Wie waren de Bataven?

BatavenNaast militairen en ambtenaren in dienst van het Romeinse rijk was er ook een inheemse of lokale bevolking aanwezig in Romeins Nederland en omstreken. De Romeinen verdeelden hun provincie Germania Inferior, waar een groot deel van het zuiden van Nederland bij hoorde, in verschillende civitates of administratieve stamgebieden. De bekendste stam in Romeins Nederland is natuurlijk die van de Bataven, die zelfs zo beroemd zijn dat hun naam (of het daarvan afgeleide “Batavieren”) door veel mensen met heel Nederland geassocieerd wordt. Terecht is dat niet, want de Bataven bewoonden lang niet heel Nederland. Waarschijnlijk zaten zij vooral in het rivierengebied. Dat zij “oorspronkelijke” bevolking zouden zijn is ook niet juist.

De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.
De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.

De Bataven zouden zijn afgesplitst van de Chatten, een stam die rondom het gebied van Hesse-Kassel in Duitsland woonde, bij de Wezer. Een onderling conflict leidde er blijkbaar toe dat de verliezende partij zich uit zelfbehoud naar het westen verplaatste en toenadering bij de Romeinen zocht. Wanneer dit gebeurde is niet zeker: in elk geval na het einde van de Gallische oorlog in 50 v. Chr. en vóór het begin de Germaanse veldtochten van Drusus in 12 v. Chr. Bekend is dat Marcus Vipsianus Agrippa als gouverneur van Gallië in 37 v. Chr. de Romeinsgezinde Ubiërs toestemming gaf om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen nadat zij samen met Agrippa ten strijde waren getrokken tegen de Sueben. Misschien speelde de Suebische agressie een rol in de Chattische burgeroorlog, waarbij de verliezers waarschijnlijk de kant van de Romeinen hadden gekozen. Wat de exacte oorzaak van de migratie ook was, de Bataven kregen toestemming om in het Nederlandse rivierengebied te gaan wonen, in het land tussen Rijn, Waal en Maas. Daar moet bij gezegd worden dat Julius Caesar al over een Insula Batavorum (“Bataveneiland”) sprak, wat impliceert dat hier al bevolking woonde die “Batavi”  genoemd werd. Die naam zou dan weer op vruchtbare grond duiden.

De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet...
De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet…

Omdat de naam Bataven veelal aan de Betuwe verbonden wordt, worden de Bataven traditioneel hiermee geassocieerd. Op zich is dat juist, maar hun grondgebied kan zich nog wel daarbuiten uitgestrekt hebben, zeker als men bedenkt dat het bestuurscentrum van hun civitas in het tegenwoordige Nijmegen lag. In traditionele schoolboekjes zouden ze de Rijn zijn afgezakt en “bij Lobith” Nederland binnengetrokken zijn. Ook dit beeld is niet helemaal zeker: afgezien van het feit dat Lobith nog niet bestond (evenmin als de grens tussen Nederland en Duitsland) is het ook onzeker of er werkelijk over de Rijn gevaren werd in deze trektocht. Bovendien is het de vraag of de Bataven wel allemaal bij de Chatten vandaan kwamen of dat er sprake was van een vermenging met al aanwezige bevolking. Een mogelijkheid is dat het hier gaat om voormalige onderdanen of vazallen van de Eburonen, een stam ergens ten zuiden van de Rijn van wie Julius Caesar beweerde ze te hebben uitgemoord. Pollenonderzoek ontkracht de door Caesar beweerde ontvolking, maar er is ook geopperd dat in werkelijkheid de politieke elite van de Eburonen werd uitgemoord, waarna de lokale bevolking van haar leiders beroofd was. De Bataven zouden dus, net als de Tungri en andere stammen, in dit machtsvacuüm gesprongen kunnen zijn. Evengoed is de aanduiding “Germaans” misleidend omdat de Romeinen die voor alle volkeren van achter de Rijn gebruikten, ongeacht taal, cultuur of etniciteit. Van de Chatten zijn er vermoedens van een Keltisch taalverwantschap. En andere theorie is die van het Noordwestblok, volgens welke de bevolking van de Lage Landen en omstreken Keltisch noch Germaans was, ondanks een sterke culturele invloed uit beide richtingen.

Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.
Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.

