De Lex Publilia Voleronis: consuls contra volkstribunen (473 v. Chr.)

ditDe executie van Cassius Viscellinus in 485 v. Chr. bracht geen grote verandering in Rome teweeg. Rome bleef een stadstaat die regelmatig in oorlog verkeerde met naburige stammen en steden, terwijl onderling de patriciërs en plebejers met elkaar bleven botsen. De Fabische Oorlogen hadden Rome voorlopig de strijd met Veii doen weerstaan, maar was in 476 in een groot bloedbad onder de Fabii geëindigd. Consul Titus Menenius Lanatus was er niet in geslaagd tijdig in te grijpen, ondanks dat hij dat gezien de positie van zijn troepen gemakkelijk had kunnen doen. De strijd had er zo slecht voor gestaan dat Menenius bij Rome verslagen was door de Veientes en dat zijn collega Pulvillus er nog nét in was geslaagd om hen weer van de Janiculum te verdrijven. Het leidde echter ook tot een vervolging. Zodra Menenius’ ambtstermijn erop zat werd hij door de Volkstribunen voor het gerecht gesleept wegens zijn slechte militaire prestaties in het algemeen en het bloedbad onder de Fabii in het bijzonder. Volgens Livius speelde Menenius’ weerstand tegen de agrarische hervormingen van Viscellinus echter ook een rol.

De meeste openbare processen vonden in de Republiek gewoon op het Forum plaats. (De meeste ruïnes die daar nu staan zijn uit de Keizertijd, dus vele eeuwen later)
De meeste openbare processen vonden in de Republiek gewoon op het Forum plaats. (De meeste ruïnes die daar nu staan zijn uit de Keizertijd, dus vele eeuwen later)

Menenius kwam er juridisch gezien goed vanaf. De goede naam van zijn vader, die na de eerste Secessio Plebis (afscheiding der plebejers) patriciaat en plebs verzoend had, hielp waarschijnlijk in zijn voordeel. In plaats van de doodstraf of verbanning kreeg Menenius een boete van 2000 as. Let wel, een juridisch milde straf woog blijkbaar niet op tegen de persoonlijke vernedering. Volgens Livius stierf Menenius al snel, ziek van ellende. (Cassius Dio vertelt overigens een zeer andere versie van het verhaal waarin Menenius wel degelijk ter dood veroordeeld werd.) De zaak van Menenius mag dan een detail in de Romeinse geschiedenis lijken, maar het is wel tekenend voor de klassenstrijd in de Vroege Republiek. De landbouwhervormingen waar het plebs zo hard om riep gaf zoveel spanning dat er meerdere politici om werden aangeklaagd. De consuls van 474 werden na hun aftreden ook al voor het gerecht gedaagd omdat zij de landbouwwet van Viscellinus gehinderd zouden hebben. Net als bij Menenius werd de aanklacht gevoerd door volkstribuun Gnaeus Genucius, die meerdere malen op fanatieke wijze de consuls ter verantwoording trachtte te roepen langs gerechtelijke weg. Want ook consul Spurius Servilius, uit 476, was door hem aangeklaagd na een roekeloze aanval op de Veientes, die ook alleen door ingrijpen van zijn collega Aulus Verginius niet op een verpletterende nederlaag was uitgelopen.

De beroemdste drager van de zwarte toga pulla was Cato de Jongere, die hiermee in de 1e eeuw v. Chr. toonde dat hij rouwde om de in zijn ogen gestorven Republikeinse idealen.
De beroemdste drager van de zwarte toga pulla was Cato de Jongere (hier in de tv-serie Rome gespeeld door Karl Johnson), die hiermee in de 1e eeuw v. Chr. toonde dat hij rouwde om de in zijn ogen gestorven Republikeinse idealen.

Toen in 473 de nieuwe consuls aantraden, kleedden hun voorgangers Servilius en Verginius zich alsof zij in de rouw waren, in verfomfaaide zwarte toga, ongeschoren en haar in de war. Kanttekening hierbij is dat de rouwstijl ook vaak gedragen werd door beklaagden, die hiermee hun ellende toonden. De oud-consuls liepen nu jammerend door de straten, bewerend dat consul worden niets anders was dan jezelf blootstellen aan de tirannie van de volkstribunen. Blijkbaar had dit de nieuwe consuls er niet van weerhouden hun ambt op zich te nemen. De eerste, Vopiscus Julius Iulus, kwam dan ook uit een familie met reputatie: zijn broer Gaius was consul geweest in 482 v. Chr. en mogelijk was zijn vader (die ook Gaius heette) dezelfde als de consul uit 489 v. Chr. De andere, Lucius Aemilius Mamercinus, was al tweemaal consul geweest en volgens Livius had hij destijds samen met de Senaat getracht de macht van de tribunen in te perken, wat wel duidelijk maakt dat hij wel wat gewend was. Op de morgen van het proces gebeurde er echter iets totaal onverwachts: Gnaeus Genucius werd dood aangetroffen in zijn huis. De zo fanatieke volkstribuun was vermoord. De overgebleven tribunen schrokken hier zo van dat geen van hen de rol van aanklager over wilde nemen. Servilius en Verginius ontkwamen zo aan de vervolging. De patricische Senaat lachte in zijn vuistje en gaf vol goede moed het bevel tot lichting van de troepen. Nou ja, goede moed… Eerder overmoed. De gemoederen onder het volk waren door het drama natuurlijk flink opgelopen. Zeker toen de consuls, die onmiddellijk troepen begonnen te lichten, op strenge wijze te werk gingen.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
De verschillende vermogensklassen van het Romeinse leger verschilden in de 5e eeuw v. Chr. sterk van uitrusting.

