Germania Secunda onder de Tetrarchie en de Constantijnen (285 t/m 355 na Chr.)

comitatussoldier15De Crisis van de Derde Eeuw wordt vanaf het jaar 285 geacht afgelopen te zijn. Voor het eerst sinds tijden kwam er een sterke alleenheerser op de troon die een langdurig en stabiel regime wist te handhaven. De drastische bestuurshervormingen die keizer Diocletianus hierbij hanteerde veranderden de aard van het keizerschap, dat een meer monarchale en sacrale rol kreeg: het zogenaamde Dominaat. Tevens verdeelde hij het rijk in twee bestuurshelften, wat op lange termijn de splitsing van het Romeinse rijk ten gevolg zou hebben. Provincies werden hervormd en in 292 uitgebreid heringedeeld: Gallia Belgica werd opgedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Germania Inferior wordt vanaf deze periode vaak Germania Secunda genoemd.

Diocletianus' vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.
Diocletianus’ vriend en uiteindelijke medekeizer Maximianus. Samen hervormden zij op draconische wijze het Romeinse rijk, met vergaande gevolgen.

Diocletianus werkte hard aan de hervormingen van het rijk. Ook het belastingstelsel werd hervormd. Daarbij werd er met harde hand geëist dat de boeren hun land bewerkten en bleven bewerken. Het was de eerste stap naar het erfelijk worden van de boerenstatus, wat in de middeleeuwen zou uitmonden in horigheid en lijfeigenschap. Nodeloos te zeggen dat de regering en het leger niet populair waren bij de boerenbevolking. Het leger had de laatste decennia de nodige verwoesting aangericht en het platteland had hier zwaar onder geleden. Omdat handel en bescherming sterk gelokaliseerd waren, was de loyaliteit aan de staat flink gedaald. Het leger had ondertussen geen binding meer met de staat, mede omdat de senatoren niet meer mochten functioneren als opperofficieren en steeds meer manschappen buitenlandse huurlingen waren. Toen Diocletianus de regering van de westelijke rijkshelft overliet aan Maximianus, werkte deze hard aan de hernieuwing van de grenslinie en het verslaan van de Bagauden, een troep van rondzwervende opstandige Gallische boeren.

De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt.
De stammen in de regio tijdens de 3e eeuw. De groen gekleurde stammen werden door de Romeinen als Frankisch aangemerkt. Bij de Wezer de Saksen.

Zoals gezegd werd een groot deel van de bevolking van ons land in deze tijd geacht te vallen onder het losse verbond van de Franken. De etnische en politieke eenheid van deze Germanen moet niet worden overschat. Nog tot laat in de 5e eeuw is er sprake van tal van kleine koninkrijkjes: de Romeinen hadden in de loop der eeuwen wel vaker arbitraire verzamelnamen gebruikt voor bepaalde bevolkingsconcentraties (“Germanen” en “Belgen” zijn hier al voorbeelden van). De Franken waren dus geen Germaanse stam of een hechte coalitie, maar meer een verzamelnaam van stammen die op een bepaald punt als een verbond gezien waren, ofschoon zij in de loop der eeuwen nog vaak genoeg verdeeld waren. Maximianus kreeg het in elk geval al vroeg in zijn keizerlijke carrière aan de stok met deze mensen. Aan de Neder-Rijn, nabij Colonia Agrippinensis, moest hij een taaie strijd leveren met een groep Franken van achter de Rijn. Hoewel hij hen niet wist te onderwerpen, slaagde hij erin hen buiten het rijk te houden.

Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.
Zeeroversvolken uit Noordwest-Europa werden door de Romeinen vaak bij de Saksen ingedeeld.

De bevolking in de Lage Landen was in de loop van de 3e eeuw flink in “beweging”. Niet alle mensen die deze kant op kwamen werden door de Romeinen onder de Franken gerekend. De meer noordoostelijke bevolking werd door de Romeinen vaak als onderdeel van de Saksen aangeduid. Maar of men nu als Frank of als Saks werd aangemerkt: beide groepen konden een gevaar vormen voor de Romeinen. De Saksen waren beruchte zeerovers op het Kanaal en de Noordzee, waar de Franken overigens ook wat van konden. Rond 285 waren de zogenaamde Salische Franken bovendien onder Saksische druk de IJssel overgestoken en op de Veluwe neergestreken. Niet-onderworpenen zo dicht bij de Rijn konden een aardige bedreiging vormen voor de scheepvaart. Om van opstandige onderworpenen nog maar helemaal te zwijgen, want de Frankische foederati op de Betuwe konden soms vrij onbetrouwbaar uit de hoek komen.

De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.
De Salische Franken (in het groen) kwamen uiteindelijk in de Nederlandse Rijndelta te wonen als foederati.

In 287 beoorloogde Maximianus dan ook Gennobaudes, de oudste Frankische vorst die nog bij naam bekend is. Gennobaudes en zijn chiefdom werden niet verdreven: in plaats daarvan werd hij als vazal onderworpen en officieel door Maximianus tot koning verheven, zoals de Romeinen wel vaker met Germaanse vazallen gedaan hadden. Een dergelijke eer maakte de kans op loyaliteit van de vorst iets groter, terwijl zijn mensen op deze manier ook aan hem alleen gebonden bleven. Dat betekende echter nog niet dat de groep Franken onder zijn controle betrouwbaar was. Als er opstand of iets dergelijks uitbrak, was Germania Secunda een ideaal doorgangsgebied naar het zuiden, in welke richting de Frankische invloed zich langzaam maar zeker zou uitbreiden. Om de piraterij op het Kanaal te verminderen werd een grote nieuwe vloot opgebouwd en gestationeerd in Gesoriacum (Boulogne). Hier ontstonden echter nieuwe problemen mee toen vlootcommandant Carausius, vermoedelijk een Romeins-Menapische militair, ervan werd beschuldigd de piraten hun gang te hebben laten gaan om vervolgens de buit in te pikken. Carausius reageerde op zijn doodvonnis door naar Brittannia te varen en zichzelf hier tot keizer uit te roepen. Buiten het eiland vond hij minder aanhang, maar hij was genoeg geïsoleerd en verdedigd met Frankische en Saksische huurlingen om het nog jaren vol te houden. Met wat steun uit Gallië wist hij voorlopig bovendien het Kanaal te beheersen.

Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.
Constantius Chlorus werkte hard aan het bestrijden van Frankische en Saksische vijanden.

Diocletianus en Maximianus hadden er geen trek in om de tijd van de Soldatenkeizers en het Gallische Keizerrijk weer te zien terugkeren, dus stelden zij de Tetrarchie in, waarin naast iedere Augustus (keizer) een Caesar (troonopvolger en onderkeizer) werd aangesteld, met zijn eigen leger en bestuurlijke gebied. Hierbij kreeg Constantius Chlorus de controle over Gallië toegewezen. Constantius was minder hard en koppig dan Maximianus, dus koos hij voor een subtielere aanpak van Carausius. Eerst nam hij middels een beleg Gesoriacum in, de enige stad op het vasteland die duidelijk aan Carausius’ kant stond. Vervolgens trok hij in 293 naar Batavia, de Rijndelta, om de Frankische hulp aan Carausius af te snijden. Constantius wist de hier woonachtige stammen wat gevoelige klappen uit te delen. Hij herstelde wat oude vestingen en liet een hoop van de verslagen Germanen naar verlaten streken in Gallië verplaatsen. Gennobaudes en de zijnen mochten op de Betuwe neerstrijken. In het verslag van deze oorlog worden de Frisii en Chamaven overigens ook genoemd, alsof zij nu onder de Frankische verzamelnaam vallen. Constantius’ overwinning betekende nog niet het einde van de oorlog, evenmin als de moord op Carausius in 294. Carausius’ opvolger Allectus, die achter de moord zat, zou nog drie jaar lang een lastpak zijn, terwijl er hetzelfde jaar nog Germanen over de bevroren Rijn het rijk binnenvielen. Opnieuw werden zij verslagen en werden meerdere van hen gedeporteerd.

Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.
Een Romeinse comitatus, een mobiel veldleger, werd gekenmerkt door zware cavalerie, naar voorbeeld van de Perzische katafrakten.

Onderwijl werd er nog steeds hard gewerkt aan de hervorming van staat en leger. Zoals gezegd waren de provincies heringedeeld in 292. De verdediging in de diepte werd geperfectioneerd: grenslegers stonden onder bevel van een dux, een benaming die in de Romaanse talen en de Engelse taal doorklinkt in de vertaling van “hertog” (waarbij de Nederlandse term voortkomt uit de benaming voor een Germaanse vorst of bevelhebber). Bij invoering van de titel in de middeleeuwen had een hertog immers een soortgelijke rol van opperbevelhebber. Het leger in het achterland stond onder bevel van een comes, wat weer doorwerkt in de Romaanse benaming voor een graaf. Een dergelijke legereenheid, een comitatus, was veel mobieler en bevatte onder andere zware cavalerie, naar Perzisch voorbeeld.

Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.
Munt van Carausius, van het Britse Keizerrijk. Vermoedelijk was hij een Menapische Romein, dus afkomstig uit het westen van Vlaanderen.

Tegen 296 achtte Constantius leger en vloot sterk genoeg om Brittannia aan te vallen en Allectus te verslaan. Kort hierna moest hij zijn aandacht alweer op Gallië richten, want een groep Chamaven en Friezen probeerde de Rijn over te steken om het Scheldegebied te plunderen. Nadat de onderkeizer deze invallers verslagen had, werden de meeste krijgsgevangenen als slaven verkocht. Bij oude vestingplaatsen als Bonna en Novaesium liet hij nieuwe forten bouwen, maar er zijn geen aanwijzingen dat dergelijk “herstel” ook in ons land plaatsvond. Het is zelfs mogelijk dat Constantius de Betuwe eerder liet ontruimen dan dat hij er nieuwe forten liet bouwen. In 297 moet hij veel Chamaven, Franken en Friezen uit dat gebied verjaagd hebben. Daarna volgen een lange tijd weinig berichten over deze streken, wat wellicht betekent dat zich een stabiele periode aandeed. Constantius kreeg volwaardig keizerschap in 305, toen Maximianus en Diocletianus aftraden.

Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.
Constantijn de Grote wist de Rijngrens weer voor een poos te stabiliseren.