De Bataven vestigden zich in elk geval met Romeinse toestemming in het rivierengebied en droegen hiermee bij aan de bewaking van de Romeinse Rijngrens. Dubbel en dwars want naast de Ala Batavorum, een cavalerie-eenheid, leverden de Bataven nog eens acht cohorten infanterie als Romeinse hulptroepen. Dat was zo ongewoon veel dat de Bataven van elke andere vorm van belasting waren vrijgesteld. Samen met hun aanduiding als bondgenoten heeft dit tot het fabeltje geleid dat de Bataven gelijkwaardige, onafhankelijke bondgenoten van de Romeinen waren. Dat is niet juist: gelijkwaardige bondgenootschappen bestonden in de tijd van het Romeinse keizerrijk niet of nauwelijks, terwijl onderwerpingen vaak genoeg zonder wapengekletter plaatsvonden. De Bataven waren dus wel degelijk onderworpen, maar aanvankelijk waren zij misschien meer autonome vazallen aan de grens, zoals wel vaker voorkwam bij de Romeinen. Naarmate Gallia Belgica (dat aanvankelijk tot aan de Rijn kwam) werd geïntegreerd als volwaardige provincie en de Romeinse periferie verder naar het noorden werd uitgebreid, werden de Bataven onderdanen van het Romeinse rijk. Sommige Bataafse soldaten wisten het tot de Praetoriaanse Garde in Rome te schoppen!

Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.
Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.

De Bataven speelden een rol in de veldtochten die vanaf de regering van keizer Augustus in Germania werden ondernomen. Al in 19 v. Chr. was er een groot troependepot op de Hunnerberg bij Nijmegen gebouwd en vanaf 12 v. Chr. plande Drusus vanuit dit gebied zijn expedities. Ook Tiberius en Germanicus maakten gebruik van onder andere Bataafse hulptroepen. De Bataven stonden vermaard om hun ruiters en om hun zwemkunsten. Die wilden ze wellicht iets te graag laten zien: tijdens een tocht over de Waddenzee verdronk een deel van de achterhoede toen deze door de vloed overvallen werd. De successen in Germania waren beperkt: ondanks een poging om er Romeins bestuur in te richten leden de legioenen onder Varus een grote nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. en in 16 na Chr. werd besloten om de veldtochten in Germania niet voort te zetten. Het troependepot op de Hunnerberg werd niet meer in gebruik genomen. Wel was het ernaast gelegen fort op het Kops Plateau herbouwd. Voortaan zou de Ala Batavorum hier gehuisvest worden. Er worden in deze oorlogen weinig Bataafse namen genoemd, behalve ene Chariovalda die in 16 na Chr. een ruiterkorps leidde. Toen Germanicus zijn ruiters de Wezer liet oversteken, liet hij dit Chariovalda op de plek doen waar de stroming het sterkst was. Chariovalda en zijn ruiters liepen echter in een val van de Cheruskische leider Arminius, het brein achter de Varusslag, waarbij Chariovalda sneuvelde voor de Bataven hulp kregen.

Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.
Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.

De exacte omvang van het Bataafse gebied is niet helemaal duidelijk, hoewel het ongetwijfeld grote delen van de Betuwe en dus ook het midden-Nederlandse rivierengebied in beslag nam. De Rijn was ongetwijfeld de noordgrens van hun civitas, maar waar de oost-, zuid- en westgrens lagen is minder duidelijk. Vermoedelijk waren de Cananefaten directe buren in het westen en de Cugerni in het zuidoosten. De kern van het Bataafse gebied situeerde zich in elk geval rondom Nijmegen, mede omdat de Romeinen hier het bestuurscentrum hadden ingericht. Omdat veel Bataafse officieren na een carrière in de hulptroepen op Romeinse stijl wilden wonen, ontstond er bij dit machtscentrum een Gallo-Romeinse stad op de heuvel die nu het Valkhof heet. Beide stadsnamen zijn ook Keltisch van aard, namelijk Batavodurum (“Batavenmarkt”) en Oppidum Batavorum (“Burcht der Bataven”).  De stad nam in zijn hoogtij een plattegrond van ongeveer 1000 bij 300 meter in beslag. De rijkste ex-officieren, vaak van Bataafse adel, bezaten vaak echter ook aanzienlijke landerijen op het platteland, al dan niet samen met een stadswoning.

