Romeinen en mobiliteit: de reizigers

Octavius2Salvete, barbaruli! De Romeinenweek van 2018 zal in het teken staan van mobiliteit en reizen! Daarom heb ik de laatste tijd al het een en ander verteld over de wegen die in Germania Inferior gebruikt konden worden. Maar misschien is het nu eens tijd om het te hebben over de mensen die gebruik maken van die wegen. Wat zijn nu de meest voorkomende reizigers in Romeins Nederland?

Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.
Het Romeinse dagmarskamp bij Ermelo is een opvallend duidelijk spoor van reizende troepen.

De meeste Romeinse hoofdwegen werden aangelegd door het leger. Op die manier konden de verschillende strategische punten zo efficiënt mogelijk verbonden worden, zodat het leger zich gemakkelijk verplaatsen kon. Zeker bij aanvang van de Romeinse tijd was dat nodig, want Nederland was op dat moment nog erg onoverzichtelijk, vol bossen en moerassen. Bij de veldtocht tegen de Friezen in Noord-Holland, in 28 na Chr., moesten ter plekke wegen aangelegd worden om het drassige Woud van Baduhenna door te komen. Ook lang nadat de Rijn definitief als grens van het Romeinse rijk was bepaald, trokken er regelmatig troepen door het land. Dat kon op een veldtocht in het noorden zijn, maar ook bij wijze van oefening. De dagmarskampen ten noorden van de Rijn, zoals bij Ermelo, wijzen hierop. Maar soms werd een eenheid ook gewoon overgeplaatst: de ene trok weg uit het fort in kwestie waarna een andere ploeg de bezetting ervan overnam. En natuurlijk trokken er regelmatig ook kleinere patrouilles rond over de wegen.

Marcus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten kwamen ook van dichterbij.
Quintus Domitius Marsianus kwam helemaal uit Bulla Regia in Tunesië. Maar een boel soldaten en ambtenaren kwamen ook van dichterbij.

De legionairs en hulptroepen in Romeins Nederland (en de laatste van die twee waren het meest aanwezig) konden van heinde en verre komen. Sommige eenheden waren oorspronkelijk opgericht in Spanje, Afrika of Donau-landen, al wilde dat niet per se zeggen dat de soldaten na al die jaren nog steeds uit dat ene specifieke gebied kwamen waar het cohort was opgericht. Ook hoge Romeinen konden van ver komen. Quintus Domitius Marsianus, die in de 2e eeuw als hoge ambtenaar in Germania Inferior actief was, kwam uit Bulla Regia, een colonia (Romeinse stad) in Tunesië. En wat te denken van Marcus Ulpius Trajanus, die waarschijnlijk uit Spanje of Italië kwam? Trajanus bevond zich waarschijnlijk aan de Rijngrens toen hij hoorde dat keizer Nerva hem tot zijn opvolger gekozen had. Toen hij keizer werd in het jaar 98, besloot hij eerst kalmpjes de Rijn en Donau te inspecteren, waarbij hij onder andere wat Bataafse lijfwachten meenam. Zo kon hij zich van de steun van het leger verzekeren alvorens naar Rome te gaan. Trajanus’ opvolger Hadrianus, die in Germania Inferior als tribunus gediend had, leerde hiervan en besteedde veel tijd van zijn regering aan inspectiereizen, ver van Rome en de Senaat waar hij zo’n moeilijke verhouding mee had. Hadrianus bezocht de Rijngrens in 121. De stad Voorburg werd prompt naar hem vernoemd (Forum Hadriani), zoals Nijmegen de familienaam van Trajanus was gaan dragen (Ulpia Noviomagus).

De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.
De kostbare barnstenen uit de Oostzee-landen waren erg populair bij de Germanen en Romeinen voor sieraden. Via de Frisii en andere noorderburen konden kooplui ze bemachtigen.

Natuurlijk waren het niet alleen militairen en hoogwaardigheidsbekleders die reizen maakten. De meest voorkomende burgerlijke reizigers waren kooplui, die dankbaar gebruik maakten van de door het leger aangelegde wegen of van de natuurlijke waterwegen. Datzelfde leger was een ideale afzet, want al die soldaten hadden een hoop voedsel, kleding en andere voorwerpen nodig, terwijl voor de bouw en aanleg van de forten veel materialen als hout en steen nodig waren. En natuurlijk waren er ook luxe-goederen, waarvan sommige van ver gehaald moesten worden, soms zelfs van ver buiten het rijk. Zijde kwam helemaal uit China en moest via de Zijderoute het rijk binnenkomen, terwijl kostbare barnstenen uit het hoge noorden kwamen. Romeinse handelscontacten gingen dan ook ver. Het was zeker niet zo dat de Limes een IJzeren Gordijn was: zowel Romeinse als inheemse handelaren trokken van beide kanten de grens geregeld over. Vondsten van Romeinse voorwerpen in Noord-Holland, Groningen en Friesland tonen die contacten wel aan. En andersom waren er dus ook handelswaren die vanuit het noorden naar het Romeinse rijk kwamen. Ook trokken er kooplui en ambachtslui mee met het Romeinse leger om zich rondom de forten te vestigen. De handel kon kleine nederzettingen tot steden doen uitgroeien.

Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!
Romeinse en inheemse burgers konden er ook op uit trekken voor godsdienstige feesten. Of natuurlijk voor spektakel in een amfitheater!

Niet alleen handel kon burgers ertoe overhalen om op reis te gaan. Soms trok iemand erop uit om een tempel te bezoeken. Plaatsen als Forum Hadriani, Noviomagus en Mosae Traiectum (Maastricht) telden meerdere tempels, maar er waren meer grote tempelcomplexen. Zo lag er een flinke tempel aan de Maas bij Ceuclum (Cuijk). Bij Elst, tussen Nijmegen en de Rijn, lagen twee flinke tempels, in Zeeland stonden tempels voor Nehalennia bij Domburg en Ganuenta (Colijnsplaat) en in Noord-Brabant stond een grote tempel voor Hercules Magusanus bij Empel. Deze tempels waren gewijd aan inheemse goden, al dan niet door ze te versmelten met Romeinse. Zodoende konden uitgebreide erediensten of godsdienstige feesten een hoop inheemse en Romeinse mensen uit de streek aantrekken. En natuurlijk kon je er ook puur voor je plezier op uit gaan. Op de Nijmeegse Hunnerberg, bij een grote legioensvesting, stond een amfitheater dat groot genoeg was voor duizenden toeschouwers, veel meer mensen dan de vesting, het daaromheen gelegen kampdorp en de stad Noviomagus verderop telden. Goede kans dus dat er een plaats over was bij de gladiatorengevechten.

Ik wens jullie evenveel vertier als jullie er op uitgaan in de Romeinenweek!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

 

Romeinen en mobiliteit: de waterwegen

alphen schipGegroet, goeiige geweldenaren! Als rondreizende Romeinse soldaat geef ik doorgaans de voorkeur aan de benenwagen, maar dat is niet altijd haalbaar. Vorig jaar moest ik een paar keer mijn toevlucht nemen tot wat snellere vervoermiddelen. Daarbij is het één natuurlijk sneller dan het ander. Een koets of ossenwagen schelen de passagier een hoop energie, maar gaan niet buitengewoon snel. Te paard of met een renwagen ga je veel sneller, maar kun je weer minder bagage meenemen. Snelheid en draagkracht kun je allebei vinden op een boot, die als enige nadeel heeft dat je alleen kunt komen waar er (voldoende) water is. Ondanks dat nadeel zijn de rivieren eigenlijk de snelwegen van mijn tijd.

Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).
Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).

De belangrijkste rivier in Romeins Nederland en heel Germania Inferior is natuurlijk de Rijn, die niet alleen de grens van het Romeinse rijk was maar ook als een belangrijke handelsroute gold. Dat was des te meer zo omdat de Rijn natuurlijk allerlei zijrivieren heeft. Bij castellum Carvo (Herwen) takte de Waal af van de Rijn: hij nam dusdanig veel water mee dat de Romeinse veldheer Drusus er zelfs een dam aanlegde om dit te verminderen, want een hogere Rijn is niet alleen een groter obstakel voor invallers, maar ook veel beter begaanbaar voor schepen. De Lek bestond ook al, maar was toen nog een zijriviertje – in jullie tijd is het de grote hoofdstroom terwijl de Oude en Kromme Rijn een zijriviertje zijn geworden. Via zowel de Waal als de Lek kon je uitkomen in het Helinium, de grote wijde riviermonding waar ook de eveneens zeer belangrijke Maas uitkwam. Laten we ook de Schelde trouwens niet vergeten, die de grens tussen Germania Inferior en Gallia Belgica vormde. Een andere belangrijke zijrivier van de Rijn was de Fectio of Vecht, die naar het Flevomeer in het noorden leidde. Vanuit het Flevomeer kon je via de rivier het Flevum (het Oer-IJ) of wat meer noordelijke stromen als het Vlie naar de Noordzee varen.

Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!
Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!

Wij Romeinen vermeden de Noordzee liever, want die was ruw en gevaarlijk. Bovendien is het verschillen tussen de getijden hier veel sterker dan in de Middellandse Zee, wat de Noordzee of Germaanse Zee in onze Romeinse ogen extra onvoorspelbaar maakt. Aan de Waddenzee hebben we slechte herinneringen omdat troepen van veldheren als Drusus en Germanicus hier vaak ellende kregen als ze in de herfst terug probeerden te keren van hun expedities. Stormen en zandbanken zorgden voor ernstige problemen of zelfs schipbreuk. Als het even kan vermijden wij die zee dus liever. Reden voor sommige opperbevelhebbers om enkele kanalen aan te leggen. Zo liet Drusus in 12 v. Chr. één of meerdere kanalen graven om naar het Flevomeer en de Waddenzee te komen. Waar zo’n Drususgracht gelegen heeft is niet bekend. Sommigen denken aan een verbinding tussen de Rijn en Oude IJssel, maar die ontstond pas veel later vanzelf. Misschien lag het kanaal wel heel ergens anders. Veel zekerder zijn we van het kanaal dat Corbulo in 47 na Chr. liet graven in Zuid-Holland tussen de Rijn en het Helinium.

Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.
Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.

Corbulo liet zijn kanaal met een goede reden graven. Niet alleen handelsschepen konden hierdoor gemakkelijk oversteken van de Rijn naar de Maas, maar ook militaire schepen. De kanalen van Drusus hadden al als doel gehad om de Rijnvloot of Classis Germanica naar het noorden te laten varen voor verkenningstochten en oorlogen, waarvoor Drusus ook al de dam bij Carvo had laten bouwen. Corbulo kreeg bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te maken met plunderingen door zeerovers uit het land van de Chauken, bij de Eemsmonding. Deze rovers voeren langs de kust naar het rivierengebied en hielden hier lelijk huis, waar Corbulo mee moest afrekenen. Behalve oorlogsschepen zette Corbulo ook kleinere patrouilleschepen in om de rivieren uit te kammen. Door kleine stroompjes met elkaar te verbinden kon Corbulo een enorm kanaal aan laten leggen zodat zijn vloot gemakkelijk van rivier naar rivier kon zonder die verraderlijke Noordzee op te hoeven.

Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.
Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.

Hoewel de militaire Romeinse schepen vaak galeien met roeiers waren, voeren er ook veel vrachtschepen van kooplui af en aan. In de Rijndelta waren dat meestal platbodems, die niet erg diep lagen en zo geen last hadden van de modderige oevers. Deze schepen werden niet geroeid maar geboomd, oftewel voortgestuwd door ze met lange stokken af te zetten tegen de bodem. Op de schepen werden vrachten vervoerd zoals voedsel en bouwmaterialen voor de grote hoeveelheid Romeinse forten aan de Rijn, Maas en kustgebieden. Ook belangrijke handelsplaatsen aan het water, zoals Noviomagus en Forum Hadriani, werden natuurlijk veelvuldig door vrachtschepen aangedaan. Sommige kooplui waagden zich ook regelmatig de zee over, naar Brittannia. Misschien dat daarom de inheemse godin Nehalennia enkele Gallo-Romeinse heiligdommen kreeg bij de Schelde en de westkust. Deze tempels stonden bij Colijnsplaat (in de Romeinse tijd Ganuenta) en Domburg. Waarschijnlijk was Nehalennia een Menapische godin die stond voor vruchtbaarheid en het bewaken van de handelaren. Geen wonder dat zoveel dankbare kooplui een votiefsteen aan haar schonken, als dank voor hun veilige overtocht.

De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo'n plek konden er flink aan verdienen!
De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo’n plek konden er flink aan verdienen!

Romeinen en water was een paar jaar geleden al het thema van de Romeinenweek, maar het sluit eigenlijk prachtig aan op de Romeinse mobiliteit, die dit jaar het thema zal zijn. De rivieren en kanalen waren geen belemmeringen, maar handelsroutes! En voor wie toch liever te voet ging was er altijd nog wel een brug te vinden om over te steken, haha! Dat komt mij in de Romeinenweek straks vast des te beter uit!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Romeinen en mobiliteit: het wegennet

wegHa, die barbaren! Na een vermoeiend jaar als soldaat heb ik met volle teugen genoten van de “winterstop” om het maar zo te noemen, maar het bloed kruipt natuurlijk waar het niet gaan kan. Vulpes pilum mutat, non mores, zoals wij Romeinen zeggen. Intussen is mij ter ore gekomen dat de Romeinenweek, die dit jaar van 28 april tot 6 mei gehouden zal worden, in het teken staat van mobiliteit. Dat komt goed uit, want als rondreizende Romein ben ik natuurlijk één en al mobiliteit. En waar zou ik dan zijn zonder dat Romeinse wegennet?

Op dit portret loop ik over een fraaie geplaveide weg. Maar de kans op zo'n weg is in dit land erg klein!
Op dit portret loop ik over een fraaie geplaveide weg. Maar de kans op zo’n weg is in dit land erg klein!

Al voor de Romeinen hier kwamen waren er vast en zeker al wegen, maar de meeste hiervan zullen gewoon paadjes zijn geweest die ontstaan waren door veel gebruik. De meest bewust aangelegde wegen uit de prehistorie dienden vooral om moerassige gebieden (waar het op de veengrond in het westen van het land van wemelde) te kunnen doorkruisen, vaak met boomstammen. Ook voor de Romeinen was dit nodig, maar de Romeinen legden ook veel wegen aan, gewoon om ervoor te zorgen dat de meest begaanbare routes altijd bruikbaar waren. Dat was sowieso nodig voor het leger, natuurlijk. Maar ook handelaren en andere reizigers maakten er dankbaar gebruik van.

De belangrijkste Romeinse wegen in Nederland. Er waren er vast nog veel meer, maar de meeste waren waarschijnlijk paadjes.
De belangrijkste Romeinse wegen in Nederland. Er waren er vast nog veel meer, maar de meeste waren waarschijnlijk paadjes.

