Tot aan Carvium: de castella aan de oostgrens van Nederland

Carvo.
Carvo of Carvium.

Na castellum Meinerswijk komen we tot slot aan het oosten van de Rijngrens in Nederland. Opnieuw is het moeilijk om concreet te zeggen waar er ten oosten van Arnhem precies Romeinse forten gelegen hebben. Het is zelfs moeilijk om te zeggen hoeveel er geweest zijn. Wanneer men er bepaalde lijsten of moderne kaarten op naslaat, staan er ten oosten van Arnhem nog drie castella vermeld: Huissen, Duiven-Loowaard en Carvium. Maar alleen van het laatste weten we vrij zeker dat het bestaan heeft.

Duiven, Herwen en Tolkamer liggen in de Liemers. In tegenstelling tot wat sommige denken is de naam van de streek niet afgeleid van de Romeinse limes.
Duiven, Herwen en Tolkamer liggen in de Liemers. In tegenstelling tot wat sommige denken is de naam van de streek niet afgeleid van de Romeinse limes. (Huissen ligt in de Over-Betuwe)

Van de drie uit de lijst is de eerste, castellum Huissen, nog wel het meest speculatief. Veel duidelijke vondsten die duiden op een castellum zijn er eenvoudigweg niet. Een grafveld, aangetroffen ter hoogte van de Loostraat, is de sterkste aanwijzing. De locatie ervan geeft ook sterke vermoedens van de loop van de Limesweg, aangezien Huissen nog altijd duidelijk ten zuiden van de Rijn ligt. Bovendien zijn er ten oosten van Huissen drie gestempelde dakpannen gevonden in de omgeving van het Zwanewater. Toch is het castellum zelf hiermee nog lang niet bewezen.

Dat Loowaard ten noorden van de Rijn ligt in plaats van ten zuiden ervan, maakt wel duidelijk dat de loop van de rivier verplaatst is.
Dat Loowaard ten noorden van de Rijn ligt in plaats van ten zuiden ervan, maakt wel duidelijk dat de loop van de rivier verplaatst is.

Voor castellum Loowaard zijn de vermoedens wat sterker onderbouwd. Het dorp Loo, in de gemeente Duiven, ligt ter rechterzijde van de Rijn, maar dat is niet heel vreemd als men bedenkt dat de loop van de rivier de afgelopen eeuwen enigszins verschoven is in de regio. Omdat Loowaard ongeveer halverwege tussen Arnhem-Meinerswijk en Carvium ligt, is het een voor de hand liggende locatie, zeker als men bedenkt dat er een hooggelegen oeverwal moet zijn geweest. We vermoeden dan ook dat dit castellum al rond 40 na Chr., toen Caligula de grens versterkte, in gebruik kan zijn genomen. Hoe lang de Romeinen het fort dan zouden hebben gebruikt is niet zeker, al zijn er aanwijzingen gevonden van bewoning in de 4e eeuw. De Franken moeten de plek nog tot in de 7e eeuw als strategisch punt gebruikt hebben. Daarna moeten overstromingen het gebied verwoest hebben: als er een fort was zal het waarschijnlijk nooit meer gevonden worden.

Carvium ligt vlakbij de plek waar de Rijn zich van de Waal afsplitst. De locatie is tegenwoordig veranderd, maar de splitsing is nog steeds nabij.
Carvium ligt vlakbij de plek waar de Rijn zich van de Waal afsplitst. De locatie is tegenwoordig veranderd, maar de splitsing is nog steeds nabij.

En zo komen we uiteindelijk aan het laatste Rijnfort in Nederland: Carvium. Dit fort was uiterst strategisch omdat het vlakbij het punt lag waar de Waal zich afsplitst van de Rijn. Het moet dus sowieso gediend hebben ter bewaking van dit uiterst strategische punt, evenals ter bewaking van de Drususdam, die hier al rond 12 v. Chr. moet zijn aangelegd: het doel van de dam was ervoor te zorgen dat er minder water van de Rijn naar de Waal af zo vloeien, zodat de Waal gemakkelijker over te steken was voor de Romeinen, terwijl de Rijn beter bevaarbaar zou zijn voor Drusus’ oorlogsvloot. Hoewel men meestal Herwen als de plaats van het fort noemt, lag het waarschijnlijk op de plek waar nu de Bijlandse Waard ligt, wat valt onder Tolkamer. Beide plaatsen vallen onder gemeente Rijnwaarden.