De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.
De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.

Dat de Bataafse onderwerping geen gelijkwaardig bondgenootschap was, blijkt uit de opstand die in 69 na Chr. uitbrak. Groeiende ontevredenheid tijdens de crisisperiode die het Vierkeizerjaar heet, leidde uiteindelijk tot een opstand onder leiding van de in ongenade gevallen ex-officier Julius Civilis, een Bataafse edelman wiens naam duidelijk Romeins staatsburgerschap aantoont. Middels een listige strategie was de opstand aanvankelijk succesvol en sloten verschillende stammen aan beide zijden van de Limes zich aan. Civilis was namelijk ervaren in de Romeinse krijgskunst en probeerde zijn mannen in dezelfde opstellingen en discipline te krijgen, hetgeen misschien toch makkelijker gezegd dan gedaan was, zelfs nadat de Bataafse hulptroepen zich aangesloten hadden. Op het hoogtepunt van de opstand was de Germaanse Limes tot in de buurt van de Alpen in handen van de rebellen, terwijl er zelfs een paar muitende legioenen overgelopen waren naar de opstand en in Gallië zelfs geprobeerd werd een onafhankelijk keizerrijk te stichten. Het succes was echter ook te wijten aan een onderbezetting van de legioensforten vanwege de Romeinse burgeroorlog: in het voorjaar van 70 was die echter grotendeels voorbij en kon de nieuwe keizer Vespasianus versterkingen sturen. In de loop van het jaar werden de rebellen teruggedreven naar het noorden, tot ze uiteindelijk niet anders konden dan de Batavenburg ontruimen. De stad werd, zoals indertijd gebruikelijk was, bij evacuatie in brand gestoken. Na een mislukte uitval moesten de rebellen ten slotte zelfs de Rijn over trekken. Civilis zag zich uiteindelijk gedwongen tot onderhandelen. Zijn lot wordt in de Romeinse verslagen niet vermeld.

Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.
Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.

Opvallend genoeg leidde de opstand voor zover bekend niet tot harde strafmaatregelen in het land van de Bataven. Het lijkt erop dat de oude verdragen grotendeels hersteld werden op enkele punten na: de Bataafse hulptroepen werden niet langer in hun eigen land ingezet, maar zouden voortaan forten in andere delen van het rijk bemannen. Verder werd de militaire bewaking van het gebied opgeschroefd. Veel Rijnforten in Gelderland zijn misschien pas na de opstand gebouwd, terwijl er op de Hunnerberg een legioen werd gevestigd om de Bataven onder de duim te houden. Dat duurde niet eeuwig: begin 2e eeuw werd het legioen nuttiger geacht op de Balkan, waar keizer Trajanus zich op de verovering van Dacia richtte. Tot die tijd had de economie rondom het fort goed geboerd, terwijl er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe hoofdstad verrezen was: Noviomagus of “nieuwe markt”, waar later nog de naam Ulpia aan werd toegevoegd, naar keizer Ulpius Trajanus. Hoewel de economie van het Bataafse land nu misschien over haar hoogtepunt heen was, hield Noviomagus het nog lange tijd vol. De stad liep in de tweede helft van de 3e eeuw pas leeg, toen de Crisis van de Derde Eeuw haar hoogtepunt (of dieptepunt) bereikte. Het gebied was te onveilig geworden. Het voornaamste dat tijdens de Crisis verder van hen wordt vernomen is de aanbidding van de Bataafs-Romeinse oppergod Hercules Magusanus door de Gallische keizer Postumus. Zijn vaak aangenomen Bataafse identiteit ligt daarmee echter niet vast.

De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0
De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0

Hoewel de Bataven waarschijnlijk niet massaal uit hun land zijn weggetrokken, verdwenen zij op den duur wel op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Melding van de Bataven komt nog wel voor rond 355, hoewel de Betuwe toen al prijsgegeven was aan de Salische Franken, waar Postumus het een kleine eeuw eerder al mee aan de stok had. Het is mogelijk dat de achterblijvers in die Saliërs zijn opgegaan, zoals de afsplitsing van de Chatten enkele eeuwen daarvoor de al aanwezige bevolking was gaan domineren. Wellicht trokken deze oude Bataven later met de Saliërs mee naar het meer zuidelijke Toxandrië (Noord-Brabant), waarna de Frankische Chamaven de Betuwe binnentrokken. Dominantie door nieuwkomers zal de Bataafse identiteit langzaam hebben doen oplossen in of versmelten met die van de Franken. In de Laat-Romeinse tijd leefde de naam Bataven nog wel voort in een afdeling van de Romeinse infanterie in de 4e en 5e eeuw, die letterlijk de Batavi genoemd werd. Op de Peutinger kaart, een middeleeuws kopie van een Laat-Romeinse kaart, wordt het land bij de Rijngrens ook Patavia genoemd.