Constantius stierf echter al snel, in 306 te Eboracum (York). Op 25 juli riepen de troepen aldaar zijn zoon Constantinus (alias Constantijn de Grote) tot keizer uit, ondanks dat deze buiten de regering gehouden was. Costantijn speelde het spel echter tactvol en nam genoegen met de titel van Caesar. Vrij snel moest hij de strijd aanbinden met een nieuwe Frankische inval, die hij wist te stuiten, waarna hij Augusta Treverorum (Trier) als zijn residentie nam. De Frankische koningen Ascarius en Merogaisus werden krijgsgevangen gemaakt in Treverorum voor de wilde beesten geworpen. Een zwaardere dobber had Constantijn aan Maxentius, de zoon van Maximianus, die in Rome door de Praetorianen tot keizer uitgeroepen was. Een bijeenkomst van alle keizers, inclusief Maximianus en Diocletianus, in 308, tegen Maxentius, bood geen oplossing. In 309 trachtte Maximianus Constantijn zelfs van de troon te stoten. De Franken maakten van de verwarring gebruik om opnieuw een aanval te wagen. Constantijn reageerde met een grote tegenaanval en trok de Rijn over. Krijgsgevangenen werden gedwongen om soldaat of horige te worden, of eindigden in de arena. Toen Constantijn in 311 echter naar Italië trok om Maxentius te verslaan dreigde er echter meteen weer een Frankische inval en werd de Gallische kust geplunderd.

Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.
Op de Waalkade in Nijmegen zijn nog sporen te zien van een hypocaustum en stadsmuur van de nieuwe stadskern, vlakbij het Valkhof.

Toen Constantijn in 313 Maxentius klein gekregen had, was het dus tijd voor represailles tegen de grensvolkeren. Constantijn lokte de Franken in de val door hen de Rijn over te laten trekken, waarna hij hun land binnenviel en grote verwoesting aanrichtte. “Francia” (in dit geval het Frankisch gebied achter de Rijn) werd nu als vazalstaat aangeduid en Constantijn kon zich op zijn gemak op andere zaken richtte. Na 314 kwam hij nog maar weinig in Gallië en naar Germanië ging hij nooit weer. In plaats daarvan liet hij in Gallië zijn zoons optreden als zijn vertegenwoordigers. Zijn oudste zoon Crispus deed dit in 321 toen hij de Franken versloeg – of eigenlijk liet verslaan door een generaal die in zijn opdracht handelde.  Tegelijkertijd werd het gezag op de Betuwe hersteld. Op het Valkhof, de heuvel waar vroeger Oppidum Batavorum had gelegen, werd een nieuwe vesting gebouwd, waar Frankische hulptroepen in gelegerd werden. Daar vlakbij, op de Waalkade, verrees een nieuwe stadskern, al was deze veel kleiner dan die van het oude Noviomagus. Andere castella, zoals Praetorium Agrippina en meerdere kustforten, werden ook hersteld. De garnizoenssteden in het achterland kregen versterkte muren en er werd ook een castellum gebouwd bij de brug van Mosae Traiectum (Maastricht).

Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.
Het noorden van Gallië na de provinciale herindeling.

Een gevolg van de voltooiing van de verdediging in de diepte was dat het achterland ook militariseerde. Zowel grens als achterland in Germania Secunda werden nu gekenmerkt door een sterke militaire aanwezigheid, terwijl er aanzienlijk minder boeren waren. Voor het voedsel waren de garnizoenen dus van import afhankelijk. Een nadeel van het nieuwe systeem was dat er ondanks alles beduidend minder troepen aan de grens zaten: in het slechtste scenario konden de grenstroepen weinig anders doen dan zich in hun fort terugtrekken en wachten op versterking, zodat de invallers vrij spel hadden tot de comitati uit het achterland kwamen opdagen. Van de andere kant was de kans dat een doorbraak aan de grens het hele rijk openstelde voor de invallers nu veel kleiner. Blijkbaar werkte het systeem, want zolang Constantijn nog regeerde was er relatieve rust in ons land. Het vertrouwen in de geldeconomie krabbelde weer een beetje overeind. De Franken kregen een steeds grotere rol in het leger: ene Botinus kreeg een hoge positie van hem toegewezen.

De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.
De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.

Pas na de dood van Constantijn de Grote, in 337, begonnen er weer echt grote moeilijkheden met de Franken te komen. Echt helemaal tembaar en trouw leken zij hierna niet meer te worden, ofschoon er geen sprake was van een Frankische eenheid. De Saliërs woonden op de Betuwe als foederati, terwijl vele anderen die ook onder de Frankische noemer geplaatst werden nog buiten het rijk woonden. Dat de keizer vanaf Constantijns regering regelmatig in Treverorum resideerde, dus vrij dichtbij, kon soms echter nog het nodige gezag afdwingen bij de Germanen. Constantijn II zetelde hier enige tijd, maar raakte in 340 al in conflict met zijn broers en sneuvelde. De Franken maakten van zijn veldtocht naar Italië meteen weer gebruik voor een inval, maar werden door Constans, die nu het hele westen beheerde, teruggedreven. Er werden wat vazalkoningen aangesteld en een aantal Franken werd als foederati in het rijk toegelaten.

Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.
Keizer Constantius II wist lang te regeren, maar was niet erg behulpzaam voor de Rijngrens.

Dat het militair belang van de Franken sterk was toegenomen, blijkt wel uit de rol van ene Silvanus, een zoon van Botinus. Silvanus had al onder Constantijn II een greep naar de macht geprobeerd te doen en was mogelijk ook betrokken in de opstand van Magnus Magnentius, die in 350 als tegenkeizer opstond tegen Constans. Dat kostte Constans het leven, maar zijn broer Constantius II liet het uiteraard niet bij zitten. Magnentius wierf een hoop Frankische en Saksische huurlingen voor de strijd, die bij Mursa (Osijek, in Kroatië) werd uitgevochten. Silvanus was tegen die tijd alweer overgelopen naar Constantius. Magnentius verloor, maar de burgeroorlog was een ramp voor Gallië, daar hij de oude fout had gemaakt om troepen van de Rijngrens weg te halen. Dat Constantius de Germaanse Alemannen had opgestookt om zijn vijand af te leiden, maakte de zaak nog erger en Constantius deed na zijn overwinning zelf niet veel aan deze plunderingen. Uiteindelijk stelde hij Silvanus aan als bevelhebber over Gallië, zodat die de Alemannen uiteindelijk terugdreef. Het succes steeg hem blijkbaar naar het hoofd: zoals menig generaal de afgelopen 125 jaar had gedaan riep hij zich in Colonia Agrippinensis tot keizer uit. Dat was van korte duur: al na 28 dagen werd Silvanus hier vermoord.