Carvium ligt waarschijnlijk op de bodem van de Bijlandse Waard.
Carvium ligt waarschijnlijk op de bodem van de Bijlandse Waard.

Carvium werd zoals de meeste castella vermoedelijk gebouwd in de jaren ’40 van de eerste eeuw, onder Caligula of Corbulo. Zowel het fort als de Drususdam moeten de Bataafse opstand niet overleefd hebben. Hoewel dit voor de meeste forten aan de Rijn geldt, is het voor Carvium extra interessant, mede omdat de Drususdam in de laatste maanden van de opstand een bijzonder doelwit was voor de rebellen: door zowel de dam als de brug bij Nijmegen te verwoesten konden de rebellen zich achter de Waal terugtrekken, terwijl het moeilijker voor de Romeinen werd om de rivier nog over te steken. Of de dam na de opstand herbouwd is weten we niet zeker, maar het fort zelf is dat ongetwijfeld wel. De overige bouwfasen van het fort vallen waarschijnlijk samen met die van de meeste castella: renovaties vonden plaats rond het bezoek van keizer Hadrianus (121) en de Severische keizers (ca. 200).  Vermoedelijk werd Carvium rond 275 na Chr. verlaten, al speelde het misschien weer een rol in de 4e eeuw.

In Herwen is een replica van de grafsteen van Marcus Mallius te vinden.
In Herwen is een replica van de grafsteen van Marcus Mallius te vinden.

Carvium huisvestte lange tijd het Cohors II civium Romanorum equitata pia fidelis, waarschijnlijk in de 2e eeuw. De benaming civium Romanorum duidt op burgerrecht voor de soldaten uit het cohort, terwijl equitata wijst op de aanwezigheid van ruiters en de naam pia fidelis een erenaam is. In de Bijland is inderdaad ook een spatha gevonden, een lang slagzwaard zoals in de eerste en tweede eeuw vooral door de cavalerie werd gebruikt, hoewel het later ook een wapen van de infanterie werd. Een teruggevonden grafsteen van een soldaat genaamd Marcus Mallius uit Genua maakte een hoop duidelijk over Carvium. Het fort wordt er namelijk op vermeld, als “Carvium ad molem”, waarbij het laatste woord duidt op een dam. De grafsteen zelf is te bewonderen in Museum het Valkhof, maar er staat een replica in Herwen.

Een afbeelding van een centurio wijst bezoekers van de Bijlandse Waard op het castellum op de bodem.
Een afbeelding van een centurio wijst bezoekers van de Bijlandse Waard op het castellum op de bodem.

Wie castellum Carvium wil bewonderen zal helaas bedrogen uitkomen: als de restanten niet door de kracht van het water verwoest zijn, liggen ze nu op de bodem van de Bijlandse Waard. De kans dat ze daar exact gevonden zullen worden is erg klein, maar het feit dat de locatie van Carvium tegenwoordig ten noorden van de Rijn is, duidt op een verplaatsing van de rivier, die waarschijnlijk net als in Huissen en enkele andere locaties in Nederland de ruïnes heeft vernietigd. Met die weemoedige gedachte zijn we aan het einde van de reeks over alle forten langs de Rijn in Nederland. Maar er zijn nog tal van andere forten en nederzettingen in het land, zodat we nog lang niet klaar zijn.

Arnhem-Meinerswijk: eerder Levefanum dan Castra Herculis

091Op onze tocht langs de Limes in Nederland komen we nu aan bij Arnhem, waar in de zuidelijke Meinerswijk het meest duidelijke castellum van heel Gelderland ligt. De naam is een punt van discussie: Castra Herculis is lange tijd aan castellum Meinerswijk toegeschreven, maar tegenwoordig gaan we meer uit van Levefanum. Los van alle debatten over de naam weten we in elk geval zeker dat er een castellum stond, omdat dit in 1979 teruggevonden is.

De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar.
De Principia en hoeken van het castellum zijn sinds begin 2016 weer zichtbaar gemaakt.