De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.
De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.

Hoewel de Bataven dus eigenlijk nogal stilletjes zijn opgegaan in de grotendeels Frankische bevolking die in de Vroege Middeleeuwen het zuiden van Nederland bewoonde, werd de naam er niet minder beroemd op. In de 17e eeuw werd men des te enthousiaster omdat men een parallel trok tussen de Opstand der Bataven en de Nederlandse Opstand (begin van de Tachtigjarige Oorlog), wat beide gezien werd als een onafhankelijkheidsstrijd tegen een buitenlandse bezetter. Zo werd de Bataafse Mythe geboren, want hoewel beide opstanden voortkwamen uit onvrede over een streng beleid (overdadige rekrutering bij de Bataafse opstand, torenhoge belasting, protestantenvervolging en opschorten van privileges en gewoonterecht bij de Nederlandse) zijn beide regeringen niet echt vergelijkbaar. Bovendien is het zeer onjuist om de Bataven met geheel Nederland te associëren. Desondanks schilderde Rembrandt van Rijn De Samenzwering van Claudius Civilis [sic] voor het stadhuis van Amsterdam: de eenogige Civilis en de stamhoofden leggen boven een kelk een eed af tijdens hun heilig banket, zoals Tacitus omschrijft. In de 19e eeuw beweerden de eerste echte Nederlandse historici zelfs dat de Opstand der Bataven het begin van de Nederlandse natie was. De Bataafse Mythe wordt vandaag de dag door de wetenschap gelukkig naar het rijk der fabelen verwezen. Maar de beroemde stam en haar grote opstand blijven tot de verbeelding spreken…

Geheimzinnige jaren: tussen Caesar en Drusus (50 t/m 12 v. Chr.)

dorpDe jaren tussen de Gallische Oorlog en de komst van Drusus, zijn een onderdeel van onze geschiedenis waarover weinig duidelijkheid voorhanden is. Het staat vast dat er tussen 50 en 19 v. Chr. een hoop veranderde, maar van grootschalige oorlog of andere bewegingen lijkt in het tegenwoordige Nederland weinig sprake, behalve voor enkele gebeurtenissen waarvan we geen enkele zekerheid hebben over de jaartallen. Het gebied tot aan de Rijn was door Caesar als Romeins bezit opgeëist, maar het is niet met zekerheid te zeggen dat de Romeinse macht toen al daadwerkelijk zover reikte. Traditioneel is men er lange tijd van uitgegaan dat de verdragen met de Bataven en Cananefaten in 12 v. Chr. gesloten werden, maar de Romeinse bronnen geven hier eigenlijk niet zoveel duidelijkheid over. Ze lijken eerder te impliceren dat Drusus in de Rijndelta in een min of meer vriendschappelijk gebied was, wat doet impliceren dat dergelijke verdragen al eerder gesloten waren.

Terwijl de Romeinse top jarenlang in conflict was en om de macht streed, bleef Gallië een lange tijd een onrustige periferie. De hegemonie van keizer Augustus bracht pas verandering.
Terwijl de Romeinse top jarenlang in conflict was en om de macht streed, bleef Gallië een lange tijd een onrustige periferie. De hegemonie van keizer Augustus bracht pas verandering.