De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?
De Alemannen vallen aan! Wie kan hen stoppen? De nieuwe Caesar Julianus misschien?

De dood van Silvanus bracht echter geen rust. Er was een sterke bevelhebber aan de grens mee weggevallen, zodat Gallië de zwaarste invallen sinds tientallen jaren te wachten stond. Franken, Alemannen en Saksen begonnen massaal aan te vallen. Ook de Salische Franken kwamen in opstand en de steden langs de Rijn werden met gemak bezet. Colonia Agrippinensis werd in 355 ingenomen na een kort beleg. Gallië werd zover binnengedrongen dat meerdere Germanen erover begonnen te denken zich er permanent te vestigen. Constantius had ondertussen geen kinderen, dus moest hij zijn opvolging elders zoeken. Hij vond deze in de vorm van zijn neef Julianus. Op 6 november 355 benoemde hij hem tot Caesar en stuurde hem naar Gallië…

Constantijn de Grote: herstel van alleenheerschappij en godsdienstige hervorming

constantinusDe door Diocletianus geschapen tetrarchie was bedoeld om het rijk bestuurbaarder te maken. Deze nieuwe orde was echter maar van korte duur. Na het aftreden van Diocletianus en Maximianus in 305 braken er nieuwe burgeroorlogen uit. Totdat er uiteindelijk nog maar één keizer overbleef. Hij herstelde de orde en onder zijn regime vond misschien wel de beroemdste godsdiensthervorming van de Romeinse tijd plaats. Deze sterke man was Constantinus I, beter bekend als Constantijn de Grote.

Keizer Constantius Chlorus, de vader van Constantijn de Grote. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Berlijn)
Keizer Constantius Chlorus, de vader van Constantijn de Grote. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Berlijn)

Toen de Augusti Diocletianus en Maximianus in 305 troonsafstand deden, werden zij opgevolgd door hun Caesars: Galerius en Constantius. Galerius was de zoon van een Thracische vader, die herder was, en een Dacische moeder. Na een tijdje herder geweest te zijn was hij onder de keizers Aurelianus en Probus soldaat geweest, al is er weinig bekend over zijn loopbaan voordat Diocletianus hem in 293 Caesar maakte. Toen dat zover was scheidde hij van zijn vrouw en trouwde de dochter van Diocletianus. Over de afkomst van Constantius, bijgenaamd Chlorus (“de bleke”) is ook niet veel bekend. Verhalen dat zijn moeder Claudia familie zou zijn van keizer Claudius II zijn waarschijnlijk propaganda, al was zijn vader Eutropius wellicht een zwager van Maximianus. Mogelijk werkte Constantius in zijn jonge jaren een tijdje in een herberg. Onder Aurelianus was hij lid van de keizerlijke lijfwacht en onder Carus werd hij gouverneur van Dalmatia. In 288 benoemde Maximianus hem tot Praetoriaanse prefect. Net als Galerius scheidde hij van zijn vrouw en trouwde de dochter van zijn keizer, Theodora, met wie hij nog zes kinderen kreeg. Hij dit al in 289, vier jaar voor zijn benoeming tot Caesar. Opvallend is dat bij het aantreden van Galerius en Constantius als volwaardige keizers, Constantius’ zoon Constantijn en Maximianus’ zoon Maxentius niet tot Caesars benoemd werden, terwijl dit eerder wel het plan lijkt te zijn geweest. Waarschijnlijk had Galerius Diocletianus van gedachte doen veranderen, mede om zijn eigen positie sterker te maken tegenover Constantius, die als oudste van de twee als belangrijkste keizer zou gelden. In plaats daarvan werden deze posities gegeven aan Severus II en Maximinus II Daia. Severus was een opgeklommen militair die net als Galerius uit Illyricum kwam, maar waar verder heel weinig over bekend is. Meer weten we over Maximinus, die uit Dacia kwam als zoon van een schaapherder.

Standbeeld voor Constantijn in York, waar hij tot keizer werd uitgeroepen.
Standbeeld voor Constantijn in York, waar hij tot keizer werd uitgeroepen.