Al voor de vondst van het castellum was er een heel sterk vermoeden van historische bewoning van de plek, omdat de grote aanwezigheid van fosfaat in de grond hier vaak een teken van is. Desondanks was castellum Meinerswijk het eerste fort tussen Fectio en Burginatum (Kalkar) dat werd teruggevonden. De eerste vondsten van het fort waren vooral wat aardewerk en tufsteen, al vielen hier de nodige conclusies uit te trekken. Een uitgebreide opgraving in 1991 toonde concrete gebouwen aan, zoals de principia (het hoofdkwartier) en de zuidmuur met de achterpoort. De hierbij gevonden dakpannen kwamen van een grote aardewerkfabriek die ter hoogte van Berg en Dal, vlakbij Nijmegen, moet hebben gestaan. Het gebouw moet aardig luxe zijn geweest, want er zijn ook sporen van muurschilderingen gevonden.

De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.
De positie van Castra Herculis tussen Carvium en Noviomagus op de Peutingerkaart heeft geleid tot de conclusie dat Carvium Kesteren is en Arnhem Castra Herculis. Waarschijnlijk lag Herculis ook bij Nijmegen en was Carvium Herwen.

Het castellum in kwestie is waarschijnlijk al vroeg aangelegd, tussen 10 en 20 na Chr., toen Tiberius en later Germanicus de laatste grote veldtochten in Germania achter de Rijn hielden. Geen wonder, want het castellum in kwestie is een logisch punt, ten noorden van Nijmegen waar zich op dat moment een militair hoofdkwartier bevond. Bovendien ligt het nabij een bocht in de Nederrijn. Volgens sommigen zou het als bolwerk hebben gediend bij de Fossa Drusiana, het kanaal dat Drusus naar het Flevomeer liet graven, maar dit idee is gestoeld op de aanname dat de Drususgracht de Rijn en de Oude IJssel verbonden zou hebben, hetgeen onjuist is gebleken.

Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. Bron: dafarchitecten.nl)
Reconstructietekening van de fundering van de principia en de grachten. (Bron: dafarchitecten.nl)

Het is mogelijk dat het castellum na het beëindigen van de veldtochten weer opgeheven is en het later weer herbouwd is. Waarschijnlijk is het herbouwd rond 47 na Chr., toen Corbulo de Rijngrens besloot te versterken. Het is vrij zeker dat Legio V Alaudae of een deel daarvan aanwezig is geweest in het fort, maar het grootste gedeelte van de tijd zullen hulptroepen het fort bezet hebben. Zoals vrijwel elk fort dat voor de Bataafse Opstand gebouwd werd, heeft het de opstand in kwestie niet overleefd, wat een dikke brandlaag in de fundering wel duidelijk maakt, maar is het daarna weer herbouwd. Misschien zijn er toen al enkele gebouwen in steen opgetrokken. Waarschijnlijk is er ook renovatie afgekondigd na het bezoek van keizer Hadrianus aan deze provincie in 122, zodat dit de vierde fase was.

Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden.
Informatie over Castellum Arnhem, ter plekke te vinden, met een fraaie reconstructie van de principia.

In het laatste kwart van de 2e eeuw of begin 3e eeuw werd het hele fort in steen herbouwd om beter bestand te zijn tegen vijandigheden. Een teruggevonden dakpan bevat een stempel van Legio I Minervia Antoniniana: de dakpan is van na 211 dus naam Antoniniana moet door keizer Caracalla of Elagabalus gegeven zijn aan het legioen. Deze naam werd meteen verworpen na de dood van Elagabalus, die niet populair was bij het leger, zodat het erop lijkt dat de naam door hem aan het legioen gegeven was. Hiermee kan het begin van bouwfase 5 dus op 218-222 geplaatst worden.

Luchtfoto van de visualisatie van het fort. Bron: dafarchitecten.nl)
Luchtfoto van de visualisatie van het fort. (Bron: dafarchitecten.nl)

Wanneer castellum Meinerswijk verlaten werd is niet helemaal duidelijk. Hoewel dit bij veel castella in de Crisis van de 3e eeuw al is gebeurd, zijn er in de zuidelijke gracht van het fort een fundering aangetroffen uit de 4e eeuw. Deze bestond uit houten palen en tufsteen, het laatste waarschijnlijk hergebruikt uit een eerdere bouwfase. De exacte functie van deze fundering is echter onbekend. Tegelijkertijd zijn er ook niet veel sporen uit dezelfde periode teruggevonden in het fort, wat doet betwijfelen of het destijds echt in gebruik was. Wel is het fort in de 5e eeuw waarschijnlijk door Franken gebruikt onder de naam Meginhardiswich: de burcht van Meginhard, waar de naam Meinerswijk enige gelijkenis mee toont.

Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.
Tekening van de votiefsteen voor Hercules Magusanus en Haeva. De verloren steen is een goed voorbeeld van de vermenging van Romeinse en lokale cultuur.

De toeschrijving van de naam Castra Herculis is daarmee des te zwakker: volgens Ammanius Marcellinus werd dit fort in 359 herbouwd, wat in het geval van Meinerswijk dus niet zo lijkt te zijn. Bovendien was het fort in Meinerswijk vast en zeker geen castra (grote legioensvesting), maar een castellum. Weliswaar heeft men geopperd dat de term castra in de 4e eeuw misschien voor alle forten en vestingen gebruikt werd, maar afgezien van de vraag of dat klopt zou het ook moeten betekenen dat het castellum in kwestie van naam veranderd is. De naam Levefanum lijkt juister. Dit heeft te maken met de vermelde afstanden op de Peutingerkaart, die waarschijnlijk jarenlang onjuist geïnterpreteerd zijn. Een vondst van een votiefsteen voor Haeva en Hercules Magusanus, twee Romeins-inheemse goden, in Malburgen lijkt dit te bevestigen, als de theorie dat Levefanum een verschrijving is van Haevae Fanum, het “heiligdom van Haeva”. De vondst is echter in de 17e eeuw gedaan en derhalve verloren gegaan. Het castellum zelf is echter teruggevonden en nog altijd te vinden in Meinerswijk, waar het sinds 2016 weer gedeeltelijk zichtbaar gemaakt is.

Randwijk en Driel: de onbewezen castella van Over-Betuwe

089 - RandwijkDe weg langs de Limes is in het westen en midden van Nederland erg duidelijk, maar wordt in het oosten gedomineerd door vermoedens en twijfels. Dit hebben we al gezien met de castella van Rijswijk, Maurik en Kesteren, die nooit zijn teruggevonden, ofschoon er aanwijzingen in de omgeving zijn. Nog veel lastiger is het voor de twee wellicht vermoedde castella in gemeente Over-Betuwe, waarvan het bestaan zo mogelijk nog veel twijfelachtiger is: Randwijk en Driel.

Vanaf de Rijnbandijk heb je bij Driel en Randwijk goed uitzicht over de Rijn. De overkant is heel wat heuvelachtiger.
Vanaf de Rijnbandijk heb je bij Driel en Randwijk goed uitzicht over de Rijn. De overkant is heel wat heuvelachtiger.

Castellum Randwijk wordt vermoed op grond van een paar feiten. Ten eerste bevond zich vlakbij Randwijk een lange tijd een belangrijke oversteekplaats over de Rijn, waardoor het vreemd zou zijn om de plek onbewaakt te laten. Ten tweede bevindt Randwijk zich ongeveer halverwege Kesteren en Arnhem, twee Romeinse legerplaatsen, die nogal ver uit elkaar liggen. Archeologische sporen van een castellum in de omgeving van Randwijk zijn er echter niet. Als er zoiets bestaan heeft moet het zijn weggespoeld door de rivier of bedolven zijn onder de grond.

De opvallende scharniersteen uit Driel. Een deel van het castellum?
De opvallende scharniersteen uit Driel. Een deel van het castellum?

Het castellum bij Driel, meer dan 8 kilometer naar het oosten, is evenmin aangetoond. Ook deze plaats lag langs de Limesweg. Van de andere kant ligt Driel al dicht in de buurt van Arnhem, waar een aangetoond castellum stond. Een castellum bij Driel was dus misschien niet nodig, zodat het bestaan ervan nog veel twijfelachtiger dan dat van Randwijk is. Het oosten van Driel is wel opvallend rijk aan vondsten zoals een groot scharnierstuk van tufsteen, dat deel van een toegangspoort lijkt te zijn geweest – van een castellumpoort misschien, zeggen hoopvolle stemmen, al is het bewijs ervoor niet geleverd. Kleine bronzen onderdelen van uitrustingen en andere militaria zijn er ook gevonden. Als het fort bestond, hetgeen nog steeds niet vaststaat, lijkt het gebied bij De Baarskamp hier een goede kandidaat voor gezien de stroomgeulen.

Splitste hier wellicht de weg naar Noviomagus af van de Limesweg? Was het castellum dan ook nabij? Bewezen is het niet.
Splitste hier wellicht de weg naar Noviomagus af van de Limesweg? Was het castellum dan ook nabij? Bewezen is het niet.