Het Romeinse leger van de Vroege Republiek werkte nog met een dienstplicht: iedere man van 16 tot 46 jaar oud kon worden opgeroepen. Er waren vier legioenen, twee voor elke consul, wat destijds een totaal aantal soldaten gaf van 3000 à 4000 man infanterie en 300 man cavalerie. De legioenen werden volgens Livius nog opgesteld als een Griekse falanx, een starre muur van speren. Patriciërs dienden dan vanwege hun grotere draagkracht in de cavalerie (waaruit uiteindelijk de Romeinse ridderklasse zou ontstaan) en plebejers met voldoende vermogen werden opgeroepen voor de infanterie. De infanterie werd dan weer opgedeeld in vijf adsidui of vermogensklassen. De eersteklas-legionairs waren het rijkst en droegen een zwaar pantser met een lange lans, als in de stijl van een Griekse of Etruskische hopliet, zodat zij dus vooraan stonden in de falanx. De tweede klasse droegen ongeveer dezelfde uitrusting minus borstpantser, terwijl de derde en vierde het meer moesten hebben van een lichte wapenrusting met een werpspeer en stootlans. De vijfde klasse, de armsten, had een zeer beperkte uitrusting waarbij de voornaamste bewapening de slinger was. Zij konden voor het leger uitlopen om te provoceren en zo de manoeuvres van het legioen te verhullen. Bij dit alles moet worden gezegd dat dienstplicht werd gezien als een vanzelfsprekende plicht aan de staat. Wie totaal bezitsloos was werd vrijgesteld van militaire dienst, tenzij in geval van uiterste nood. Verder werden alle soldaten geacht zij aan zij te vechten, ongeacht leeftijd of dienstjaren, met uitzondering van de meest ervaren troepen die achterbleven om de stad te bewaken.

Komische afbeelding van de arrestatie van Publilius, hier afgebeeld in een 19e-eeuws officiersuniform en een leeuwenvacht.
Komische afbeelding van de arrestatie van Publilius, hier afgebeeld in een 19e-eeuws officiersuniform en een leeuwenvacht.

Wat de zaak bij de lichting van 473 v. Chr. deed escaleren was de oproep aan ene Volero Publilius om als gewoon soldaat dienst te nemen. Dat dit bij hem in het verkeerde keelgat schoot lijkt in contrast met bovenstaande visie op de dienstplicht, maar wordt al begrijpelijker als men bedenkt dat Publilius eerder als centurio had gediend en er dus niet op zat te wachten om weer helemaal “opnieuw” te beginnen. De consuls stuurden hierop één van hun lictoren om Publilius te arresteren, zodat hij op het Forum voor hen gebracht werd. Publilius trachtte in beroep te gaan tegen zijn arrestatie en riep de volkstribunen op om hem te verdedigen. De tribunen durfden echter niet in te grijpen, uit angst dat het hen net zo als Genucius zou vergaan. Maar toen bleek het aanwezige volk achter de arrestant te staan: een boze menigte slaagde erin om Publilius aan de greep van de lictoren te ontworstelen. De consuls begrepen dat ze in een lastig parket zaten: ze hadden alleen hun 24 lictoren ter bescherming, terwijl enkele van hen nu al bont en blauw gemept waren door de menigte. Bovendien waren al deze lictoren plebejers!

De twee consuls kwamen tijdens de Republiek het dichtst bij een staatshoofd. In de Oudheid kwamen wel meer staten voor met twee mannen aan het hoofd.
De lictoren dienden in de Romeinse republiek als lijfwacht van hoge magistraten. Ze konden ook worden uitgestuurd voor arrestaties en waren soms bevoegd om te doden.

Aemilius en Vopiscius konden niet anders dan zich wijselijk uit de voeten maken en zich voorlopig even schuilhouden in het Senaatsgebouw. Daar werd al snel druk gediscussieerd over hoe dit oproer op te lossen. De meest aristocratische senatoren pleitten voor een hard ingrijpen, hetgeen echter door minder heethoofdige collega’s verworpen werd. Uiteindelijk kalmeerde de situatie buiten en kon men het gebouw veilig verlaten. De rest van het jaar maakten Aemilius en Vopiscius hun consulaat door in een ongemakkelijke sfeer, vergelijkbaar met een gespannen wapenstilstand. Op het einde van datzelfde jaar werd er een nieuwe volkstribuun verkozen: niemand minder dan Publilius! Als nieuwe held van het plebs deed hij er alles aan om er een wet door te drukken waarmee het Concilium Plebis, waarop de volkstribunen en -aedielen werden verkozen, voortaan zou worden verdeeld in tribi (stammen) in plaats van curiae (districten), zodat de vergadering minder afhankelijk werd van patricische invloed.

Het staatsbestel van de Republiek. Naarmate de tijd verstreek werd het steeds complexer.
Het staatsbestel van de Republiek bevatte verschillende vergaderingen die verschillende magistraten verkozen. De volkstribunen en volksaedielen werden verkozen door een vergadering waar officieel alleen plebejers zitting in hadden, maar door het patronagesysteem hadden de patriciërs er alsnog invloed op.

De vergaderingen waarop het wetsvoorstel van Publilius besproken werden veranderden meer en meer in schreeuwpartijen. De elite was allerminst gecharmeerd van het hele plan, omdat haar invloed er sterk van achteruit zou gaan. Toen in 471 v. Chr. nieuwe consuls benoemd werden, was Appius Claudius Sabinus dan ook de havik die door de Senaat verkozen was om het wetsvoorstel te bevechten. Zijn collega, Titus Quinctius Barbatus, was meer een duif, die de rol van een bemiddelaar trachtte te spelen. Dat was maar goed ook, want uiteindelijk kwam het tot een hevige confrontatie. Toen Publilius’ collega Gaius Laetorius probeerde om Appius afgezet te krijgen vóór er over het wetsvoorstel gestemd zou worden, reageerde Appius met het bevel Laetorius te arresteren. Het resultaat was dat de gemoederen op het Forum zo hoog opliepen dat er bijna een rel uitbrak. Quinctius slaagde er in elk geval in de gemoederen van het volk wat meer tot bedaren te brengen, terwijl hij Appius door een groep senatoren de Curia Hostilia, het Senaatsgebouw, in liet sleuren. Nadat de menigte wat gekalmeerd was spoorde Quinctius de Senaat aan om het volk niet langer te tarten. Ze wilden de staat toch zeker niet in gevaar brengen?