Constantijn was bij deze gebeurtenissen al volwassen en waarschijnlijk ongeveer 25 jaar oud. Hij was de zoon van Constantius en diens eerste vrouw of concubine Helena. Constantijn was goed opgeleid en was erg bekwaam in de Griekse taal en de filosofie. Hij zou goed zijn onderwezen in de kardinale deugden zoals gerechtigheid, kracht en behoedzaamheid. Zowel zijn afkomst als zoon van de keizer als zijn knappe doch ingetogen imago hadden hem een logische kandidaat voor het keizerschap gemaakt, wat hij in 305 tot zijn grote teleurstelling aan zijn neus voorbij zag gaan. Sip verliet hij Nicomedia en ging naar zijn vader in Gallië, wat hij voor elkaar kreeg middels een verzoek van Constantius, die Galerius liet weten dat Constantijn ziek was. Hetzelfde jaar nog staken vader en zoon over naar Brittannia om de Picten te bevechten, waar Constantius de overwinning opeiste en zich Brittanicus Maximus noemde. De winter brachten zij daar door in Eboracum (York), maar toen sloeg het noodlot toe. Op 25 juli 306 stierf keizer Constantius Chlorus, waarop het leger zich achter Constantijn schaarde. Gallië en Brittannia sloten zich aan bij deze aanspraak op de troon, maar Galerius was het hier als overgebleven Augustus niet mee eens en benoemde in plaats daarvan Severus tot Augustus van het westen. Wel stond hij toe dat Constantijn de titel van Caesar kreeg. Meteen verliet Constantijn Brittannië om in het noorden van Gallië aan het werk te gaan. Hij nam intrek in Trier, de hoofdstad van zijn vader, en zette van hieruit diens werk aan het herstel van de Rijngrens voort. De opstandige Franken werden bestreden en bij Keulen werd in de paar jaar hierna zelfs een permanent fort ten oosten van de Rijn gebouwd. Constantijn moet in de lange loop van zijn regering ook verantwoordelijk zijn geweest voor een aantal nieuwe of herbouwde forten in ons land, zoals een castellum op het Valkhof in Nijmegen.

Een buste van Maxentius. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Dresden)
Een buste van Maxentius. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Dresden)

Er was echter nog een speler op het toneel die helemaal niet gelukkig met de gang van zaken was. Maxentius, de zoon van Maximianus, had zich net als Constantijn gepasseerd gevoeld toen hij niet tot Caesar benoemd was in 305. Nu zag hij dat Constantijn de titel wel had weten te krijgen en besloot hij om ook op te eisen wat hem in zijn ogen rechtens toekwam. Dit kwam mede door de Praetoriaanse Garde, die een gerucht had gehoord dat Constantijn van plan was om de garde op te heffen als hij Augustus werd. De Garde wendde zich tot Maxentius en riep hem op 28 oktober 306 in Rome tot keizer uit, waarbij Maxentius zichzelf op tactische wijze geen Caesar of Augustus noemde, maar princeps, het oude ambt van de eerste keizers. Begrijpelijkerwijs accepteerde Galerius dit al helemaal niet en stuurde Severus er met een leger op af. Maxentius voorzag een groot gevaar en contacteerde zijn vader Maximianus door hem keizerlijke gewaden op te sturen en hem te begroeten als “Augustus voor de tweede maal”. Maxentius slaagde erin om Severus’ leger, dat gediend had onder Maximianus, om te kopen. Severus moest maken dat hij wegkwam en trok zich terug in de versterkte stad Ravenna, waar Maximianus hem opzocht voor onderhandelingen. Toen Severus akkoord ging en de stad verliet, werd hij echter gevangengenomen en kreeg arrest in een villa in Rome. In het najaar trachtte Galerius de oude hoofdstad opnieuw in te nemen, maar slaagde hier niet in. Mogelijk is de executie van Severus in september 307 hieraan te wijten. Het kan echter ook zijn dat de inval een vergelding hiervoor was. Galerius benoemde Licinius, een officier uit een Dacische boerenfamilie, tot Severus opvolger als Augustus van het westen. In 307 ging Maximianus dan ook naar Gallië, waar hij met Constantijn een overeenkomst sloot. Constantijn zou met Maximianus’ dochter Fausta trouwen en Maxentius steunen, zonder deel te nemen aan de strijd met Galerius. In ruil werd Constantijn de titel van Augustus gegeven.

Licinius en Constantijn wisten bij Galerius af te dwingen dat zij als volwaardige keizers erkend werden. Maar uiteindelijk zouden de bondgenoten slaags raken.
Licinius en Constantijn wisten bij Galerius af te dwingen dat zij als volwaardige keizers erkend werden. Maar uiteindelijk zouden de bondgenoten slaags raken.

De verhouding tussen Maximianus en Maxentius was echter niet goed. Maximianus had het nieuwe keizerschap eigenlijk geaccepteerd met de hete adem van Maxentius in zijn nek, terwijl hij zijn zoon in de praktijk bijna alle macht zelf uitoefende en zijn vader als pion behandelde. In het voorjaar van 308 keerde hij zich tegen Maxentius en verweet hem de regering verzwakt en verziekt te hebben. Toen hij steun zocht bij het leger koos dit echter voor Maxentius en moest Maximianus Italië verlaten. Op 11 november dat jaar vond er op initiatief van Galerius een soort keizervergadering plaats, waarbij ook Diocletianus aanwezig was. Maximianus werd gedwongen om weer af te treden en Constantijn werd “gedegradeerd” tot Caesar. Zowel Constantijn als Maximinus Daia waren niet erg gelukkig met deze zaken, noch met de benoeming van Licinius als Augustus van het westen. Galerius probeerde dit te sussen door hen officieel “Zoons van de Augusti” te noemen, maar zij weigerden en noemden zich alsnog Augustus, waar Galerius in 310 akkoord mee ging. Er waren nu vier erkende keizers in het hele rijk!