Romeinse wegen zagen er niet allemaal hetzelfde uit. Hoe de Romeinen de weg aanlegden kon liggen aan hoe belangrijk de weg was, op wat voor bodem de weg moest komen en welke materialen ze beschikbaar hadden. Zo’n betegelde weg waar iedereen aan denkt zal in jullie uithoekje van het rijk bijna nooit zijn voorgekomen. Eigenlijk waren die ontzettend zeldzaam! Sommige wegen waren niet meer dan zandpaadjes, andere waren stevig gefundeerd met grind, keien, aarde, houten balken of wat dan ook. In dit land, waar de grond meestal uit zand, klei of veen bestaat, werden de meeste wegen met grind verhard. Schelpenpaden kwamen ook voor, bij de kust. Sommige hadden blijkbaar zelfs een soort stoep of vluchtstrook, wat je kon zien omdat er naast de weg greppels liepen.

Een Romeinse weg zal niet van beton en asfalt zijn geweest. Toch geeft dit stuk nagemaakte Limesweg bij Valkenburg de doorsnee van een beschoeide agger goed weer.
Een Romeinse weg zal niet van beton en asfalt zijn geweest. Toch geeft dit stuk nagemaakte Limesweg bij Valkenburg de doorsnee van een beschoeide agger goed weer.

Een simpele grindbaan met twee greppeltjes ernaast kon dus genoeg zijn. Soms was er een stevigere weg nodig en werd er een agger aangelegd, een aardebaan. Vaak was die weg dan uit plaggen van aarde opgeworpen met wat grind eroverheen. Deze weg lag vaak duidelijk wat hoger dan de grond eromheen. Hoe drassiger de omgeving werd, hoe hoger en steviger de weg moest zijn om niet onder te lopen of uit elkaar te vallen. Soms werd zo’n agger dus ook beschoeid: er werden ter versteviging houten palen in geslagen, als een soort hekwerk. De aarde daarbinnen werd dan mooi afgedekt met grind, terwijl er aan de buitenkant een soort hellingen werden opgeworpen zodat de beschoeiing goed ingestopt zat. Mocht het zo zijn dat de weg grond bijna onbegaanbaar was, dan was het nodig om bij wijze van weg echt een soort brug of stijger aan te leggen. Bij de veldtocht in het Woud van Baduhenna (misschien in Noord-Holland) moesten de Romeinen ter plekke zulke moerasbruggen aanleggen om überhaupt door het drassige woud vooruit te komen. Als de weg een rivier over ging, was er natuurlijk ook een brug nodig, maar dat was dan wel hele andere koek.

Een gereconstrueerd stukje Limesweg, dwars door Vleuten-De Meern. Kaarsrecht!
Een gereconstrueerd stukje Limesweg, dwars door Vleuten-De Meern. Kaarsrecht!

De beroemdste Romeinse weg in Nederland was natuurlijk de zogenaamde Limesweg, die min of meer langs de zuidoever van de Rijn liep en van fort naar fort ging, vaak zelfs dwars door de forten heen. Daar kwamen natuurlijk een hoop zijweggetjes uit, want vaak genoeg moest je afslaan. De laatste tientallen jaren is er steeds meer bekend geworden over deze weg, ook omdat er in de veengrond zoveel bewaard is gebleven. Er is dus best een goed beeld van waar de weg lag. De Limesweg was in Romeinse stijl vrij recht aangelegd tussen de verschillende punten die hij verbond, zodat het dus niet alleen snel was omdat het begaanbaar was maar ook omdat er stukken afgesneden werden. Zo liep er tussen de forten Fectio (Vechten) en Hoge Woerd (Vleuten-De Meern) een directe weg, zodat iemand op doorreis geen uitgebreide omweg hoefde te maken via Traiectum (Utrecht) dat een stuk noordelijker lag door een grote flauwe bocht die de Rijn daar maakte. Ook de wachttorens, die bij bochten in de rivier gebouwd werden, lagen niet per se vlakbij de weg.

De Romeinse weg aan de Maas, nagemaakt bij Boxtel. Maar of hij ook zulke tegels had...?
De Romeinse weg aan de Maas, nagemaakt bij Boxtel. Maar of hij ook zulke tegels had…?

De Limesweg mag dan de bekendste Romeinse weg van Nederland zijn, maar was zeker niet de oudste. Marcus Agrippa, die tussen 20 en 18 v. Chr. gouverneur van heel Gallië was (wat volgens de Romeinen tot aan de Rijn kwam), liet al een weg tussen Keulen en Boulogne aanleggen, de beroemde Via Belgica, die dus ook door Nederland liep. Vanuit Keulen liep de weg westwaarts. Waarschijnlijk kruist hij jullie 21e-eeuwse grens bij Rimburg en gaat zo via Coriovallum (Heerlen) en Traiectum ad Mosam (Maastricht) naar Tongeren. In allebei die tussenstops kon je ook nog afslaan op andere wegen. Vanuit Maastricht liep nog een weg richting oost, die uitkwam in Aquae Granni (Aken). Vanuit die plaats kon je noordwaarts reizen naar Heerlen en zo verder gaan op een weg die ten oosten van de Maas liep, tot je uiteindelijk uitkwam bij Xanten. Vanuit Maastricht liep een weg ten westen van de Maas naar Ceuclum (Cuijk), waar je over kon steken om naar Noviomagus (Nijmegen) te reizen.

