Wie waren de Bataven?

BatavenNaast militairen en ambtenaren in dienst van het Romeinse rijk was er ook een inheemse of lokale bevolking aanwezig in Romeins Nederland en omstreken. De Romeinen verdeelden hun provincie Germania Inferior, waar een groot deel van het zuiden van Nederland bij hoorde, in verschillende civitates of administratieve stamgebieden. De bekendste stam in Romeins Nederland is natuurlijk die van de Bataven, die zelfs zo beroemd zijn dat hun naam (of het daarvan afgeleide “Batavieren”) door veel mensen met heel Nederland geassocieerd wordt. Terecht is dat niet, want de Bataven bewoonden lang niet heel Nederland. Waarschijnlijk zaten zij vooral in het rivierengebied. Dat zij “oorspronkelijke” bevolking zouden zijn is ook niet juist.

De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.
De Bataven (of hun elite) kwamen uit de omgeving van de Wezer en trokken uiteindelijk het Nederlandse rivierengebied binnen.

De Bataven zouden zijn afgesplitst van de Chatten, een stam die rondom het gebied van Hesse-Kassel in Duitsland woonde, bij de Wezer. Een onderling conflict leidde er blijkbaar toe dat de verliezende partij zich uit zelfbehoud naar het westen verplaatste en toenadering bij de Romeinen zocht. Wanneer dit gebeurde is niet zeker: in elk geval na het einde van de Gallische oorlog in 50 v. Chr. en vóór het begin de Germaanse veldtochten van Drusus in 12 v. Chr. Bekend is dat Marcus Vipsianus Agrippa als gouverneur van Gallië in 37 v. Chr. de Romeinsgezinde Ubiërs toestemming gaf om op de linkeroever van de Rijn te komen wonen nadat zij samen met Agrippa ten strijde waren getrokken tegen de Sueben. Misschien speelde de Suebische agressie een rol in de Chattische burgeroorlog, waarbij de verliezers waarschijnlijk de kant van de Romeinen hadden gekozen. Wat de exacte oorzaak van de migratie ook was, de Bataven kregen toestemming om in het Nederlandse rivierengebied te gaan wonen, in het land tussen Rijn, Waal en Maas. Daar moet bij gezegd worden dat Julius Caesar al over een Insula Batavorum (“Bataveneiland”) sprak, wat impliceert dat hier al bevolking woonde die “Batavi”  genoemd werd. Die naam zou dan weer op vruchtbare grond duiden.

De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet...
De Bataven zouden via de Rijn bij Lobith Nederland in zijn getrokken. Maar Lobith en Nederland bestonden nog niet…

Omdat de naam Bataven veelal aan de Betuwe verbonden wordt, worden de Bataven traditioneel hiermee geassocieerd. Op zich is dat juist, maar hun grondgebied kan zich nog wel daarbuiten uitgestrekt hebben, zeker als men bedenkt dat het bestuurscentrum van hun civitas in het tegenwoordige Nijmegen lag. In traditionele schoolboekjes zouden ze de Rijn zijn afgezakt en “bij Lobith” Nederland binnengetrokken zijn. Ook dit beeld is niet helemaal zeker: afgezien van het feit dat Lobith nog niet bestond (evenmin als de grens tussen Nederland en Duitsland) is het ook onzeker of er werkelijk over de Rijn gevaren werd in deze trektocht. Bovendien is het de vraag of de Bataven wel allemaal bij de Chatten vandaan kwamen of dat er sprake was van een vermenging met al aanwezige bevolking. Een mogelijkheid is dat het hier gaat om voormalige onderdanen of vazallen van de Eburonen, een stam ergens ten zuiden van de Rijn van wie Julius Caesar beweerde ze te hebben uitgemoord. Pollenonderzoek ontkracht de door Caesar beweerde ontvolking, maar er is ook geopperd dat in werkelijkheid de politieke elite van de Eburonen werd uitgemoord, waarna de lokale bevolking van haar leiders beroofd was. De Bataven zouden dus, net als de Tungri en andere stammen, in dit machtsvacuüm gesprongen kunnen zijn. Evengoed is de aanduiding “Germaans” misleidend omdat de Romeinen die voor alle volkeren van achter de Rijn gebruikten, ongeacht taal, cultuur of etniciteit. Van de Chatten zijn er vermoedens van een Keltisch taalverwantschap. En andere theorie is die van het Noordwestblok, volgens welke de bevolking van de Lage Landen en omstreken Keltisch noch Germaans was, ondanks een sterke culturele invloed uit beide richtingen.

Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.
Een weergave van het mogelijke uiterlijk van een Bataafse ruiter met lichte helm en gezichtsmasker, in Museum het Valkhof.

De Bataven vestigden zich in elk geval met Romeinse toestemming in het rivierengebied en droegen hiermee bij aan de bewaking van de Romeinse Rijngrens. Dubbel en dwars want naast de Ala Batavorum, een cavalerie-eenheid, leverden de Bataven nog eens acht cohorten infanterie als Romeinse hulptroepen. Dat was zo ongewoon veel dat de Bataven van elke andere vorm van belasting waren vrijgesteld. Samen met hun aanduiding als bondgenoten heeft dit tot het fabeltje geleid dat de Bataven gelijkwaardige, onafhankelijke bondgenoten van de Romeinen waren. Dat is niet juist: gelijkwaardige bondgenootschappen bestonden in de tijd van het Romeinse keizerrijk niet of nauwelijks, terwijl onderwerpingen vaak genoeg zonder wapengekletter plaatsvonden. De Bataven waren dus wel degelijk onderworpen, maar aanvankelijk waren zij misschien meer autonome vazallen aan de grens, zoals wel vaker voorkwam bij de Romeinen. Naarmate Gallia Belgica (dat aanvankelijk tot aan de Rijn kwam) werd geïntegreerd als volwaardige provincie en de Romeinse periferie verder naar het noorden werd uitgebreid, werden de Bataven onderdanen van het Romeinse rijk. Sommige Bataafse soldaten wisten het tot de Praetoriaanse Garde in Rome te schoppen!

Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.
Bataafse ruiters onder leiding van Chariovalda streden in 16 na Chr. mee in het leger van Germanicus.

De Bataven speelden een rol in de veldtochten die vanaf de regering van keizer Augustus in Germania werden ondernomen. Al in 19 v. Chr. was er een groot troependepot op de Hunnerberg bij Nijmegen gebouwd en vanaf 12 v. Chr. plande Drusus vanuit dit gebied zijn expedities. Ook Tiberius en Germanicus maakten gebruik van onder andere Bataafse hulptroepen. De Bataven stonden vermaard om hun ruiters en om hun zwemkunsten. Die wilden ze wellicht iets te graag laten zien: tijdens een tocht over de Waddenzee verdronk een deel van de achterhoede toen deze door de vloed overvallen werd. De successen in Germania waren beperkt: ondanks een poging om er Romeins bestuur in te richten leden de legioenen onder Varus een grote nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr. en in 16 na Chr. werd besloten om de veldtochten in Germania niet voort te zetten. Het troependepot op de Hunnerberg werd niet meer in gebruik genomen. Wel was het ernaast gelegen fort op het Kops Plateau herbouwd. Voortaan zou de Ala Batavorum hier gehuisvest worden. Er worden in deze oorlogen weinig Bataafse namen genoemd, behalve ene Chariovalda die in 16 na Chr. een ruiterkorps leidde. Toen Germanicus zijn ruiters de Wezer liet oversteken, liet hij dit Chariovalda op de plek doen waar de stroming het sterkst was. Chariovalda en zijn ruiters liepen echter in een val van de Cheruskische leider Arminius, het brein achter de Varusslag, waarbij Chariovalda sneuvelde voor de Bataven hulp kregen.

Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.
Museum het Valkhof staat in feite in hartje Batavodurum, zoals ook staat op het aanwezige kunstwerk dat gebaseerd is op de Nijmeegse godenpijler.

De exacte omvang van het Bataafse gebied is niet helemaal duidelijk, hoewel het ongetwijfeld grote delen van de Betuwe en dus ook het midden-Nederlandse rivierengebied in beslag nam. De Rijn was ongetwijfeld de noordgrens van hun civitas, maar waar de oost-, zuid- en westgrens lagen is minder duidelijk. Vermoedelijk waren de Cananefaten directe buren in het westen en de Cugerni in het zuidoosten. De kern van het Bataafse gebied situeerde zich in elk geval rondom Nijmegen, mede omdat de Romeinen hier het bestuurscentrum hadden ingericht. Omdat veel Bataafse officieren na een carrière in de hulptroepen op Romeinse stijl wilden wonen, ontstond er bij dit machtscentrum een Gallo-Romeinse stad op de heuvel die nu het Valkhof heet. Beide stadsnamen zijn ook Keltisch van aard, namelijk Batavodurum (“Batavenmarkt”) en Oppidum Batavorum (“Burcht der Bataven”).  De stad nam in zijn hoogtij een plattegrond van ongeveer 1000 bij 300 meter in beslag. De rijkste ex-officieren, vaak van Bataafse adel, bezaten vaak echter ook aanzienlijke landerijen op het platteland, al dan niet samen met een stadswoning.

De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.
De samenzwering van Claudius Civilis (1661), door Rembrandt van Rijn. Het (gefantaseerde) tafereel was bedoeld voor het stadhuis van Amsterdam (nu het Paleis op de Dam) omdat de Bataafse opstand vaak met de Nederlandse Opstand vergeleken werd. Het doek werd afgekeurd omdat de stijl te ontraditioneel bevonden werd.

Dat de Bataafse onderwerping geen gelijkwaardig bondgenootschap was, blijkt uit de opstand die in 69 na Chr. uitbrak. Groeiende ontevredenheid tijdens de crisisperiode die het Vierkeizerjaar heet, leidde uiteindelijk tot een opstand onder leiding van de in ongenade gevallen ex-officier Julius Civilis, een Bataafse edelman wiens naam duidelijk Romeins staatsburgerschap aantoont. Middels een listige strategie was de opstand aanvankelijk succesvol en sloten verschillende stammen aan beide zijden van de Limes zich aan. Civilis was namelijk ervaren in de Romeinse krijgskunst en probeerde zijn mannen in dezelfde opstellingen en discipline te krijgen, hetgeen misschien toch makkelijker gezegd dan gedaan was, zelfs nadat de Bataafse hulptroepen zich aangesloten hadden. Op het hoogtepunt van de opstand was de Germaanse Limes tot in de buurt van de Alpen in handen van de rebellen, terwijl er zelfs een paar muitende legioenen overgelopen waren naar de opstand en in Gallië zelfs geprobeerd werd een onafhankelijk keizerrijk te stichten. Het succes was echter ook te wijten aan een onderbezetting van de legioensforten vanwege de Romeinse burgeroorlog: in het voorjaar van 70 was die echter grotendeels voorbij en kon de nieuwe keizer Vespasianus versterkingen sturen. In de loop van het jaar werden de rebellen teruggedreven naar het noorden, tot ze uiteindelijk niet anders konden dan de Batavenburg ontruimen. De stad werd, zoals indertijd gebruikelijk was, bij evacuatie in brand gestoken. Na een mislukte uitval moesten de rebellen ten slotte zelfs de Rijn over trekken. Civilis zag zich uiteindelijk gedwongen tot onderhandelen. Zijn lot wordt in de Romeinse verslagen niet vermeld.

Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.
Een indrukwekkende keizerzuil geeft de locatie van het marktgebouw ten oosten van het Hunnerbergfort aan. De naam van het fort is niet duidelijk.

Opvallend genoeg leidde de opstand voor zover bekend niet tot harde strafmaatregelen in het land van de Bataven. Het lijkt erop dat de oude verdragen grotendeels hersteld werden op enkele punten na: de Bataafse hulptroepen werden niet langer in hun eigen land ingezet, maar zouden voortaan forten in andere delen van het rijk bemannen. Verder werd de militaire bewaking van het gebied opgeschroefd. Veel Rijnforten in Gelderland zijn misschien pas na de opstand gebouwd, terwijl er op de Hunnerberg een legioen werd gevestigd om de Bataven onder de duim te houden. Dat duurde niet eeuwig: begin 2e eeuw werd het legioen nuttiger geacht op de Balkan, waar keizer Trajanus zich op de verovering van Dacia richtte. Tot die tijd had de economie rondom het fort goed geboerd, terwijl er een paar kilometer stroomafwaarts een nieuwe hoofdstad verrezen was: Noviomagus of “nieuwe markt”, waar later nog de naam Ulpia aan werd toegevoegd, naar keizer Ulpius Trajanus. Hoewel de economie van het Bataafse land nu misschien over haar hoogtepunt heen was, hield Noviomagus het nog lange tijd vol. De stad liep in de tweede helft van de 3e eeuw pas leeg, toen de Crisis van de Derde Eeuw haar hoogtepunt (of dieptepunt) bereikte. Het gebied was te onveilig geworden. Het voornaamste dat tijdens de Crisis verder van hen wordt vernomen is de aanbidding van de Bataafs-Romeinse oppergod Hercules Magusanus door de Gallische keizer Postumus. Zijn vaak aangenomen Bataafse identiteit ligt daarmee echter niet vast.

De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0
De eenheid van de Batavi, uitgebeeld door reenactors. (Bron: Wikimedia commons, CC-BY-SA-3.0

Hoewel de Bataven waarschijnlijk niet massaal uit hun land zijn weggetrokken, verdwenen zij op den duur wel op geheimzinnige wijze uit de geschiedenis. Melding van de Bataven komt nog wel voor rond 355, hoewel de Betuwe toen al prijsgegeven was aan de Salische Franken, waar Postumus het een kleine eeuw eerder al mee aan de stok had. Het is mogelijk dat de achterblijvers in die Saliërs zijn opgegaan, zoals de afsplitsing van de Chatten enkele eeuwen daarvoor de al aanwezige bevolking was gaan domineren. Wellicht trokken deze oude Bataven later met de Saliërs mee naar het meer zuidelijke Toxandrië (Noord-Brabant), waarna de Frankische Chamaven de Betuwe binnentrokken. Dominantie door nieuwkomers zal de Bataafse identiteit langzaam hebben doen oplossen in of versmelten met die van de Franken. In de Laat-Romeinse tijd leefde de naam Bataven nog wel voort in een afdeling van de Romeinse infanterie in de 4e en 5e eeuw, die letterlijk de Batavi genoemd werd. Op de Peutinger kaart, een middeleeuws kopie van een Laat-Romeinse kaart, wordt het land bij de Rijngrens ook Patavia genoemd.