Slinger
De slinger, het wapen van de armste vermogensklasse in de Vroege Republiek (en dus ook van veel plebejers op het slagveld)

Aldus geschiedde en werd de Lex Publilia Voleronis aangenomen. Voortaan waren de volkstribunen een stuk onafhankelijker van Senaat en patriciaat. De plebejers waren een stap dichter bij hun emancipatie en daardoor waren de gemoederen voorlopig gesust. Net op tijd. De Volsci en de Aequi hadden het nieuws over de onrust gehoord en roken hun kans om het Romeinse grondgebied aan te vallen. Opnieuw bleek het verschil in het beleid van de consuls: waar Quinctius’ troepen gehoorzaam waren en hij de Aequi met succes bestreed, had Appius in zijn strijd met de Volsci moeite om de orde in zijn leger te handhaven. De hardvochtige Appius paste decimatie toe: één op de tien soldaten werd uitgeloot om door de negen anderen gedood te worden. Quinctius keerde terug met een loyaal leger en had zelfs de buit onder zijn mannen verdeeld. Hij zou nog vijf keer consul worden. Appius niet één keer meer.

De Fabische Oorlog (483-476 v. Chr.)

oorlogIn 483 v. Chr. brak er opnieuw oorlog uit met Veii. Deze stad, die slechts op een kilometer of 18 ten noorden van Rome lag, was ontstaan in de 9e of 8e eeuw v. Chr. en gold op den duur als het centrum van de Etruskische cultuur met 100.000 inwoners. Veii was volgens Livius en andere Romeinse historici al vaker in conflict met Rome geweest: koning Romulus versloeg de Veientes al, evenals koning Tullus Hostilius. Veii streed later ook voor de zaak van de verbannen koning Tarquinius Superbus, waarbij Rome het even flink benauwd had gekregen. Geen wonder, want Veii was de rijkste en machtigste stad van de Etruskische Bond.

Het vroege Rome, omringd door stammen als de Latijnen, Sabijnen, Etrusken en Aequi. Veii ligt tamelijk dichtbij en was een geducht rivaal.
Het vroege Rome, omringd door stammen als de Latijnen, Sabijnen, Etrusken en Aequi. Veii ligt tamelijk dichtbij en was een geducht rivaal.

Toen de oorlog in 483 v. Chr. uitbrak, concentreerden de Romeinen zich er in eerste instantie nauwelijks op. Volgens Livius kwam dit omdat Rome inmiddels flink in kracht gegroeid was en dus erg zelfverzekerd was, maar ook omdat er ondertussen interne problemen waren die eigenlijk belangrijker werden gevonden. De Romeinse standenstrijd was namelijk nog verre van bekoeld. In 485 v. Chr. had consul Quintus Fabius Vibulanus namelijk de woede van het plebs opgewekt door zijn oorlogsbuit niet te schenken aan het Aerarium, de schatkist, maar aan het publicum, een soortgelijk instituut dat (om niet geheel duidelijke redenen) erg impopulair was bij het gewone volk. De verkiezing van Quintus’ broer Caeso voor het consulaat in 484 v. Chr. had de gemoederen nog verder opgestookt. Toen Caeso in 481 v. Chr. opnieuw consul werd en de Aequi bevocht, weigerde zijn leger dan ook om de vijand te achtervolgen. Deze spanningen maakten de kans op een overwinning er niet zekerder op.

Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd.
Romeinse soldaten in de 5e eeuw v. Chr. hadden nog zeer andere uitrustingen dan die in de vroege keizertijd. Toch zagen de officieren er fraai uit.

Toen de Veientes het jaar daarop het Romeinse grondgebied binnenvielen en het platteland plunderden, moesten de Romeinen echter wel in actie komen. Mogelijk had men toch wat te lang gewacht: in 481 v. Chr. begon het erop te lijken dat Rome belegerd zou gaan worden! De Romeinen reageerden door een nieuwe consul te benoemen, namelijk Spurius Furius Medullinus. Hij kreeg de taak om de Veiische agressie te bestrijden. Toch vielen er volgens Livius weinig noemenswaardige incidenten in dat jaar. Het jaar daarop, in 480 v. Chr., ging het echter flink mis! De volkstribunen probeerden voor de zoveelste maal hun bevoegdheden uitgebreid te krijgen en werden hierin opnieuw door de Senaat gedwarsboomd. Dit gaf enorme interne spanningen en chaos, waarop de Veientes weer flink werden en met steun van Etruskische bondgenoten te velde trokken om de Romeinse legermacht voor eens en altijd te breken. In de tussentijd waren er twee nieuwe consuls verkozen: Marcus Fabius Vibulanus en Gnaeus Manlius Cincinnatus. Beide heren waren bekwame commandanten, maar wisten ook dat hun legioenen de afgelopen paar jaar slechte discipline hadden getoond. Het gevecht werd dan ook zo lang mogelijk uitgesteld, maar door herhaaldelijke Veiische provocaties was dit natuurlijk niet eeuwig vol te houden. Fabius selecteerde hierop de soldaten die het meest stonden te popelen om Veii te bevechten en liet hen zweren om als overwinnaars terug te keren. Een centurio genaamd Marcus Flavoleius zwoer luidkeels op de woede van Jupiter en Mars Gradivus, waarna de anderen zijn voorbeeld volgden.

Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.
Etruskische helm. Mogelijk werd het Romeinse leger in de eerste eeuwen sterk door omringende volkeren zoals de Etrusken beïnvloed.