Maximinus Daia deelde uiteindelijk de macht in het oosten met Licinius, maar niet van harte. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Caïro)
Maximinus Daia deelde uiteindelijk de macht in het oosten met Licinius, maar niet van harte. (Pushkin Museum, kopie van een origineel uit Caïro)

Maximianus was na het debacle van 308 uitgeweken naar het hof van Constantijn, het enige keizerlijke hof waar hij nog welkom was. In 310, terwijl Constantijn zich weer met de Franken bezighield, werd Maximianus naar het zuiden gestuurd om een aanval van Maxentius af te slaan. In Arles probeerde Maximianus zich ineens tot keizer uit te roepen, onder het mom dat Constantijn dood zou zijn. Het leger trapte hier echter niet in en Maximianus moest vluchten. Constantijn reisde onmiddellijk af naar het zuiden en kreeg de verrader te pakken in Marseille, dat haar poorten gewoon openzette voor de keizer. Maximianus werd voor de laatste maal afgezet en hing zichzelf op in juli, op aansturen van Constantijn. Maxentius trachtte hier gebruik van te maken door zijn vader op munten af te beelden. Constantijn daarentegen beweerde aan ieder die het maar horen wilde dat Maximianus gratie had gekregen, maar zelfmoord had gepleegd na een mislukte moordpoging op Constantijn. Hij kondigde een damnatio memoriae over de oude keizer af. In mei 311 stierf ook Galerius, aan een natuurlijke dood, ofschoon de Romeinse historici zeggen dat het een gruwelijke ziekte betrof, zoals gangreen of koudvuur. Wel gaf dit nieuwe spanningen tussen Licinius en Maximinus Daia, die elkaar niet konden luchten of zien. Ondanks hun vijandschap kwamen zij overeen het oosten te verdelen, waarbij de Bosporus als grens tussen hun rijksdelen diende.

De Boog van Constantijn in Rome, opgericht ter herdenking van zijn overwinning op Maxentius.
De Boog van Constantijn in Rome, opgericht ter herdenking van zijn overwinning op Maxentius.

Op 28 oktober 312 vond de Slag aan de Milvische Brug plaats, vlakbij Rome. Constantijn was met een kwart van zijn legermacht – de Rijn werd nog steeds bedreigd – Italië binnengevallen om voorgoed af te rekenen met de usurpator. De slag was echter op initiatief van Maxentius, die voortekenen zou hebben ontvangen dat dit de gunstigste plek was. Die voortekenen moeten slecht gelezen zijn, want Maxentius verloor de slag jammerlijk en verdronk in de Tiber. Met Rome in handen was Constantijn nu de onbetwiste heerser van het westen, waarbij hij niet aarzelde om de Praetoriaanse Garde voorgoed op te heffen. Constantijn schreef de overwinning ook toe aan goddelijke interventie, maar dan wel op een vrij revolutionaire manier. Tijdens de slag droegen zijn soldaten een nieuw symbool op hun schilden en vaandels, namelijk het Chi-Rho-symbool ☧. Dit christelijke symbool zou volgens de verhalen in een droom aan Constantijn zijn verschenen, met het motto “in hoc signo vinces” (in dit teken zul je overwinnen). Constantijn bracht na de overwinning echter wel dankoffers aan traditionele Romeinse goden. Als hij op dat moment al christelijk was, kwam hij er in elk geval nog niet voor uit. Misschien uit politieke afwegingen, want zo snel hij kon sloot hij een alliantie met Licinius, wat zij in februari 313 bekrachtigden in Milaan. Toen Maximinus, op veldtocht in Syrië, hier van hoorde, keerde hij zo snel mogelijk westwaarts om in april 313 de Bosporus over te steken. Hoewel hij na een beleg van 11 dagen Byantion in wist te nemen, werd Maximinus op 30 april bij Adrianopel verslagen. Maximinus wist weg te komen, vermomd als slaaf en wist Nicomedia te bereiken. Van daaruit vluchtte hij naar Tarsus, waar hij in augustus overleed.

Het labarum, het vaandel met het chi-rho-teken, waar Constantijn zijn troepen mee uitrustte.
Het labarum, het vaandel met het chi-rho-teken, waar Constantijn zijn troepen mee uitrustte.

Het Edict van Milaan tussen Constantijn en Licinius was een belangrijke stap in de geschiedenis van de wereldgodsdiensten. Het bevatte namelijk de afkondiging van godsdienstvrijheid in het hele rijk. Daar moet bij gezegd worden dat men hierdoor vaak ten onrechte denkt dat het Edict aan Constantijn te danken is en dat het de christenen vrijheid schonk. Galerius had echter al in 311, vijf dagen voor zijn dood, middels het Edict van Nicomedia een einde had gemaakt aan de christenvervolgingen, zodat de christenen weer kerken mochten bouwen en de tot zware slavernij veroordeelde christenen werden vrijgelaten. Het Edict van Milaan waarborgde op dezelfde wijze de vrijheid van alle andere godsdiensten en cultussen in het rijk. Wel bekrachtigde het de godsdienstvrijheid voor de christenen. Bovendien kwam het initiatief niet van Constantijn maar van Licinius, die overigens ook in het huwelijk trad met Constantia, Constantijns zuster. Het Edict was wellicht bedoeld om Constantijn met zijn labarum (het christelijk vaandel) tegemoet te komen, maar de verhouding tussen beide keizers bleef niet lang goed. Al in 314 of 316 borrelde er weer conflict op, na een mislukte samenzwering tegen Constantijn. Eén van de vermoedelijke leiders ervan was Constantijns zwager Bassianus, wiens broer Senecio een officier was van Licinius. Omdat Licinius weigerde Senecio uit te leveren, kreeg Constantijn het idee dat Licinius achter de samenzwering zat. Het kwam tot een veldslag bij Cibalae (nu Vinkovci, in Kroatië), waarna Licinius in allerijl naar Thracië moest vluchten. Omdat het bij Adrianopel tot een patstelling kwam en de legers uitgeput waren, sloten de keizers uiteindelijk een verdrag. Licinius moest echter de hele Balkan ontruimen.

