Romeinenweek 2017, dag 2 (30 april): “Romeinen ontmoeten de Franken” in Zutphen

dag 2 dracoSalvete, homini et feminae! Ik ben nog altijd op zoek naar mijn spullen, waarvan ik gisteren het eerste had gevonden, met daarbij een nieuw raadsel: ‘Ga aan boord en zoek de Romeinen van Chi en Rho. Een koning geeft meer prijs.‘ Het enige wat ik hiervan begreep was het aan boord gaan, dus dat  heb ik gistermiddag maar gedaan. Heden morgen werd ik wakker en zag dat het schip waarmee ik uitgevaren was, had aangelegd in een terrein waar ik nog niet eerder geweest was. Waarschijnlijk in het land van de Chamaven of de Saliërs, stammen die ten noorden van de Rijn wonen. Dat vermoeden werd bevestigd toen bleek dat de rivier in kwestie de IJssel was. Hoe dat kan is mij een raadsel, want volgens mij zijn de Rijn en IJssel niet verbonden, dus dan zouden we via het Flevomeer gevaren moeten zijn. (Of is dit de laatste 2000 jaar veranderd?) Op hoop van zegen volgde ik de rivier dus maar en kwam ik ten slotte uit bij een grote handelsnederzetting die Zutphen genoemd wordt.

Op Erve Eme werd ook gevilt, gewerkt en gekookt.
Op Erve Eme werd ook gevilt, gewerkt en gekookt.

Dat bracht mij niet dichter bij de Romeinen “van Chi en Rho” die ik zoeken moest, dus zocht ik verder. Tot ik stuitte op een plaats die Erve Eme heet, een klein historisch erf met een paar fraaie huisjes. Het erf werd “Frankisch” genoemd, wat mij niet veel zei, maar de huizen met de rieten daken kwamen mij bekend voor dus waagde ik mij het terrein op. Het bleek dat er iets aan de gang was dat wel degelijk bij de Romeinenweek hoorde: “De Romeinen ontmoeten de Franken”.  Maar tot mijn verbazing zagen de Romeinen er heel anders uit dan ik gewend was. Niet zo vreemd, want de Franken zijn er in mijn tijd ook nog niet. Dit is een naam die de Romeinen in de 3e eeuw aan een aantal stammen geven die in die tijd een verbond sluiten. Hoewel deze stammen, waar ook de Saliërs en Chamaven onder vallen, later nog vaak genoeg tegen elkaar vechten, blijft de naam Franken gebruikt worden.

Héél andere Romeinse soldaten dan ik gewend ben!
Héél andere Romeinse soldaten dan ik gewend ben!

De Romeinen, een handjevol van de levende geschiedenis-groep Fectio, beelden Romeinen uit de 4e eeuw uit en dragen heel andere kleding dan ik. Ondanks het zonnige weer dragen zij lange mouwen, broeken en mutsen. Bovendien zijn hun tunica’s met fraaie borduursels versierd. Verder blijkt dat over een paar honderd jaar de wapenrustingen flink zijn veranderd. Het platenharnas van sommige collega’s van mij is verdwenen, al worden schubben en maliënkolders nog wel gebruikt. De gladius, het korte steekzwaard, is vervangen door de spatha, een langer slagzwaard. De pilum, onze werpspeer, is ook uit de mode geraakt. De hasta de stootlans met brede punt, wordt nog wel gebruikt maar is nu veel langer. Ook dragen de Late Romeinen meer ronde schilden, met ronde schildknoppen die ze van de Germanen hebben afgekeken. De helmen zijn ook heel anders, met allerlei verstevigingen en zelfs een neusbeschermer. Naar Perzisch voorbeeld, zo legde één van hen mij uit.

Deze soldaat bleek een Chi-rho op zijn neusbeschermer te hebben!
Deze soldaat bleek een Chi-rho op zijn neusbeschermer te hebben!

Op de neusbeschermer van één soldaat trof ik een vreemd symbool aan. Het leek op een X en P die door elkaar stonden. Toen realiseerde ik mij dat je de Griekse letters Chi en Rho net zo schrijft. Ik had de Romeinen van Chi en Rho gevonden. De soldaat legde mij uit dat deze Chi-rho een christelijk symbool is: het staat voor CHR, de eerste letters van Christus. In 321 is de westelijke keizer Constantijn dit namelijk als veldteken gaan dragen. Kort daarna neemt hij Rome in. Uiteindelijk wordt de godsdienst steeds belangrijker, tot hij in 395 staatsgodsdienst gemaakt wordt. Dat had ik niet verwacht!

Een Romein met een zonnehoed, net zoals de mijne! Sommige mode verandert nooit!
Een Romein met een zonnehoed, net zoals de mijne! Sommige mode verandert nooit!

De Romeinse soldaten worden in deze tijd ook veel onder Franken en andere Germanen geworven. Het leger is opgedeeld in een mobiel veldleger en een grensleger. Tegelijkertijd zijn de meeste forten langs de Limes in die tijd verlaten, al zijn er dieper in het rijk wat meer forten in gebruik, bijvoorbeeld om doordringende vijanden op te vangen. Ook de districten en provincies zijn niet meer helemaal hetzelfde. Bovendien is het Romeinse rijk opgedeeld in een oostelijk en westelijk deel, hoewel die soms nog wel dezelfde keizer hebben. De keizer zetelt in elk geval nog zelden in Rome. In plaats van een intellectuele of militaire dictator, wordt hij nu meer als een ontzettend hoge vorst behandeld, en als een soort god op aarde. Tot de Romeinen christelijk worden natuurlijk.