De twee castella in Over-Betuwe zijn dus eigenlijk heel onzeker. Men zou ze speculatief kunnen noemen, hoewel de vermoedens wel op enkele vondsten en overwegingen zijn gebaseerd. Concreet bewijs is er echter niet, ondanks de vele interessante vondsten in de omgeving. Driel kende in elk geval wel een nederzetting van inheemse oorsprong. De weg die daarbij zou moeten lopen is echter nog niet teruggevonden. Afgezien van de Limesweg is het erg waarschijnlijk dat Driel een tweesprong kende, omdat het een logisch startpunt is voor de weg naar het zuiden, richting de tempels van Elst en de stad Noviomagus.

Een weefgewicht en wat spinklosjes, gevonden op de Moordakkers bij
Een weefgewicht en wat spinklosjes, gevonden op de Moordakkers bij Herveld.

Volgens bepaalde ideeën zou de Limesweg bij Randwijk een zijsprong kunnen hebben gehad, die met een grote bocht naar Elst liep, waar vanuit Driel waarschijnlijk een directe weg naartoe liep. Niet ver van de mogelijke weg vanuit Randwijk ligt Herveld, waar op de Grote Woerd en Kleine Woerd vondsten zijn gedaan zoals scherven van urnen, tufsteen en funderingen. Vermoedelijk heeft er in die omgeving een villa gestaan. Naar het oosten, bij Valburg, lag een grafveld en vermoedelijk dus ook een nederzetting, wat ook uit sporen van huizen en putten blijkt. Het opvallende is dat een deel van de sporen in de lange 2e eeuw past, terwijl er ook veel Laat-Romeinse sporen zijn, zonder dat continuïteit tussen de twee is. De nederzetting is dus vermoedelijk tussendoor verlaten: bij de aanleg heeft men dwars door de midden-Romeinse begraafplaats heen gebouwd.

Het voetstuk van Vagdavercustis, gevonden bij Randwijk in de buurt.
Het voetstuk van Vagdavercustis, gevonden bij Randwijk in de buurt.

Bij Heteren, ten zuiden van de Limesweg, zijn allerlei scherven en een zeldzaam zegelsteentje. In Hemmermeer is een voetstuk ter ere van de godin Vagdavercustis aangetroffen, gewijd aan haar door ene Simplicius Superus, decurio van de Ala Vocontiorum. Deze ruitereenheid zat tussen 70 en 120 na Chr. in Kalkar (Duitsland) gelegerd, waar ook een heiligdom van Vagdavercustis gevonden is. De inscriptie spreekt echter van een Brits leger, wat impliceert dat Superus decurio was na 120, toen de eenheid al naar Brittannia vertrokken was.

Een "ijzersterke" herinnering aan de Romeinse tijd in Driel.
Een “ijzersterke” herinnering aan de Romeinse tijd in Driel.

Ondanks alle vondsten is het dus moeilijk om met zekerheid wat te zeggen over eventuele Romeinse forten in Over-Betuwe. In elk geval zijn er wat vermoedens, maar niet meer dan dat. Romeinse namen zijn er niet aan verbonden. Enkele kunstwerken herinneren in elk geval aan het idee van dergelijke forten. Aan de zuidrand van Driel aan de Romeinse Limes en de handelsroutes langs de Rijn. Curieuzer is het kunstwerk aan de westzijde van Randwijk, dat bestaat uit een Fiat 600 waar voeten onderuit steken, volgens de kunstenaar omdat de schildpadformatie hem aan een autobus denken doet. De tekst op het voetstuk verwijst echter duidelijk naar een Romeinse grens: “Non Plus Ultra” – tot hier en niet verder…

 

Castellum Kesteren

Vandaag vervolgen we onze artikelenreeks over Romeinse plaatsen in Nederland. Momenteel behandelen we de Limes in Gelderland, een grotendeels vrij onzeker gebied waarvan we van een aantal castella niet meer dan vermoedens hebben. Eén van de plaatsen waar een castellum aan toegewezen wordt is Kesteren. Wat betreft de vermoedens kunnen we meteen met de deur in huis vallen: concrete sporen van dit castellum zijn er niet. De locatie wordt vooral vermoed vanwege een opvallende hoeveelheid voorwerpen in de omgeving. De naam Carvium of Carvo, die voorkomt op de Peutingerkaart, is in de loop der jaren wel eens aan het vermoede castellum van Kesteren toegeschreven, maar dat is pure speculatie en ook verre van waarschijnlijk. De naam hoort waarschijnlijk bij het castellum in de buurt van Herwen.