De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.
De Basilica van Constantijn in Trier. Oorspronkelijk heette het de Aula Palatina en was het de troonzaal van Constantijn. Het was bepleisterd en met mozaïeken versierd. Nadat de ruïne in de middeleeuwen herbouwd werd als burcht is het nu een kerkgebouw.

Licinius richtte zich nu vanuit Sirmium op de Goten, terwijl Constantijn vanuit Trier de Franken bevocht. Maar nieuwe spanningen bleven niet van de lucht. In feite werkten beide keizers aan een soort wapenwedloop, in de hoop de ander te kunnen verslaan als het weer knokken werd. En het werd knokken. In 317 benoemde Licinius ene Valens tot zijn medekeizer, als een lange neus naar Constantijn. Opnieuw verloor Licinius de oorlog. Valens werd op last van Constantijn geëxecuteerd, al werd Licinius’ zoon tot Caesar gemaakt, samen met Constantijns zoon Crispus. Licinius legde zich er dit keer echter niet bij neer en begon de maatregelen van het Edict van Milaan terug te draaien, waarbij hij christenvervolgingen hervatte om Constantijn uit te dagen. Constantijn reageerde door in 322 zijn residentie naar Thessalonica te verplaatsen, vlakbij het machtsgebied van Licinius. Een gewapende confrontatie liet niet lang op zich wachten. Het westelijk leger bestond uit Frankische huurlingen en voerde het labarum, het christelijk vaandel. Het oostelijk leger bestond uit Gotische huurlingen en stond voor de oude Romeinse goden. In 324 versloeg Constantijn (wiens leger in de minderheid zou hebben geleken) Licinius bij Adrianopel, de Hellespont en uiteindelijk bij Chrysopolis. Een dag na die laatste slag, op 19 september 324, werden Licinius en zijn medekeizer Martinianus afgezet en ter dood veroordeeld. Alleen Constantia’s smeekbeden stelden Licinius’ executie nog een halfjaar uit, waarna Constantijn hem ophing op beschuldiging van samenzwering. Constantijn gaf zichzelf de naam Victor (“overwinnaar”) en verwierp zijn eerdere erenaam Invictus (“onoverwinnelijk”) omdat dit deed denken aan de heidense zonnegod Sol Invictus.

Camee waarop Constantijn wordt gelauwerd door de personificatie van Constantinopel.
Camee waarop Constantijn wordt gelauwerd door de personificatie van Constantinopel.

Nu consolideerde Constantijn zijn macht. Nu hij alleenheerser was had de falende tetrarchie afgedaan. Crispus, die Caesar was gemaakt in 317, werd in 326 ter dood gebracht, niet lang daarna gevolgd door Constantijns vrouw Fausta. De reden is onduidelijk, maar mogelijk was Crispus opstandig omdat hij een machtiger positie ambieerde. Een andere theorie is een valse beschuldiging aan zijn adres namens Fausta, die ook door Constantijn gedood werd toen de beschuldiging vals bleek. In 330 zette Constantijn, die toch altijd op het westen geconcentreerd was geweest en vanuit Trier had geopereerd, een zeer grote stap door een nieuwe hoofdstad te stichten. Byzantion, de oude Griekse stad bij de Bosporus, werd herbouwd en uitgebreid en kreeg de naam Nova Roma. De stad kreeg een eigen Senaat en dezelfde bestuurlijke ambten als Rome. De symbolen van de oude goden werden niet gebruikt en vervangen door relikwieën als het Heilige Kruis, de staf van Mozes en nog tal van anderen. Er werden grote kerken gebouwd op de plaats van oude tempels. Wel werden in veel nieuwe bouwwerken nog wel heidense symbolen gebruikt. Volgens christelijke legenden zou Constantijn door een engel naar de stad geleid zijn in een visioen, maar het lijkt er vooral op dat Constantijn de stad uitkoos vanwege haar strategische ligging: dicht bij een verkeersknooppunt van waaruit de Donau en de oostgrens gemakkelijk te bereiken waren.

Zichtbare restanten van een Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen. Constantijn liet een nieuw fort met Frankische huurlingen op het Valkhof bouwen, zodat er weer een kleine stadskern nabij het verlaten Noviomagus ontstond.
Zichtbare restanten van een Romeinse vloerverwarming op de Waalkade in Nijmegen. Constantijn liet een nieuw fort met Frankische huurlingen op het Valkhof bouwen, zodat er weer een kleine stadskern nabij het verlaten Noviomagus ontstond.

Als onbetwiste alleenheerser kon Constantijn zich in alle rust bezighouden met de grensverdediging. Bij de Donau versloeg hij in 332 de Goten en sloot een verdrag met hen, in 334 gevolgd door de Sarmaten. Constantijn moet over zijn hele carrière één van de succesvolste militairen onder de Romeinse keizers geweest zijn. De oude limes kreeg een hoop nieuwe forten, zoals bijvoorbeeld het genoemde fort op het Valkhof. Constantijn voltooide ook de legerhervormingen van Diocletianus, met de comitatenses (het mobiele veldleger in het achterland) en de limitanei (grensleger). Hij stelde het ambt in van één algehele opperbevelhebber over infanterie, cavalerie en vloot: de magister militum. Ook stelde hij nieuwe hofambten in zoals de magister officiorum (hoofd van de ambtenarij). Al vanaf Diocletianus waren er nieuwe hofambten ingevoerd, waarvan de meeste steeds vaker door eunuchen werden uitgevoerd, die namelijk niet golden als een potentiële dreiging. Als eunuch konden zij immers geen bastaards bij de keizerin verwekken of de macht grijpen en een eigen dynastie stichten, zo redeneerde men. In de praktijk zouden de eunuchen aan het Laat-Romeinse hof steeds meer de rol van grijze eminenties spelen, daar zij door hun hoge vertrouwensposities erg veel invloed op de keizer konden krijgen. De sacrale rol van de keizer werd door Constantijn ook zeer sterk benadrukt, niet zozeer als goddelijk maar wel des te meer als heilig. De toenemende binding van de boeren aan hun grond, wat in de middeleeuwen het lijfeigenschap zou worden, werd ook door hem versterkt.