Koning Clovis is de eerste koning die de Franken verenigt, als het West-Romeinse rijk al ten onder is.
Koning Clovis is de eerste koning die de Franken verenigt, als het West-Romeinse rijk al ten onder is.

Nu moest ik nog uitzoeken welke van de 9 personen bij de plaats waar ik was hoorde. Daar hoefde ik niet lang over na te denken, want slechts eentje had iets te maken met de Franken en hij is inderdaad koninklijk: Clovis. Clovis of Chlodovech zal rond het jaar 466 geboren zijn. In die tijd is de verzwakking van het West-Romeinse rijk door allerlei burgeroorlog en financiële problemen zo groot geworden dat steeds meer Germanen hun eigen koninkrijkjes binnen het rijk stichten en dit min of meer op eigen houtje besturen. Als Clovis in 481 koning wordt, wordt de West-Romeinse troon in Rome door niemand meer geclaimd: in plaats daarvan is in Italië ook een koning aan de macht, die door de Oost-Romeinse keizer in Constantinopel als een vazal gezien wordt. In Noord-Gallië is nog een Gallo-Romeins rijkje onder leiding van koning Syagrius. Clovis verenigt uiteindelijk alle Franken onder zijn troon, verslaat Syagrius en zo veroveren de Franken heel Gallië, dat uiteindelijk ook Frankrijk gaat heten. De Franken worden hierdoor zo machtig dat ze zich op den duur openlijk onafhankelijk opstellen. In 800 na Chr. laat koning Karel de Grote zich zelfs kronen tot “Imperator Romanorum“, keizer der Romeinen (waar men in Constantinopel niet zo over te spreken is).

Ik heb mijn lievelingsbeker weer gevonden! Fijn, want ik ben eraan gehecht!
Ik heb mijn lievelingsbeker weer gevonden! Fijn, want ik ben eraan gehecht!

Dat de Franken uiteindelijk de taal van de bevolking van Gallië, later het Frans, overnemen, toont wel aan hoe bevattelijk hun leiders soms voor de Laat-Romeinse cultuur zijn. Clovis bekert zich in 496 tot het christendom, maar terwijl veel Germaanse koningen ariaans christelijk worden, kiest hij voor het rooms-katholicisme. De geestelijke intellectuelen krijgen belangrijke functies in zijn rijk en schrijven dan ook veel in het… Latijn. Dat is maar goed ook, want daardoor kon ik de brief die Clovis had achtergelaten mooi lezen. De brief was op Erve Eme achtergelaten samen met mijn favoriete drinkbeker. Zijn daar soms Franken mee gedoopt? Opnieuw een raadsel: ‘Zak de rivieren af en ga naar het kanaal ertussen. Zoek daar de veroorzaker.’ Het is me weer niet geheel duidelijk wat er bedoeld wordt, al denk ik dat het schip me wel weer een heel stuk de goede kant uit gaat brengen. Tot morgen!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Hoe Romeins zijn de gebouwen in Romeins Nederland?

boerderijWelaan, mijn waarde barbaarse volgers! Over een paar dagen begint de Romeinenweek alweer en ik, Lucius Octavius Barbatus, ga het zoals elk jaar weer verschrikkelijk druk hebben met het bezoeken van al die prachtige plekjes in jullie land! Omdat het thema dit jaar “100% Romeins?” is, heb ik al sinds het begin van dit jaar elke maand een verslagje geplaatst over hoe divers de Romeinse cultuur door alle lokale en buitenlandse invloeden kon zijn. Dit heb ik al verteld wat betreft de goden, het leger en de kleding. Maar er is natuurlijk ook nog zoiets als de Romeinse bouwstijl. Dat was zeker een eigen bouwstijl, want denk maar niet dat de Romeinen alles van de Grieken hadden gekopieerd! Wat me wel vaak opvalt is dat veel van jullie lijken te denken dat het Romeinse deel van jullie land vol prachtige stenen huizen stond, met strakke witte muren, rechte dakpannen, glazen vensters en grote zuilen, terwijl in het noorden iedereen in vieze primitieve hutjes woonde. Maar is dat wel zo?

Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa's. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort blokken. En dat was niet altijd "je dat"...
Bij Romeinse steden denken we snel aan fraaie tempels en grote villa’s. Maar veel Romeinen woonden eerder in dit soort insulae. En dat was niet altijd “je dat”…

Tja, om te beginnen kloppen deze omschrijvingen al niet helemaal voor de typisch Romeinse en Germaanse bouwstijlen. Lang niet alle Romeinse huizen waren van steen, want dat was voor de meeste mensen veel te duur. Natuurlijk woonden ook lang niet alle Romeinen in een villa. De meeste bewoners van grote steden als Rome bewoonden eerder een appartementencomplex, een insula. De armste van deze appartementen, helemaal bovenin, hadden vaak geen glazen vensters en waren erg karig ingericht. Onderin, vlak boven of achter de winkels op de begane grond, woonden beter gestelde mensen. Ook was het mogelijk dat de rijkere bewoners (maar niet per se de allerrijksten) in een keurig woonhuis leefden. Alleen de rijkste families bezaten echte villa’s. Dat kon in de stad zijn, maar ook op het platteland, vaak met grote landerijen erbij. Zo’n woning kende allerlei vertrekken zoals slaapkamers, een werkkamer, keuken, eetkamer en nog veel meer. Het beroemdst is wellicht het atrium: de open plaats middenin het huis.