De mijlpalen van Wateringse Veld stonden langs de Romeinse weg tussen Matilo en Helinium. Alleen niet tegelijkertijd.
De mijlpalen van Wateringse Veld stonden langs de Romeinse weg tussen Matilo en Helinium. Alleen niet tegelijkertijd.

Belangrijke stad als Noviomagus was, lag hier ook een kruispunt van wegen. Oostwaarts liep een weg naar het fort Carvium (Herwen), het punt waar de Waal zich van de Rijn afsplitste, zodat je een reis over de Limesweg naar Xanten aanzienlijk kon verkorten. Wie vanuit Noviomagus noordwaarts ging bereikte via Elst ook de Limesweg. Ook kon je vanuit Noviomagus de Waal naar het westen volgen, waarschijnlijk helemaal tot aan de monding ervan, het Helinium (Naaldwijk). Waar die weg precies liep is helaas onbekend. In Zuid-Holland liep uiteraard ook een weg langs het Kanaal van Corbulo, van Matilo (Leiden) naar Helinium, zodat je de daartussen gelegen stad Forum Hadriani (Voorburg) bereiken kon. Er zijn meerdere mijlpalen gevonden die dat laten zien, net als bij de wegen in Limburg. En dan zijn er nog tal van vermoede wegen, zoals eentje langs de kust en weet ik waar allemaal nog meer.

Paul van der Heijden red.), Romeinse wegen in Nederland, verscheen in 2016 bij uitgeverij Matrijs. Een aanrader!
Paul van der Heijden (red.), Romeinse wegen in Nederland, verscheen in 2016 bij uitgeverij Matrijs. Een aanrader!

Zonder de wegen zou het Romeinse leger en alle handel in het rijk natuurlijk helemaal nergens zijn. En ook deze soldaat was lang niet zo ver gekomen zonder de Romeinse wegen. Als je meer wil weten over Romeinse wegen, kan ik je nog het boek Romeinse wegen in Nederland aanraden. Benieuwd waar de wegen mij over een paar maanden weer heen zullen leiden. Want hoewel er meerdere naar Rome leiden, weet ik zeker dat ze dat niet allemaal doen. Ik wens jullie in elk geval een mobiel jaar!

L. Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein

Hoe overleeft een Romeinse soldaat de winter?

winterGegroet, Germaanse geweldenaars! Het is er al aardig kouder op aan het worden. Dat merk je als Romeinse soldaat elk jaar. Zeker in vroeger tijden toen deze landen meer tot de periferie van het Romeinse rijk behoorden en nog geen volwaardige provincies waren. De soldaten leefden een tijdelijk opgeslagen kamp in tenten, alsof zij op veldtocht waren, zodat zij zich ’s winters terugtrokken in een meer permanent winterkamp. Dat ’s winters terugtrekken kon natuurlijk het Romeinse gezag wel een beetje doen verzwakken in die maanden, maar er werd nu eenmaal niet zoveel oorlog gevoerd in de winter. (Wat een hinderlaag bij die terugtocht in de herfst natuurlijk niet tegenhield, maar dat moet je maar aan gouverneur Varus vragen, ahum!)

Deze soldaat uit de hulptroepen zit goed ingepakt. Ook de legionairs moeten daar natuurlijk aan geloven.
Deze soldaat uit de hulptroepen zit goed ingepakt. Ook de legionairs moeten daar natuurlijk aan geloven.

Naarmate de troepen permanenter gevestigd worden, in stevige barakken, is het terugtrekken niet altijd meer nodig. Wel is de winter natuurlijk minder de tijd van patrouilles of zelfs verre dagmarsen. Een ideale tijd voor klusjes dus. Dat kan geen kwaad, want de boel moet goed onderhouden worden. Niet alleen het fort zelf, maar ook de spullen die je als soldaat draagt. Pantsers en helmen moeten worden gepoetst en eventueel gerepareerd. Leren riemen moeten soms worden vervangen, kleding moet worden gerepareerd. Enzovoorts.

Je kan ze zo onbeschaafd vinden als je wil, maar deze braccae helpen ons echt de winter door!
Je kan ze zo onbeschaafd vinden als je wil, maar deze braccae helpen ons echt de winter door!

Wat kleding betreft moeten we ons goed inpakken in zo’n koude winter hier in het grensgebied. Hoewel de Romeinen de broek niet erg beschaafd vinden, hebben wij soldaten al snel doorgekregen dat het dragen van een broek in dit koude land wel zo slim is. Zo’n broek noemen we braccae (meervoud dus) of, in het geval van een korte, feminalia. Dat laatste klinkt alsof het vrouwelijk bedoeld is, maar verwijst eigenlijk naar de femen, de dij, die immers door de broek bedekt worden. Dat wij soldaten steeds meer broeken gaan dragen, is een goed bewijs van hoe de Romeinen wel degelijk een hoop van de zogenaamde barbaren geleerd hebben. De hoge heren in Rome vonden het maar niets. Als het in de winter koud werd, verwarmden die zich liever met kousen, extra veel tunica’s en eventueel met beenwindsels. Door die om je benen te wikkelen, kun je je benen goed warm houden! Ze zijn soms enkele meters lang!