De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.
De Bataven verdwenen uiteindelijk nogal roemloos uit de geschiedenis. Maar dat heeft menig Nederlander er niet van weerhouden trots op hen te zijn.

Hoewel de Bataven dus eigenlijk nogal stilletjes zijn opgegaan in de grotendeels Frankische bevolking die in de Vroege Middeleeuwen het zuiden van Nederland bewoonde, werd de naam er niet minder beroemd op. In de 17e eeuw werd men des te enthousiaster omdat men een parallel trok tussen de Opstand der Bataven en de Nederlandse Opstand (begin van de Tachtigjarige Oorlog), wat beide gezien werd als een onafhankelijkheidsstrijd tegen een buitenlandse bezetter. Zo werd de Bataafse Mythe geboren, want hoewel beide opstanden voortkwamen uit onvrede over een streng beleid (overdadige rekrutering bij de Bataafse opstand, torenhoge belasting, protestantenvervolging en opschorten van privileges en gewoonterecht bij de Nederlandse) zijn beide regeringen niet echt vergelijkbaar. Bovendien is het zeer onjuist om de Bataven met geheel Nederland te associëren. Desondanks schilderde Rembrandt van Rijn De Samenzwering van Claudius Civilis [sic] voor het stadhuis van Amsterdam: de eenogige Civilis en de stamhoofden leggen boven een kelk een eed af tijdens hun heilig banket, zoals Tacitus omschrijft. In de 19e eeuw beweerden de eerste echte Nederlandse historici zelfs dat de Opstand der Bataven het begin van de Nederlandse natie was. De Bataafse Mythe wordt vandaag de dag door de wetenschap gelukkig naar het rijk der fabelen verwezen. Maar de beroemde stam en haar grote opstand blijven tot de verbeelding spreken…

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 5: Maastricht-Nijmegen en Nijmegen-Rijngrens

Reisgids Maas WestNadat we in het vorige hoofdstuk in het zuiden van Limburg geëindigd zijn, gaan we nu weer noordwaarts. We trekken vanuit Maastricht, ditmaal langs de linkeroever van de Maas, waarna we bij Cuijk oversteken en naar Nijmegen reizen, om uiteindelijk weer bij de Rijn te eindigen.

Maastricht-Cuijk

©Kleon33; CC BY-SA 4.0
©Kleon33; CC BY-SA 4.0

1. Traiectum ad Mosam (Maastricht)
 Locatie: Binnenstad Maastricht, ten zuiden van de Servaasbrug
– Alternatieve namen: Pons ad Mosam (waarschijnlijk na de bouw van een brug); Mosae Traiectum (middeleeuwse bronnen)
Romeins Maastricht had het economische voordeel dat het aan een kruising van meerdere wegen lag. Niet alleen lag het aan de oever van de Maas, vanwaar vrachtschepen af en aan voeren, maar ook lag het aan de Via Belgica, een heel belangrijke handelsweg die Keulen verbond met Tongeren en uiteindelijk met de havenstad Boulogne. Alsof dat nog niet genoeg was liep er vanuit Maastricht ook een weg naar Aken en eentje langs de Maas naar het noorden. Toen Nijmegen in de loop van de tweede en derde eeuw economisch begon te verzwakken, werd Maastricht één van de rijkste plaatsen in Romeins Nederland.
– Speciaal in de Romeinenweek: Citygame “Het geheim van Julius Caesar”(elke dag); Ommetje binnenstad Maastricht (29 april, 14:00-16:30)

De kruik uit Feresne. ©Hans Erren; CC BY-SA 3.0
De kruik van Ferenius. ©Hans Erren; CC BY-SA 3.0

2. Feresne (Dilsen?)
Locatie: onzeker, misschien Dilsen “de Kommel”
Feresne staat op de Peutinger kaart vermeld tussen Tongeren en Catualium. De exacte locatie ervan is echter nog lang niet duidelijk. Een andere aanwijzing voor het bestaan van de plaats is een potscherf uit Heerlen, met de naam Lucius Ferenius erop. De vondst van een vicus in het Belgische Dilsen doet vermoeden dat Feresne hier gelegen kan hebben. Het betrof een straatdorp, met huizen aan weerszijden van een Romeinse weg. Toch is Dilsen niet per se de enige kandidaat, zeker niet nadat in het nabijgelegen Mulheim sporen van een tempel ontdekt werden.

3. Catualium (Heel?)
– Locatie: mogelijk rondom de Stefanuskerk van Heel
Ook Catualium staat op de Peutinger kaart. Heel is de kandidaat omdat er sporen van een vicus gevonden zijn rondom de Stefanuskerk, zoals op de Panheelderweg. De locatie ligt bij een kronkelig deel van de Maas. Juist daarom is het niet ondenkbaar dat er bij Catualium ook een castellum kan zijn gebouwd, al dan niet in de Laat-Romeinse tijd. Gevonden is het echter nog niet. Het ligt bovendien niet ver van Roermond, ten oosten waarvan Mederiacum gelegen zou kunnen hebben.

4. Tempel Roermond
Locatie: onzeker
In 1960 werden er brokken zuil en een votiefsteen opgevist uit de Maas. De steen was gewijd aan de godin Rura. Samen met de andere brokstukken duidt dit dus op de aanwezigheid van een tempel, die blijkbaar door de Maas overstroomd is. Rura was waarschijnlijk een riviergodin, namelijk die van de Ruhr. De steen is in het Historiehuis van Roermond te bekijken.

© Toem Doesborg; CC BY-SA 3.0
© Toem Doesborg; CC BY-SA 3.0

5. Blariacum (Blerick?)
Locatie: vermoedelijk de Garnizoenweg in Venlo-Blerick
Blerick, het stadsdeel van Venlo ten westen van de Maas, zou het op de Peutinger kaart vermelde Blariacum geweest kunnen zijn, dat op de kaart tussen Catualium en Ceuclum vermeld wordt. Een reden waarom dit vaak wordt aangenomen is de sterke gelijkenis tussen beide namen, al mag je daar natuurlijk niet volledig op vertrouwen. De suggestie dat er een brug over de Maas liep bij Blerick is niet bewezen. Er zou dan waarschijnlijk ook een castellum moeten liggen, maar ook dat is niet gevonden. Wel lag er ter hoogte van de Garnizoenweg een Romeinse weg die haaks op de Maas stond, hetgeen een oversteekpunt impliceert. Ook is er een groot gebouw gevonden dat een herberg zou kunnen zijn. Dan zou Blariacum in plaats van een castellum misschien een statio zijn geweest.
Bezienswaardigheden: markering Romeinse weg tegenover de Venrayseweg

©Rijksdienst voor cultureel erfgoed; CC BY-SA 3.0
©Rijksdienst voor cultureel erfgoed; CC BY-SA 3.0