In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren...
In het Prehistorisch Dorp Eindhoven vind je ook gebouwen uit de Romeinse tijd, maar dan wel inheemse! Neem nou deze uitkijktoren…

De Germaanse huizen van de andere kant waren zeker meer dan een klein armzalig hutje. Vaak waren het grote, lange boerderijen. De fundering en het skelet waren inderdaad van hout, net als de deur, maar dat was, als je het goed deed, stevig genoeg en er was altijd vrij gemakkelijk aan te komen. Datzelfde gold voor het riet, waar het dak meestal van gemaakt werd, al had je er, net als van alle andere materialen, veel van nodig. Wat in de Romeinse tijd ook voorkwam waren dakspanen: kleine houten plankjes die elkaar overlappen en zo voor een stevig en waterdicht dak zorgen. Dat is iets minder brandgevoelig dan een rieten dak. Verder was zo’n boerderij waarschijnlijk ingedeeld in een leefgedeelte met bedden en een vuurplaats en in een gedeelte dat diende als stal en voedselopslag. Natuurlijk hadden de rijkste Germanen ook grotere huizen met veel meer grond erbij. Dat konden flinke hoeves worden!

De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen. Vermoedelijk bezat Civilis als grootgrondbezitter (hij was edelman en veteraan met burgerrecht) ook een luxueuze Gallo-Romeinse villa.
De Gallo-Romeinse villa van Groesbeek-Plasmolen is de grootste die ooit in Nederland is teruggevonden. De bewoner zal wel erg rijk geweest zijn.

De in Romeinse ogen nogal eenvoudige bouwstijl van de Germanen gaat in de Romeinse tijd natuurlijk gewoon door. Niet alleen in het noorden, waar de Romeinen niet direct de baas zijn, maar ook in het door de Romeinen veroverde zuiden. Is dat zo vreemd? Eigenlijk niet, want de Frisii en andere stammen aan de overkant van de Rijn hadden vaak genoeg contact met de Romeinen, bijvoorbeeld via de handel. Het voornaamste verschil was dus dat er geen Romeinse forten stonden, waar vaak gebouwen in meer Romeinse stijl omheen ontstonden omdat er handel te drijven was. Het was in het zuiden voor de meeste mensen al te moeilijk om aan Romeins bouwmateriaal te komen, dus voor de Germanen in het noorden was het bijna onmogelijk. Ook ontstonden er daar geen stadjes in Romeinse stijl, zoals in Nederland bij Voorburg en Nijmegen gebeurd is. Deze steden ontstonden in eerste instantie als handelsnederzettingen of als woningen van veteranen rondom een administratief centrum. Het mag dus duidelijk zijn dat de Romeinse invloed qua bouwstijlen het sterkst was op plaatsen waar veel handel gedreven werd of waar de politieke invloed van de Romeinen het sterkst was. Soms werden dit officiële steden, soms bleven het nederzettingen. In elk geval verrezen hier de meest Romeins ogende gebouwen. Maar ook rijke ex-officieren die zich vestigden op het platteland konden er wat van. Sommige villa’s op het platteland namen de vorm aan van kolossale landgoederen. Met name in Limburg zijn veel villa’s uit de Romeinse tijd teruggevonden.

De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland.
De villa van Rijswijk is bij Archeon nagebouwd als het Archeologiehuis Zuid-Holland. Zoals je ziet is het een echte Gallo-Romeinse boerderij.

Dat wil echter niet zeggen dat elke villa in dit land een keurig Romeinse plattegrond en bouwstijl volgde. Dit was afhankelijk van verschillende factoren zoals de financiële mogelijkheden van de eigenaar, maar misschien ook puur van zijn persoonlijke voorkeuren. Er zijn dus ook villa’s verrezen die meer Gallo-Romeins waren en eigenlijk meer wat weg hadden van een opvallend luxe boerderij. De villa die bij Rijswijk, in Zuid-Holland, is teruggevonden is er zo eentje. De villa had waarschijnlijk voor het overgrote deel een rieten dak en lemen wand, waarbij de uiteinden nog het meest Romeins oogden, ook omdat hier het woongedeelte stond. Op het platteland was het dus geen strakke tweedeling van Germaanse boerderijen en enorme Romeinse villa’s, maar bestonden er allerlei varianten.

De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.
De domus van Archeon is gebaseerd op een huis uit Forum Hadriani (Voorburg), een typisch provinciestadje.

Men zou op grond hiervan gaan denken dat de steden dus eigenlijk de meest “zuivere” Romeinse stijl hebben, maar ook daar moet je in Germania Inferior een beetje voorzichtig mee zijn. Om te beginnen hangt het ervan af wat je dus een stad noemt, want een nederzetting als Coriovallum (Heerlen) had voor zover bekend geen stads- of marktrechten, maar het indrukwekkende Romeinse badhuis toont wel aan dat dit niet zomaar een kneuterig, ingeslapen dorpje was. Toch betekent dat niet dat elk huis in zo’n nederzetting er “echt” Romeins uitzag. Datzelfde geldt voor de huizen in steden als Noviomagus. Niet iedereen had nu eenmaal genoeg geld voor een fraaie woning met witte muren en dakpannen. Dakspanen en rieten daken kwamen hier dus waarschijnlijk ook voor.