Onze sokken of undones kunnen van geweven stof genaaid zijn, maar naaldgebonden zoals deze komen ook voor.
Onze sokken of undones kunnen van geweven stof genaaid zijn, maar naaldgebonden zoals deze komen ook voor.

Ja, sokken of undones zijn ook erg populair bij ons. Zeker voor de soldaten die caligae dragen, van die open soldatensandalen. Maar ook later, als de Romeinse troepen steeds meer dichte laarzen gaan dragen, zijn zachte sokken erg prettig om te dragen. Ze kunnen naaldgebonden zijn of van geweven wol of stof in elkaar genaaid zijn. Op een zelfde manier kun je ook naaldgebonden handschoenen dragen. Als dat goed in elkaar gezet is, kan het onmogelijk afrafelen! Natuurlijk doet een lekkere dikke tunica van wol ook wonderen. Zeker als het een Keltische of Germaanse is, met van die lange mouwen. Dat wordt zo populair dat in een paar eeuwen tijd steeds meer Romeinen op lange mouwen overgaan!

Undones (sokken), braccae (broek) en paenula (mantel/jas). Deze soldaat is klaar voor de herfst!
Undones (sokken), braccae (broek) en paenula (mantel/jas). Deze soldaat is klaar voor de herfst!

Tot slot mag een mantel natuurlijk niet ontbreken. Dit kan een sagum zijn, een eenvoudige rechthoekige wollen mantel, die je ook gemakkelijk als deken gebruiken kunt, maar ook een paenula, een grote mantel met kap die zowel tegen de kou als tegen de regen kan dienen. Een paenula heeft vaak de vorm van een cirkel, halve cirkel of ovaal. Hij hangt mooi om je romp heen maar kan achterover geslagen worden. Aan de voorkant kun je nog knopen van leer maken, zodat je hem zelfs dicht kunt binden. En als de kap groot genoeg is past hij zelfs over je helm heen, zodat die niet verroest door de regen! Slim, nietwaar? Ik ga in elk geval maar eens hard met mijn winterkleding aan de slag, want de herfst wordt kouder en kouder. Warme groetjes en tot de volgende keer!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Van “Caesar” tot “keizer”: what’s in a name?

César_(13667960455)Bovenste beste barbaren, gegroet! Voor de maand juli leek het mij wel leek om terug te grijpen op die ene Romein naar wie de maand genoemd is: Julius Caesar. Als ik, Lucius Octavius Barbatus, mensen zoals jullie spreek over hem, hoor ik vaak dat hij die beroemde Romeinse keizer was. Daar moet ik stiekem nogal om lachen, want Julius Caesar was eigenlijk helemaal geen keizer. Hij leefde in de laatste eeuw van de Romeinse republiek! Maar hoe komt het dan dat de naam Caesar zo met die van de keizer geassocieerd wordt?

Als de naam Caesar op haar of "krullenbol" sloeg, was dat misschien een grapje. Maar of het dat werkelijk betekent...?
Als de naam Caesar op haar of “krullenbol” sloeg, was dat misschien een grapje. Maar of het dat werkelijk betekent…?

De naam Caesar is een cognomen, oftewel een herkenningsnaam. Als een Romein zo’n cognomen had, was dat meestal zijn derde naam. Dit kon een soort bijnaam zijn, die tijdens het leven van een Romein aan hem gegeven werd. Het kwam echter ook vaak voor dat een cognomen als een soort tweede achternaam ging gelden en zo door de familie werd doorgegeven. Dat was het geval met de naam Caesar, die het cognomen was van een belangrijke tak uit de gens Iulia, het Julische huis. Eigenlijk zijn er dus een heleboel mannen geweest die Julius Caesar heetten: Julius (of eigenlijk Iulius) was tenslotte de familienaam. De beroemde veldheer die Gallië veroverde heette voluit Gaius Iulius Caesar, maar alsof dat nog niet ingewikkeld genoeg is was hij ook al de vierde Gaius in de familie! De betekenis van de naam Caesar is trouwens verloren gegaan. Wel zijn er theorieën over de betekenis. Bijvoorbeeld dat deze zou slaan op een “gesneden” geboorte (caesus – nu weet je ook waarom dit een keizersnee heet) of op azuurblauwe ogen (caesii) of opvallend veel haar (caesaries). Of zelfs dat het in een Noord-Afrikaanse taal het woord voor een olifant zou zijn geweest! Wel is het zo dat een cognomen vaak sloeg op een opvallend uiterlijk kenmerk. Bovendien werden er vaak grapjes bij gemaakt (Cicero betekent bijvoorbeeld “kikkererwt”, maar verwees juist naar een wratje) en kwam kaalheid blijkbaar vroeg voor in Caesars familie, wat de betekenis over de haarbos wel interessant maakt.

Een stamboom vol Julius Caesars. Wie kan die ene beroemde Julius vinden?
Een stamboom vol Julius Caesars. Wie kan die ene beroemde Julius vinden? (Klik om te vergroten).