Door de ligging van Carvone of Carvo tussen Levefanum en Castra Herculis op de Peutingerkaart, is men er traditioneel van uitgegaan dat dit Kesteren zou zijn. Inmiddels worden Levefanum en Castra Herculis echter niet meer als respectievelijk Rijswijk (Gld.) en Arnhem gezien, zodat deze uitleg naar het rijk der fabelen verwezen wordt.
Door de ligging van Carvone of Carvo tussen Levefanum en Castra Herculis op de Peutingerkaart, is men er traditioneel van uitgegaan dat dit Kesteren zou zijn. Inmiddels worden Levefanum en Castra Herculis echter niet meer als respectievelijk Rijswijk (Gld.) en Arnhem gezien, zodat Kesteren als Carvo uitgesloten is.

De vermoedens van een castellum in de omgeving van Kesteren zijn te wijten aan vooral burgerlijke vondsten in de buurt. Er is een concrete vicus teruggevonden, met duidelijk militaire invloed, wat dus sterk te denken geeft. De vicus werd namelijk omgeven door een gracht en bovendien zijn er in de restanten graffiti teruggevonden die ook op de aanwezigheid van militairen duiden. De vicus moet rond het jaar 225 verlaten zijn. Het fort zelf zou in de Laat-Romeinse tijd nog steeds of opnieuw in gebruik kunnen zijn geweest, aangezien de naam castra toen meer algemeen in gebruik was. De naam Kesteren zou namelijk van castra kunnen komen…

Aardewerk en crematieresten uit het grafveld op de Prinsenhof. De kruiken en de terra sigilata zijn duidelijk geïmporteerd.
Aardewerk en crematieresten uit het grafveld op de Prinsenhof. De kruiken en de terra sigilata zijn duidelijk geïmporteerd.

Ietsje naar het oosten, in de Prinsenhof, zijn in 1967 tijdens de aanleg van de wijk meerdere crematiegraven gevonden, gevolgd door een compleet grafveld van wel 140 graven, waarvan de oudste rond 70 na Chr. lijken gemaakt, dus rond de tijd van de Bataafse Opstand. Opnieuw zijn de aanwijzingen voor militaire aanwezigheid sterk: er was weinig inheemse invloed aanwezig in het aardewerk dat in grote getale werd aangetroffen. De vraag is dus of de oudste graven van het veld van oorlogsslachtoffers waren of eenvoudigweg strookt met de theorie dat het merendeel van de Gelderse Limes na de Bataafse opstand werd aangelegd. Een aantal paardengraven doen vermoeden dat er ook ruiterij in de omgeving zat. Een tweede grafveld volgde in 1972, meer naar het oosten. De straat waar de vondst gedaan is heet dan ook de Carvonestraat, al weten we inmiddels dat die naam niet juist is.

De helm van Kesteren bevindt zich momenteel in Museum het Valkhof. Hoewel hij uit elkaar ligt zijn de onderdelen vrijwel compleet.
De helm van Kesteren bevindt zich momenteel in Museum het Valkhof. Hoewel hij uit elkaar ligt zijn de onderdelen vrijwel compleet.

Nog een belangrijke militaire vondst werd ten zuiden van de bebouwde kom gedaan in de vorm van een helm, in de Peppelenwoerd. Rond 1890 zijn hier al tufsteen-resten van de fundering van een bouwwerk teruggevonden. Omdat de tufsteen destijds verkocht is om er cement van te maken, is het nu vrijwel onmogelijk om nog te achterhalen wat voor gebouw dit was. De op dezelfde locatie gevonden bronzen helm is echter in handen van Museum het Valkhof beland. Dat de helm op het land is gevonden in plaats van in een rivierbedding betekent waarschijnlijk dat hij met opzet begraven is, wellicht als een offer aan de goden, wat de soldaten blijkbaar wel eens deden. De nekbeschermer van deze helm bevat de namen van drie soldaten: Titus Varronius, Gaius Iulius en Titus Iulius.

Soms duidt men Kesteren aan als Carvo en Herwen als Carvium. Erg waarschijnlijk is dit niet.
Soms duidt men Kesteren aan als Carvo en Herwen als Carvium. Erg waarschijnlijk is dit niet.