6. Statio van Lottum
Locatie: onzeker
Tussen Blariacum en Ceuclum wordt op de Peutinger kaart geen plaats meer genoemd, al laat deze kaart wel vaker namen en routes weg. Ongeveer 10 kilometer ten noorden van Venlo ligt bijvoorbeeld Lottum (voor zover bekend géén Romeinse naam!) waar sporen zijn gevonden die duiden op een statio, een militair wegstation. Twee altaarstenen met namen van soldaten erop doen dit vermoeden. Een gevonden bouwwerk zou de statio kunnen zijn, maar misschien ook niet: wellicht is dit de tempel waar de soldaten hun votiefstenen lieten plaatsen. Van de andere kant lag er dicht in de buurt al een inheems heiligdom. Lottum zou bovendien een geschikte oversteekplaats kunnen zijn voor wie vanuit Xanten sneller naar Maastricht wilde, dus wie weet…

pijler7. Ceuclum (Cuijk)
Locatie: Maasboulevard en Waalstraat, Cuijk
Zoals eerder besproken was Cuijk ook een religieuze plaats en een knooppunt voor handelaren. De Maas stroomt er langs, terwijl reizigers over land er konden oversteken. Bijvoorbeeld om naar Nijmegen of Xanten te gaan vanuit het zuiden. De afstand tussen Ceuclum en Catualium is vrij groot, dus is het niet onmogelijk dat er nog andere stationes tussen lagen die op de Peutinger kaart en in het Itinerarium Antonini vergeten zijn.
– Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse dag Cuijk (elke dag); Via Valentinana (elke dag)

©Fred Hage; CC BY-SA 3.0
©Fred Hage; CC BY-SA 3.0

8. Wachttoren Heumensoord
– Locatie: Heumensoord, Malden
Bij Heumensoord werd vanaf de derde eeuw een wachttoren of wachtpost opgericht om de route tussen Cuijk en Nijmegen beter te bewaken. Dat was nodig omdat Germania Inferior vanaf die eeuw beduidend onveiliger was geworden door Frankische invallen en een verzwakt grensleger. De toren was ongeveer 8 meter hoog en waarschijnlijk van hout. In de vierde eeuw werd hij in brand gestoken waarna men een iets kleinere nieuwe post bouwde. Het terrein van de toren is nu met gaas afgedekt om het te beschermen.
Bezienswaardigheden: zichtbaar gemaakte grachten van de wachttoren

Nijmegen Valkhof9. Romeins Nijmegen
– Locatie: Valkhof (oude stad, Laat-Romeins fort); Hunnerberg (castra en amfitheater); Kopse Hof (castellum Kops Plateau); Nijmegen-West (Noviomagus)
Alternatieve namen: Batavodurum (stad Valkhof); Oppidum Batavorum (stad Valkhof); Castra Herculis (mogelijke naam castra Hunnerberg of Laat-Romeins castellum Valkhof); Ulpia Noviomagus Batavorum (stad Nijmegen-West)
Romeins Nijmegen is een complexe locatie, die we echter al in hoofdstuk 2 behandeld hebben. De weg vanuit Cuijk (en eigenlijk ook uit Maastricht) eindigde hier, waarschijnlijk bij het Valkhof, waar oorspronkelijk het Bataafse bestuurscentrum door de Romeinen ingericht was. Van daaruit kon je oost- of westwaarts. In het oosten lag het militaire zwaartepunt. Na enkele tijdelijke kampen zat hier lange tijd een ruiterfort op het Kops Plateau. In de Opstand der Bataven (69-70 na Chr.) sneuvelden de stad en het fort, waarna op de Hunnerberg een castra voor Legio X Gemina werd opgericht. Een nieuwe stad verrees in het westen. De Nijmeegse economie floreerde de rest van de eeuw, maar kreeg een gevoelige klap toen rond 103 het legioen vertrok. Rond 180 werd de castra voorgoed ontruimd. Een eeuw later liep de verpauperde stad leeg toen de Crisis van de Derde Eeuw de handel de nek omdraaide. In de vierde eeuw concentreerde de boel zich weer op het Valkhof, waar een kleine handelsstad aan de Waaloever verrees en een nieuw castellum werd gebouwd op de heuvel.
– Speciaal in de Romeinenweek: “Nacht van de Romeinen” in Museum het Valkhof (28 april, 19:30-2:00); Layar-wandeling “Oudste stad van Nederland” (hele week); GPS Romeinen tocht (elke dag behalve 30 april en 1 mei; 11:00-17:00); “Romeinenwerkplaats” in Museum het Valkhof (29 april, 1-6 mei, 11:00-17:00)

Nijmegen Gelderse Vallei10. Brug over de Waal
Locatie: mogelijk ter hoogte van de Snelbinder, Nijmegen
Dat de Romeinen bij Nijmegen een brug over de Waal maakten ligt vast, al is het niet zeker of de gevonden brug ook echt de Romeinse is of toch een middeleeuwse. De Waal was niet onbelangrijk voor de Romeinen, maar de Rijn zelf had meer de voorkeur. Door een dam bij de aftakking van de Waal, bij Tolkamer, te maken werd de Rijn dieper en dus beter te bevaren (en minder makkelijk over te steken). Deze dam sneuvelde in het jaar 70 toen de rebellen van de Bataafse opstand zich achter de Waal terugtrokken. Ook de brug bij Nijmegen moest het ontgelden, maar gezien de belangrijke positie ervan is deze vast en zeker weer opgebouwd na de opstand. Of dat ook met de dam gebeurde is nog maar de vraag.

21111. Tempels en vicus van Elst
Locatie: Grote Kerk, Elst
Mogelijke naam: Helisthe
Al in de IJzertijd lag er waarschijnlijk een heiligdom bij Elst, maar dit zal niet meer dan een open plaats zijn geweest. In de eerste helft van de 1e eeuw zal hier voor het eerst een Gallo-Romeinse tempel, een mengeling van Romeinse en inheemse invloeden, zijn verrezen. De eerste tempel was vrij sober om te zien: niet meer dan een rechthoekig gebouw met een trapeziumvormig dak. In de tweede eeuw werd op dezelfde plek echter een nieuwe tempel neergezet. Deze had veel meer allure en was opvallend genoeg wel 17 meter hoog. In stijl van Gallo-Romeinse tempels werd de nieuwe tempel volledig door een porticus of zuilengalerij omgeven, met het terrein daaronder iets verheven boven de grond. Ook lag er om de tempel een ommuurd terrein. Hoewel we niet weten voor welke godheid te tempel was, doen de grootte en gevonden offers vermoeden dat het een belangrijke was. Hercules Magusanus, een mengeling van de Romeinse Hercules en de Bataafse oppergod, is geopperd. De tempel moet zo aantrekkelijk zijn geweest voor handeltjes dat er vanzelf een vicus omheen verrees, misschien wel met badhuis!
Bezienswaardigheden: Zichtbare fundering rondom en onder de Grote Kerk
Speciaal in de Romeinenweek: Rondleiding Tempel | Kerk Museum Elst (weekenden, 14:30)

De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.
De tempel van Elst-Westeraam, met bijbehorende waterput.

12. Tempel van Elst-Westeraam
Locatie: Noorderlicht, Elst
Ondanks de grote belangrijke tempel onder de Grote Kerk, was Elst nog een tempel rijk in het oosten. Deze was een stuk kleiner en net als de grote tempel rond het jaar 100 gebouwd. Wel heeft ook hier vermoedelijk eerder een heiligdom gestaan, waarschijnlijk in de vorm van een houten gebouw. Ook het terrein van deze tempel was ommuurd, maar dan waarschijnlijk met hout en greppels. Naast de tempel lag een waterput. Rond het jaar 200 begon de tempel waarschijnlijk in verval te raken.