Reconstructie van de tempel van Empel, het heiligdom van Hercules Magusanus. Daar vlakbij versloeg Postumus de Franken. Hij werd een fanatiek aanbidder van de godheid.
De tempel van Empel is een typisch Gallo-Romeinse tempel, met een hofje en de porticus rondom het hoofdgebouw.

Het beste voorbeeld van hoe Romeins iets kan ogen zonder het volledig te zijn, zijn waarschijnlijk toch de tempels in dit land. Naarmate de maatschappij aan de handelsroutes romaniseerde, werden de ogenschijnlijk simpele heiligdommen van de Germanen vervangen door tempels van steen, met daarin een godenbeeld. Er werd door wel bedeelde mensen uit de buurt net zo graag in tempels als in badhuizen geïnvesteerd – niet zozeer om winst maar vooral om er status mee te verwerven. De tempels, waar soms weer nederzettinkjes omheen groeiden, werden omgeven door een hofje. Het hoofdgebouw had een dak met dakpannen en werd omgeven door een zuilenomgang met afdak, een porticus. Meer Romeins kan het niet… Toch? FOUT! De tempels in Rome zagen er heel anders uit dan de tempels hier! De zuilen liepen hier enkel aan de voorkant, in plaats van geheel om het gebouw heen! Ook steekt het dak van het hoofdgebouw bij de Gallo-Romeinse tempels duidelijk boven de porticus uit. De Gallo-Romeinse tempels waren qua bouwmateriaal dus heel erg Romeins, maar volgden een heel eigen bouwstijl!

Kortom, het ligt zo eenvoudig niet met de bouwstijlen in Romeins Nederland. De Germaanse en Romeinse stijlen worden flink door elkaar gemengd. Hoeveel gebouwen waren nu werkelijk Romeins? Wie zal het zeggen? Zo, ik hoop dat ik jullie de afgelopen maanden wat meer duidelijkheid heb geboden over de Romeinse cultuur en hoe dit zich met allerlei andere culturen in het rijk vermengd heeft. Ik ga er vanaf zaterdag 29 april in elk geval naarstig naar op zoek. Al heb ik het idee dat ik ook naarstig op zoek moet naar wat van mijn spullen, want volgens mij ben ik het een en ander kwijtgeraakt. Eerstdaags maar eens naar zo’n Gallo-Romeins tempeltje om te vragen of een orakel wat helderheid bieden kan.
Je kunt mijn tochten en ontdekkingen de hele week volgen op www.twitter.com/OctaviusRomein. Tot dan! Valete!

L.Octavius Barbatus

Mannaricium: Romeinse sporen in Maurik en de gemeente Buren

MaurikInmiddels zijn we in onze reeks over Romeinse plaatsen in Nederland, waarin we in de eerste plaats de Limes volgen, aangekomen in Gelderland. Vanuit Rijswijk, waar mogelijk een onbekend castellum heeft gestaan, trekken we oostwaarts, langs de Rijn of langs de vermoedelijk wat zuidelijker gelegen Limesweg. De Gelderse Limes is lang niet zo duidelijk als de Zuid-Hollandse of Utrechtse, omdat de meeste castella niet zijn teruggevonden en de bijbehorende namen moeilijker te koppelen zijn. Toch hebben we in elk geval veel aanwijzingen die de nodige vermoedens doen opkomen.

Celts_Warriors01_full
De Opstand der Bataven was een goed argument om de Rijn in hun leefgebied ook uitgebreid te bewaken!

Het huidige vermoeden is dat de Gelderse Limesforten grotendeels zijn opgericht na de Bataafse Opstand in het jaar 70 na Chr. De forten in Utrecht en Zuid-Holland daarentegen zijn vrijwel allemaal gebouwd onder de regeringen van de keizers Caligula en Claudius, tussen 40 en 50 na Chr. Dit om het vrij kwetsbare westelijke deel, dat het gemakkelijkst leed onder Chaukische en Friese plundertochten, te bewaken. Het oosten lag hier waarschijnlijk minder bloot aan, maar in de opstand werd de Rijngrens van beide zijden bedreigd. Behalve de Bataven (en hun Cananefaatse buren in het westen) namen er namelijk ook veel stammen achter de grens deel aan de opstand, zoals de Friezen, Chauken en Bructeren. De grens moest ten oosten van Fectio dus ook maar goed bewaakt worden, zodat er na de opstand hier ook de nodige forten verrezen.