Zo troffen de Romeinse en Etruskische legers elkaar en begonnen een vurige slag. Quintus Fabius sneuvelde in de slag, wat de strijdlust van de Romeinse troepen alleen maar versterkte. Dit kwam ook omdat Marcus Fabius en zijn andere broer, Caeso, over het lichaam van hun gevallen broer heen sprongen en de troepen bleven aansporen. De andere vleugel van het leger werd ondertussen geleid door Manlius, die gedwongen werd om zichzelf van het veld te verwijderen nadat hij ernstig gewond raakte. Dit gaf het moreel van zijn mannen een gevoelige klap, waarop er chaos en paniek dreigde te ontstaan en het legioen van Manlius dus werd teruggedreven. Maar Fabius haastte zich met spoed naar de soldaten toe. Hij spoorde hen aan en verzekerde hen ervan dat hun consul niet dood was.  Manlius slaagde erin zich alsnog aan zijn troepen te tonen en hen zo te kalmeren.

De eenvoudige soldaat uit de Fabische oorlog droeg geen pluimen of versieringen, maar een simpel licht pantser en een gemakkelijke helm.
De eenvoudige soldaat uit de Fabische oorlog droeg geen pluimen of versieringen, maar een simpel licht pantser en een gemakkelijke helm.

De slag nam een hele andere wending toen het Romeinse leger een adempauze hield. De Etrusken maakten hier handig gebruik van door het kamp van de Romeinen aan te vallen. De achtergebleven reservetroepen waren geen partij, zodat de vijand het kamp wist in te nemen. Vanzelfsprekend duurde het niet lang voor de consuls van de aanval hoorden. Manlius kwam in actie en liet zijn manschappen alle uitgangen van het kamp blokkeren, zodat de Etrusken ingesloten werden. De Etrusken waren echter niet voor één gat te vangen en concentreerden hun uitbraak op de plek waar Manlius zich gepositioneerd had. De consul sneuvelde, tot grote wanhoop van zijn soldaten. Eén van zijn officieren greep echter op slimme wijze in: hij liet het lichaam van de gevallen Manlius verwijderen en de weg vrijmaken voor de Etrusken, zodat deze met zo min mogelijk verder bloedvergieten uit het kamp konden breken. Terwijl het Etruskische leger wegvluchtte stuitte het echter op het legioen van Marcus Fabius, die de vijand in de pan hakte. De Senaat bood Fabius een triomftocht aan. Hij weigerde echter: het verlies van zowel zijn broer als zijn collega woog hem daarvoor te zwaar. Hij hield een toespraak toen Quintus en Manlius ter aarde besteld werden. De gewonde manschappen werden voor verzorging ondergebracht in de patricische huizen, waar immers genoeg ruimte en middelen waren. Een slimme zet, waardoor de Fabii sterk aan populariteit onder de plebejers wonnen.

Veii moet een indrukwekkende stad zijn geweest, maar vandaag de dag is het enkel nog een ruïne.
Veii moet een indrukwekkende stad zijn geweest, maar vandaag de dag is het enkel nog een ruïne.

De oorlog was hiermee nog niet ten einde. In 479 v. Chr. werd Caeso Fabius opnieuw consul, samen met Titus Verginius Tricostus Rutilus. Terwijl de oorlog met Veii nog aan de gang was, werd het Romeinse platteland vanuit het noordoosten belaagd door de Aequi. De strijdkrachten moesten dus verdeeld worden en terwijl Fabius zich op de Aequi richtte, kreeg Verginius de taak om de Veientes te bevechten. Verginius bleek echter overmoedig: hij rukte veel te haastig op en drong te ver in het vijandelijk gebied door, zodat de Etrusken achterlangs konden om zijn leger in de rug aan te vallen. Caeso moest, nadat hij de Aequi verslagen had, een race tegen de klok houden om zijn collega te komen ontzetten. Dat lukte hem uiteindelijk. De campagne van Verginius was hiermee echter een fiasco geworden en het einde van de oorlog leek nog lang niet nabij.

De confrontatie bij Cremera had ernstige gevolgen voor het Fabische Huis.
De confrontatie bij Cremera had ernstige gevolgen voor het Fabische Huis. (De naam Fabius duidt op de faba, oftewel boon.)

Caeso, Marcus en de andere leden van het Fabische Huis begrepen dat er meer nodig was om Senaat en volk achter hen te krijgen. De Fabii hadden nu eenmaal te vaak de macht van de volkstribunen beknot. Caeso’s voorstel voor een nieuwe agrarische wet, eerder dat jaar, was een goede poging om de verhouding met de plebejers te lijmen, maar was door de Senaat geblokkeerd. Nu besloot de familie een grote gok te nemen en stelde aan de Senaat voor om alle lasten en verantwoordelijkheden voor de oorlog op zich te nemen, wat de naam ervan verklaart: Fabische oorlog. De Senaat ging uiteindelijk akkoord en heel Rome roemde de namen van het Fabische Huis. De Fabii verzamelden al hun volwassen mannen, volgens Livius wel 306! Zo trokken ze naar het vijandelijk grondgebied. Bij Cremera werd, op provocerende wijze, een kamp opgezet. De aanvallen vanuit Veii konden van hieruit beperkt worden. Het was een kwestie van tijd voordat Veii met een grote aanval zou reageren. Dat gebeurde tenslotte in 478 v. Chr. Maar de Fabii stonden niet alleen: een leger, geleid door de consul Lucius Aemilius Mamercus (de vroegere mede-consul van Caeso) kwam te hulp. De Veientes zagen zich gedwongen tot onderhandelingen en vroegen om een wapenstilstand. Die werd echter in het volgende jaar alweer verbroken.

De cunium of wig-formatie (hier uitgevoerd door Legio II Augusta, die Vroeg-keizerlijke soldaten voorstellen) is zo effectief voor het doorbreken van vijandelijke linies, dat zelfs de moderne ME hem nog toepast.
De cunium of wig-formatie (hier uitgevoerd door Legio II Augusta, die Vroeg-keizerlijke soldaten voorstellen) is zo effectief voor het doorbreken van vijandelijke linies, dat zelfs de moderne ME hem nog toepast.