Julius Caesar maakte carrière en werd na een felle burgeroorlog in 45 v. Chr. zelfs dictator voor het leven. Erg lang kon hij daar niet van genieten, want op 15 maart 44 v. Chr. werd hij door een groep senatoren neergestoken. Toen Caesars testament geopend werd bleek dat hij zoveel mogelijk had nagelaten aan zijn achterneef Gaius Octavius, de kleindochter van zijn zus Iulia Caesaris. Bovendien werd Octavius in het testament postuum geadopteerd. Het adopteren van een neef of protegé was in die tijd vrij normaal als er geen mannelijke erfgenaam was, al was de manier waarop Caesar het nu had gedaan eigenlijk illegaal. Octavius trok zich daar echter niets van aan en nam prompt Caesars naam over: Gaius Iulius Caesar Octavianus. Hoewel hij in geschiedenisboeken Octavianus genoemd wordt, liet hij zich eigenlijk gewoon met Caesar aanspreken. Toen hij zijn oudoom twee jaar later liet vergoddelijken, noemde hij zich Gaius Iulius Caesar Divi Filius, om aan te geven dat hij de zoon van de goddelijke Caesar was.

Imperator Caesar Divi Filius Augustus heette oorspronkelijk Gaius Octavius.
Imperator Caesar Divi Filius Augustus heette oorspronkelijk Gaius Octavius.

Toen Octavianus in 27 v. Chr. zijn laatste rivaal versloeg en definitief alleenheerser van het Romeinse rijk was geworden, gaf de Senaat hem een aantal nieuwe titels. Eén hiervan was de titels princeps, zoveel als “eerste burger”, waarmee de schijn werd opgehouden dat hij een eerste onder gelijken was en de republiek gered zou hebben. Ook heel belangrijk was de nieuwe erenaam Augustus, die “verhevene” betekent. Al meer dan 10 jaar daarvoor had hij bovendien de titel van imperator gekregen. Sinds 27 v. Chr. regeerde hij dus onder de naam Imperator Caesar Divi Filius Augustus. Vanaf dat moment noemen we hem dan ook keizer Augustus en begint de Romeinse keizertijd. Trouwens, de vroege helft van de keizertijd heet ook wel het principaat, vanwege de titel princeps.

Stamboom deel 2, vanaf Augustus. Qua namen is er zoveel herhaling dat de namen waaronder de leden bekendstaan vetgedrukt zijn. (Klik om te vergroten.)
Stamboom deel 2, vanaf Augustus. Qua namen is er zoveel herhaling dat de namen waaronder de leden bekendstaan vetgedrukt zijn. (Klik om te vergroten.)

Een opvolger vinden ging niet gemakkelijk omdat Augustus’ schoonzoon en kleinzoons overleden. Uiteindelijk vond hij een opvolger in zijn stiefzoon Tiberius Claudius Nero, die werd geadopteerd en zichzelf vanaf toen Tiberius Iulius Caesar mocht noemen. Tiberius had zijn sporen verdiend met veldtochten in onder andere Germania, waar ook zijn broer Nero Claudius Drusus oorlog gevoerd had. (Ja, Drusus is vast ook in Nederland geweest!) Omdat Tiberius geen makkelijke man was en voor zijn adoptie zelfs ruzie met Augustus had gehad, kreeg hij opdracht om Drusus’ zoon Germanicus alvast te adopteren. Germanicus stierf echter al toen Tiberius pas 5 jaar keizer was, misschien wel in opdracht van Tiberius zelf. Toen Tiberius stierf was hij een oude, verbitterde keizer die uit angst om vermoord te worden bijna geen familielid had overgelaten. Op een of andere manier had hij echter zijn achterneefje Gaius gespaard. Gaius was het zoontje van Germanicus (en langs moederskant een achterkleinzoon van Augustus) en heette eigenlijk Gaius Iulius Caesar Germanicus. Maar omdat hij al als kind de soldatenkampen bezocht in kleine soldatenkleertjes, werd hij ook wel Caligula (“soldatenlaarsje”) genoemd. Als keizer veranderde hij niet veel aan zijn naam, behalve dat hij tussen Caesar en Germanicus de naam Augustus plakte.

Claudius was de eerste keizer die de naam Caesar niet bij adoptie kreeg, maar hem uit zichzelf ging dragen. Wel was hij nog een Julisch-Claudische keizer.
Claudius was de eerste keizer die de naam Caesar niet bij adoptie kreeg, maar hem uit zichzelf ging dragen. Wel was hij nog een Julisch-Claudische keizer.