Constantijn de Grote presenteert Constantinopel aan Maria. (Detail van een mozaïek uit de Hagia Sophia)
Constantijn de Grote presenteert Constantinopel aan Maria. (Detail van een mozaïek uit de Hagia Sophia)

Hoe en wanneer Constantijn precies christelijk is geworden blijft onduidelijk. Misschien kreeg hij dit al sinds zijn prilste jeugd mee van zijn moeder Helena. Vaststaat dat hij zijn overwinning op Maxentius aan de god van de christenen toeschreef. Meerdere historici beschouwen zijn bekering als een politiek berekende daad. In menig christelijk verhaal wordt hij zelfs omschreven als een keizer die de christenen haatte, maar het om een of andere reden goed met hen voor had. Dat nogal vreemde idee lijkt te kloppen met (onder meer in The Da Vinci Code beweerde) fabeltje dat Constantijn de christenen godsdienstvrijheid gaf om de rijkseenheid te bewaren. Dit lijkt echter zeer onwaarschijnlijk als men bedenkt dat de christenen nog een behoorlijke minderheid vormden. De rijkseenheid werd eerder bedreigd door de onderlinge burgeroorlogen. Als het dus om een politieke berekening gaat is zijn bekering misschien eerder gedaan om de christenen achter zich te scharen en/of om een duidelijke positie tegenover zijn rivalen in te nemen. Op de Boog van Constantijn in Rome zijn nog duidelijk heidense symbolen te zien. Maar als alleenheerser gaf hij de christenen diverse privileges, waarbij de bisschoppen vrijgesteld werden van belastingen en de wetten van hun kerkvergaderingen tot rijkswet verheven werden. Ook werden vanaf 324 de heidense muntemblemen afgeschaft en kregen christenen steeds meer belangrijke ambten. Constantijns beroemdste godsdienstige daad na het Edict van Milaan is wellicht het Eerste Concilie van Nicea, in 325. Dit was de eerste effectieve oecumenische kerkvergadering, waarbij de belangrijkste beslissing de verwerping was van het Arianisme, de leer van Arius van Alexandrië, die de heilige drie-eenheid verwierp en stelde dat Jezus “slechts” een primaire schepping van God was. Ook werd de katholieke geloofsbelijdenis hier opgesteld. Verder bouwde Constantijn tal van kerken, zoals de oude Sint-Pieterbasiliek in Rome (in de 15e eeuw vervangen door de huidige) en de Heilig Grafkerk in Jeruzalem. Het werd verboden om christenen tot het Jodendom te bekeren. De Donatio Constantini, waarin Constantijn het gezag over het westen aan de paus zou hebben overgedragen, is echter een vervalsing uit de 8e eeuw.

Een solidus met de beeltenis van Constantijn. Kenmerkend voor zijn tijd zijn de opvallend grote ogen en het met parels bezette diadeem waar de keizers mee worden afgebeeld.
Een solidus met de beeltenis van Constantijn. Kenmerkend voor zijn tijd zijn de opvallend grote ogen en het met parels bezette diadeem waar de keizers mee worden afgebeeld.

In 337 wilde Constantijn nog een veldtocht tegen de Perzen ondernemen, met als argument de christenen in dat rijk te willen beschermen. Wellicht was dat vooral de aanleiding en betrof het ware motief eerder de zo vaak voorkomende ambitie om in de voetsporen van Alexander de Grote te treden. Voor hij de kans kreeg werd hij ziek. Op zijn sterfbed, in Nicomedia, liet hij zich dopen door de (Ariaanse) bisschop Eusebius. Waarschijnlijk niet omdat hij nu pas christelijk werd of ervoor uit durfde te komen, maar omdat late doop toen zeer gebruikelijk was. Dat Constantijn zich nooit zou hebben bekeerd en tegen zijn zin werd gedoopt, is dus al helemaal niet waar. De doop werd gezien als het wegspoelen van de zonden, dus door je zo laat mogelijk te laten dopen, werd je ook geacht zo rein mogelijk te sterven. De christelijke keizer werd na zijn dood vooralsnog vergoddelijkt door de Senaat. Nova Roma werd omgedoopt tot Constantinopolis of Constantinopel. De stad zou uiteindelijk de val van Rome zelf overleven en de hoofdstad blijven van het oostelijke rijk, ook wel het Byzantijnse Rijk genoemd naar de Griekse oorsprong van de stad, die tegenwoordig Istanboel heet. Constantijn ging dankzij de christelijke geschiedschrijvers de geschiedenis in als de Grote. Behalve zijn aandeel in de opkomst van het christendom, is hij voor het Romeinse rijk vooral belangrijk door zijn hervormingen en krachtige bestuur, waarmee hij voorkwam dat de nieuwe burgeroorlogen een langdurige chaos werden. Zijn zoons verdeelden de macht, maar volgden uiteindelijk hetzelfde scenario als de opvolgers van Diocletianus.