De nieuwe Veiische aanvallen werden elke keer met succes afgeslagen door de Fabii, die uiteindelijk de smaak te pakken kregen en het Veiische grondgebied binnenvielen. Dat bleek een valstrik. Toen de Romeinen hun fort hadden verlaten werden ze plotseling omsingeld door een groot Etruskisch leger. Maar de strijd was nog niet verloren: met behulp van de wig-formatie braken de Fabii door de Etruskische gelederen en konden zo een heuvel bereiken. Van daaruit konden zij de vijand tegenhouden… tot zij in de rug werden aangevallen. Alle mannelijke Fabii kwamen om in de slag bij Cremera. De enige uitzondering was Marcus’ zoon, Quintus, die te jong was geweest om aan de oorlog deel te nemen. Hij zou jaren later nog consul worden. De Veientes rukten op naar Rome, versloegen het consulaire leger en bezetten de Janiculum. Pas het jaar daarna werden zij verslagen en verdreven.

Cassius Viscellinus: anti-held van het plebs (485 v. Chr.)

tarpeian-rock-romeOok na de Secessio Plebis waren de spanningen tussen patriciërs en plebejers nog lang niet van de lucht in de jonge Romeinse Republiek. Een voornaam Romeins staatsman die de positie der plebejers trachtte te bevorderen was Spurius Cassius Vecellinus. Maar zijn geschiedenis bewijst dat je in een dergelijke strijd ook je hand kunt overspelen.

Wanneer Vecellinus (of Viscellinus) geboren is, is onbekend, maar volgens sommige versies van het verhaal zou dit rond 540 of 535 v. Chr. geweest kunnen zijn. Zijn vader en grootvader hadden dezelfde voornaam en Vecellinus zou ook drie zoons hebben nagelaten. De Cassii Vecellini zouden patriciërs zijn geweest, al waren latere leden van het huis allen plebejers, wat de vraag opwerpt of Vecellinus’ zoons wellicht uit het patriciaat verstoten werden of het vrijwillig afzwoeren. Uit onderstaande geschiedenis worden beide mogelijkheden erg begrijpelijk.

Rome lag aan de noordkant van het Latijnse stamgebied. Ten zuidoosten daarvan woonden de Volsci.
Het vroege Rome werd omringd door Sabijnen, Latijnen, Hernici en Volsci, met welke Vecellinus het allemaal aan de stok kreeg.

Vecellinus kwam uit een voorname familie en slaagde erin om carrière te maken in de Republiek. In 502 v. Chr. werd hij voor het eerst consul en kreeg de taak om de oorlog tegen de Sabijnen te leiden. Hij bracht hen bij Cures een grote nederlaag toe, waarop het vredesverdrag Rome veel land opleverde en Vecellinus een triomftocht kreeg. Toen in 501 v. Chr. er voor het eerst een dictator benoemd werd in de persoon van Titus Lartius Flavus, maakte deze Vecellinus tot zijn onderbevelhebber. Vecellinus werd opnieuw consul in 493 v. Chr., tijdens de Secessio Plebis. Om Rome veilig te stellen in dit tumult bekrachtigde Vecellinus dan ook een verdrag met de Latijnen. Dat was opvallend, want in de eerdere oorlogen met de Latijnen was hij een fel voorstander van meedogenloze afstraffing van de verslagen vijand. Het verdrag heette dan ook de Foedus Cassianum, naar de familienaam van Vecellinus. In 486 v. Chr. werd Vecellinus voor de derde keer consul en opnieuw marcheerde hij de oorlog in, ditmaal tegen de Volsci en de Hernici. Toen de stammen om vrede vroegen, wist hij op slinkse wijze een bondgenootschap tussen Rome en de Hernici tot stand te krijgen. De Hernici stonden volgens Livius twee derde van hun land af, al is dit zo gul dat het misschien waarschijnlijker is dat de Volsci, Hernici en Romeinen hun veroverde land eerlijk in drieën verdeelden. Het verdrag zou een eeuw stand houden en leverde Vecellinus een tweede triomf op.

Cassius Vecellinus wilde met zijn wet de ontplooiing van de patriciërs enigszins beperken ten gunste van de plebejers. Dat kwam hem duur te staan.
Cassius Vecellinus wilde met zijn wet de ontplooiing van de patriciërs enigszins beperken ten gunste van de plebejers. Dat kwam hem duur te staan.

Na zijn triomf stelde Vecellinus de eerste agrarische wet op. Het verworven gebied moest volgens deze lex Cassia agraria worden verdeeld onder de plebejers en Latijnse bondgenoten. Hierbij zou duidelijk worden afgebakend hoeveel van de ager publicus, de staatsgrond, maximaal door patriciërs in bezit genomen mocht worden. Voor veel patriciërs voelde deze wet natuurlijk als een ernstige beperking van hun mogelijkheden, zodat de wet op fel verzet stuitte. Ook Vecellinus’ mede-consul Verginius zag de wet niet zitten. Naarmate de tijd verstreek keerde echter ook het plebs zich steeds meer tegen de wet.

De executie van Spurrius Cassius Vecellinus, uitgebeeld door Domenico Beccafumi, op een fresco in Palazzo Pubblico in Siena. De schilder had duidelijk geen idee van de executiemethode.
De executie van Spurrius Cassius Vecellinus, uitgebeeld door Domenico Beccafumi, op een fresco in Palazzo Pubblico in Siena. De schilder had duidelijk geen idee van de executiemethode.

Toen Vecellinus’ ambtstermijn in 485 afliep werd hij onmiddellijk voor het gerecht gedaagd en veroordeeld. Hij werd ervan beschuldigd dat hij van plan was om uiteindelijk koninklijke macht te verwerven. De precieze manier van berechting was volgens Livius niet duidelijk, maar het is mogelijk dat het om een publiek proces ging, op last van de quaestoren. Het volk zou Vecellinus in deze versie zelf veroordeeld hebben wegens hoogverraad, waarna zijn huis ook gesloopt zou zijn. Livius wijst echter ook op een andere versie, waarbij Vecellinus achter gesloten deuren werd berecht door zijn eigen vader, wat een afhankelijkheid van de patriarch impliceert die onwaarschijnlijk lijkt voor zo’n succesvolle staatsman. In elk geval werd Vecellinus schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Zijn poging om een maatregel ten bate van het gewone volk in te voeren had uiteindelijk het hele volk tegen hem in het harnas gejaagd. Het Romeinse volk was niet klaar voor een staat die zulke strakke beperkingen aan het grondbezit oplegde: de herinnering aan Tarquinius Superbus was blijkbaar nog te vers.

tarpeïsche rots
De Tarpeïsche Rots in Rome diende tijdens de Romeinse Republiek om verraders, moordenaars en meineedplegers vanaf te werpen.