Stenen vondsten uit Maurik: ballistakogels, maalstenen en nettenverzwaring. (Foto: Historische Kring Kesteren en Omstreken)
Stenen vondsten uit Maurik: ballistakogels, maalstenen en nettenverzwaring. (Foto: Historische Kring Kesteren en Omstreken)

Zoals in het vorige artikel gezegd werd, lag er bij Rijswijk dus vermoedelijk zo’n Limesfort, ofschoon het fort zelf nog altijd niet teruggevonden is en de naam onbekend is. Ruim 5 kilometer naar het oosten komen we bij Maurik, waar op eenzelfde manier een castellum vermoed wordt. Wel zijn er iets meer vermoedens over de benaming van het fort: het zou Mannaricium kunnen zijn. Deze naam staat tussen Carvo en Traiectum vermeld in de Itinerarium Antonini, een Romeinse reisgids, en is duidelijk verwant aan Maurik. We weten dat Traiectum Utrecht is en dat Carvo hier ten oosten van lag, wat Maurik een logische locatie maakt. Vondsten uit 1972, gedaan bij baggerwerkzaamheden, doen vermoeden dat het fort ten noordwesten van Maurik lag, aan een bocht of tak van de Rijn die nu verdwenen is. De naam Mannaricium zou een verbastering kunnen zijn van Maleriacum, wat zou duiden op een streek genoemd naar ene Malerus of Malerius. Dat een streek naar een persoon genoemd wordt impliceert dat het om een rijk en machtig man gaat, die waarschijnlijk de dienst in het gebied uitmaakte toen de Romeinen er voor het eerst arriveerden, zodat ze de streek naar hem noemden.

Het overlopen van de Ala Batavorum, de elitaire Bataafse cavalerie, moet een gevoelige klap voor de Romeinen geweest zijn.
Mannaricium herbergde waarschijnlijk vooral ruiters, net als het fort bij Rijswijk.

Mannaricium was waarschijnlijk een ruiterfort en in de eerste jaren na de opstand tot 83 na Chr. zat hier het Cohors II Thracum equitata hier gelegerd, een ruiterafdeling van hulptroepen uit Thracië. (Het 1e cohort van de Thracische cavalerie zat tegelijkertijd waarschijnlijk verderop bij Rijswijk.) Het Cohors II Hispanorum equitata, uit Spanje, zat vervolgens tot 116 na Chr. in het fort. Net als de meeste Rijnforten zal Mannaricium regelmatig herbouwd zijn, om begin 3e eeuw “versteend” te worden. Rond 275 werd het fort waarschijnlijk verlaten zoals bijna alle Limesforten, al zijn er bewijzen dat Mannaricium rond 330 weer bewoond was. Het is echter niet zeker of het hier gaat om nieuwe militaire bezetting of dat er een burgerlijke nederzetting ontstaan was. Door de ligging zullen opgravingen naar Mannaricium waarschijnlijk vrijwel onmogelijk blijven.

Streekmuseum Baron van Brakell, in Ommeren, bevat veel vondsten over de Romeinse tijd in de Betuwe.
Streekmuseum Baron van Brakell, in Ommeren, bevat veel vondsten over de Romeinse tijd in de Betuwe.

Ten noordoosten van Maurik, aan de Homoetseweg, is het zuidelijk deel van een Romeins grafveld aangetroffen, waarin crematieresten, houtskool en aardewerk teruggevonden zijn. Het is dus duidelijk dat de doden gecremeerd werden, terwijl het aardewerk in kwestie waarschijnlijk als grafgift meegegeven was. Verderop, in dezelfde gemeente (Buren) zijn meer vondsten gedaan. Ruim ten zuiden van de Limesweg ligt Zoelen, waar in 1974 een tweede grafveld met wel 100 graven is gevonden aan de Mauriksestraat, evenals een paar afvalkuilen vol voorwerpen aan de Breedslagseweg. In Ingen vond men een stenen gebouw, mogelijk een villa of militair bouwwerk. In Ommeren zijn veel vondsten te bekijken in Streekmuseum Baron van Brakell.

De noordoever van de Neder-Rijn is veel heuvelachtiger. Als Elst destijds ten noorden ervan lag, moet het dus erg strategisch zijn geweest.
De noordoever van de Neder-Rijn is veel heuvelachtiger. Als Elst destijds ten noorden ervan lag, moet het dus erg strategisch zijn geweest.

Tot slot werden in 1972 ten noorden van de Rijn en gemeente Buren, in Elst (provincie Utrecht, gemeente Rhenen), sporen van een militaire versterking aangetroffen. Dit in de vorm van houten palen die een beschoeiing of kade kunnen zijn geweest. Kort daarna werd er de bronzen bekleding van een helm gevonden. De inscriptie duidde erop dat de soldaat afkomstig was uit de centurie van een zekere Reburrus, terwijl een aangetroffen dakpan een stempel bevat met de afkorting EXGERINF, die staat voor het Neder-Germaanse leger. De post moet oorspronkelijk ten zuiden van een bocht in de Nederrijn hebben gelegen. Maar of het een fort of een wachttoren betrof, is tot op heden net zo’n groot raadsel als de exacte ligging van Mannaricium.

Van Bunnik tot castellum Rijswijk: veel vondsten en veel raadsels

e67eed1cc66da078a504eda60a3ff7b0ce3bb1e1Tot nu toe hebben we plaatsen behandeld waarvan is aangetoond dat er een Romeins castellum gestaan heeft, van Katwijk tot Vechten. Ten oosten van Vechten wordt de situatie heel wat minder duidelijk. Al eerder kwamen we castella tegen zonder duidelijke naam of waarvan slechts een klein deel teruggevonden was, zoals in Bodegraven. Maar het oostelijke deel van de Limes is nog lastiger, want hoewel het een schat aan vondsten bevat, zijn van alle castella die hier op de Peutinger kaart vermeld staan slechts enkele daadwerkelijk teruggevonden.