216 -Driel13. Castellum Driel
Locatie: zeer onzeker
De vondst van een weggedeelte ten zuiden van Driel maakt duidelijk dat er waarschijnlijk vanuit Elst direct een weg naar de Rijn liep. Driel is, zoals besproken in hoofdstuk 1, de kandidaat voor een castellum, maar het bestaan ervan is erg onzeker. Als het om een kruispunt ging schept dit echter wel interessante mogelijkheden.

 

De Romeinse Reisgids – hoofdstuk 3: langs de Maas tot aan de oostgrens

Reisgids MaasmondHet belang van de Maas als waterweg kan ook niet onderschat worden. Net als bij de Waal lagen er waarschijnlijk Romeinse posten aan de Maas. Aanvankelijk puur omdat hier een weg langs liep, waar wegstations nodig waren om de orde te bewaken, maar later ook om te voorkomen dat vijanden die de Rijn over hadden weten te steken nog verder doordrongen. Bovendien konden flexibele ruitereenheden vanaf de Maas snel naar een plek aan de Rijn komen om de soldaten daar te hulp te schieten als er problemen waren.

©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0
©audiovisueel centrum Vrije Universiteit Amsterdam; CC BY-SA 3.0

1. Helinium (Naaldwijk)
– Locatie: onzeker
– Bewoners: misschien de Classis Germanica pia fidelis
Volgens Plinius de Oudere lag het “Bataveneiland” tussen het Flevomeer en het Helinium. Waarschijnlijk was dit de benaming voor de toen zeer brede monding van de Maas en Waal. Het is duidelijk dat er bij Naaldwijk een nederzetting lag en gezien de positie ervan zou het best eens kunnen dat het Kanaal van Corbulo hier in het Helinium uit kwam. Als dat zo was, is het ook logisch dat er een militaire post bij Naaldwijk was, die misschien ook wel naar de naam Helinium luisterde. Een bronzen plaat van de Classis Germanica pia fidelis, de vloot van de Rijndelta, doet vermoeden dat er een vlaardingenvlootbasis was, maar die is nog niet ontdekt.

2. Flenium (Vlaardingen?)
– Locatie: onzeker
Flenium staat op de Peutinger kaart tussen Tablis en Forum Hadriani. Er zijn meerdere ideeën over hoe dit zit. Het zou kunnen dat Flenium aan de Maasmonding, het Helinium, lag en daar gewoon een verschrijving van was (wat op de kaart wel meer voorkomt). Volgens de afstanden van de kaart zou Flenium op 26 kilometer van Forum Hadriani moeten liggen, wat Vlaardingen een goede kandidaat maakt als het om een andere plaats dan castellum Helinium gaat. Er zijn in Vlaardingen in elk geval wel sporen gevonden van een kade of verharde weg.

alblas3. Tablis (Alblasserdam?)
– Locatie: zeer onzeker
Ten oosten van Flenium vermeldt de Peutinger kaart als eerste Tablis. Een kandidaat voor de locatie ervan is Alblasserdam, waar bewijs voor een nederzetting op de Hogendijk is gevonden. Ook in Oud-Alblas zijn aanwijzingen gevonden. Of één van deze nederzettingen daadwerkelijk Tablis was, is natuurlijk nog maar de vraag…

caspingio4. Caspingium (Heesbeen of Asperen?)
– Locatie: onbekend
Op de Peutinger kaart staat Caspingium tussen Grinnes en Tablis vermeldt.. Hier wordt het bepalen van de locatie des te lastiger omdat in dit gebied zowel de Waal als Maas hun delta bereiken en daardoor vertakken. Behalve dat er dus veel weggespoeld is, is het ook lastig vast te stellen hoe de Romeinen dit bekeken. Grinnes en alle volgende plaatsen worden tussen Maas en Waal vermoed, maar of dat voor Caspingium ook geldt is de vraag? Van oudsher werd Asperen vaak met Caspingium vereenzelvigd, maar dat ligt wel erg ver ten noorden van de Waal. Een andere mogelijkheid is dat de Waal vroeger juist wat zuidelijker stromen en in die zin wordt er ook wel aan Heesbeen gedacht. Er is maar weinig om beide opties echt te bewijzen.

De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.
De maquette van de tempel van Empel in het Noordbrabants Museum.

5. Tempel van Empel
Locatie: Meerwijkweg, Empel
Bij Empel stond een tempel van het Gallo-Romeinse type, waar overigens een opvallend groot voorgebouw bij hoorde. Deze was gewijd aan Magusanus, de Bataafse oppergod die vaak met Hercules vereenzelvigd werd. Waarschijnlijk werd hij in de derde eeuw verwoest door brand. Misschien door een oorlog tegen de invallende Franken, want in 258 behaalde generaal Postumus bij de resten van de tempel een grote overwinning op diezelfde Franken. Toen Postumus later zijn eigen keizerrijk in Gallië inrichtte, bleef hij Hercules Magusanus eren. Restanten van de tempel werden later gebruikt als nieuw bouwmateriaal, onder andere voor het castellum bij Kessel.

lith6. Castellum Vada (Kessel-Lith?)
Locatie: Vermoedelijk de Lithse Ham
Sinds de vondst van een groot aantal skeletten, zowel van mannen en vrouwen als van kinderen, wordt er door sommigen vermoed dat Kessel de plek was waar Julius Caesar in 55 v. Chr. afrekende met de Usipeten en de Tencteren, twee Germaanse stammen die van de oorlog in Gallië gebruik wilden maken om er te gaan wonen. Helemaal zeker is dat niet. Wel is het duidelijk te zien dat er sprake is van rituele begrafenissen, wat blijkt uit de kromgebogen zwaarden in de graven. Dat Kessel voor zowel de Romeinen als de inheemsen een belangrijk punt was blijkt uit de opvallend Gallo-Romeinse tempel van Kessel. Misschien was deze tempel net als die van Empel gewijd aan Hercules Magusanus, maar er is ook geopperd dat het om een tempel voor de vergoddelijkte Julius Caesar kan gaan. Ook deze tempel ging uiteindelijk ten onder en de stenen werden in de vierde eeuw gebruikt voor een nieuw castellum bij Kessel, waar de Waal en Maas vlak bij elkaar liggen. Omdat Kessel vlakbij Rossum (mogelijk Grinnes) ligt, zou het kunnen dat het om Vada gaat, dat in het jaar 70 samen met Grinnes werd aangevallen door de rebellen.

bord7. Villa van Wijchen-Tienakker
Locatie: Tienakker, Wijchen
Ten noorden van de Maas moet vanuit de Waal ook een weg richting Cuijk gelopen hebben. Niet erg ver van Nijmegen moet aan deze weg een opvallend luxueuze villa gelegen hebben, waar onder andere metalen kranen van gevonden zijn. Op het achterterrein van de villa was blijkbaar een klein altaartje, want er zijn een votiefsteen en een klein bronzen beeldje van de godin Minerva gevonden. Vondsten van de villa zijn in Wijchen te bewonderen in het museum.
Bezienswaardigheden: Romeinse vondsten in Museum Kasteel Wijchen; informatiebord bij de Wijchense Molen
Speciaal in de Romeinenweek: Tentoonstelling  “Wachters van het noorden” (elke dag behalve 30 april en 1 mei, 13:00-17:00); Romeinenmiddag (3 mei, 13:00-16:00)

Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)
Een pijler van de Romeinse brug, aangegeven op de Waalstraat (ironisch genoeg aan de Maas)

8. Ceuclum (Cuijk)
Locatie: Maasboulevard en Waalstraat, rondom de H. Martinuskerk
Gelegen aan het punt waar de Maas vanuit het zuiden komt en een bocht naar het westen maakt, was de rivierduin van Cuijk al snel een uiterst strategisch punt. De naam komt misschien van het Keltische keujka, “kromme rivier”. Al halverwege de eerste eeuw moet hier een houten fort hebben gestaan. Waarschijnlijk werd dit al voor de Bataafse opstand van twintig jaar daarna geëvacueerd en opgeheven. De burgerlijke nederzetting eromheen bleef echter wel bewoond, omdat de plaats ook een oversteekpunt was, zodat er op den duur 500 à 750 inwoners waren. De nederzetting kende een badhuis en kreeg in de tweede eeuw een tempel op de plaats van het oude fort. Toen het Romeinse rijk in de derde eeuw minder stabiel werd, liep Ceuclum leeg. Begin 4e eeuw wisten de Romeinen hun controle over het rivierengebied weer te versterken: Ceuclum kreeg een nieuw fort en later ook een stevige brug, zodat ruiters vanuit het zuiden gemakkelijk konden oversteken om de forten bij de Rijn te helpen. Toen de Romeinen controle over ons land verloren, raakte de brug in verval en stortte in. Cuijk bestaat echter nog steeds.
Bezienswaardigheden: Vondsten in Museum Ceuclum; contouren Romeinse brugpijlers en tempel op de Waalstraat
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinse dag Cuijk (elke dag); Via Valentinana (elke dag)

© Werner Doenni; CC BY-SA 3.0
© Werner Doenni; CC BY-SA 3.0

9. Villa Groesbeek-Plasmolen
Locatie: Sint Jansberg, Plasmolen
Wie bij Ceuclum de Maas overstak kon hier mogelijk een weg vinden naar het oosten, richting Xanten. Het zou kunnen dat de villa van Plasmolen niet ver van die weg lag. Het is de grootste Romeinse villa uit heel Nederland. Hij bevatte onder meer een badruimte, vloerverwarming, muurschilderingen en mozaïeken, met een terrasvormige tuin om het geheel heen.
Bezienswaardigheden: stenen markeringen van het centrale deel en de uiteinden van de villa.

boerderijA. IJzertijdboerderij Dongen
Locatie: Oude Oosterhoutsebaan, Dongen
Op de IJzertijdboerderij in Dongen wordt sinds de opening in 2005 met zo’n 40 vrijwilligers het leven uit de ijzertijd herontdekt en herbeleefd. Ook Romeinen komen hier soms bij kijken, omdat de ijzertijd immers de laatste fase van de prehistorie is en de Romeinen in deze periode in Nederland arriveren. De boerderij is gebaseerd op een gebouw uit Beek en Donk van rond het jaar 700 v.  Chr.
Speciaal in de Romeinenweek: Romeinenweek op IJzertijdboerderij Dongen (5 mei, 13:00-17:00)

museumB. Noordbrabants Museum
Locatie: Verwersstraat 41, ‘s-Hertogenbosch
Het Noordbrabants Museum bevat een opvallend interactieve Romeinse afdeling, met filmpjes, interactieve tafels en visuele maquettes. Het geheel is opgedeeld in de drie thema’s van het Romeinse leger, de Romeinse godsdienst en het dagelijks leven, uiteraard allemaal zoals het in Noord-Brabant was. Vondsten in het museum komen onder andere uit Cuijk, Empel, Esch en nog vele andere plaatsen.
Speciaal in de Romeinenweek: “Romeinen in Brabant” (elke dag behalve 30 april, 11:00)

boerderijC. PreHistorisch Dorp – Eindhoven Museum
Locatie: Genneper Parken, Eindhoven
Het PreHistorisch Dorp is opgericht in 1982 als Historisch Openluchtmuseum Eindhoven (HOME) en bevatte aanvankelijk vooral een dorpje in ijzertijd-stijl. Vanaf eind jaren ’90 is het museum uitgebreid, zodat het nu niet alleen gebouwen uit de prehistorie, maar ook uit de middeleeuwen en Tachtigjarige Oorlog bevat. De Romeinse tijd ontbreekt niet in het dorp, al moet je even goed kijken om die te vinden, want er zijn geen kolossale witgeverfde bouwwerken met dakpannen. In plaats daarvan ligt de nadruk bij de inheemse manier van leven, wat blijkt uit een stevige boerderij met stal- en leefgedeelte. Wel duiken er tegenwoordig bijna jaarlijks Romeinen op.
Speciaal in de Romeinenweek: ‘Op patrouille met de Romeinen? Sluit je bij ons aan!’ (elke dag behalve 1 mei, 11:00-17:00)

Romeinen en mobiliteit: de waterwegen

alphen schipGegroet, goeiige geweldenaren! Als rondreizende Romeinse soldaat geef ik doorgaans de voorkeur aan de benenwagen, maar dat is niet altijd haalbaar. Vorig jaar moest ik een paar keer mijn toevlucht nemen tot wat snellere vervoermiddelen. Daarbij is het één natuurlijk sneller dan het ander. Een koets of ossenwagen schelen de passagier een hoop energie, maar gaan niet buitengewoon snel. Te paard of met een renwagen ga je veel sneller, maar kun je weer minder bagage meenemen. Snelheid en draagkracht kun je allebei vinden op een boot, die als enige nadeel heeft dat je alleen kunt komen waar er (voldoende) water is. Ondanks dat nadeel zijn de rivieren eigenlijk de snelwegen van mijn tijd.

Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).
Als rivierdelta was Nederland rijk aan waterwegen (en nu nog steeds).

De belangrijkste rivier in Romeins Nederland en heel Germania Inferior is natuurlijk de Rijn, die niet alleen de grens van het Romeinse rijk was maar ook als een belangrijke handelsroute gold. Dat was des te meer zo omdat de Rijn natuurlijk allerlei zijrivieren heeft. Bij castellum Carvo (Herwen) takte de Waal af van de Rijn: hij nam dusdanig veel water mee dat de Romeinse veldheer Drusus er zelfs een dam aanlegde om dit te verminderen, want een hogere Rijn is niet alleen een groter obstakel voor invallers, maar ook veel beter begaanbaar voor schepen. De Lek bestond ook al, maar was toen nog een zijriviertje – in jullie tijd is het de grote hoofdstroom terwijl de Oude en Kromme Rijn een zijriviertje zijn geworden. Via zowel de Waal als de Lek kon je uitkomen in het Helinium, de grote wijde riviermonding waar ook de eveneens zeer belangrijke Maas uitkwam. Laten we ook de Schelde trouwens niet vergeten, die de grens tussen Germania Inferior en Gallia Belgica vormde. Een andere belangrijke zijrivier van de Rijn was de Fectio of Vecht, die naar het Flevomeer in het noorden leidde. Vanuit het Flevomeer kon je via de rivier het Flevum (het Oer-IJ) of wat meer noordelijke stromen als het Vlie naar de Noordzee varen.

Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!
Storm en zandbanken maakten een tocht langs de noordkust in de herfst een riskante onderneming!

Wij Romeinen vermeden de Noordzee liever, want die was ruw en gevaarlijk. Bovendien is het verschillen tussen de getijden hier veel sterker dan in de Middellandse Zee, wat de Noordzee of Germaanse Zee in onze Romeinse ogen extra onvoorspelbaar maakt. Aan de Waddenzee hebben we slechte herinneringen omdat troepen van veldheren als Drusus en Germanicus hier vaak ellende kregen als ze in de herfst terug probeerden te keren van hun expedities. Stormen en zandbanken zorgden voor ernstige problemen of zelfs schipbreuk. Als het even kan vermijden wij die zee dus liever. Reden voor sommige opperbevelhebbers om enkele kanalen aan te leggen. Zo liet Drusus in 12 v. Chr. één of meerdere kanalen graven om naar het Flevomeer en de Waddenzee te komen. Waar zo’n Drususgracht gelegen heeft is niet bekend. Sommigen denken aan een verbinding tussen de Rijn en Oude IJssel, maar die ontstond pas veel later vanzelf. Misschien lag het kanaal wel heel ergens anders. Veel zekerder zijn we van het kanaal dat Corbulo in 47 na Chr. liet graven in Zuid-Holland tussen de Rijn en het Helinium.

Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.
Het Kanaal van Corbulo liep door het westen van Zuid-Holland, van de Rijn naar de Maasmonding.

Corbulo liet zijn kanaal met een goede reden graven. Niet alleen handelsschepen konden hierdoor gemakkelijk oversteken van de Rijn naar de Maas, maar ook militaire schepen. De kanalen van Drusus hadden al als doel gehad om de Rijnvloot of Classis Germanica naar het noorden te laten varen voor verkenningstochten en oorlogen, waarvoor Drusus ook al de dam bij Carvo had laten bouwen. Corbulo kreeg bij zijn aantreden als gouverneur van Germania Inferior te maken met plunderingen door zeerovers uit het land van de Chauken, bij de Eemsmonding. Deze rovers voeren langs de kust naar het rivierengebied en hielden hier lelijk huis, waar Corbulo mee moest afrekenen. Behalve oorlogsschepen zette Corbulo ook kleinere patrouilleschepen in om de rivieren uit te kammen. Door kleine stroompjes met elkaar te verbinden kon Corbulo een enorm kanaal aan laten leggen zodat zijn vloot gemakkelijk van rivier naar rivier kon zonder die verraderlijke Noordzee op te hoeven.

Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.
Door platbodems of Zwammerdamschepen door ondiep water te bomen konden grote ladingen vervoerd worden.

Hoewel de militaire Romeinse schepen vaak galeien met roeiers waren, voeren er ook veel vrachtschepen van kooplui af en aan. In de Rijndelta waren dat meestal platbodems, die niet erg diep lagen en zo geen last hadden van de modderige oevers. Deze schepen werden niet geroeid maar geboomd, oftewel voortgestuwd door ze met lange stokken af te zetten tegen de bodem. Op de schepen werden vrachten vervoerd zoals voedsel en bouwmaterialen voor de grote hoeveelheid Romeinse forten aan de Rijn, Maas en kustgebieden. Ook belangrijke handelsplaatsen aan het water, zoals Noviomagus en Forum Hadriani, werden natuurlijk veelvuldig door vrachtschepen aangedaan. Sommige kooplui waagden zich ook regelmatig de zee over, naar Brittannia. Misschien dat daarom de inheemse godin Nehalennia enkele Gallo-Romeinse heiligdommen kreeg bij de Schelde en de westkust. Deze tempels stonden bij Colijnsplaat (in de Romeinse tijd Ganuenta) en Domburg. Waarschijnlijk was Nehalennia een Menapische godin die stond voor vruchtbaarheid en het bewaken van de handelaren. Geen wonder dat zoveel dankbare kooplui een votiefsteen aan haar schonken, als dank voor hun veilige overtocht.

De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo'n plek konden er flink aan verdienen!
De beroemde Romeinse bruggen kunnen de waterwegen met de landwegen kruisen. Bewoners van zo’n plek konden er flink aan verdienen!

Romeinen en water was een paar jaar geleden al het thema van de Romeinenweek, maar het sluit eigenlijk prachtig aan op de Romeinse mobiliteit, die dit jaar het thema zal zijn. De rivieren en kanalen waren geen belemmeringen, maar handelsroutes! En voor wie toch liever te voet ging was er altijd nog wel een brug te vinden om over te steken, haha! Dat komt mij in de Romeinenweek straks vast des te beter uit!

L. Octavius Barbatus

www.twitter.com/OctaviusRomein

Romeinen en mobiliteit: het wegennet

wegHa, die barbaren! Na een vermoeiend jaar als soldaat heb ik met volle teugen genoten van de “winterstop” om het maar zo te noemen, maar het bloed kruipt natuurlijk waar het niet gaan kan. Vulpes pilum mutat, non mores, zoals wij Romeinen zeggen. Intussen is mij ter ore gekomen dat de Romeinenweek, die dit jaar van 28 april tot 6 mei gehouden zal worden, in het teken staat van mobiliteit. Dat komt goed uit, want als rondreizende Romein ben ik natuurlijk één en al mobiliteit. En waar zou ik dan zijn zonder dat Romeinse wegennet?

Op dit portret loop ik over een fraaie geplaveide weg. Maar de kans op zo'n weg is in dit land erg klein!
Op dit portret loop ik over een fraaie geplaveide weg. Maar de kans op zo’n weg is in dit land erg klein!

Al voor de Romeinen hier kwamen waren er vast en zeker al wegen, maar de meeste hiervan zullen gewoon paadjes zijn geweest die ontstaan waren door veel gebruik. De meest bewust aangelegde wegen uit de prehistorie dienden vooral om moerassige gebieden (waar het op de veengrond in het westen van het land van wemelde) te kunnen doorkruisen, vaak met boomstammen. Ook voor de Romeinen was dit nodig, maar de Romeinen legden ook veel wegen aan, gewoon om ervoor te zorgen dat de meest begaanbare routes altijd bruikbaar waren. Dat was sowieso nodig voor het leger, natuurlijk. Maar ook handelaren en andere reizigers maakten er dankbaar gebruik van.

De belangrijkste Romeinse wegen in Nederland. Er waren er vast nog veel meer, maar de meeste waren waarschijnlijk paadjes.
De belangrijkste Romeinse wegen in Nederland. Er waren er vast nog veel meer, maar de meeste waren waarschijnlijk paadjes.