Vecellinus werd ter dood veroordeeld en van de Tarpeïsche Rots geworpen. Zijn huis werd afgebroken en zijn vader droeg zijn bezit op aan de godin Ceres door er een godenbeeld van te maken met de naam van de familie Cassius erop als onderschrift. Er zouden ook stemmen zijn opgegaan om de zoons van Vecellinus te executeren, maar zij bleven gespaard, al lijkt het er dus wel op dat hun nakomelingen op een of andere manier niet meer onder de patriciërs vielen. Een maatregel om de macht van het patriciaat te beperken was als tiranniek bestempeld en daarmee veroordeeld door het hele volk. Toch moeten sommigen later de fout van de executie zijn gaan inzien. Dionysius van Halicarnassus vermeldt dat op de plaats van Vecellinus’ huis later een bronzen standbeeld van hem werd geplaatst. In 159 v. Chr. werd het standbeeld echter omgesmolten op last van de censoren. Romeins historicus Cassius Dio wist het in elk geval zeker: volgens hem was Vecellinus allesbehalve een verrader.

Servius Tullius, de tragische koning (578-534 v. Chr.)

serviusNa de dood van de wijze Tarquinius Priscus, werd het Romeinse koningschap toegewezen aan Servius Tullius. Dit was op handige wijze door Tarquinius’ weduwe Tanaquil erdoor gedrukt. Zij wist dat Tullius de meest geschikte was. Servius Tullius was aan het hof van de koning opgegroeid, al verschillen de Romeinse teksten erover hoe hij daar terechtgekomen was. Volgens Titus Livius stamde Tullius uit een koningsgeslacht dat door de Romeinen overwonnen was, wat zijn hooggeplaatste opvoeding aan het hof verklaren zou. Andere Romeinse schrijvers menen echter dat Tullius’ moeder Ocrisia een slavin aan het hof was. Beide verhalen zijn in theorie nog best te combineren.

Tanaquil, de pientere vrouw van Tarquinius Priscus, kreeg al snel door dat Servius voor het koningschap bestemd was.
Tanaquil, de pientere vrouw van Tarquinius Priscus, kreeg al snel door dat Servius voor het koningschap bestemd was.

Als kind zou een voorteken Tullius’ toekomst als koning hebben aangetoond: terwijl hij sliep zou er een kroon van vlammen om zijn hoofd zijn verschenen. Tanaquil, die ook het voorteken had gezien dat het koningschap van haar man aangekondigd had, begreep ook hier onmiddellijk hoe de vork in de steel zat, maar hield het voorteken geheim. Servius Tullius werd in het gezin opgenomen, huwde Tarquinius’ dochter Gegania en verdrong Tarquinius’ zonen zelfs als favoriet van de koning. Dat Servius de beoogde troonopvolger leek schoot bij de zonen van Ancus Marcius, Tarquinius’ voorganger, in het verkeerde keelgat. De koning werd in een door hen geënsceneerde rel gedood, maar Tanaquil hield met opzet een paar dagen vol dat Tarquinius alleen gewond was. Zo kon ze Tullius als regent laten aanwijzen. Toen de dood van Tarquinius Priscus bekend werd gemaakt, zat Tullius dus stevig in het zadel.

De Muur van Servius Tullius (tekenaar onbekend)
De Muur van Servius Tullius (tekenaar onbekend)

Als koning voltooide Servius Tullius de bouw van de stadsmuren van Rome, waar zijn voorganger aan begonnen was. Daarnaast voerde hij bestuurlijke hervormingen in, onder meer door de instelling van de tribus. Oorspronkelijk was een tribus een patricische stam geweest, maar nu stond deze voor een district: zes voor de stad Rome en 26 voor de omringende gebieden. Ook stelde hij 193 centuriae in, waar je deel van uitmaakte op grond van vermogen. Zo konden de plebejers meer voor het zeggen krijgen: niet afkomst maar vermogen deelde nu de burgerij in. Tegelijkertijd moesten de rijken met hun grotere politieke inspraak ook meer bijdragen aan staat en leger. Meerdere teksten noemen Servius Tullius daarom “de tweede stichter van Rome” en vergelijken hem zelfs met Republikeinse magistraten. Daar moet bij gezegd worden dat het leven van Tullius net zo legendarisch is als dat van alle Romeinse koningen en de hervormingen dus ook achteraf aan hem toegeschreven kunnen zijn.

Servius Tullius als 6e koning van Rome. (16e-eeuwse afbeelding door Frans Huys)
Servius Tullius als 6e koning van Rome. (16e-eeuwse afbeelding door Frans Huys)

Tullius had tegen die tijd al twee dochters die zijn familienaam droegen: Tullia maior en Tullia minor. Om zich te verzoenen met de gepasseerde zoons van Tarquinius huwelijkte hij zijn dochters aan hen uit. Het was Tullius echter niet ontgaan dat zowel zijn dochters als de twee Tarquinii verschillende karakters hadden. Tullia minor was even eerzuchtig en vals als haar oudere zuster goed en zachtaardig was. Lucius Tarquinius was even trots en driftig als Arruns Tarquinius bescheiden en vriendelijk was. Het leek dus slim om de huwelijken tactisch te regelen: Lucius zou wellicht getemperd worden als hij Tullia maior als vrouw kreeg, terwijl Tullia minor vast wat nederigheid zou leren met een bescheiden echtgenoot.