Julius Caesar had behoorlijk munt geslagen uit de Gallische Oorlog, wat uiteindelijk was uitgemond in een zware burgeroorlog met zijn tegenstanders, van wie Pompeius de leiding had. Na zijn overwinning op de Pompeianen hield Caesar een grote triomftocht in Rome ter ere van zijn triomf in Gallië. Zijn bevoegdheden als dictator, die hij in de burgeroorlog had verworven, liet hij verlengen naar een levenslange periode en overal waar hij kwam bleef hij zich hullen in de rode schoenen en purperen toga van de vir triumphalis, de triomfator. Daar de laatste attributen van oorsprong die van de koning van Rome waren, kregen de senatoren die in de burgeroorlog in Rome waren gebleven het benauwd: een dictator voor het leven gehuld in vrijwel koninklijke kledij… Op 15 maart 44 v. Chr. werd Caesar in de Senaatsvergadering vermoord, vlak voor hij ten strijde zou trekken tegen de Parthen. De moordenaars hadden gehoopt de Republiek (evenals hun eigen machtspositie) hiermee te redden, maar het resultaat was een jarenlange cyclus van nieuwe burgeroorlogen en machtsspelletjes. De moordenaars werden verslagen door twee rivalen die uiteindelijk hun onderlinge strijd opgaven en de handen ineensloegen: Octavianus en Marcus Antonius, respectievelijk Caesars erfgenaam en Caesars vroegere rechterhand. Maar net als bij het Eerste Triumviraat was ook dit Tweede Triumviraat (waaraan ook ene Lepidus deelnam) een monsterverbond, dat onvermijdelijk uitliep in nieuwe vijandigheden. Octavianus versloeg Antonius in de Slag bij Actium en kreeg in 27 v. Chr. de titels die hem bekend doen staan als Keizer Augustus. Officieel bekleedde hij gewoon meerdere republikeinse ambten, maar in de praktijk was er een nieuwe monarchie ontstaan.

Marcus Vipsianus Agrippa was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de migratie van de Ubiërs.
Marcus Vipsianus Agrippa was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de migratie van de Ubiërs.

In die woelige periode was Marcus Vipsianus Agrippa, de vertrouweling en latere schoonzoon van Augustus, gouverneur in Gallië van 39 tot 38 v. Chr. Agrippa had zich hier beziggehouden met het aanleggen van een infrastructuur in de vorm van wegen en kanalen, maar al snel had hij het ook met de naburige Germanen aan de stok gekregen. Zijn oversteek van de Rijn is niet van heel groot belang voor de geschiedenis van ons land, behalve dat Agrippa een toezegging deed aan de Ubiërs, de oude, hulpbehoevende bondgenoten. Zij kregen toestemming om aan de linkerzijde van de Rijn te komen wonen. Het exacte moment van deze migratie is niet duidelijk, maar uiteindelijk werd hun land achter de Rijn aan de Chatti toegewezen, waarop de Ubiërs dit definitief ontruimden. Zij vestigden zich tussen Rijn en Ruhr, waar zij een hoofdstad ingericht kregen in de vorm van Oppidum Ubiorum, het tegenwoordige Keulen, dat enkele eeuwen later zou uitgroeien tot de hoofdstad van een provincie.

De aankomst der "Batavieren" zoals hij eeuwenlang is voorgesteld. De kunstenaar van deze prent heeft de traditionele vlotten zelfs vervangen door een anachronistisch roeibootje.
De aankomst der “Batavieren” zoals hij eeuwenlang is voorgesteld. De kunstenaar van deze prent heeft de traditionele vlotten zelfs vervangen door een anachronistisch roeibootje.

De vraag die hierbij rijst is of de Bataven in ditzelfde verhaal passen. Het is niet bekend wanneer deze mensen het zogenaamde Insula Batavorum (Bataveneiland), in het Nederlandse rivierengebied gingen wonen. Caesar noemt dit eiland wel degelijk in zijn verslag van de Gallische Oorlog, bij een passage over de winter van 55-54 v. Chr., maar het is de vraag of de naam destijds al gebruikt werd of dat hij deze achteraf in zijn verslag opnam. De Bataven zouden na een conflict zijn afgesplitst van de Chatti en met Romeinse toestemming in de Rijndelta zijn gaan wonen. Caesars gebruik van de naam van het eiland impliceert dat de overeenkomst tijdens of vlak na de Gallische Oorlog gesloten is, maar bewijs is hier verder niet voor. Indien er sprake was van een verdrag op papier is dit verloren gegaan, maar het is net zo goed mogelijk dat er niet meer dan een mondelinge overeenkomst gesloten werd. Het traditionele beeld dat zij op vlotten de Rijn afzakten en bij het tegenwoordige Lobith ons land zouden zijn binnengekomen (al een zeer misleidend beeld daar de huidige grens van Nederland toen allerminst bestond) is ook onbewezen. Bataven en Betuwe zijn ongetwijfeld verwante namen, maar het is niet duidelijk of de streek naar de bevolking is genoemd of andersom.