Romeinse wegen zagen er niet allemaal hetzelfde uit. Hoe de Romeinen de weg aanlegden kon liggen aan hoe belangrijk de weg was, op wat voor bodem de weg moest komen en welke materialen ze beschikbaar hadden. Zo’n betegelde weg waar iedereen aan denkt zal in jullie uithoekje van het rijk bijna nooit zijn voorgekomen. Eigenlijk waren die ontzettend zeldzaam! Sommige wegen waren niet meer dan zandpaadjes, andere waren stevig gefundeerd met grind, keien, aarde, houten balken of wat dan ook. In dit land, waar de grond meestal uit zand, klei of veen bestaat, werden de meeste wegen met grind verhard. Schelpenpaden kwamen ook voor, bij de kust. Sommige hadden blijkbaar zelfs een soort stoep of vluchtstrook, wat je kon zien omdat er naast de weg greppels liepen.

Een Romeinse weg zal niet van beton en asfalt zijn geweest. Toch geeft dit stuk nagemaakte Limesweg bij Valkenburg de doorsnee van een beschoeide agger goed weer.
Een Romeinse weg zal niet van beton en asfalt zijn geweest. Toch geeft dit stuk nagemaakte Limesweg bij Valkenburg de doorsnee van een beschoeide agger goed weer.

Een simpele grindbaan met twee greppeltjes ernaast kon dus genoeg zijn. Soms was er een stevigere weg nodig en werd er een agger aangelegd, een aardebaan. Vaak was die weg dan uit plaggen van aarde opgeworpen met wat grind eroverheen. Deze weg lag vaak duidelijk wat hoger dan de grond eromheen. Hoe drassiger de omgeving werd, hoe hoger en steviger de weg moest zijn om niet onder te lopen of uit elkaar te vallen. Soms werd zo’n agger dus ook beschoeid: er werden ter versteviging houten palen in geslagen, als een soort hekwerk. De aarde daarbinnen werd dan mooi afgedekt met grind, terwijl er aan de buitenkant een soort hellingen werden opgeworpen zodat de beschoeiing goed ingestopt zat. Mocht het zo zijn dat de weg grond bijna onbegaanbaar was, dan was het nodig om bij wijze van weg echt een soort brug of stijger aan te leggen. Bij de veldtocht in het Woud van Baduhenna (misschien in Noord-Holland) moesten de Romeinen ter plekke zulke moerasbruggen aanleggen om überhaupt door het drassige woud vooruit te komen. Als de weg een rivier over ging, was er natuurlijk ook een brug nodig, maar dat was dan wel hele andere koek.

Een gereconstrueerd stukje Limesweg, dwars door Vleuten-De Meern. Kaarsrecht!
Een gereconstrueerd stukje Limesweg, dwars door Vleuten-De Meern. Kaarsrecht!

De beroemdste Romeinse weg in Nederland was natuurlijk de zogenaamde Limesweg, die min of meer langs de zuidoever van de Rijn liep en van fort naar fort ging, vaak zelfs dwars door de forten heen. Daar kwamen natuurlijk een hoop zijweggetjes uit, want vaak genoeg moest je afslaan. De laatste tientallen jaren is er steeds meer bekend geworden over deze weg, ook omdat er in de veengrond zoveel bewaard is gebleven. Er is dus best een goed beeld van waar de weg lag. De Limesweg was in Romeinse stijl vrij recht aangelegd tussen de verschillende punten die hij verbond, zodat het dus niet alleen snel was omdat het begaanbaar was maar ook omdat er stukken afgesneden werden. Zo liep er tussen de forten Fectio (Vechten) en Hoge Woerd (Vleuten-De Meern) een directe weg, zodat iemand op doorreis geen uitgebreide omweg hoefde te maken via Traiectum (Utrecht) dat een stuk noordelijker lag door een grote flauwe bocht die de Rijn daar maakte. Ook de wachttorens, die bij bochten in de rivier gebouwd werden, lagen niet per se vlakbij de weg.

De Romeinse weg aan de Maas, nagemaakt bij Boxtel. Maar of hij ook zulke tegels had...?
De Romeinse weg aan de Maas, nagemaakt bij Boxtel. Maar of hij ook zulke tegels had…?

De Limesweg mag dan de bekendste Romeinse weg van Nederland zijn, maar was zeker niet de oudste. Marcus Agrippa, die tussen 20 en 18 v. Chr. gouverneur van heel Gallië was (wat volgens de Romeinen tot aan de Rijn kwam), liet al een weg tussen Keulen en Boulogne aanleggen, de beroemde Via Belgica, die dus ook door Nederland liep. Vanuit Keulen liep de weg westwaarts. Waarschijnlijk kruist hij jullie 21e-eeuwse grens bij Rimburg en gaat zo via Coriovallum (Heerlen) en Traiectum ad Mosam (Maastricht) naar Tongeren. In allebei die tussenstops kon je ook nog afslaan op andere wegen. Vanuit Maastricht liep nog een weg richting oost, die uitkwam in Aquae Granni (Aken). Vanuit die plaats kon je noordwaarts reizen naar Heerlen en zo verder gaan op een weg die ten oosten van de Maas liep, tot je uiteindelijk uitkwam bij Xanten. Vanuit Maastricht liep een weg ten westen van de Maas naar Ceuclum (Cuijk), waar je over kon steken om naar Noviomagus (Nijmegen) te reizen.

De mijlpalen van Wateringse Veld stonden langs de Romeinse weg tussen Matilo en Helinium. Alleen niet tegelijkertijd.
De mijlpalen van Wateringse Veld stonden langs de Romeinse weg tussen Matilo en Helinium. Alleen niet tegelijkertijd.

Belangrijke stad als Noviomagus was, lag hier ook een kruispunt van wegen. Oostwaarts liep een weg naar het fort Carvium (Herwen), het punt waar de Waal zich van de Rijn afsplitste, zodat je een reis over de Limesweg naar Xanten aanzienlijk kon verkorten. Wie vanuit Noviomagus noordwaarts ging bereikte via Elst ook de Limesweg. Ook kon je vanuit Noviomagus de Waal naar het westen volgen, waarschijnlijk helemaal tot aan de monding ervan, het Helinium (Naaldwijk). Waar die weg precies liep is helaas onbekend. In Zuid-Holland liep uiteraard ook een weg langs het Kanaal van Corbulo, van Matilo (Leiden) naar Helinium, zodat je de daartussen gelegen stad Forum Hadriani (Voorburg) bereiken kon. Er zijn meerdere mijlpalen gevonden die dat laten zien, net als bij de wegen in Limburg. En dan zijn er nog tal van vermoede wegen, zoals eentje langs de kust en weet ik waar allemaal nog meer.

Paul van der Heijden red.), Romeinse wegen in Nederland, verscheen in 2016 bij uitgeverij Matrijs. Een aanrader!
Paul van der Heijden (red.), Romeinse wegen in Nederland, verscheen in 2016 bij uitgeverij Matrijs. Een aanrader!

Zonder de wegen zou het Romeinse leger en alle handel in het rijk natuurlijk helemaal nergens zijn. En ook deze soldaat was lang niet zo ver gekomen zonder de Romeinse wegen. Als je meer wil weten over Romeinse wegen, kan ik je nog het boek Romeinse wegen in Nederland aanraden. Benieuwd waar de wegen mij over een paar maanden weer heen zullen leiden. Want hoewel er meerdere naar Rome leiden, weet ik zeker dat ze dat niet allemaal doen. Ik wens jullie in elk geval een mobiel jaar!

L. Octavius Barbatus

twitter.com/OctaviusRomein