De omgeving van Kesteren en gemeente Neder-Betuwe bevat enkele inheemse nederzettingen.  Eentje hiervan bevond zich in Opheusden, ter hoogte van het Vispad. De ander bevond zich ten zuiden van Kesteren in de Woerd, waar vanaf 1891 in de loop van ruim een eeuw meerdere vondsten en opgravingen gedaan zijn. Deze nederzetting bevatte allerlei aardewerk en munten, maar ook dakpannen en slingerkogels. De derde nederzetting bevond zich ter hoogte van IJzerendoorn. Ook hier zijn stukken van dakpannen gevonden, evenals brokken tufsteen.

De wachttoren bij Opheusden werd in 2016 geopend.
De wachttoren bij Opheusden werd in 2016 geopend.

Alle vondsten van nederzettingen, graven en militaire voorwerpen ten spijt is castellum Kesteren tot op heden niet teruggevonden. De vraag is of dat ooit nog gebeuren gaat. De loop van de Nederrijn is in de loop der eeuwen langzaam verschoven en heeft een eventueel castellum mogelijk weggespoeld, zodat het nooit meer terug te vinden zal zijn. De meest zichtbare herinnering aan de Limes in de omgeving van Kesteren is de wachttoren in Opheusden, die vanaf de Rijnbandijk uitkijkt over de gracht en de Nederrijn.

Romeinenweek 2017, dag 5 (3 mei): “Romeinenmiddag” op kasteel Wijchen

kasteelGegroet, mijn vrienden! Na mijn bezoek aan Eindhoven ben ik gisteren in een geheimzinnige reiswagen gestapt om naar mijn volgende bestemming gebracht te worden. De bestemming kende ik niet, maar een raadsel van Claudia Sacrata vertelde er als volgt over: ‘Stap in de reiswagen en zoek de man die mij beminde, in de burcht tussen grafveld, villa en altaar.‘ Over de identiteit van de man die Claudia Sacrata beminde hoefde ik niet lang na te denken, maar de locatie was allerminst duidelijk.

Op de Molenberg in Wijchen trof ik dit informatiebord aan.
Op de Molenberg in Wijchen trof ik dit informatiebord aan. Het vertelt over de Gallo-Romeinse boerderijen waar de elite hier in woonde.

Vanmorgen reed de reiswagen verder. Het duurde tot het einde van de ochtend en al die tijd kon ik weinig anders doen dan nadenken. Uiteindelijk zette de koetsier mij af vlakbij de Maas, die ik met een grote brug over moest steken. Volgens de koetsier hoefde ik daarna alleen maar noordwaarts de weg te blijven volgen. Zo kwam ik uiteindelijk in een nederzetting terecht die Wijchen genoemd werd. Wijchen bevatte twee grafvelden, een villa en een altaar voor de godin Minerva, dus leek het erop dat ik de juiste plaats gevonden had. En uiteindelijk trof ik een burcht aan. Een informatiebord op de Molenberg bevestigde dat. Nou ja… soort van. Het was geen oppidum in Keltische of Germaanse stijl, noch een Romeins fort. In plaats daarvan was het een kasteel uit een tijd die voor mij in de verre toekomst ligt. Maar er was blijkbaar wel een Romeinenmiddag aan de gang!

Een glaasje wijn voor Julius Caesar, die zo te zien geheel incognito was.
Een glaasje wijn voor Julius Caesar, die zo te zien geheel incognito was.

De vrijwilligsters van het museum hadden zich voor de gelegenheid in Romeinse jurken gestoken, compleet met een paar sieraden zelfs. Ook kregen de kinderen voor wie de Romeinenmiddag georganiseerd was de gelegenheid om een tunica te dragen. Eén van de jongetjes was echter al voorbereid en kwam binnen met een mantel om zijn schouders en een zwaard aan zijn zijde. Wie hij was? “Caesar natuurlijk!” Dat was in elk geval wel duidelijk. Zowel de kleine Caesar als alle andere jonge Romeintjes kregen gelegenheid om plaats te nemen op een Romeinse bank. Daarbij stond een klein buffetje, waar de mogelijkheid was om in Romeinse stijl een druifje of stukje brood te proeven. Uiteraard was er ook wijn. Maar dan opvallend zoete, zonder alcohol.