De in 1997 geplaatste mijlpalen wijzen je de weg langs de Limes in de provincie Utrecht. (De naam Levefanum werd toen nog aan Wijk bij Duurstede toegeschreven.)
De in 1997 geplaatste mijlpalen wijzen je de weg langs de Limes in de provincie Utrecht. (De naam Levefanum werd toen nog aan Wijk bij Duurstede toegeschreven.)

Hoewel het in het gebied van Bunnik tot aan Wijk bij Duurstede wemelt van de teruggevonden nederzettingen, is het merendeel hiervan onbepaald, dus van onduidelijke datering en aard. Het aan de Rijn gelegen Bunnik heeft echter wel een paar interessante vondsten in de vorm van Romeinse keramiek en een wachttoren. De wachttoren in kwestie moet zich aan de Schoudermantel bevonden hebben, niet zo heel ver van waar tegenwoordig de Kromme Rijn stroomt. Meer westelijk wordt een wachttoren vermoed te Rhijnauwen, waar de Kromme Rijn een scherpe bocht maakt zodat dit een uiterst strategische positie is, maar de toren zelf is nog niet gevonden. Als deze wachttoren heeft bestaan zou hij precies tussen de toren van Bunnik en Castellum Fectio liggen: in beide richting is de afstand een slordige Gallische mijl of Leugas (ca. 2,2 km). Wachttorens stonden immers bij rivierbochten, over een dusdanige afstand dat er snel berichten konden worden doorgestuurd.

De Romeinse weg met resten van beschoeiingen, zoals ontdekt bij de Rietsloot. (Bron: Vici.org)
De Romeinse weg met resten van beschoeiingen, zoals ontdekt bij de Rietsloot. (Bron: Vici.org)

De kronkelige stroom van de Kromme Rijn maakt dat de Limesweg (of één van de Limeswegen) een stuk ten zuiden van bovengenoemde wachtposten ligt, waarschijnlijk om in een zo recht mogelijk richting naar het tegenwoordige Wijk bij Duurstede te gaan. Dat de weg zo gelegen moet hebben bleek in augustus 2013, toen de weg ontdekt werd bij de Rietsloot, tussen Bunnik en Houten. De hier aangelegde asfaltweg heet dan ook toepasselijk de Limesbaan. De Romeinse weg was, net als in Vleuten-De Meern, als een soort dam of dijk aangelegd, aan beide kanten beschoeid met houten palen. De wegen werden waarschijnlijk zo aangelegd omdat het in het moerassige landschap van die tijd onmogelijk was om gewoon even een paadje te maken zonder dat je het risico liep dat dit onder zou lopen. Een deel van het teruggevonden hout had veel weg van een moerasbruggetje, een type Romeinse weg dat ook voorkwam. Het is mogelijk dat de weg ongeveer parallel loopt met de huidige Achterdijk.

De onderdelen van de grafpijler van de Zure Maat bevinden zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden.
De onderdelen van de grafpijler van de Zure Maat bevinden zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden.

Wie de Achterdijk volgt, bijvoorbeeld aan de hand van de mijlpalen langs de weg (want die staan er), komt in feite door een gebied vol nederzettingen en enkele villa’s. Aan de Tuurdijk, nabij ’t Goy (ruim ten zuiden van de route), werd een villa gevonden met dikke funderingen en pleisterwerk. De Achterdijk zelf leidt naar Werkhoven, waarna je de Hollendewagenweg volgen moet. Aan deze weg moet een grote nederzetting hebben gelegen met mogelijke steenbouw. Al in 1839 en 1844 zijn hier grafresten gevonden bij de Zure Maat, waarvan de exacte locatie helaas verloren gegaan is. Zo’n opvallende grafpijler met fraaie decoraties maakt des te duidelijker dat de Limesweg hier gelopen zal hebben en dat er een nederzetting van belang in de buurt kan hebben gestaan: zo’n monument stond niet zomaar ergens! Nog wat verderop ligt Cothen, waar in 1972 resten van een mogelijk Romeins schip gevonden zijn, vlak aan de Kromme Rijn en dus ten noorden van de Limesweg. Een stukje ten zuiden van de weg vinden we de stenen villa van Cothen-De Zemelen, die 9 bij 30 meter in omtrek moet zijn geweest. Tussen Cothen en de Limesweg moet een grote nederzetting hebben gestaan. Hier zijn munten, mantelspelden, spijkers, slingerkogels en zelfs een oorbel gevonden.

Inheemse nederzettingen bestonden oorspronkelijk vooral uit boerderijen, zoals de IJzertijdboerderij in Dongen. Andere onderdelen waren spiekers (zoals hier links te zien) voor de opslag van voedsel, en werkplaatsen.
Inheemse nederzettingen bestonden oorspronkelijk vooral uit boerderijen, zoals de IJzertijdboerderij in Dongen. Andere onderdelen waren spiekers (zoals hier links te zien) voor de opslag van voedsel, en werkplaatsen.

Zo landen we uiteindelijk aan bij Wijk bij Duurstede, waar de Lek zich van de Rijn afsplitst. De Kromme Rijn mag nu een smal slootje lijken vergeleken bij de Lek, maar we moeten niet vergeten dat de Lek in de Romeinse tijd nog geen hoofdstroom van de rivier was, zodat de Rijn aardig breder zal zijn geweest. De splitsing zal de plaats erg strategisch gemaakt hebben, zowel militair als economisch (het is niet voor niets dat Dorestad in de Vroege Middeleeuwen tot één van Europa’s belangrijkste handelssteden uitgroeide). Dat blijkt bijvoorbeeld uit de inheemse nederzetting van Wijk bij Duurstede-De Geer, die opvallend welvarend lijkt gezien het kostbare aardewerk en de bronzen haarspelden die er gevonden zijn. De nederzetting had vermoedelijk een centraal gebouw omringd door boerderijen. Wallen en palissaden beschermden de nederzetting tegen overstromingen uit het omringende, lager gelegen land. Wijk bij Duurstede bevat nog wel meer nederzettingen, soms met bijbehorende grafvelden. De woonwijk De Horden bevatte een grote nederzetting die al sinds de bronstijd bewoond moet zijn geweest. Tussen al het inheemse aardewerk bevonden zich ook wat Romeinse producten en zelfs wat militaire spullen. In de loop van de tweede eeuw werden de nederzettingen van De Horden en De Geer opgenomen in een grote verkaveling, zodat de landbouw een meer Romeins systeem ging volgen.

Eén van de helmen uit Rijswijk, waarschijnlijk uit een grafveld dat bij het castellum of de nabijgelegen vicus hoorde.
Eén van de helmen uit Rijswijk, waarschijnlijk uit een grafveld dat bij het castellum of de nabijgelegen vicus hoorde.

De ligging van Wijk bij Duurstede maakt het aannemelijk dat er zich in de omgeving een castellum bevond, maar dat is tot op heden niet teruggevonden. Als het bestaan heeft, lag het fort mogelijk bij Rijswijk, aan de overzijde van de Lek (niet te verwarren met Rijswijk in Zuid-Holland). Een gevonden stempel van Cohors I Thracum equitata, een ruitereenheid uit Bulgarije, doet dit vermoeden. Er zijn echter ook aanwijzingen over de aanwezigheid van het Cohors civium Romanorum, een cohort Romeinse staatsburgers, wat uit een teruggevonden helm blijkt. De teruggevonden namen van manschappen zijn bovendien zo duidelijk Romeins dat het hier vast en zeker om Romeinse burgers gaat. De meeste vondsten zijn gedaan bij kleiwinning voor steenfabriek De Roodvoet. Zowel in 1950 als in 2011 is er Romeins hout teruggevonden, waarbij het om beschoeiing van de oever of de weg zou kunnen gaan. Hoewel het fort dus nog steeds niet honderd procent is aangetoond, zijn de vermoedens erover sterk. Het fort is vermoedelijk na de Bataafse opstand aangelegd, toen de Rijngrens ten oosten van Fectio meer riskant geacht werd. Het fort is vermoedelijk na de Romeinse tijd in gebruik gebleven, zodat hier het tolpunt van Dorestad ontstond.

In het pittoreske Museum Dorestad zijn vondsten uit de omgeving van verschillende periodes te zien. Sommige kun je als voorbijganger op straat al bekijken!
In het pittoreske Museum Dorestad zijn vondsten uit de omgeving van verschillende periodes te zien. Sommige kun je als voorbijganger op straat al bekijken!

De naam van het castellum bij Rijswijk in Gelderland blijft onduidelijk. Lange tijd is de naam Levefanum hieraan toegeschreven omdat dit op de Peutinger Kaart het eerste fort ten oosten van “Fletio” is. De cijfers op de kaart impliceerden een afstand van 8 mijlen, meende men, maar nieuwer onderzoek wijst uit dat men naar het verkeerde cijfer keek en de afstand tussen Fletio en Levefanum veel groter zou moeten zijn. Levefanum is dus vast en zeker niet de naam van castellum Rijswijk. Hoe dit wel heette zal de tijd ons moeten leren…

Traiectum: de Romeinen in hartje Utrecht

UtrechIn onze reeks van Romeinse plaatsen zijn we al trekkend langs de Rijn bij Utrecht aangekomen. De Rijn maakte hier in de Romeinse tijd een aantal zeer grote bochten, zodat de castella soms een end bij de redelijk recht aangelegde hoofdweg vandaan liggen en via zijwegen te bereiken waren. Dat was niet zonder reden, want het was wel zo wijs om deze forten op strategische plekken neer te zetten. Dat gold ook voor Traiectum, dat ongeveer drie kilometer ten noorden van de weg lag. De naam Traiectum duidt namelijk op een ondiepe, doorwaadbare plaats in de rivier: een voorde of trecht, een oversteekplaats die dus maar beter goed bewaakt kon worden. Hoewel de voorde tot op heden niet terecht is, weten we wel waar Traiectum zelf lag: op de plek van het tegenwoordige Domplein. Gelijk met de nabijgelegen Zadelstraat liep de westelijke weg van uit het castellum richting de hoofdweg.

De Romeinse nederzetting in Archeon stelt een vicus voor: een plaats zonder stadsrechten of nabij legerkamp. Het badhuis en de tempel (beide gebaseerd op vondsten uit plaatsen zonder stadsrecht) geven wel aan wat voor proporties zo'n plaatsje kon aannemen.
Traiectum wordt vanwege de locatie aan de Rijn soms Traiectum ad Rhenum genoemd, wellicht ter onderscheid van plaatsen met soortgelijke namen. In de wetenschap spreekt men liever van Traiectum. In Archeon is Traiectum ad Rhenum de naam van de denkbeeldige Gallo-Romeinse vicus.

Opvallend genoeg komt Traiectum op de Peutingerkaart niet voor. Van de andere kant is het echter vrij duidelijk dat deze kaart onvolledig is, want er zijn in het westen van Nederland meerdere castella teruggevonden die ook niet op de kaart vermeld staan. Waarom deze forten onvermeld zijn gebleven is onduidelijk, maar afgezien van gebrekkige kennis van de oorspronkelijke tekenaar zijn er ook andere theorieën geopperd, zoals de afwijkende positie ten opzichte van de Limesweg of het feit dat het verderop gelegen Fectio, waar Traiectum relatief dichtbij ligt, nu eenmaal belangrijker was. De Itinerarium Antonini, een Romeinse reisgids uit de 3e en 4e eeuw, vermeld Traiectum echter wel degelijk, tussen Mannaricium en Albanianae.

De Domunder in Utrecht. Wie deze geheimzinnige toegang binnengaat kan de brandlaag van castellum Traiectum zien!
De Domunder in Utrecht. Wie deze geheimzinnige toegang binnengaat kan de brandlaag van castellum Traiectum zien!

Zoals de meeste Limesforten in Nederland is Traiectum waarschijnlijk gebouwd in de jaren 40 van de eerste eeuw. Lang is men ervan uitgegaan dat veel forten aan de Oude Rijn door gouverneur Corbulo zijn gebouwd, maar tegenwoordig lijkt het erop dat veel forten al een paar jaar eerder op last van keizer Caligula uit de grond zijn gestampt. Traiectum was in eerste instantie een houten bouwwerk met een aarden wal. De tweede bouwfase volgde relatief snel, want de dikke brandlaag aan deze bouwfase maakt het waarschijnlijk dat deze versie van het castellum verwoest is tijdens de Bataafse opstand in 69 na Chr.

De omtrek van het castellum word rondom het Domplein keurig aangegeven.
De omtrek van het castellum word rondom het Domplein keurig aangegeven.

Na de opstand werd het castellum herbouwd en enkele decennia later, rond het begin van de tweede eeuw, volgde een vierde bouwfase in hout. De bouwfase waarin de houten muren door tufsteen werden vervangen, werd waarschijnlijk rond 200 na Chr. voltooid. Daarbij werd het castellum tevens ietsje uitgebreid richting het noorden, zodat de wal daar verlegd moest worden en de doorgaans zo rechthoekige plattegrond van het fort meer vierkant werd. Voor die tijd was het fort 88 bij 145 meter, nu werd het 124 bij 152 meter. Bij al deze verschillende bouwfasen was er ook sprake van ophoging van het terrein, nadat zich een overstroming had voorgedaan. Terwijl het terrein rondom het fort van oorsprong 60 tot 90 cm boven NAP lag, kwam het terrein van het fort op den duur 1,80 boven NAP uit door alle ophogingen.

Een Romeins bezoekje aan het Universiteitsmuseum.
Een Romeins bezoekje aan het Universiteitsmuseum.

Traiectum werd vanaf 88 na Chr. bemand door een cohort van 500 soldaten. Uit inscripties op dakpannen blijkt dat de cohors II Hispanorum peditata er in deze periode gezeten heeft. Het grafveld dat 600 meter ten zuidwesten van het castellum lag werd waarschijnlijk vooral door de bewoners uit de eerste bouwfase gebruikt. Ten oosten en westen van het fort, op de oeverwal, stonden de vici, die door enkele honderden mensen bewoond werden. De oostelijke vicus was het oudst en ontstond vermoedelijk al in de eerste bouwfase: deze vicus ligt ter hoogte van de Pieterskerk. De westelijke vicus, bij de Buurkerk, is wat later ontstaan. De vici werden grotendeels verlaten toen ook Cohors II uit Traiectum vertrok: dit gebeurde rond 270, toen de Limes ineenstortte na de herovering door keizer Aurelianus. Toch is er wel degelijk bewijs dat het fort in de vierde eeuw nog functioneerde en dat er zelfs in de vijfde eeuw nog sprake was bewoning binnen de muren. Daar moet bij gezegd worden dat het onduidelijk is of het hier om soldaten of burgers gaat. De naam Traiectum werd op toepasselijke wijze omgezet in burcht Trecht.

De Limesweg weergegeven aan de Duurstedelaan.
De Limesweg weergegeven aan de Duurstedelaan.

Op en om het Domplein zijn de omtrekken van Traiectum nog gezien: ze zijn weergegeven in het plaveisel en kunnen ’s nachts oplichten. In de DOMunder wordt de bezoeker op rondleiding onder het plein meegenomen, waar tal van bodemschatten, zoals de brandlaag van het castellum uit de opstand, te bekijken zijn. Ook het Centraal Museum toont Romeinse vondsten. Een heel stuk zuidelijker in Utrecht, aan de Duurstedelaan, is bij een basisschool de loop van de Limesweg aangegeven. Vanuit de straat loopt de weg, aangegeven met mozaïekstenen, oostwaarts door de Brede School heen. Die weg zullen wij vervolgen naar de volgende plaats.