Met Caligula liep het niet goed af: al na 4 jaar keizerschap werd hij vermoord, net als zijn vrouw en dochtertje. Zijn oom Tiberius Claudius Nero Germanicus, de broer van Germanicus, werd bevend van angst achter een gordijn ontdekt en tot keizer uitgeroepen. Claudius was met zijn gestotter en spastische lichaam altijd als een sulletje behandeld, maar bleek nu best een pientere en bekwame keizer. Oorspronkelijk heette hij Tiberius Claudius Drusus, maar hij had zijn naam veranderd toen Germanicus door Tiberius was geadopteerd, wat Claudius het familiehoofd van de Nero-tak van het Claudische huis maakte. Als keizer liet hij de naam Nero weer vallen en noemde zich Tiberius Claudius Caesar Augustus Germanicus. Hiermee is hij de eerste keizer die de naam Caesar uit zichzelf aannam, omdat hij wist dat het volk veel ontzag voor de naam had. Zo stond de naam Caesar voor het eerst los van bloedverwantschap of adoptie! Claudius’ derde huwelijk was met zijn nichtje Agrippina, de zus van Caligula. Hiermee werden de Julische en Claudische familie weer verbonden. Agrippina kreeg Claudius zover dat hij haar zoon, Lucius Domitius Ahenobarbus, adopteerde en tot zijn opvolger benoemde. Die noemde zichzelf Nero Claudius Caesar Drusus Germanicus en nam daarmee duidelijk zoveel mogelijk namen uit de twee families aan. Toen Nero keizer werd, verving hij Drusus door Germanicus.

Vitellius was de enige keizer in de eerste eeuw die de naam Caesar niet gebruikte. Maar hij regeerde maar een paar maanden.
Vitellius was de enige keizer in de eerste eeuw die de naam Caesar niet gebruikte. Maar hij regeerde maar een paar maanden.

Nero was de laatste Julisch-Claudische keizer. Toen hij werd afgezet en zichzelf van kant maakte, had hij geen zoons of erfgenamen. In plaats daarvan gaf de senaat het keizerschap aan Galba, de generaal die de opstand leidde. Dat de namen Caesar en Augustus nu echt deel van het keizerschap geworden waren, bleek wel toen Galba deze namen achter de zijne plakte. Voor het eerst werden de namen gedragen door een totaal nieuwe keizer die zelfs geen verwant van zijn voorgangers was. Galba genoot niet lang, want de burgeroorlog na Nero’s dood resulteerde in een Vierkeizerjaar. Vitellius, die dat jaar heel even keizer was, besloot als enige van de vier de naam Caesar niet te gebruiken, om zich te distantiëren van Nero’s bewind. Toch bleef de naam Caesar na het Vierkeizerjaar in gebruik, net als de naam Augustus, al dan niet met de titel Imperator erbij. De naam Caesar begon meer en meer een erenaam te worden en had niets meer met een familie te maken.

Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Twee van hen zijn Caesar Augustus oftewel keizer, de andere twee zijn "slechts" Caesar oftewel onderkeizer en troonopvolger.
Standbeeld van de tetrarchen, elkaar omhelzend als vaders en zoons. Twee van hen zijn Caesar Augustus oftewel keizer, de andere twee zijn “slechts” Caesar oftewel onderkeizer en troonopvolger.

In de tweede eeuw ontstond hier een nieuwe gewoonte bij. Troonopvolgers kregen de naam Caesar vaak al, waarna de naam Augustus eraan werd toegevoegd als zij definitief keizer werden. Soms kregen ze al taken toebedeeld, zodat de titel van Caesar soms als een onderkeizer gezien zou kunnen worden. Wellicht dat keizer Diocletianus hier in 296 naar keek toen hij de Tetrarchie (“regering van vier”) ontwierp. Al 10 jaar daarvoor had Diocletianus het Romeinse rijk, dat 50 jaar chaos en burgeroorlog achter de rug had, onder twee keizers verdeeld om het gemakkelijker te besturen. Nu werden er nog twee onderkeizers aan toegevoegd. Elke rijkshelft had dus zijn eigen Caesar Augustus, terwijl van die helft ook nog een deel bestuurd werd door een Caesar, die direct aan die Caesar Augustus beantwoordde. Caesar en Augustus waren nu definitief titels in plaats van namen. Bovendien werd de schijn van de Romeinse republiek allang niet meer opgehouden, zodat we deze Late Keizertijd het Dominaat noemen.

De Byzantijnse keizers noemden zich ook wel basileos. Zij leken nog nauwelijks op de keizers uit de eerste eeuw.
De Byzantijnse keizers noemden zich ook wel basileos. Zij leken nog nauwelijks op de keizers uit de eerste eeuw.

In het Dominaat was het Romeinse rijk des te duidelijker een monarchie. Hoewel het systeem dat Diocletianus ontworpen had niet altijd precies zo werkte (dan waren er weer vier of vijf keizers, dan weer eentje, dan weer eentje met een onderkeizer, enzovoorts) was er altijd minstens één Caesar Augustus. In het oostelijke deel, waar Grieks de voertaal was, werd de keizer op den duur ook steeds vaker basileos genoemd, wat Grieks is voor “koning”. In de tijd van Augustus was dat nog ondenkbaar geweest! Tegelijkertijd werd de titel Caesar niet vergeten: worden als het Nederlandse keizer en het Duitse Kaiser zijn duidelijk erop gebaseerd. Want oorspronkelijk sprak je Caesar namelijk uit als… kaisar! Zo! En nu weet je dus hoe een naam waarvan niemand de betekenis nog kende, uiteindelijk een doodgewoon woord in jouw taal is geworden!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein