denken aan het latere werk van Don Lawrence, is Marini’s stijl net iets harder en gestileerder. Wat niet wil zeggen dat de strip niet fraai gekleurd is, overigens. Marini gebruikt een interessante tekenstijl waarbij de lijnen van figuren en voorwerpen op de voorgrond duidelijk zijn geïnkt maar dingen op de achtergrond alleen zijn ingekleurd, zodat er een soort vervaging lijkt te ontstaan. Zowel het tekenwerk als de inkleuring zijn overigens zeer gedetailleerd. In combinatie met de flink grote kaders ontstaat er dus een behoorlijk schouwspel.

Onze Germaanse vriend Marbod houdt waarschijnlijk ook niet van onnodig veel tekst in een strip. Zijn vriend Marcus daarentegen...
Onze Germaanse vriend Marbod houdt waarschijnlijk ook niet van onnodig veel tekst in een strip. Zijn vriend Marcus daarentegen…

Een minpunt van strips met dergelijke grote kaders is altijd dat er hierdoor minder op een pagina vertelt kan worden. Het gebeurt mij tegenwoordig steeds vaker dat als ik een Europees stripalbum koop, ik voor mijn gevoel door het verhaal heen roetsj. Dat ik dit vroeger niet had zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat ik toen nog geen Amerikaanse strips had gelezen (Amerikaanse stripalbums zijn veel dikker) al vraag ik me wel eens af of het ook niet aan een stijlverandering ligt. De Adelaars van Rome hanteert bijvoorbeeld niet de ouderwetse (en in mijn ogen vrij irritante) gewoonte om actiescènes in strips te begeleiden van kopteksten die uitgebreid beschrijven wat er gebeurt. Als je dit goed uitbeeldt is dit immers niet nodig. Deze strip hanteert zelfs helemaal geen kopteksten, zonder dat je het gevoel hebt dat je er iets aan mist. Ook zijn er hele pagina’s met niet of nauwelijks dialoog, wat in de actiescènes erg goed te begrijpen is, want ook de ouderwetse gewoonte om vecht-scènes in strips vol dialoog te zetten werkte mij vroeger vaak genoeg op de zenuwen. (In een situatie op leven en dood heb je immers de tijd niet om van alles te zeggen, toch?) Tot slot telt het album 60 pagina’s, zodat er meer tijd is om het verhaal te vertellen, wat ook een hoop goed doet.

De wallen, vermoedelijk voorzien van kleine hekken, waren bijna onmogelijk te nemen voor de Romeinen zolang de Germanen hen bleven bestoken. (Illustratie door Peter Dennis)
Droegen alle Romeinen in 9 AD al ijzeren helmen? Op deze illustratie door Peter Dennis zijn er ook bronzen in gebruik. En de schilden zijn meer ovaal.

Actie zit er zeker in dit album, want het behandelt de Slag bij het Teutoburgerwoud (9 na Chr.). Omdat het al het vijfde deel in de reeks is, heeft het album een ietwat open begin, als de legioenen onderweg zijn naar het winterkamp. De slim opgezette valstrik van Arminius (die in de strip eigenlijk Ermanamer heet) en de naïeve arrogantie van Varus worden duidelijk uiteengezet, evenals het gevoel van verschrikking dat de continu belaagde legionairs in het woud moeten hebben gehad. Wat historiciteit verder betreft: in het zeer gedetailleerde tekenwerk van Marini is duidelijk te zien dat hij hard gewerkt heeft om kennis over de Romeinse uitrustingen op te doen. Het is bijvoorbeeld zichtbaar dat hij op de hoogte is van het feit dat het Romeinse leger geen uniform kende en elke soldaat er dus net een beetje anders bij kon lopen. Dit uit zich in verschillende kleuren tunica, verschillende pantsers, soldaten met en zonder pteruges, enzovoorts. Alle soldaten worden op hun doortocht ook met zeer uitgebreide bepakking afgebeeld. Wel vraag ik me af of de uitrustingen in sommige opzichten niet net iets te modern zijn voor 9 na Chr. De legionairshelmen bijvoorbeeld zijn prachtig getekend, maar hebben allemaal een vrij lage, grote nekklep. Ook vraag ik me af of het platenharnas al zoveel in gebruik was als in de tekeningen voorkomt. Ook meen ik dat de schilden er begin 1e eeuw nog meer ovaal dan rechthoekig uitzagen.

De Germaanse krijgers tijdens de Varusslag moeten lichtbewapend zijn geweest. Ze waren razendsnel en levensgevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)
Vermoedelijk zagen de Germaanse krijgers van de Varusslag er eerder zo uit. Maar dat maakte hen niet minder gevaarlijk. (Illustratie door Johnny Shumate)

Mijn kennis heeft uiteraard zijn grenzen (bij wie niet?) en deze punten zijn dus meer vraagtekens dan dat ik zeker weet dat ze fout zijn. Dat geldt ook voor de kleding van de Romeinse edelen en hoge officieren in deze strip, al heb ik hier wat sterkere vermoedens dat het om fantasie gaat. De versierde randjes aan de kleding ken ik nergens van terug. Ook bij de Germaanse krijgers heb ik soms mijn twijfels. Het grootste gedeelte van hen lijkt qua uiterlijk wel erg veel op een soort griezelige holbewoners: zij gaan gekleed in weinig meer dan lendendoeken en beestenvellen, met angstaanjagende dierenschedels op hun hoofd. Ook dragen zij opvallende kleuren, waar ik wat de Germanen betreft ook niet eerder van gehoord heb. Nogmaals, mijn kennis hierover is beperkt, maar uit teksten van wetenschappers weet ik niet anders dan dat de Germanen van de Varusslag vooral wollen en linnen kleding droegen. Misschien heeft de auteur hier bewust gekozen voor een woester uiterlijk, wat overigens de beangstigende sfeer van de aanvallen in het woud sterk ten goede komt.

Kaart van de vermoedelijke locaties van de slag. De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese. Ten noorden daarvan werden ze opgewacht.
De Romeinen trokken ten noordoosten van Osnabrück waarschijnlijk door het woud van Kalkriese, waar ze om de haverklap belaagd werden. Toen ze het woud aan de noordzijde verlieten bleek Arminius hen hier op te wachten.

Zwakker is het feit dat de valstrik achter het woud niet zo goed wordt uitgelegd. De valstrik van Arminius was ingenieus door de aanleg van een wal aan de zijde van het woud, terwijl de enige uitweg geblokkeerd werd door een greppel; in de beperkte ruimte konden de Romeinen alsnog nauwelijks tot een formatie komen. Zoals de zaak nu in de strip verteld wordt is het eigenlijk niet duidelijk waarom de Romeinen hun formaties niet gewoon maken en waarom het daar per se tot een veldslag moet komen. Net zo goed bevat de strip wel weer wat typisch naakt dat blijkbaar per se in historische verhalen thuishoort tegenwoordig. Een bijkomstige verhaallijn over Marcus’ affaire met de vrouw van officier Lepidus vond ik ook wat minder sterk: Lepidus is alleen maar onsympathiek en wreed, maar het voegt niet veel aan het verhaal toe. Arminius bleef tegelijkertijd nogal onderbelicht in dit deel en leek meer een antagonist dan een hoofdpersoon. De hoofdrol wordt meer vervuld door Marcus die op wanhopige wijze probeert om de Romeinen te waarschuwen voor Arminius’ verraad, maar wiens waarschuwingen in de wind worden geslagen tot het te laat is. Het einde van het album is ietwat abrupt en ietwat open. Is dit een laatste deel of volgt er meer? Het album is duidelijk een climax, maar met de Varusslag was de oorlog in Germania Magna nog lang niet voorbij en de strijd tussen de Romeinen en Arminius was in feite pas net begonnen. In elk geval raad ik iedere Romeinenliefhebber de serie van harte aan.