De gewetenloze Tullia rijdt het lijk van haar eigen vader over. (Schilderij door Michel-François Dandré-Bardon)
De gewetenloze Tullia rijdt het lijk van haar eigen vader over. (Schilderij door Michel-François Dandré-Bardon)

Het bleek een flater: Tullia minor koesterde enkel minachting voor Arruns, die in haar ogen een slapjanus zonder ambitie was. Al snel begon zij dus een affaire met Lucius. Tot overmaat van ramp bleek het boze koppel niet verheven te zijn boven moord op hun eigen familie: omdat Arruns en Tullia maior hun relatie in de weg stonden, ontdeden zij zich uiteindelijk van de twee. Nu konden zij zich richten op het veroveren van de troon. Lucius stookte de Senaat op tegen Tullius door middel van steekpenningen en mooie woorden. Vervolgens ging hij met een groep gewapende mannen naar de vergadering, waar hij Servius fel bekritiseerde vanwege zijn afkomst als slaaf en het feit dat hij koning was geworden zonder verkiezing. Ook werd de koning aangevallen op zijn voorkeur voor de armere klassen ten koste van de rijken en adel. Toen Tullius arriveerde om zich te verdedigen werd hij door de mannen van Lucius eruit gegooid. In de steek gelaten door zijn eigen lijfwacht werd de koning op straat vermoord. Tullia reed zelfs met haar wagen over zijn lijk heen om zeker te weten dat hij dood was. Tarquinius ging zelf op de troon zitten. Met Servius Tullius was de laatste rechtvaardige koning van Rome ten onder gegaan. Dat zou niet zonder gevolgen blijven…

Tarquinius Priscus, de Etruskische koning van Rome (616-579 v. Chr.)

tarquiniusDe eerste vier koningen van Rome waren afwisselend Romeins en Sabijns. Met de vijfde koning kwam hier verandering in: deze was immigrant en afkomstig van Etruskisch grondgebied. Zijn naam was Lucius Tarquinius Priscus of Tarquinius de Oudere.

voortekenVolgens de legendarische overlevering zou Tarquinius zelf niet geheel van Etruskisch bloed zijn geweest, maar was zijn vader een Griek genaamd Demaratos, geboren in Korinthe. Demaratos had zich gevestigd in de stad Tarquinii, de belangrijkste van de Dodekapolis, de Etruskische Twaalfstedenbond. Hier had Demaratos een Etruskische vrouw gekozen en een zoon gekregen. Als zoon van een immigrant had Tarquinius geen volledige mogelijkheid om zijn hogere ambities te ontplooien in Tarquinii, dus vertrok hij uiteindelijk naar Rome samen met zijn vrouw Tanaquil, die altijd steevast achter hem stond. Zo trokken zij naar Rome, wat in die tijd nog een aristocratie zou hebben gekend. Maar vlak voor het binnengaan van de stad gebeurde er iets vreemds. Een roofvogel dook plotseling omlaag en rukte Tarquinius’ hoed van zijn hoofd. Even vloog het dier met het hoofddeksel rond, maar tot ieders verbazing zette het de hoed vervolgens weer terug op het hoofd van de eigenaar. Tanaquil wist het meteen zeker: een voorteken! Haar man was voor grootse dingen voorbestemd!

Rome grensde in haar eerste eeuwen aan de Etruskische twaalfstedenbond. In de tijd van koning Tarquinius moet Rome onder Etruskische invloed zijn geweest.
Rome grensde in haar eerste eeuwen aan de Etruskische twaalfstedenbond. In de tijd van koning Tarquinius moet Rome onder Etruskische invloed zijn geweest.

Tarquinius deed zo hard zijn best als hij kon om een volwaardige Romein te worden en al zijn talenten te benutten. Allereerst nam hij een Romeinse naam aan: Lucius Tarquinius, waarbij de familienaam overduidelijk verwees naar zijn geboortestad. De uiterst Romeinse voornaam Lucius zou volgens Livius een verbastering zijn van Lucumo. Daar moet bij gezegd worden dat deze naam verdacht veel lijkt op lauchme, het Etruskische woord voor “koning”. Als dat zo is zou de naam van deze (andermaal legendarische) koning dus kunnen slaan op een koning uit Tarquinii, wat duidt op een Etruskische dominantie over Rome. Zover was het nog lang niet, maar door zijn vermogen zo nuttig mogelijk aan te wenden en ieder die hij kon van raad te voorzien, wist Tarquinius zichzelf erg populair te maken in de stad. Ook koning Ancus Marcius was erg onder de indruk van hem en benoemde hem uiteindelijk zelfs tot voogd van zijn kinderen. Tarquinius werd zodanig geliefd in Rome dat, toen de koning in 616 v. Chr. overleden was, Senaat en volksvergadering Tarquinius als de nieuwe koning verkozen, tot grote teleurstelling van de zonen van Ancus, die echter nog te jong waren voor het koningschap.

Tarquinius Priscus bouwde de Cloaca Maxima en het Circus Maximus.
Tarquinius Priscus bouwde de Cloaca Maxima en het Circus Maximus.

Tarquinius bleek een bekwaam vorst, die alles in het werk stelde om Rome zo goed mogelijk te besturen en tot een volwaardige stad te verheffen. Hij begon de bouw van de stadsmuur en de aanleg van de Cloaca Maxima: het riool van Rome. Voorheen stroomde het afvoerwater van de Romeinse huizen via natuurlijke stromen naar de rivier, maar dit was allerminst praktisch bij de aanleg van nieuwe wijken, wat wel bleek na een grote overstroming. Derhalve werden stukken moeras drooggelegd door het water via de Cloaca Maxima af te voeren. Omdat het vooral voor drainage diende, was het in eerste instantie een open riool. Dit zou later veranderen vanwege de drukte rondom een ander project van Tarquinius: Circus Maximus. Dit enorme hippodroom (stadion voor paardenrennen) werd aangelegd op de plek waar volgens de legende de Sabijnse maagdenroof had plaatsgevonden, in de vallei tussen de Palatijn en de Aventijn. (Het latere paleis van de Romeinse keizers zou vanaf de Palatijn grenzen aan het circus.) Wel was het circus op dit moment nog een eenvoudige renbaan: tribunes en stallen zouden pas in de tijd van de republiek gebouwd worden.