De westelijke zandgrond van Zuid-Holland was geschikt voor het groeien van look, prei, uien en andere soortgelijke groenten. Wellicht verklaart dat de naam van de Cananefaten ("lookmeesters").
De westelijke zandgrond van Zuid-Holland was geschikt voor het groeien van look, prei, uien en andere soortgelijke groenten. Wellicht verklaart dat de naam van de Cananefaten (“lookmeesters”).

Van de westelijke buren der Bataven, de Cananefaten, weten we nog minder zeker. Volgens de Romeinse historicus en veteraan Marcus Velleius Paterculus kwamen zij ook uit het oosten, vermoedelijk uit het Rijngebied of de Achterhoek. Als dat juist is, is het mogelijk dat zij net als de Tungri gebruik hebben gemaakt van het machtsvacuüm dat de Gallische Oorlog achterliet. Wellicht was er al bevolking in het gebied aanwezig en is deze versmolten met Eburoonse vluchtelingen of Germaanse overheersers. De naam bestaat namelijk uit een Keltisch deel (cannene, “look”) en een Germaans deel (fates, “meesters”). Zowel tijdens de Gouden Eeuw als tijdens de opkomst van de natiestaat smulde men in elk geval van het idee van deze “bondgenootschappen”. Een bondgenootschap werd daarbij dan ook ten onrechte gezien als een gelijkwaardige vriendschap. Ten onrechte, want in de oudheid waren zwakkere bondgenoten vrijwel altijd vazallen. Het meest waarschijnlijke is zelfs dat de Bataven en Cananefaten gewoon onderworpenen waren, maar dan op geweldloze wijze. Dit in tegenstelling tot enkele andere stammen in Belgica, zoals de beruchte Morini. In 29 v. Chr. kwamen zij opnieuw in opstand, waarbij zij Germaanse steun zouden hebben gekregen. Octavianus kon dat natuurlijk niet over zijn kant laten gaan, wat een goede aanleiding bood voor nieuwe veroveringen. Maar eerst moest er orde op zaken worden gesteld in het onrustige Gallië, wat werd bereikt door de organisatie te vergroten.

Gallië na de herindeling door Augustus. De zuidoostelijke provincie Narbonensis viel buiten de herindeling, daar deze al vele eerder veroverd was.
Gallië na de herindeling door Augustus. De zuidoostelijke provincie Narbonensis viel buiten de herindeling, daar deze al vele eerder veroverd was.

Het door Caesar veroverde gebied werd opgedeeld in drie nieuwe provincies: Gallia Lugdunensis, Gallia Aquitania en Gallia Belgica. De twee laatste provincies hadden een aanzienlijk groter grondgebied dan Caesars omschrijving van de etnische grenzen had aangewezen. Hoewel de reden van dergelijke grensverlegging niet helemaal duidelijk is, kan men speculeren dat het puur om logistieke redenen gaat. De provincies werden ook weer opgedeeld in districten genaamd civitates, leefgemeenschappen. Zo’n civitas viel min of meer samen met een traditioneel stamgebied of met het traditionele machtsbereik van de meest dominante stam in de streek. Door deze strakkere bestuurlijke indeling werd de zaak gepacificeerd, evenals door militaire bezetting. Provincies waren in deze tijd namelijk niet veel meer dan militaire districten. Toch was het verheffen van deze gebieden tot provincies een cruciale stap in hun opname in het rijk. Voor die tijd had Augustus het vooral beschouwd als een deel van de Romeinse periferie: de omliggende vazalstaten die vooral als bufferzones dienden, zoals mogelijk toen al gold voor de Bataafse bewoning aan de Rijn. Gallië was nu definitief opgenomen in het Romeinse rijk, dus moest de periferie ook weer verlegd worden. Germania was hierbij het beoogde doelwit. Er zat hoe dan ook oorlog aan te komen. Er moest alleen nog een goede aanleiding zijn en tot die tijd moest er zoveel mogelijk worden voorbereid.