Ik mocht deze fraaie Romeintjes even vastleggen. Nou alleen nog netjes op je linkerzij gaan liggen.
Ik mocht deze fraaie Romeintjes even vastleggen. Nou alleen nog netjes op je linkerzij gaan liggen.

De Romeinenmiddag was echter meer dan alleen verkleden en hapjes proeven. Op de binnenplaats van het kasteel waren ook enkele spelletjes ingericht. Het waren geen ingewikkelde spellen als duodecim scriptum of mola, maar snelle simpele spelletjes die ook voor kleine kinderen gemakkelijk te begrijpen waren, zoals blikjes gooien en sjoelen, maar dan met de draai dat de punten aan de hand van Romeinse cijfers te lezen waren. Dat daagde de kinderen in elk geval uit om de Romeinse cijfers te begrijpen. Zo werd op een simpele manier toch nog wat bijgeleerd. Voor wie wat creatiever wilde zijn was er ook gelegenheid om wat creatiever te zijn. Bijvoorbeeld door het maken van een mozaïekje. Niet van kostbaar marmer en beton, maar door kleine vierkante stukjes plastic, met een plakkende onderkant, op een doosje te plakken. Natuurlijk moest het doosje ook zelf in elkaar gezet worden, dus iedereen was wel even zoet.

Het is wel duidelijk wat dit gaat worden!
Het is wel duidelijk wat dit gaat worden!

Een mogelijkheid tot schilderen was er ook, want daar deden de Romeinen natuurlijk ook aan met hun fresco’s. De schilderingen betroffen van alles: boten, varkentjes, je kon het zo gek niet bedenken… Maar het meest opvallend vond ik het werk van één jonge artiest. Ik zag hem met grote nauwkeurigheid een rode rechthoek schilderen, met daarin een een grote, gele streep van boven naar beneden, als een versteviging. ‘Wordt dit een Romeins schild?’ vroeg ik. Een bijna overbodige vraag. Vooral toen er ook nog een gouden helm bij verscheen waar met grote precisie een rode kam op geschilderd werd. Zou het een portret van mij zijn geworden?

Quintus Petilius Cerialis, die in 70 AD de Opstand der Bataven neersloeg. Later maakte hij nog meer carrière in Brittannia.
Quintus Petilius Cerialis, die in 70 AD de Opstand der Bataven neersloeg. Later maakte hij nog meer carrière in Brittannia.

Zoals ik zei was het niet veel denkwerk om te raden wie de persoon was die dit keer een voorwerp voor mij had achtergelaten. Quintus Petilius Cerialis uiteraard! Cerialis werd in het voorjaar van 70 na Chr. naar Gallië en Germania gestuurd om af te rekenen met de Bataafse Opstand. Met acht legioenen tot zijn beschikking slaagde hij hier ook in, al was het geen eenvoudige klus. Zeker omdat hij zijn vijanden een paar keer ernstig onderschatte. In september 70 werd zijn kamp aangevallen in de nacht, toen de wachtposten in slaap gevallen waren. De tenten werden over de slapende soldaten heen gegooid en het vlaggenschip van Cerialis’ vloot werd gekaapt. De Germanen hadden gedacht dat Cerialis zich op het schip bevond, maar een nachtelijk avontuurtje had zijn leven gered: Cerialis bevond zich heel ergens anders omdat hij in bed lag met Claudia Sacrata!

Mijn buidel... een beetje voller dan hij was toen ik hem kwijtraakte!
Mijn buidel… een beetje voller dan hij was toen ik hem kwijtraakte!

Cerialis bleek als echte opperbevelhebber, die dus ook verantwoordelijk is voor de soldij, mijn buidel of marsuppium te hebben achtergelaten, met wat extra zakgeld erin. Ook hij had een raadsel achtergelaten: ‘Ga naar het bos van de dux. De dame uit het graf vertelt je meer.’ Daar moest ik even flink mijn hoofd over breken, maar toen realiseerde ik mij dat het woord dux, dat oorspronkelijk stond voor Keltische en Germaanse aanvoerders, later een titel wordt voor commandanten van Romeinse provincies en zo in de middeleeuwen het Latijnse woord voor “hertog” wordt. Het bos van de hertog: ‘s-Hertogenbosch! Meteen ging ik op pad. Ik ben nu ongeveer halverwege, ter hoogte van Oss. Kijken wat ik morgen in Den Bosch aantref!

L.Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein