Het Castellum op de Hoge Woerd: tal van vondsten in en om Vleuten-De Meern

13124572_1081823281879165_6888886327788251958_nWie op Vici.org vanuit Woerden naar het oosten gaat, zal al snel zien dat bij Vleuten-De Meern, een voormalige gemeente die nu deel uitmaakt van Utrecht, er opvallend veel vondsten en waarnemingen gedaan zijn. Datzelfde geldt voor de aangrenzende Utrechtse wijk Leidsche Rijn. Er zijn zoveel waarnemingen van de Limesweg (of eigenlijk -wegen) dat de loop ervan vanuit het oosten van Harmelen tot aan de oostkant van de stad Utrecht vrij duidelijk te reconstrueren is. Bij de aanleg van een van de eerste wijken van Leidsche Rijn werd in 1997 in één dag tijd een ware schat aan informatie ontdekt. Men vond in één dag tijd een schip, de Limesweg en daarmee ook de toenmalige loop van de Rijn. De vondst resulteerde in een enorm archeologisch onderzoek. Na de weg en het schip volgden er nog meer schepen, wachttorens en een castellum!

De Oude Rijn was in de Romeinse tijd in Vleuten-De Meern allesbehalve recht.
De Oude Rijn was in de Romeinse tijd in Vleuten-De Meern allesbehalve recht.

De Rijn in dit gebied is gekanaliseerd en loopt vandaag de dag dan ook kaarsrecht. Dat was in de Romeinse tijd allerminst het geval. De Rijn maakte juist meerdere opvallende kronkels en bochten in het gebied, om uiteindelijk een wending naar het noorden te nemen. Dat is ook terug te zien in de ligging van het castellum, dat ongeveer een kilometer ten noorden ligt van de limesweg die van west naar oost loopt. Waarnemingen maken duidelijk dat er sprake was van een kruispunt of tweesprong, waarbij een tweede weg zich naar het noorden afsplitste en zo naar het castellum en langs de Rijn leidde. Wellicht leidde de weg nog verder langs de Rijn, naar Traiectum (Utrecht-Domplein) maar was dit ook via een andere tweesprong sneller te bereiken. De loop van de rivier is ook af te leiden uit het feit dat de brede zijden van het castellum op oost en west liggen, in plaats van op noord en zuid.

Romeinse soldaten in Castellum Hoge Woerd! (Hier uitgebeeld door Gemina Project en Vereniging Pax Romana.)
Romeinse soldaten in Castellum Hoge Woerd! (Hier uitgebeeld door Gemina Project en Vereniging Pax Romana.)

De naam van het castellum op de Hoge Woerd is tot op heden niet bekend. Op de Peutinger kaart staat ten oosten van Laurium wel een castellum vermeld onder de naam Fletio. Als dit de naam van het castellum zou zijn, zou dat mooi aansluiten bij de naam Vleuten. Misschien wel te mooi. Menig archeoloog en historicus acht het idee te speculatief. Fletio zou ook kunnen staan voor het castellum bij Vechten, al dan niet als een verschrijving van de naam Fectio, want schrijffouten staan er genoeg op de kaart. Wel weten we dat het castellum bezet werd van midden eerste eeuw tot en met de instorting van de Limes rond het jaar 270. Mogelijk is het gebouwd rond het jaar 40 op last van keizer Caligula, of rond 47 in opdracht van gouverneur Corbulo. Van de canabae, het omringende kampdorp, weten we dat het door de soldaten gefrequenteerde badhuis aan de noordzijde van het fort lag. Het lijkt erop dat het fort bezet werd door de Cohors I Classica pia fidelis, een marine-eenheid.

De Meern 1, het schip dat in 1997 gevonden werd. Het is te bewonderen in Castellum Hoge Woerd.
De Meern 1, het schip dat in 1997 gevonden werd. Het is te bewonderen in Castellum Hoge Woerd.

Over marine gesproken, net als Woerden en Zwammerdam telt De Meern meerdere Romeinse schepen. Het eerste hiervan was De Meern 1, het schip dat in 1997 ontdekt werd. Dit schip was 25 meter lang, 2,7 meter breed en gebouwd van drie grote eiken die rond 148 na Chr. gerooid moeten zijn. Net als meerdere schepen uit Woerden en Zwammerdam was dit schip een platbodem. In dit geval bevatte het schip ook een soort kajuit, met een kast en een bed. Verder werden er wat zagen, beitels, schaven, een koevoet en een houweel in het schip aangetroffen, zodat vermoed wordt dat het door genietroepen gebruikt werd. Onderzoek van aan boord gevonden schoeisels heeft aangetoond dat het schip ongeveer een halve eeuw in gebruik is geweest.

"Romeins schip" in het Balijepark, waar De Meern 4 gevonden is. (Aan de Augustusweg.)
“Romeins schip” in het Balijepark, waar De Meern 4 gevonden is. (Aan de Augustusweg.)

De Meern 4, ontdekt in 2003, lag op pakweg 270 meter afstand en was aanzienlijk ouder, van rond 85 na Chr. Aanvankelijk leek dit ook een Noordwest-Europees Zwammerdamschip, maar tot ieders verrassing bleken er mediterrane bouwelementen in verwerkt. De scheepshuid werd bijvoorbeeld door veren en deuvels verbonden. In het schip zelf lagen tientallen blokken basalt: de vraag is of dit een bulklading was of dat het diende om het afgezonken schip op zijn plaats te houden. Andere vondsten zijn de resten van twee boomstamkano’s uit de 2e eeuw (De Meern 2 en 3) en van een vrij bijzonder puntertje, van ongeveer 9 meter lang (De Meern 6). Een vijfde schip was al enkele decennia eerder aangetroffen, maar de locatie ervan is niet meer bekend.

Gereconstrueerde wachttoren aan 't Zand, bij Castellum Hoge Woerd. Een vrij accurate reconstructie, behalve de moderne trap en glazen wanden die om veiligheidsredenen zijn aangebracht.
Gereconstrueerde wachttoren aan ’t Zand, bij Castellum Hoge Woerd. Een vrij accurate reconstructie, behalve de moderne trap en glazen wanden die om veiligheidsredenen zijn aangebracht.

De locatie van de schepen valt ongetwijfeld samen met de toenmalige loop van de Rijn. Waarschijnlijk was die erg kronkelig, zoals ook blijkt uit de vondst van meerdere wachttorens in het gebied. Dergelijke torens stonden meestal bij bochten in de rivier, zodat de rivier en de weg bewaakt konden worden en er in geval van alarm onmiddellijk een sein aan de volgende post kon worden doorgegeven, net zolang tot het meest nabije castellum bereikt werd. De meest westelijke, wachttoren a, stond aan de Doyenneperenlaan, en stamt waarschijnlijk al uit de jaren ’40 van de eerste eeuw.

Markering van wachttoren B aan de Claudiuslaan, een toepasselijke straatnaam.
Markering van wachttoren B aan de Claudiuslaan, een toepasselijke straatnaam.

Van veel latere bouw was de stenen wachttoren van Vleuterweide, die rond 150 na Chr. gebouwd werd. Deze wachttoren stond tussen de Veldhuizerweg en de Clappsperenlaan. In en om de resten van de toren zijn ook pijlpunten en slingerkogels betroffen, zoals te verwachten valt bij een dergelijke militaire uitkijkpost. Palingfuiken en landbouwgereedschappen als een ploeg en sikkel verraden dat de soldaten – in geval van zo’n toren waren dat vier tot acht man – nog best een poos in zo’n toren zaten. Gaan wonder dan ook dat er ook kinderschoenen en een damessieraad gevonden zijn: de gezinnen van de soldaten leefden blijkbaar vlakbij de toren. Veel ouder is wachttoren c, in Groot Zandveld, op ruim een kilometer noord-noordoost van Castellum de Hoge Woerd. Mogelijk werd deze toren later zelfs door een minifort opgevolgd. Een vierde toren, wachttoren b, bevond zich aan de Claudiuslaan.

De Limesweg dwars door Vleuten-De Meern. Wie hem volgt komt tal van monumentjes en wetenswaardigheden tegen.
De Limesweg dwars door Vleuten-De Meern. Wie hem volgt komt tal van monumentjes en wetenswaardigheden tegen.

De vondsten waar dit gebied zo rijk aan is, zijn des te duidelijker gemaakt. Alle vier de wachttorens zijn aangegeven met een metalen plaat op de plek waar de fundering is aangetroffen. Wie bovendien de plattegrond van de wijk Veldhuizen bekijkt, zal nog twee andere ontdekkingen doen. De eerste hiervan is een opvallend schuin lopende weg, wat nogal opvalt tussen de zo kaarsrecht gebouwde straten. Deze weg loopt van de Keerderberg over een schoolplein, gaat hierbij tussen twee flatgebouwen door (die hiervoor schuine muren hebben, alsof de weg erdoorheen is aangelegd) en loopt vervolgens door een klein park. De nadenkende lezer begrijpt wellicht al dat het hier om een reconstructie van de Limesweg gaat! Wie de weg volgt komt informatie tegen over de Limesweg en over De Meern 1, dat aan deze plek gevonden is. Door de weg nog verder te volgen gaat men langs de vindplaatsen van De Meern 4 en Wachttoren b, welke omringd zijn door een woonwijk. Maar opnieuw komt de oplettende kaartlezer hier iets interessants tegen: een hele buurt genoemd naar prominente Romeinen!

Uitzicht vanaf Castellum Hoge Woerd op de Limesweg naar het noorden. Links ervan het badhuis. Aan het einde de wachttoren.
Uitzicht vanaf Castellum Hoge Woerd op de Limesweg naar het noorden. Links ervan de contouren van het badhuis. Aan het einde de nagebouwde wachttoren.

Castellum Hoge Woerd (niet ver van de toepasselijke Vicuslaan) is te vinden aan het Hoge Woerdplein. Al eerder werden hier de contouren van het militaire badhuis zichtbaar gemaakt, evenals de noordwaarts lopende Limesweg. Aan het noordeinde van die weg, vlakbij de rotonde, verrees later een replica van een Romeinse wachttoren. Bij wijze van historisch experiment is de toren in 2016 zelfs een tijdje door Romeinse soldaten van Vereniging Pax Romana bezet geweest! De vereniging in kwestie wprdt wel vaker op Castellum Hoge Woerd gezien, want sinds een paar jaar is hier een museum verrezen, gebouwd in de vorm van de omwalling van het castellum. Middels digitale schermen kan men vanaf de “poortgebouwen” een indruk krijgen hoe het castellum en de omgeving er destijds uitzagen. Binnen in het museum is De Meern 1 in volle glorie tentoongesteld. Daarnaast zijn er rondom het castellum wat mijlpalen met grappige Latijnse teksten aan te treffen. Om de archeologische vindplaats en alles wat daar nog ligt zo min mogelijk te verstoren, is er gebruik van uiterst licht bouwmateriaal gemaakt. Zo blijven de bodemschatten van Vleuten-De Meern en Leidsche Rijn veilig bewaard. De Meern 1 en 6 zijn nagebouwd en varen daadwerkelijk rond over Nederlandse wateren, zij het vanuit Woerden.

Bodegraven: het geheimzinnige castellum

bodegraven fortAls volgende stop langs de Limes komen we voor het eerst aan een plek die niet met een Romeinse naam geassocieerd wordt: Bodegraven. Uiteraard weten we niet van elk fort langs de Limes honderd procent zeker of de eraan toegeschreven Romeinse naam juist is (Lugdunum is eeuwenlang ten onrechte als Leiden aangemerkt) maar in Bodegraven stuiten we werkelijk op een castellum zonder bekende naam. Toch lag er wel degelijk een castellum in Bodegraven, want in 1995 werd in de Willemstraat een houten poortgebouw ontdekt door de AWN-Rijnstreek.

De Willemstraat, waar het poortgebouw van het castellum werd ontdekt.
De Willemstraat, waar het poortgebouw van het castellum werd ontdekt. Op de sokkel staat een replica van een ruiterhelm.

Met behulp van dendrochronologie is het poortgebouw gedateerd op het jaar 61 na Chr., dus nog voor de Bataafse Opstand. Veel castella in ons land kenden hun eerste bouw in de jaren 40 van de eerste eeuw of juist na de Bataafse Opstand. Vondsten rondom het castellum, zoals munten en houten beschoeiingen van de rivieroevers, geven een duidelijkere indicatie van de periode waarin het fort in kwestie in gebruik was. Waarschijnlijk is het al tussen 40 en 50 na Chr. gebouwd, dus in dat geval zou het kunnen dat het poortgebouw rond  het jaar 61 is herbouwd of gerepareerd. Het castellum was op een strategische plek gebouwd, namelijk waar de Oude Bodegrave, een zijstroompje, in de Oude Rijn uitmondde. Er zaten dan ook beschoeiingen aan de oevers van beide rivieren. Over de Oude Bodegrave lag vast en zeker een brug. Gezien de relatieve onbekendheid van het fort is er geopperd dat het om een mini-fort ging, al zijn er verder geen soortgelijke voorbeelden van gevonden langs de Nederlandse Limes, wat het idee twijfelachtig maakt.

Het castellum van Bodegraven lag bij een zijstroom, zoals te zien op de app van Timetravel.world.
Het castellum van Bodegraven lag bij een zijstroom, zoals te zien op de app van Timetravel.world. Hierbij is niet uitgegaan van een mini-fort, omdat dit idee niet meer zo sterk wordt geaccepteerd.

Een brandlaag in de grond toont aan dat ook dit castellum is afgebrand tijdens de Bataafse opstand, maar waarschijnlijk is het wel na 70 na Chr. herbouwd. De beschoeiingen en muntvondsten doen namelijk vermoeden dat het fort van Bodegraven tot ongeveer 270 in gebruik kan zijn geweest, zoals voor de meeste castella het geval is. Over de bezetting van het fort is nauwelijks iets bekend, al zijn er dakpannen in Bodegraven gevonden die door het Legio X Gemina geproduceerd waren, waarschijnlijk in de periode dat dit legioen in Nijmegen zat (70-102 na Chr.). Een andere dakpan toont de aanwezigheid van het Cohors II Asturum, uit Noord-Spanje, aan. Vermoedelijk werden er echter ook soldaten uit het Donau-gebied gelegerd in Bodegraven. Wanneer deze verschillende eenheden elkaar hebben afgewisseld is onbekend. Het is ook mogelijk dat de eenheid in naam nog steeds de Spaanse was, zonder dat hier qua invulling nog sprake van was.

Vervloeking uit Bodegraven
Het vervloekingsplaatje uit Bodegraven.

De aanwezigheid van soldaten uit verschillende gebieden blijkt uit de vondst van het beroemde vervloekingstabletje in 2000: op een loden tabletje van 17 bij 6,5 tot 7,5 centimeter waren de namen van 21 soldaten gekerfd met een vervloeking voor hen erbij, waarna het tabletje was opgerold en waarschijnlijk in het kampement verstopt omdat dit de vervloeking zou doen uitkomen. Het woord “Avern” duidt waarschijnlijk op de onderwereld, waar het meer van Averno toegang tot zou bieden. De plaat bevat namen als Ingenuus, Placidus, Priscus, Lupus en Pastor. De namen lijken uit meerdere delen van het rijk te komen. De plaat is tegenwoordig in Museum het Valkhof te vinden.

Een Romeinse soldaat middenin Bodegraven.
Een Romeinse soldaat middenin Bodegraven.

De vicus van het fort kan aan vrijwel elke kant van het fort hebben gelegen, met uitzondering van de noordzijde waar de Rijn stroomde. Een exacte positie van de nederzetting is helaas niet te bepalen, want er is niet veel concreets van teruggevonden, behalve wat lemen vloeren en mogelijke funderingen. Aan de Oud-Bodegraafseweg is in 1964 wel een hoop Romeins en inheems aardewerk uit de 2e eeuw aangetroffen, zodat het mogelijk is dat hier ook nog een nederzettinkje lag.

rmo_helm_bodegraven
De ruiterhelm die ten oosten van Bodegraven gevonden is.

Wie in Bodegraven goed zoekt en de Willemstraat weet te vinden komt hier nog een klein kunstwerkje ter herinnering aan het geheimzinnige castellum tegen. Dit in de vorm van een voetstuk met hierop een replica van een Romeinse ruiterhelm. De werkelijke helm is in 1937 bij zandwinning tussen Nieuwerbrug en Wierickerschans aangetroffen, op de plek waar nu de Put van Broekhoven ligt. (Wie vanuit Bodegraven de zuidoever van de Rijn volgt komt langs de plek, voorbij Fort Wierickerschans.) De helm is van verguld en verzilverd brons, met uitgebreide ornamenten. Hij is gedateerd op 175-225 na Chr. en bevindt zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden.

Romeins Valkenburg (ZH): Praetorium Agrippinae en omstreken

peutVanuit Katwijk, waar vermoedelijk het castellum Lugdunum gestaan heeft, trekken we oostwaarts langs de Rijn. Of eigenlijk zuidoostwaarts, want dat is de vermoedelijke route van de Limesweg. Maar of je nu de hedendaagse loop van de Oude Rijn volgt of die uit de Romeinse tijd, vroeg of laat kom je vanuit Katwijk vanzelf terecht in Valkenburg. De naam Castellumplein zegt genoeg, maar ook kom je in het dorp genoeg aanwijzingen tegen dat er iets bijzonders gestaan heeft. En dat klopt. Nergens in Nederland zijn er zulke uitgebreide opgravingen naar het Romeinse verleden gedaan als in Valkenburg, de vindplaats van het castellum Praetorium Agrippinae.

Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.

Praetorium Agrippinae is waarschijnlijk in de winter van 39 op 40 na Chr. voor het eerst gebouwd. Vrij zeker is dan ook dat dit in opdracht van keizer Caligula gebeurd is, mogelijk tijdens zijn “veldtocht” (of wat daar voor door moest gaan) aan de westkust. De naam van het fort zou aan Caligula’s moeder Agrippina refereren. De term Praetorium betekent simpelweg zoveel als een hoofdkwartier. Vrijwel tegelijk met Praetorium Agrippinae werden er nog geen kilometer verderop, zo’n beetje ter hoogte van de Torenvlietslaan, in Valkenburg-Marktveld, enkele horrea oftewel graanpakhuizen gebouwd.

Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae
Tekening losjes gebaseerd op het castellum van Praetorium Agrippinae

Het fort kent 7 bouwfasen en is dus meerdere keren herbouwd. Mogelijk moest dit al relatief snel voor het eerst gebeuren: het lijkt erop dat het in 46 of 47 na Chr. verwoest werd door de Chaukische en Friese piraten die destijds onder leiding van de Cananefaatse deserteur Gannascus de rivieren aan het plunderen waren. De aanvallen moeten dan ook opvallend driest zijn geweest. De nieuwe bevelhebber van Germania Inferior, Gnaeus Domitius Corbulo, liet het er in elk geval niet bij zitten. De rivieren werden uitgekamd en er werd een veldtocht gehouden. Uitgebreid oorlogvoeren en Romeins bestuur instellen mocht Corbulo niet van keizer Claudius, maar in elk geval was de rust hersteld. De verdediging van de Oude Rijn en Kromme Rijn werd in elk geval flink uitgebreid. Er werden veel castella aan toegevoegd en wachttorens tussen de forten in gebouwd. Praetorium Agrippinae was dus ook weer in gebruik.

Een mijlpaal waar de Limesweg de N206 oversteekt. De versterking van Valkenburg-Marktveld lag verderop.
Een mijlpaal waar de Limesweg de N206 oversteekt. De versterking van Valkenburg-Marktveld lag verderop.

Praetorium Agrippinae moet gezien de zeer westelijke positie in het gebied van de Cananefaten hebben gelegen. Het staat vast dat Praetorium Agrippinae in augustus 69 aangevallen werd door de Cananefaten onder leiding van Brinno. Het resultaat was dat het fort werd platgebrand. De opstand van de Cananefaten was nog maar het begin: bij een treffen op de Betuwe liepen de Bataven over naar de zijde van de rebellen, wat geleidelijk aan uitmondde in een enorme opstand die het Romeinse gezag van de Noordzee tot de Alpen aan het wankelen bracht. Maar de Romeinen stuurden in het voorjaar van 70 grote versterkingen en de rebellen werden verslagen. De verdragen met de bevolking werden hersteld, evenals de Rijnforten. De Cohors III Gallorum equitata moet er het een groot deel van de tijd gelegerd zijn geweest.

De Limesweg bij Valkenburg, zichtbaar gemaakt aan de N204.
De Limesweg bij Valkenburg, zichtbaar gemaakt aan de N204.

De horrea die ten zuidoosten van Praetorium Agrippinae waren gebouwd, waren ook gesneuveld in de opstand. Op de plek in kwestie werd nu interessant genoeg een soort mini-castellum gebouwd, waarschijnlijk als extra bewaking van de opslag. In de praktijk bleef Valkenburg-Marktveld vooral een voorraadplaats, zodat de militaire functie van de plek op den duur verminderde.

Nog een monumentje dat naar het Romeinse verleden verwijst. Dit poortje staat aan de Voorschoterweg, niet ver van de vicus van Valkenburg-De Woerd.
Nog een monumentje dat naar het Romeinse verleden verwijst. Dit poortje staat aan de Voorschoterweg, niet ver van de vicus van Valkenburg-De Woerd.

Deze kleinere versterking werd rond het jaar 110 ontruimd en afgebroken. In plaats ervan kwamen er wat burgerwoningen te staan, als onderdeel van de vicus van Valkenburg-De Woerd. De kern van deze vicus lag een kilometer ten zuiden van Praetorium Agrippinae, vlak langs de Limesweg. De huizen waren grotendeels van hout en leem. Interessant is dat zij netjes naast elkaar staan, als rijtjeshuizen, met hun lengterichting loodrecht op de Rijn gericht. Hoewel de Rijn nu een opvallende bocht maakt bij Valkenburg, liep hij destijds waarschijnlijk een stuk dichter bij de Limesweg. De teruggevonden weg was ongeveer 4,5 meter breed en bedekt met schelpen en gruis, voor het eerst aangelegd rond het jaar 100 in opdracht van keizer Trajanus. In de vicus zelf zijn veel importgoederen gevonden. Niet ver ervandaan ligt ook een grafveld.

Op en om het Valkenburgse Castellumplein zijn de contouren van het castellum te zien in de tegels. Verderop in het Torenmuseum zijn lokale vondsten te bekijken.
Op en om het Valkenburgse Castellumplein zijn de contouren van het castellum te zien in de tegels. Verderop in het Torenmuseum zijn lokale vondsten te bekijken.

Vanaf ca. 180 na Chr. werd er in het grote Praetorium Agrippinae voor het eerst steenbouw toegepast. Dit werden de laatste drie bouwfasen van het fort. Het castellum werd ergens na 270 na Chr. verlaten, wat samenhangt met de herovering van het Gallische Keizerrijk door keizer Aurelianus, die vervolgens de grensverdediging flink verwaarloosde. Veel castella en bijbehorende nederzettingen liepen derhalve leeg en de Franken trokken het gebied binnen. Begin 4e eeuw kwam er herstel toen Constantius Chlorus de Rijndelta heroverde. Praetorium Agrippinae werd opnieuw versterkt en in gebruik genomen. Dat zou nog bijna een eeuw zo blijven.

Op het Castellumplein is in een drinkbak de loop van de Rijn verbeeldt, met symbolen van de Peutingerkaart erop.
Op het Castellumplein is in een drinkbak de loop van de Rijn verbeeldt, met symbolen van de Peutingerkaart erop.

Het fort werd ook vermeld op de 4e-eeuwse Romeinse kaart die in de middeleeuwen als de Peutingerkaart zou worden gekopieerd. Opvallend is dat het bouwwerkje waarmee de plaats is aangegeven elders op de kaart alleen bij burgerlijke nederzettingen wordt gebruikt. Een dergelijke nederzetting is nooit gevonden, terwijl de opgravingen in Valkenburg zo uitgebreid zijn dat deze nooit over het hoofd kan zijn gezien. Wellicht is er dus sprake van een fout op de kaart. Tegen de tijd dat het middeleeuwse kopie werd gemaakt was Praetorium Agrippinae allang verlaten en vervallen: dit moet rond het jaar 400 zijn gebeurd. De opgravingen vertellen ons echter nog genoeg. Het castellum werd tussen 1941 en 1953 blootgelegd, op een zodanige wijze dat het veel informatie over Romeinse castella in het algemeen heeft opgeleverd.

Katwijk: is Lugdunum de geheimzinnige Brittenburg?

Vandaag het eerste artikel in een nieuwe reeks: plaatsen in de Romeinse tijd in Nederland. En hoewel er talloze plaatsen zijn met allerlei verschillende vondsten, moet er een keuze gemaakt worden waarmee te beginnen. De keuze is gevallen op de Rijnforten, zonder twijfel het beroemdste gedeelte van de Nederlandse Romeinse tijd, zeker nu er zo hard gelobbyd wordt om de Nederlandse Limes op de Werelderfgoedlijst te krijgen. Het eerste fort op deze lijst (van west naar oost) is er echter meteen eentje waarvan het bestaan niet geheel zeker is. De zogenaamde Brittenburg te Katwijk!

Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini's beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen.
Abraham Ortelius maakte in 1562 een houtsnede van de opgraving van de Brittenburg voor Lodovico Guicciardini’s beschrijving van de Ndeerlanden. De houtsnede werd in een latere druk door deze sterk gelijkende gravure vervangen. Het fort is opvallend vierkant afgebeeld, met ronde torens en een enkel gebouw middenin.

Bij Katwijk mondt de Oude Rijn uit in de Noordzee, wat het een logische plaats maakt voor een versterking. De Romeinse castella stonden vaak bij strategische punten van de Rijn, waar de monding dus een erg logische plek voor lijkt. Ook zal het een ideale marinebasis zijn geweest. Toch is er maar weinig met zekerheid te zeggen over het fort dat hier wellicht gelegen heeft. De Peutinger Kaart vermeldt een fort genaamd Lugdunum als het meest westelijke Rijnfort. Deze naam werd in vroeger tijden vaak in verband gebracht met Leiden, maar waarschijnlijk is dit nogal “wishful thinking”, ook omdat Lugdunum op de kaart duidelijk ten westen van Praetorium Agrippinae, oftewel Valkenburg, ligt. In dat geval is Katwijk dus een veel meer logische locatie. De bijvoeging “Batavorum” is ook niet historisch (Zuid-Holland was het leefgebied van de Cananefaten), al voorkomt dit wel verwarring met de Romeinse hoofdstad van Gallië genaamd Lugdunum (Lyon). Juist het gebruik van de Gallische naam Lugdunum (verwijzend naar de god Lugh) voor een fort in deze regio is opvallend, al is het mogelijk dat de aanwezigheid van Keltische hulptroepen hier een rol in speelt. De gewoonte om het Katwijkse castellum Brittenburg te noemen is historisch ook onjuist: dit was de naam van een tolburcht die rond 1050 werd afgebroken.

De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.
De Uitwateringssluis bij Katwijk moet de locatie van een kampdorp of vicus zijn geweest. Mogelijk lag het castellum net waar nu de zee is, links van de monding.

Wie heeft gehoord van die zogenaamde “Brittenburg”, weet wellicht ook dat het fort in de zee is verdwenen. Dat is niet altijd zo geweest. Dat er vermoedelijk een Romeins fort heeft gelegen bleek in de zestiende eeuw, toen meerdere stormen ruïnes op het strand tussen Katwijk en Noordwijk zichtbaar maakten. Al in 1520 werden er tal van Romeinse vondsten bij deze ruïnes gedaan. Het grootste gedeelte hiervan betrof vooral stenen en munten. De nieuwste hiervan kunnen op 270 na Chr. worden gedateerd, dus eigenlijk rond de periode waarin de Limes flink in verval was en er forten werden opgeheven, terwijl er rond die tijd ook sprake was van ecologische problemen in het land. De exacte locatie van het fort is, door verdere verschuiving van de kustlijn, onbekend. Volgens de meest waarschijnlijke hypothese lag het wellicht vlakbij de huidige Rijnmonding, ten westen van de Uitwateringssluis. Andere hypothesen zijn er echter ook, zoals een meter of 100 naar het oosten, op het parkeerterrein ten noorden van de sluis. Opgravingen in 1982 toonden wel aan dat de vicus (burgerlijke nederzetting) van het fort ter hoogte van de Uitwateringssluis gelegen moet hebben.

"Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus' toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten".
Vlakbij de Uitwateringssluis staat het kunstwerk “Brittenburg”, gemaakt door Nicolas Dings in 2010. De tekst verwijst naar het verhaal over Caligula: “Kalla’s toren, hier geboren, zocht Neptunus’ toorn. De hele zee zou hij bezitten en vechten om het huis te Britten”.

Ook wat de vorm en datering van het fort betreft, tasten we in het duister. Een aanwijzing over de mogelijke periode van de aanleg vinden we in het verhaal van keizer Caligula’s expeditie aan de Gallische kust, in 40 na Chr. Caligula zou grote hoeveelheden troepen hebben verplaatst naar de westkust onder het mom van een invasie van Brittannia, om vervolgens alleen de zee “aan te vallen”. Het verhaal is wellicht sterk overdreven: het kan heel goed zijn dat het zeer bewust om een oefenexpeditie ging waarbij een grote hoeveelheid troepen verplaatst werd en een godsdienstige ceremonie bij wijze van “oorlogsverklaring” gedaan werd. Evengoed is het lastig te zeggen waar Caligula zijn troepen voor het hele gebeuren verzamelde. Hoewel Katwijk goed in de oren van veel Nederlanders klinkt, is dit nooit volledig bewezen en is Boulogne-sur-Mer ook geopperd. Wel zijn er aanwijzingen dat meerdere forten in ons land rond deze tijd zijn gebouwd of opnieuw in gebruik genomen. De vondst van een vat met wijn uit Caligula’s persoonlijke wijngaard maakt de aanwezigheid van de keizer in de Rijndelta echter al veel zekerder. Is Lugdunum dan toch op last van Caligula gebouwd?

De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo'n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.
De Pharos of vuurtoren van Alexandrië. Het idee dat Katwijk werkelijk zo’n enorme vuurtoren bevatte lijkt onwaarschijnlijk.

Suetonius maakt er melding van dat Caligula op het Gallische strand een vuurtoren zou hebben laten bouwen, vergelijkbaar met de Pharos van Alexandrië, 60 meter hoog en met een basis van 72 x 72 meter. Een dergelijke vuurtoren is ook nergens teruggevonden. Wel is op de door Abraham Ortelius in 1562 gemaakte houtsnede te zien dat het castellum van Katwijk een opvallend vierkante vorm heeft. Natuurlijk zegt zo’n vorm niet erg veel, waarbij je ook nog moet bedenken dat de afbeelding ook niet per se 100% accuraat is. Wel is door de theorie over de aanwezigheid van het fort de benaming “Kalla’s toren” ontstaan, verwijzend naar de mogelijke bouw door Caligula. De benaming werd in de 16e eeuw vooral gebruikt door vissers wier netten in de ruïnes bleven steken. Dat “Kalla’s toren” ook werkelijk een vuurtoren was lijkt echter sterk als men bedenkt dat de bewoning van de Rijnmonding in de loop der eeuwen vrij ononderbroken is, zodat het onwaarschijnlijk is dat de toren in vergetelheid zou zijn geraakt. Een meer realistische hypothese is dan ook dat het vierkante gebouw middenin een horreum oftewel graanopslag zou kunnen zijn geweest.

Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.
Voor de app van timetravel.world is men bij Romeins Katwijk uitgegaan van de 4e-eeuwse hypothese: een stenen muur met ronde torens en een horreum middenin.

Als het juist is dat Lugdunum gebouwd werd door Caligula en de laatste datering van de muntvondsten rond 270 na Chr. ligt, zou men kunnen concluderen dat het fort dus rond die tijd weer verlaten is, maar opnieuw kunnen we dit niet bevestigen. De afbeelding van Ortelius toont opvallend dikke muren met ronde torens, wat niet erg gebruikelijk is voor bovengenoemde periode, en eerder een fort uit de 4e eeuw suggereert. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat er sprake is van renovatie of zelfs herbouw van het fort. Van de andere kant is het opnieuw de vraag hoe accuraat de gravure is. Daar zullen we wellicht nooit achter komen. In de herfst van 1954 werden de Brittenburg-ruïnes voor het laatst waargenomen. Later baggerwerk bij de Rijnmonding heeft niet veel licht in de duisternis gebracht. Vermoedelijk heeft de zee de laatste resten weggespoeld en het geheim verzwolgen.

Het verblijf van een Romeinse soldaat

bodegraven castellumLaatst keek ik eens goed naar de strip over Asterix de Galliër, waar ik als Romein zo vaak over hoor. In die strip wordt het dorp van de Galliërs omringt door vier Romeinse kampen, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik die kampen niet helemaal snap… Ik zal dus eens goed uitleggen hoe het nu zit met die soldatenverblijven.

Romeinse legertenten waren van leer. Zelfs in jullie tijd is dat een dure grap!
Romeinse legertenten waren van leer. Zelfs in jullie tijd is dat een dure grap!

De Romeinse forten worden vaak kampen genoemd, maar dat is niet helemaal juist. De beroemde legertenten van de Romeinen werden alleen gebruikt voor een tijdelijk verblijf, met name als het leger onderweg was. De tenten zagen er ook niet zo enorm en kleurrijk uit als ze in de strip van Asterix doen. Een stevige Romeinse legertent (papilio) diende immers niet om in te verblijven, maar vooral om in te slapen. Een tent maken was een heel karwei, want de tent moest groot genoeg zijn om zes man te herbergen. Zes? Jazeker. Een contubernium, de kleinste eenheid van het Romeinse leger bestond weliswaar uit 8 soldaten, maar de tenten waren daar net wat te klein voor. Dom? Welnee! Hartstikke slim juist, want op deze manier moesten er altijd een paar man op wacht blijven. En middenin de nacht, op onbekend terrein, is dat geen overbodige luxe. Net als het versterken van het kamp met een greppel, wal en palissade.

Met een palissade van sudes (enkelvoud sudis) komt geen vijand je kamp in!
Met een palissade van sudes (enkelvoud sudis) komt geen vijand je kamp in!

Stel je dus eens voor dat je op reis bent met het Romeinse leger. Je hebt vandaag een kilometer of 35 gelopen, maar voor je kunt gaan rusten moet eerst dat kamp worden opgebouwd. Met het gereedschap uit je bepakking graaf je een greppel (fossa) en met de aarde uit die greppel werp je weer een wal op. In de bepakkingen van de soldaten zitten ook sudes, houten staken die gemakkelijk in de wal kunnen worden gestoken als omheining. Zo kun je binnen de versterking dus veilig je tenten opslaan. Ook in de Romeinse tijd gebeurde dat waarschijnlijk al met stokken en haringen. De tenten zelf waren van leer en aangezien geen dier groot genoeg is om voldoende leer voor één zo’n papilio te leveren, waren de stukken met de hand aan elkaar genaaid. In de tent kun je aardig droog slapen, ook omdat het leer vocht absorbeerde. De volgende morgen moeten de tenten weer opgebroken, de sudes terug in de bepakking en moet ook de greppel weer worden dichtgegooid. Je wil tenslotte niet dat een ander het kamp nog gebruiken kan!

Caligula was de bouwer van Praetorium Agrippinae, in Valkenburg. Het castellum werd genoemd naar zijn 6 jaar daarvoor overleden moeder. Het is één van de best bewaarde castella in ons land.
Deze plattegrond van Praetorium Agrippinae (Valkenburg, ZH) geeft een goed beeld van de indeling van een castellum. Kleine kamertjes, hè?

Goed, we marcheren verder. Na dagen, weken marcheren komen we eindelijk bij onze bestemming: een fort. Wat voor fort dit is en hoeveel soldaten erin passen kan verschillen. De meeste forten langs de Rijn in Nederland zijn een castellum, een “klein fort”. Als je bij een cohort hulptroepen zit heb je grote kans dat je naar zo’n grensfort onderweg bent, maar je zou ook met een vexillatio of detachement legionairs erheen gestuurd kunnen zijn. De meeste castella zijn op een soldaat of 500 berekend, maar groter en kleiner komt ook voor: Fectio (Vechten) kon misschien wel zo’n 1000 soldaten herbergen. Voorbeelden van miniforten zijn ook gevonden, zoals Ockenburgh in Den Haag en op het Marktveld in Valkenburg (ZH). Een grote castra is een fort dat plaats geeft aan een legioen, maar hiervan is maar één voorbeeld bekend in Nederland: de grote legerplaats op de Nijmeegse Hunnerberg, die hier in 70 na Chr. gebouwd is. De legerplaats is ruim een eeuw in gebruik geweest, maar daarvan heeft er maar 34 jaar echt een legioen in gezeten: in 103 werd Legio X Gemina overgeplaatst naar Pannonia en zaten er voortaan alleen nog kleine detachementen in het fort.

Stapelbedden en een klein opslagkamertje voor een contubernium legionairs! Blij dat ik promotie gemaakt heb.
Stapelbedden en een klein opslagkamertje voor een contubernium legionairs! Blij dat ik promotie gemaakt heb.

Zo’n fort was min of meer permanent, dus in plaats van tenten stonden er echte gebouwen. De meeste hiervan waren langwerpige huizen vol barakken. Ieder contubernium had twee kamers ter beschikking: een slaapkamer met stapelbedden en een opslagkamer. Je hebt kans dat ik als optio wat meer ruimte voor mezelf heb, maar de grootste kamer in het gebouw is voor de centurio. Aangezien er vaak meerdere centuries in het fort zijn, is er altijd nog een commandant die boven de centurio’s staat: een praepositus leidt een detachement, een prefect leidt een cohort hulptroepen en een legioen wordt natuurlijk geleid door echte opperofficieren, waarvan de legatus het hoogst is. Deze hoge heren hebben vaak een eigen huis in het fort – nou ja, huis… Zo’n commandantswoning of praetorium kan een echte villa worden. In een castra zullen er meerdere hebben gestaan, omdat behalve de legaat ook nog zijn plaatsvervangers aanwezig waren. Waarschijnlijk hadden de soldaten van het eerste cohort hier wat grotere barakken, omdat zij de elitetroepen waren. Eventueel aanwezige cavalerie had ook wat meer ruimte, omdat zij stallen nodig hadden. Centraal in het fort staat altijd de principia, het hoofdkwartier, met kantoortjes voor de administratie en een heiligdom waar de vaandels bewaard worden. Andere gebouwen die aanwezig konden zijn waren een werkplaats en een hospitaal. Graanopslag mocht natuurlijk ook niet ontbreken!

De castra van Noviomagus, gezien vanuit het oosten, met links het grote forum en bovenaan het amfitheater.
De castra op de Hunnerberg is de enige legerplaats van een legioen in Nederland. Op deze tekening zijn de muren ervan al “versteend”.

Zo’n fort had in eerste instantie houten gebouwen een houten omwalling. Dat laatste was geen simpel in elkaar gezette palissade, maar een stevige dikke muur met kantelen en uitkijktorens, waar de soldaten de wacht op konden houden. Vaak lagen er meerdere greppels of grachten rondom het fort heen. Naarmate de tijd verstreek werden veel van de forten “versteend”. Keizer Hadrianus (r. 117-138) begon waarschijnlijk al met het proces waarbij de houten muren van de Limesforten werden vervangen voor stevige stenen muren, een proces dat waarschijnlijk pas rond het jaar 200 werd afgerond. Stenen muren waren steviger en permanenter, maar ook vergden ze minder onderhoud dan een houten muur.

Een nagebouwde wachttoren bij Fectio (Vechten)
Een nagebouwde wachttoren bij Fectio (Vechten)

De afstand tussen de Limesforten kan verschillen maar is altijd minstens een paar kilometer (soms zelfs 12 of 18!) zodat ertussen een flink stuk Limes ligt zonder bewaking. De forten zijn vooral bij de strategische punten gebouwd, zoals bij een plek waarin zijrivieren zich bij de Rijn voegen of ervan aftakken, zodat ze extra interessant zijn voor eventuele invallers. Een andere optie voor een strategisch punt is natuurlijk juist een plek vanwaar je de omgeving goed kunt overzien, zoals die Hunnerberg in Nijmegen. (Maar ja, het aantal heuvels langs de Rijn in jullie land is erg beperkt.) Om de wegdelen tussen de forten ook te bewaken werden hier op den duur wachttorens tussenin gebouwd. Als je langs de Limesweg zou hebben gereisd, zou je na 800 à 1500 meter steeds weer zo’n toren zijn tegengekomen. De wachttorens bevatten meestal 4 à 8 soldaten, een contubernium dus. Je kon hier voor bepaalde tijd gelegerd zitten. Nou zul je denken: 8 soldaten, daar kun je toch nooit een groep invallers mee stoppen? Klopt, maar dat hoefde ook niet. De wachttorens waren er vooral op gericht om de zaak in de gaten te houden, zodat er in geval van nood snel bericht kon worden doorgegeven. Mogelijk deden de soldaten dit aan de hand van gekleurde wimpels of een ander seinsysteem. Als een bende probeerde de Rijn over te komen, kon het dichtstbijzijnde fort dus snel worden gealarmeerd.

kamp asterix
Een fraaie tekening, maar er klopt weinig van.

Laten we nou nog eens kijken naar die “kampen” in de avonturen van Asterix. Deze kampen hebben stevige muren met een grote greppel en bruggen bij de vier poorten, alsof het om permanente forten gaat. Maar de palissades en de tenten doen meer denken aan een tijdelijk kamp, terwijl het uiterlijk van de tenten nogal gefantaseerd lijkt. Sommige uitkijktorens van de forten doen mij qua vormgeving zelfs heel sterk denken aan de wachttorens van langs de Limes. Zo is alles eigenlijk opgeteld bij elkaar. Oké, oké, het zijn mooie tekeningen. Ja, echt waar. Maar of het hier en daar nou niet wat meer research waard is…