Mogelijk zag de tempel op het Capitool er zo uit.
Mogelijk zag de tempel op het Capitool er zo uit.

Tot slot was Tarquinius verantwoordelijk voor de bouw van de tempel voor Jupiter Optimus Maximus, op het Capitool. Dit was voor Tarquinius een erg persoonlijk project waarmee hij iets heel bijzonders wilde nalaten. Er werd een Etruskische kunstenaar genaamd Vulca, die meerdere beeltenissen Jupiter voor de tempel verzorgde, waaronder het grote beeld in de cella, de heilige ruimte met het beeld. De bouw van de tempel zou echter pas na de dood van Tarquinius voltooid worden. Ook verhoogde Tarquinius het aantal senatoren door 100 nieuwe leden toe te laten, waaronder de familie der Octavii, de voorouders van keizer Augustus.

Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.
Etruskische helm in het British Museum. De Etruskische cultuur heeft een sterke invloed op het vroege Rome gehad.

Minder vreedzame kanten aan Tarquinius’ regering waren er ook. Zijn eerste oorlog was tegen de Latijnen, waarbij hij de stad Apiolae plunderde in 588 v. Chr. Vervolgens kreeg hij het aan de stok met een Sabijnse aanval, gesteund door troepen van vijf Etruskische steden, wat de reden voor Tarquinius’ verdubbeling van de cavalerie was. Er werd zelfs gevochten tot in de straten van Rome, maar de Romeinen wisten de invallers te verslaan. Uiteindelijk won Tarquinius de strijd en wist bij de onderhandelingen de stad Collatia te bemachtigen, waar hij zijn neefje Arruns Tarquinius Egerius het bevel over gaf. Op 13 september 585 v. Chr. vierde Tarquinius Priscus zijn triomf in Rome. Hierna werden nog meerdere Latijnse steden aan het Romeinse grondgebied toegevoegd. De vijf Etruskische steden van de Sabijnse oorlog verklaarden echter de oorlog toen vrijlating van de krijgsgevangenen uitbleef, waarna ze al snel hulp kregen van nog de andere Etruskische steden. Ook zij werden na enkele moeizame veldslagen verslagen.

Koning Tarquinius de Oudere vraagt advies aan Attus Navius de augur. De wetsteen lijkt hier vervangen door een stenen zuil.
Koning Tarquinius de Oudere vraagt advies aan Attus Navius de augur. De wetsteen lijkt hier vervangen door een stenen zuil.

Hoewel de bouw van de tempel een godsdienstige zaak was en Tarquinius als een rechtvaardig vorst te boek staat, kwam hij wel degelijk een paar maal in botsing met de Romeinse geestelijkheid. Het meest beroemde voorval was met de augur Attus Navius, die na Etruskisch onderricht alle andere zieners van zijn tijd zou hebben overtroffen. Toen Tarquinius voorstelde de cavalerie te verdubbelen, waarbij de drie nieuwe eenheden naar hemzelf en zijn twee beste vrienden genoemd zouden worden, uitte Navius hier kritiek op. Koning Romulus had de indeling van de cavalerie bepaald aan de hand van gunstige vogelschouw door de augures. Volgens Navius kon dit dus alleen worden gewijzigd na een nieuwe vogelschouw die de gunst van de goden bekrachtigde. Koning Tarquinius vroeg hierop aan Navius of het mogelijk was dat hetgeen wat hij nu, op dit moment, in zijn gedachten had, kon worden verwezenlijkt. Navius deed een vogelschouw en leidde af dat de goden zeiden dat dit kon. Tarquinius verklaarde dat hetgeen in zijn gedachten het splijten van een wetsteen met een scheermes was. Toen men dit uitprobeerde bleek dit inderdaad te lukken. Om dit wonder te gedenken liet Tarquinius een standbeeld voor Navius oprichten op de trappen van het Senaatsgebouw. Scheermes en wetsteen werden als relieken begraven en het aanzien van de augures was voorgoed bevestigd.

De fasces, die in Rome gedragen werd door de lictoren, werd volgens de overlevering door Tarquinius Priscus ingevoerd.
De fasces, die in Rome gedragen werd door de lictoren, werd volgens de overlevering door Tarquinius Priscus ingevoerd.

Tarquinius Priscus doorbrak de gewoonte waarin de keuze van de troonopvolger volledig aan Senaat en volk werden overgelaten. Hij wees zijn adoptiefzoon Servius Tullius aan als zijn opvolger, waarmee hij zowel zijn eigen zoons als de zoons van Ancus Marcius passeerde. Verder introduceerde hij tijdens zijn koningschap Etruskische gebruiken en regalia, zoals de scepter, purperen mantel en curulische zetel. Ook introduceerde hij Etruskische zaken in het bestuur: de fasces (bundel roeden met een bijl) van de lictoren en de toga praetexta (toga met purperen zoom) en ring van de senatoren. In het leger introduceerde Tarquinius de paludamentum (siermantel van opperofficieren), de phalera (schotelvormige onderscheiding) en de tuba (langwerpige bazuin). Uiteindelijk brak Tarquinius’ keuze voor opvolging hem zuur op: de zonen van Ancus Marcius ensceneerden een rel waarbij de koning dodelijk getroffen werd op het hoofd. Zijn vrouw Tanaquil doorzag het plan van de zoons echter en verklaarde valselijk dat Tarquinius alleen gewond was, zodat zij in de verwarring Servius Tullius als regent aan kon stellen. Servius Tullius zou het werk van Tarquinius voortzetten, maar de vijandige sfeer waarin hij op de troon was gekomen zou zijn einde uiteindelijk nog veel tragischer maken…